tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2015/2006 en (EG) nr. 41/2007 wat betreft de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden en de bij de visserij in acht te nemen voorwaarden
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (1), en met name op artikel 20,
Gelet op Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden (2), en met name op artikel 8,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)
Verordening (EG) nr. 2015/2006 (3) van de Raad voorziet in de vaststelling, voor 2007 en 2008, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen.
(2)
De Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) heeft tijdens haar buitengewone vergadering van juni 2007 besloten de aanbevelingen inzake een verbod op de visserij op orange roughy in het gereglementeerde NEAFC-gebied te verlengen tot de tweede helft van 2007. Deze aanbevelingen dienen in het Gemeenschapsrecht te worden omgezet.
(3)
Met het oog op de correcte toepassing van de Overeenkomst van 19 december 1966 tussen Denemarken, Noorwegen en Zweden inzake de onderlinge verlening van visrechten in het Skagerrak en het Kattegat moet worden verduidelijkt welke voorwaarden gelden voor de visvangst in bepaalde gebieden. Bijgevolg is een wijziging in die zin noodzakelijk.
(4)
Bij Verordening (EG) nr. 41/2007 (4) van de Raad zijn voor 2007 de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, alsmede de bij de visserij in acht te nemen voorschriften vastgesteld.
(5)
Naar aanleiding van het overleg van 28 maart 2007 hebben de Gemeenschap en IJsland een overeenkomst bereikt over, enerzijds, quota voor IJslandse vaartuigen die vóór 30 april 2007 moeten zijn opgebruikt en worden afgeboekt op de communautaire quota die in het kader van de Overeenkomst met de Regering van Denemarken en de Plaatselijke Regering van Groenland zijn toegewezen, en, anderzijds, quota voor in de Exclusieve Economische Zone van IJsland op roodbaars vissende vaartuigen van de Gemeenschap, die tussen juli en december moeten zijn opgebruikt. Deze regeling dient in Gemeenschapsrecht te worden omgezet.
(6)
Met het oog op de correcte toepassing van de Overeenkomst van 19 december 1966 tussen Denemarken, Noorwegen en Zweden inzake de onderlinge verlening van visrechten in het Skagerrak en het Kattegat moet voor een aantal TAC’s worden verduidelijkt welke voorwaarden gelden voor de visvangst in bepaalde gebieden. Bijgevolg is een wijziging in die zin noodzakelijk.
(7)
In verband met de toepassing van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad van 6 mei 1996 tot invoering van aanvullende voorwaarden voor het meerjarenbeheer van de TAC’s en quota (5) moet worden verduidelijkt hoe bepaalde bestanden er uit wetenschappelijk oogpunt aan toe zijn.
(8)
Wanneer meer dan 75 % van een bij wijze van voorzorgsmaatregel vastgestelde TAC is gevangen vóór 31 oktober van het jaar waarvoor deze TAC geldt, kan een lidstaat met een quotum uit die TAC verzoeken, uit hoofde van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 847/96, om een verhoging van de TAC. Een dergelijk verzoek van Nederland betreffende de TAC voor tarbot en griet in de EG-wateren van IIa en IV is gegrond bevonden en zou moeten worden ingewilligd.
(9)
Naar aanleiding van schriftelijk overleg tussen de Gemeenschap en de Faeröer is een toegangsregeling vastgesteld voor haring in de wateren van de Gemeenschap en de internationale wateren van ICES-zones I en II. Deze regeling dient in Gemeenschapsrecht te worden omgezet.
(10)
Overeenkomstig artikel 1, lid 2, van het protocol bij Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en Groenland (6) is voor 2007 aan de Gemeenschap een aanvullende hoeveelheid zwarte heilbot uit de wateren ten oosten van Groenland toegekend. Deze regeling dient in Gemeenschapsrecht te worden omgezet.
