Verordening 2009/188 - Beëindiging van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan uit China

1.

Wettekst

12.3.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 67/1

 

VERORDENING (EG) Nr. 188/2009 VAN DE RAAD

van 9 maart 2009

tot beëindiging van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 11, lid 3,

Gezien het voorstel dat de Commissie, na raadpleging van het Raadgevend Comité, heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

  • A. 
    PROCEDURE
  • 1. 
    Geldende maatregelen
 

(1)

Na een onderzoek („het oorspronkelijke onderzoek”) heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1174/2005 (2) een definitief andidumpingrecht ingesteld op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan („HPT”) van oorsprong uit de Volksrepubliek China („VRC”). Voor het oorspronkelijke onderzoek werd als onderzoektijdvak de periode van 1 april 2003 tot en met 31 maart 2004 genomen.

 

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 684/2008 (3) heeft de Raad de productomschrijving van het oorspronkelijke onderzoek verduidelijkt.

  • 2. 
    Verzoek om een nieuw onderzoek
 

(3)

Dit gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek werd geopend op grond van een door Yale (Hangzhou) Industrial Products Co. Ltd („Yale”), een exporteur in de VRC, ingediend verzoek en de door die onderneming verstrekte informatie. Uit de informatie bleek dat de omstandigheden op grond waarvan maatregelen ten aanzien van Yale werden vastgesteld, zijn gewijzigd en dat deze veranderingen van blijvende aard zijn. Yale verstrekte met name voorlopig bewijsmateriaal waaruit bleek dat de onderneming voldoet aan de criteria voor behandeling als marktgerichte onderneming en dat een vergelijking met de normale waarde op basis van haar eigen kosten en prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap een dumping-marge zou opleveren die aanzienlijk lager is dan het huidige niveau van de maatregelen. Handhaving van de maatregelen op het huidige niveau, dat is gebaseerd op de eerder vastgestelde dumpingmarge, leek dan ook niet langer noodzakelijk om de gevolgen van dumping te neutraliseren.

  • 3. 
    Nieuw onderzoek
 

(4)

Nadat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal was om de opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek te rechtvaardigen, kondigde zij bij bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4) aan overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek te zullen openen dat beperkt zou blijven tot een onderzoek naar dumping door Yale.

 

(5)

Het onderzoek naar dumping had betrekking op de periode van 1 oktober 2006 tot en met 30 september 2007 (het „nieuwe onderzoektijdvak” of „NOT”).

 

(6)

De Commissie heeft Yale, alsmede de vertegenwoordigers van de VRC („het betrokken land”) en de bedrijfstak van de Gemeenschap zoals gedefinieerd in het oorspronkelijke onderzoek officieel in kennis gesteld van de opening van het nieuwe onderzoek. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld binnen de in het bericht van opening vermelde termijn hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken te worden gehoord. Alle belanghebbenden die verzocht hebben te worden gehoord en konden aantonen dat zij daartoe bijzondere redenen hadden, zijn gehoord.

 

(7)

De Commissie heeft een vragenlijst toegezonden aan Yale, de bekende betrokken producenten van de bedrijfstak van de Gemeenschap, de bekende producenten van HPT in Canada, dat in het oorspronkelijke onderzoek als referentieland werd gekozen, en aan de bekende producenten van HPT in India en Maleisië, die tijdens het oorspronkelijke onderzoek als mogelijke alternatieve referentielanden werden genoemd. De Commissie heeft Yale ook een aanvraagformulier voor behandeling als marktgerichte onderneming („BMO”) toegezonden.

 

(8)

Er werden antwoorden op de vragenlijst alsmede opmerkingen en informatie ontvangen van Yale en van één producent van de bedrijfstak van de Gemeenschap.

 

(9)

De Commissie heeft alle voor de vaststelling van BMO en dumping nodig geachte informatie ingewonnen en gecontroleerd, de verstrekte informatie geanalyseerd en controlebezoeken uitgevoerd bij de volgende ondernemingen:

 

Yale (Hangzhou) Industrial Products Co. Ltd, Hangzhou, VRC;

 

Yale Industrial Products GmbH, Velbert, Duitsland.

  • B. 
    BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
  • 1. 
    Betrokken product
 

(10)

De definitie van het betrokken product is dezelfde als die in het oorspronkelijke onderzoek, zoals verduidelijkt in Verordening (EG) nr. 684/2008. Het betreft handpallettrucks zonder eigen aandrijving die worden gebruikt voor het verplaatsen van materialen die gewoonlijk op pallets worden geplaatst, en essentiële onderdelen daarvan, d.w.z. het chassis en de hydraulische onderdelen, van oorsprong uit de VRC, ingedeeld onder de GN-codes ex 8427 90 00 en ex 8431 20 00. In de in overweging 1 vermelde verordening tot instelling van het definitieve antidumpingrecht worden onder handpallettrucks toestellen verstaan met een door wielen ondersteunde hefvork die worden gebruikt om pallets te verplaatsen en die door een persoon te voet met behulp van een beweegbare dissel manueel worden geduwd, getrokken en gestuurd op een glad, vlak en hard oppervlak. De handpallettrucks zijn uitsluitend bestemd om ladingen met behulp van de als pomp gebruikte dissel hoog genoeg op te heffen om ze te kunnen verplaatsen. Ze hebben geen andere extra functies of gebruiksdoeleinden, zoals bijvoorbeeld i) ladingen verplaatsen en heffen om ze hoger te plaatsen of te helpen opslaan (hoogheffende pallettrucks), ii) pallets boven elkaar stapelen (stapelaars), iii) ladingen tot een werkplatform heffen (schaarpallettrucks) of iv) ladingen heffen en wegen (weegpallettrucks).

