Aanbeveling 2005/865 - Cinematografisch erfgoed en het concurrentievermogen van verwante industriële activiteiten

1.

Wettekst

9.12.2005   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 323/57

 

AANBEVELING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 november 2005

over cinematografisch erfgoed en het concurrentievermogen van verwante industriële activiteiten

(2005/865/EG)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 157,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Artikel 151, lid 4, van het Verdrag bepaalt dat de Gemeenschap bij haar optreden uit hoofde van andere bepalingen van dit Verdrag rekening houdt met de culturele aspecten, met name om de culturele verscheidenheid te eerbiedigen en te bevorderen.

 

(2)

Cinematografie is een op een fragiel medium vastgelegde kunstvorm. De overheid moet daarom positieve actie ondernemen om de bewaring ervan te waarborgen. Cinematografische werken zijn een essentieel onderdeel van ons culturele erfgoed en verdienen daarom ten volle beschermd te worden.

 

(3)

Cinematografische werken hebben niet alleen een culturele waarde maar zijn ook een bron van historische informatie over de Europese samenleving. Zij leggen op uitvoerige wijze getuigenis af van de rijkdom van Europa's culturele identiteiten en van de verscheidenheid van Europa’s volkeren. Cinematografische beelden zijn van cruciaal belang om het verleden te leren kennen en zich over onze beschaving te bezinnen.

 

(4)

Deze aanbeveling beoogt bevordering van betere exploitatie van de industriële en culturele mogelijkheden van het Europees filmerfgoed door stimulering van een beleid van vernieuwing, onderzoek en technologische ontwikkeling in de sector bewaring en restauratie van films. De hieronder aanbevolen maatregelen zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat de voorwaarden die noodzakelijk zijn voor het mededingingsvermogen van de filmindustrie van de Gemeenschap, bestaan en de ontwikkeling van haar mededingingsvermogen versnellen.

 

(5)

Filmerfgoed is een belangrijk bestanddeel van de filmindustrie en aanmoediging tot de bewaring, de restauratie en de exploitatie ervan kan bijdragen tot verbetering van het mededingingsvermogen van deze industrie.

 

(6)

De ontwikkeling van de Europese filmindustrie is voor Europa van levensbelang door de aanzienlijke mogelijkheden die zij biedt in de sectoren toegang tot cultuur, economische ontwikkeling en schepping van werkgelegenheid. Het gaat daarbij niet alleen om de productie en de vertoning van films, maar ook om het verzamelen, catalogiseren, bewaren en restaureren van cinematografische werken. De voorwaarden voor het concurrentievermogen van deze industriële activiteiten op het gebied van het cinematografische erfgoed moeten worden verbeterd, vooral door een beter gebruik van technologische ontwikkelingen, zoals de digitalisering.

 

(7)

Volledige verwezenlijking van deze mogelijkheden vereist het bestaan van een succesvolle en vernieuwende filmindustrie in de Gemeenschap. Dit kan worden vergemakkelijkt door de voorwaarden voor bewaring, restauratie en exploitatie van het filmerfgoed te verbeteren en door de belemmeringen voor ontwikkeling en volledig mededingingsvermogen van de industrie weg te nemen, met name door verzameling, catalogisering, bewaring en restauratie van het filmerfgoed en door het beschikbaar stellen voor gebruik in onderwijs, cultuur, onderzoek of andere soortgelijke niet-commerciële toepassingen, steeds in overeenstemming met het auteursrecht en verwante rechten.

 

(8)

Het algemene mededingingsvermogen van de filmindustrie zal verbeteren door de ontwikkeling van een klimaat dat wat betreft bewaring en bescherming van filmerfgoed de samenwerking bevordert tussen de aangewezen instanties, bijvoorbeeld tussen Europese, nationale of regionale archieven, filminstituten of soortgelijke instituten.

 

(9)

In de Resolutie van de Raad van 26 juni 2000 over de bewaring en de opwaardering van het Europese cinematografische erfgoed (4) werden de lidstaten opgeroepen samen te werken bij de restauratie en de bewaring van het cinematografische erfgoed (onder meer door gebruik te maken van digitale technologieën), goede praktijken in deze sector uit te wisselen, de geleidelijke totstandbrenging van een netwerk van de gegevensbanken van de Europese archieven te stimuleren en te overwegen deze collecties eventueel voor educatieve doeleinden te gebruiken.

 

(10)

De Europese Conventie voor de bescherming van het audiovisuele erfgoed bepaalt dat elke partij ervoor moet zorgen, met wetgevende of andere passende middelen, dat bewegend beeldmateriaal dat deel uitmaakt van het audiovisuele erfgoed en is geproduceerd of gecoproduceerd op het grondgebied van de betrokken partij, wordt gedeponeerd.

 

(11)

In de mededeling van de Commissie van 26 september 2001 over bepaalde juridische aspecten in verband met cinematografische en andere audiovisuele werken (5) wordt dieper ingegaan op het wettelijke depot van audiovisuele werken op nationaal of regionaal niveau als één van de mogelijkheden om het Europese audiovisuele erfgoed te bewaren en in stand te houden en wordt de aanzet gegeven tot een inventarisering van de situatie in de lidstaten op het gebied van het depot van cinematografische werken.