(11)
De Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) heeft tijdens haar buitengewone vergadering van juni 2007 aanbevelingen vastgesteld inzake instandhoudings- en beheersmaatregelen die in 2007 in het gereglementeerde NEAFC-gebied moeten worden toegepast voor roodbaars in de internationale wateren van ICES-zones I en II. Deze aanbevelingen dienen in het Gemeenschapsrecht te worden omgezet.
(12)
Gezien de onjuiste verwijzing naar bepaalde vaartuigen die zich aan vangstbeperkingen moeten houden, dient met betrekking tot vervangen vaartuigen of vaartuigen waarvan de activiteiten worden beëindigd, te worden verduidelijkt welke voorwaarden gelden voor de toewijzing van extra dagen vanwege de definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten.
(13)
De afwijking van de in de bijlagen IIA, IIB en IIC bij Verordening (EG) nr. 41/2007 vastgestelde meldplicht voor vaartuigen met een satellietvolgsysteem moet worden verduidelijkt voor wat de mededelingen inzake de visserijinspanning betreft.
(14)
De titel van bijlage IIB bij Verordening (EG) nr. 41/2007 van de Raad dekt de werkingssfeer van die bijlage onvoldoende en moet daarom worden gecorrigeerd.
(15)
De verwijzing naar de lengte van passief vistuig (2,5 km) moet worden vervangen door 5 zeemijl om te garanderen dat de veiligheid bij het hanteren van de netten niet in het gedrang komt en in overeenstemming is met Verordening (EG) nr. 356/2005 van de Commissie van 1 maart 2005 houdende uitvoeringsbepalingen voor het merken en identificeren van passief vistuig en boomkorren (7), en met bepaalde specifieke voorschriften over het gebruik van kieuwnetten.
(16)
De Verordeningen (EG) nr. 2015/2006 en (EG) nr. 41/2007 moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 2015/2006
Deel 2 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2015/2006 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 41/2007
Verordening (EG) nr. 41/2007 wordt als volgt gewijzigd:
1.
Artikel 10 wordt vervangen door:
„Artikel 10
Toegangsbeperkingen
1.
Het is vaartuigen van de Gemeenschap verboden in het Skagerrak binnen een zone van 12 zeemijl vanaf de basislijnen van Noorwegen te vissen. Vaartuigen die de vlag van Denemarken of Zweden voeren, mogen evenwel tot 4 zeemijl vanaf de basislijnen van Noorwegen vissen.
2.
Vaartuigen van de Gemeenschap mogen in de wateren onder jurisdictie van IJsland uitsluitend vissen in het gebied dat binnen de volgende, met rechte lijnen onderling verbonden coördinaten valt:
Zuidwestelijk Gebied
1.
63° 12′ NB en 23° 05′ WL via 62° 00′ NB en 26° 00′ WL,
2.
62° 58′ NB en 22° 25′ WL,
3.
63° 06′ NB en 21° 30′ WL,
4.
63° 03′ NB en 21° 00′ WL en vervolgens 180° 00′ rechtwijzend zuid;
Zuidoostelijk Gebied
1.
63° 14′ NB en 10° 40′ WL,
2.
63° 14′ NB en 11° 23′ WL,
3.
63° 35′ NB en 12° 21′ WL,
4.
64° 00′ NB en 12° 30′ WL,
5.
63° 53′ NB en 13° 30′ WL,
6.
63° 36′ NB en 14° 30′ WL,
7.
63 °10′ NB en 17° 00′ WL en vervolgens 180° 00′ rechtwijzend zuid.”.
2.
De bijlagen IA, IB, IIA, IIB, IIC en III bij Verordening (EG) nr. 41/2007 worden gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij de onderhavige verordening.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Verordening (EG) nr. 2015/2006 van de Raad van 19 december 2006 tot vaststelling, voor 2007 en 2008, van de vangstmogelijkheden voor vaartuigen van de Gemeenschap voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PB L 384 van 29.12.2006, blz. 28). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 754/2007 (PB L 172 van 30.6.2007, blz. 26).
Verordening (EG) nr. 41/2007 van de Raad van 21 december 2006 tot vaststelling, voor 2007, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn (PB L 15 van 20.1.2007, blz. 1). Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 898/2007 van de Commissie (PB L 196 van 28.7.2007, blz. 22).