  • 2. 
    Soortgelijk product
 

(11)

Uit dit nieuwe onderzoek is gebleken dat de HPT die in de VRC door Yale worden geproduceerd en op de Chinese markt worden verkocht, dezelfde fysieke kenmerken en dezelfde gebruiksdoeleinden hebben als die welke naar de Gemeenschap worden uitgevoerd. Deze producten worden dan ook beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

  • C. 
    RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
  • 1. 
    Behandeling als marktgerichte onderneming („BMO”)
 

(12)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt de normale waarde bij antidumpingonderzoeken inzake invoer van oorsprong uit de VRC bepaald volgens de leden 1 tot en met 6 van dat artikel voor producenten/exporteurs die hebben aangetoond dat zij voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening, namelijk dat zij het soortgelijke product op marktvoorwaarden vervaardigen en verkopen. Voor de duidelijkheid zijn deze criteria hieronder nog eens kort samengevat:

 

1.

besluiten van ondernemingen worden genomen en kosten gemaakt als reactie op marktomstandigheden, zonder staatsinmenging van betekenis, en kosten geven marktvoorwaarden weer;

 

2.

ondernemingen beschikken over een duidelijke boekhouding die onder controle staat van een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de hiervoor internationaal geldende normen („IAS”) en die alle terreinen bestrijkt;

 

3.

er zijn geen verstoringen van betekenis die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie;

 

4.

faillissements- en eigendomswetten bieden rechtszekerheid en stabiliteit;

 

5.

munteenheden worden tegen de marktkoers omgerekend.

 

(13)

Yale verzocht om BMO overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening en heeft binnen de vastgestelde termijn het desbetreffende aanvraagformulier voor producenten/exporteurs ingevuld teruggezonden.

 

(14)

De Commissie heeft alle gegevens verzameld die zij nodig achtte en de in de BMO-aanvraag verstrekte gegevens ter plaatse bij de onderneming in kwestie gecontroleerd.

 

(15)

Yale heeft niet aangetoond aan alle criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening te voldoen. De onderneming voldeed niet aan de criteria 1 en 2.

 

(16)

Met betrekking tot het eerste criterium werd ter plaatse vastgesteld dat de statuten van de onderneming voorzagen in uitdrukkelijke beperkingen op de verkoop op de binnenlandse markt; de onderneming was namelijk verplicht haar producten voor 100 % op overzeese markten te verkopen. Yale voerde aan dat die beperkingen in werkelijkheid nooit een rol speelden, daar zij in het NOT een kleine hoeveelheid op de binnenlandse markt heeft verkocht. De onderneming was echter niet in staat concreet bewijsmateriaal te verstrekken waaruit bleek dat zij de facto noch de jure de genoemde, in haar statuten vermelde beperking in acht moest nemen. Bovendien werden ter plaatste bewijzen aangetroffen van invloed van de staat op de besluiten van de onderneming betreffende haar uitvoer. De onderneming bleek sinds 2002 te profiteren van een korting van 50 % op haar inkomsten-belasting. Deze belastingkorting vloeit voort uit de desbetreffende uitvoeringsbepalingen van de wet op de inkomstenbelasting voor ondernemingen met buitenlandse investeringen en buitenlandse ondernemingen. De voorschriften bepalen dat exportgerichte ondernemingen met buitenlandse investeringen, zoals Yale, die minimaal 70 % van hun totale verkoop voor het jaar in kwestie uitvoeren, recht hebben op een belastingkorting van 50 % nadat de periode voor verlagingen van de inkomstenbelasting voor ondernemingen verstreken is. Uit het bovenstaande blijkt dat Yale zijn besluiten in verband met zijn uitvoer niet uitsluitend in het licht van marktsignalen van vraag en aanbod neemt. De staat oefent op de onderneming een aanzienlijke invloed uit die bestaat in de toekenning van bepaalde belastingvoordelen op uitdrukkelijke voorwaarde dat zij met betrekking tot haar binnenlandse en buitenlandse verkoop bepaalde besluiten neemt. Rekening houdend met al het bovenstaande werd geconcludeerd dat de onderneming niet heeft aangetoond dat zij aan het eerste criterium voldoet.