De tabel voor de soort Atlantische slijmkop/orange roughy in ICES-zone VI (EG-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen) wordt vervangen door:
„Soort
:
Atlantische slijmkop
Hoplostethus atlanticus
Zone
:
VI (EG-wateren)
Jaar
2007
2008
Spanje
6
4
Frankrijk
33
22
Ierland
6
4
Verenigd Koninkrijk
6
4
EG
51
34”
3.
De tabel voor de soort Atlantische slijmkop/orange roughy in ICES-zone VII (EG-wateren en wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen) wordt vervangen door:
De tabel voor de soort Atlantische slijmkop/orange roughy in de EG-wateren en de wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen, van ICES-zones I, II, III, IV, V, VIII, IX, X, XI, XII en XIV, wordt vervangen door:
„Soort
:
Atlantische slijmkop
Hoplostethus atlanticus
Zone
:
I, II, III, IV, V, VIII, IX, X, XI, XII, XIV (EG-wateren)
De tabel betreffende de soort doornhaai in ICES-zone IIIa; EG-wateren en internationale wateren van ICES-zones I, V, VI, VII, VIII, XII en XIV wordt vervangen door:
„Soort
:
Doornhaai
Squalus acanthias
Zone
:
IIIa; EG-wateren en internationale wateren van I, V, VI, VII, VIII, XII en XIV
De volgende tabel betreffende de soort roodbaars in de internationale wateren van ICES-zones I en II wordt ingevoegd na de tabel betreffende roodbaars in de Noorse wateren van zones I en II:
De Commissie kan de lidstaten extra dagen toekennen waarop een vaartuig met in punt 4.1 omschreven vistuig aan boord in het gebied aanwezig mag zijn, op basis van het aantal definitieve beëindigingen van de visserij na 1 januari 2002. De in 2001 in het betrokken gebied geleverde visserijinspanning, gemeten in kilowattdagen, van de vaartuigen met vistuig van een bepaalde categorie waarvan de activiteiten worden beëindigd, wordt gedeeld door de visserijinspanning van alle vaartuigen met vistuig van die categorie gedurende 2001. Het aantal extra dagen wordt berekend door de verkregen ratio te vermenigvuldigen met het oorspronkelijk aantal toegewezen dagen.
Het resultaat van deze berekening wordt afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag. Dit punt is niet van toepassing wanneer een vaartuig overeenkomstig punt 5.1 is vervangen of in de voorgaande jaren reeds zijn activiteit heeft beëindigd om extra zeedagen te krijgen.”
b)
Punt 22 wordt vervangen door:
„22. Mededelingen inzake de visserijinspanning
In afwijking van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 423/2004 van de Raad van 26 februari 2004 tot vaststelling van herstelmaatregelen voor bepaalde kabeljauwbestanden (17) zijn vaartuigen die overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003 zijn uitgerust met satellietvolgsystemen, vrijgesteld van de in artikel 19 quater van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad vastgestelde meldplicht.
4.
Bijlage IIB:
a)
De titel wordt vervangen door:
b)
Punt 9.1 wordt vervangen door:
„9.1.
De Commissie kan de lidstaten extra dagen toekennen waarop een vaartuig met in punt 3 omschreven vistuig aan boord in het gebied aanwezig mag zijn, op basis van het aantal definitieve beëindigingen van de visserij sinds 1 januari 2004, hetzij overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2792/1999, hetzij ingevolge andere omstandigheden die de lidstaten naar behoren motiveren. Ook vaartuigen waarvoor kan worden aangetoond dat zij definitief uit het gebied verdwenen zijn, komen in aanmerking. De in kilowatt gemeten visserijinspanning die vaartuigen die hun activiteit hebben beëindigd, in 2003 in het betrokken gebied met het betrokken vistuig hebben geleverd, wordt gedeeld door de inspanning die alle vaartuigen in dat jaar met dat vistuig hebben geleverd. Het aantal extra dagen wordt berekend door de verkregen ratio te vermenigvuldigen met het oorspronkelijk aantal toegewezen dagen. Het resultaat van deze berekening wordt afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag. Dit punt is niet van toepassing wanneer een vaartuig overeenkomstig punt 4.1 is vervangen of in de voorgaande jaren reeds zijn activiteit heeft beëindigd om extra zeedagen te krijgen.”