 

(17)

Wat het tweede criterium betreft, werd ter plaatste vastgesteld dat fundamentele internationale normen voor jaarrekeningen noch in de boekhouding noch bij de controle ervan in acht werden genomen (met name registratie op transactiebasis, beleid inzake omrekening van wisselkoersen, geen getrouwe weergave van de financiële positie, en gebruik van rekeningen die uitsluitend met het oog op het onderzoek werden opgemaakt), hetgeen de betrouwbaarheid van de boekhouding van de onderneming twijfelachtig maakte. Daarom luidde de conclusie dat de onderneming niet heeft aangetoond dat zij aan het tweede criterium voldoet.

 

(18)

Yale en de bedrijfstak van de Gemeenschap werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken over de bovenbeschreven bevindingen. Yale heeft geen opmerkingen over de bovenbeschreven bevindingen gemaakt, terwijl één producent van de bedrijfstak van de Gemeenschap enkele algemene opmerkingen indiende.

 

(19)

Op basis van het bovenstaande werd geconcludeerd dat Yale niet heeft aangetoond aan alle criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening te voldoen, en dat de onderneming daarom niet voor BMO in aanmerking komt.

  • 2. 
    Individuele behandeling („IB”)
 

(20)

Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening wordt voor landen waarop dat artikel van toepassing is, in voorkomend geval een voor het gehele land geldend recht vastgesteld, maar kunnen ondernemingen die kunnen aantonen dat zij aan de criteria van artikel 9, lid 5, van de basisverordening inzake IB voldoen, daarvan worden uitgezonderd.

 

(21)

Yale verzocht ook om IB voor het geval dat geen BMO zou worden toegekend.

 

(22)

Op basis van de beschikbare informatie werd vastgesteld dat de onderneming niet aan de bepalingen van artikel 9, lid 5, van de basisverordening voldeed. Met name is, zoals in overweging 16 gedetailleerd wordt beschreven, bij de controle ter plaatse gebleken dat de onderneming niet in staat was de door haar uitgevoerde hoeveelheden en haar verkoopvoorwaarden vrij te bepalen. Zoals hierboven is uiteengezet, werden de besluiten van de onderneming betreffende haar binnenlandse en buitenlandse verkoop immers bepaald door van staatswege opgelegde en in de statuten van de onderneming opgenomen verkoopbeperkingen. Daarom werd geconcludeerd dat aan de onderneming geen IB kon worden toegekend.

  • 3. 
    Dumpingmarge tijdens het not
 

(23)

Zoals in de overwegingen 18 en 22 is beschreven, werd aan Yale noch BMO noch IB toegekend. De situatie van Yale is dus niet veranderd ten opzichte van het oorspronkelijke onderzoek. In dit verband wordt eraan herinnerd dat, zoals in overweging 4 is vermeld, dit nieuwe onderzoek beperkt blijft tot dumping door Yale. Daar BMO noch IB is toegekend, kan in het kader van dit nieuwe onderzoek dan ook geen nieuwe dumpingmarge, hoger of lager dan de bestaande, voor Yale worden vastgesteld. Ten slotte dient erop te worden gewezen dat Yale tijdens het oorspronkelijke onderzoek een bekende producent/exporteur in de VRC was, die door de Commissie officieel in kennis is gesteld van de opening van het oorspronkelijke onderzoek, maar geen medewerking verleende. In het oorspronkelijke onderzoek hebben vijf producenten/exporteurs aan het onderzoek meegewerkt; aan een van hen is BMO toegekend en aan vier IB. De dumpingmarge voor Yale was de voor het gehele land geldende dumpingmarge die van toepassing was op alle exporteurs die niet aan het oorspronkelijke onderzoek meewerkten.

  • D. 
    BEËINDIGING VAN HET NIEUWE ONDERZOEK
 

(24)

Gezien de resultaten van het nieuwe onderzoek moet dit worden beëindigd zonder dat de hoogte van het voor Yale geldende recht wordt gewijzigd. Het definitieve antidumpingrecht dat in het oorspronkelijke onderzoek werd vastgesteld, namelijk 46,7 %, wordt gehandhaafd.

  • E. 
    MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN
 

(25)

De belanghebbenden werden in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was dit nieuwe onderzoek te beëindigen en het bestaande antidumpingrecht op door Yale geproduceerde HPT te handhaven.

 

(26)

Alle belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. Er werden geen opmerkingen ontvangen die aanleiding gaven tot wijziging van de conclusies.

 

(27)

Na de mededeling van de feiten en overwegingen betoogde Yale dat aan de onderneming IB moest worden toegekend. De aangevoerde argumenten waren echter niet voldoende gestaafd en gaven geen aanleiding tot betwisting van de resultaten van het onderzoek zoals beschreven in de overwegingen 16 en 22. Bovendien heeft Yale zijn verzoek om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek per brief van 22 januari 2009 aan de Commissie ingetrokken.

 

(28)

Dit nieuwe onderzoek dient derhalve te worden beëindigd zonder wijziging van Verordening (EG) nr. 1174/2005,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op handpallettrucks en essentiële onderdelen daarvan van oorsprong uit de Volksrepubliek China, dat op grond van artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 384/96 is geopend, wordt beëindigd zonder dat de geldende antidumpingmaatregelen worden gewijzigd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 maart 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

  • P. 
    NEČAS
 

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.