c)
Punt 17 wordt vervangen door:
„17. Mededelingen inzake de visserijinspanning
De artikelen 19 ter, 19 quater, 19 quinquies, 19 sexies en 19 duodecies van Verordening (EEG) nr. 2847/93 zijn van toepassing op de vaartuigen met in punt 3 van de onderhavige bijlage omschreven vistuig aan boord die actief zijn in het in punt 1 van de onderhavige bijlage genoemde gebied. Vaartuigen die zijn uitgerust met een satellietvolgsysteem overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003, zijn vrijgesteld van de in artikel 19 quater van Verordening (EEG) nr. 2847/93 vastgestelde meldplicht.”
5.
Bijlage IIC:
a)
Punt 9.1 wordt vervangen door:
„9.1.
De Commissie kan de lidstaten extra dagen toekennen waarop een vaartuig met in punt 3 omschreven vistuig aan boord in het gebied aanwezig mag zijn, op basis van het aantal definitieve beëindigingen van de visserij sinds 1 januari 2004, hetzij overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2792/1999, hetzij ingevolge andere omstandigheden die de lidstaten naar behoren motiveren. Ook vaartuigen waarvoor kan worden aangetoond dat zij definitief uit het gebied verdwenen zijn, komen in aanmerking. De in kilowatt gemeten visserijinspanning die vaartuigen die hun activiteit hebben beëindigd, in 2003 in het betrokken gebied met het betrokken vistuig hebben geleverd, wordt gedeeld door de inspanning die alle vaartuigen in dat jaar met dat vistuig hebben geleverd. Het aantal extra dagen wordt berekend door de verkregen ratio te vermenigvuldigen met het oorspronkelijk aantal toegewezen dagen. Het resultaat van deze berekening wordt afgerond op de dichtstbijzijnde hele dag. Dit punt is niet van toepassing wanneer een vaartuig overeenkomstig punt 4.1 is vervangen of in de voorgaande jaren reeds zijn activiteit heeft beëindigd om extra zeedagen te krijgen.”
b)
Punt 16 wordt vervangen door:
„16. Mededelingen inzake de visserijinspanning
De artikelen 19 ter, 19 quater, 19 quinquies, 19 sexies en 19 duodecies van Verordening (EEG) nr. 2847/93 zijn van toepassing op de vaartuigen met in punt 3 van de onderhavige bijlage omschreven vistuig aan boord die actief zijn in het in punt 1 van de onderhavige bijlage genoemde gebied. Vaartuigen die zijn uitgerust met een satellietvolgsysteem overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 2244/2003, zijn vrijgesteld van de in artikel 19 quater van Verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad vastgestelde meldplicht.”
6.
Punt 9.4, onder a), van bijlage III wordt vervangen door:
„a)
kieuwnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 120 mm en kleiner dan 150 mm, op voorwaarde dat zij worden uitgezet op plaatsen waar de kaartdiepte minder dan 600 m bedraagt, niet meer dan 100 mazen diep zijn, een hanging ratio hebben van minstens 0,5 en voorzien zijn van vlotters of soortgelijke drijfvoorzieningen. De maximale lengte per net bedraagt 5 zeemijl en de totale lengte van alle op eender welk moment uitgezette netten maximaal 25 km per vaartuig. De maximale uitzettijd bedraagt 24 uur; of”.
Binnen dit quotum gedane vangsten moeten worden afgetrokken van het TAC-aandeel van Noorwegen en de Faeröer („access quota”). Dit quotum mag worden gevangen in de EG-wateren ten noorden van 62° NB.