 

(12)

Op de vergadering van de Raad Cultuur en Audiovisuele Zaken van 5 november 2001, heeft de Raadsvoorzitter opgemerkt dat de inhoud van de mededeling van de Commissie gunstig is onthaald door de Raad.

 

(13)

In zijn resolutie van 2 juli 2002 (6) over de mededeling van de Commissie beklemtoont het Europees Parlement dat de bewaring van het cinematografische erfgoed belangrijk is, en wordt de benadering gesteund van de Europese Conventie voor de bescherming van het audiovisuele erfgoed, die een belangrijk referentiepunt is in tijden van ingrijpende technologische veranderingen. Door de geleidelijke overstap op digitale technieken wordt de Europese filmindustrie in staat gesteld tot meer mededingingsvermogen en wordt op langere termijn een bijdrage geleverd tot beperking van de kosten van catalogisering, deponering, bewaring en restauratie van audiovisuele werken. Tegelijkertijd worden nieuwe mogelijkheden geschapen voor vernieuwing in de sector bescherming van het filmerfgoed.

 

(14)

De Resolutie van de Raad van 24 november 2003 betreffende het depot van cinematografische werken in de Europese Unie (7) verzocht de lidstaten efficiënte systemen op te zetten voor het deponeren en bewaren van de cinematografische werken die deel uitmaken van hun audiovisuele erfgoed in hun nationale filmarchieven, filminstituten of in vergelijkbare instellingen, mochten deze systemen nog niet bestaan.

 

(15)

In alle lidstaten bestaan al systemen voor het verzamelen en bewaren van cinematografische werken die van het audiovisuele erfgoed deel uitmaken. Vier vijfde van deze systemen is gebaseerd op een wettelijke of contractuele verplichting om alle films (of op zijn minst alle door de overheid gesubsidieerde films) te deponeren.

 

(16)

Onder „bewegend beeldmateriaal” wordt een reeks bewegende beelden verstaan die, op welke wijze en op welk medium ook geregistreerd, al dan niet vergezeld van geluid een indruk van beweging creëert.

 

(17)

„Cinematografisch werk” is bewegend beeldmateriaal van om het even welke lengte (en met name cinematografische fictiewerken, tekenfilms en documentaires) bestemd om in bioscopen vertoond te worden.

 

(18)

„Cinematografische werken die deel uitmaken van hun audiovisuele erfgoed” zijn filmproducties met inbegrip van coproducties met andere lidstaten en/of derde landen die door de lidstaten of door deze aangewezen instanties als zodanig worden gekwalificeerd op basis van objectieve, doorzichtige en niet-discriminerende normen. Het audiovisuele erfgoed van de lidstaten vormt samen het Europese audiovisuele erfgoed.

 

(19)

Om te waarborgen dat het Europese cinematografische erfgoed aan toekomstige generaties wordt doorgegeven, moet het systematisch verzameld, gecatalogiseerd, bewaard en gerestaureerd worden, steeds in overeenstemming met het auteursrecht en verwante rechten.

 

(20)

Het Europese cinematografische erfgoed moet toegankelijk zijn voor educatieve, culturele en onderzoeksdoeleinden of andere soortgelijke niet-commerciële toepassingen, steeds overeenkomstig het auteursrecht en verwante rechten.

 

(21)

De overdracht van het bezit van cinematografische werken aan archiefdiensten impliceert niet dat het auteursrecht en de naburige rechten aan deze diensten worden overgedragen.

 

(22)

Artikel 5, lid 2, onder c), van Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (8) bepaalt dat de lidstaten in welbepaalde gevallen beperkingen of restricties kunnen stellen ten aanzien van de reproductie door voor het publiek toegankelijke bibliotheken of archieven die niet het behalen van een direct of indirect economisch of commercieel voordeel nastreven,

NEMEN KENNIS VAN HET VOORNEMEN VAN DE COMMISSIE:

 

1.

te overwegen de begunstigden van EU-subsidies te verplichten een kopie van door de Europese Unie gesubsidieerde Europese films in minstens één nationaal archief te deponeren;

 

2.

de samenwerking tussen de aangewezen instanties te bevorderen;

 

3.

de financiering van onderzoeksprojecten te overwegen op het gebied van het bewaren op lange termijn en het restaureren van films;

 

4.

de Europese standaardisering op het gebied van filmcatalogisering te bevorderen met het oog op een grotere interoperabiliteit van databases, eveneens via cofinanciering van normaliseringsprojecten en de uitwisseling van optimale werkmethoden, terwijl de taalkundige verscheidenheid wordt geëerbiedigd;

 

5.

de onderhandelingen te bevorderen tussen de aangewezen instanties en de houders van rechten over een Europese standaardovereenkomst waarin wordt vastgesteld onder welke voorwaarden de aangewezen instanties gedeponeerde cinematografische werken toegankelijk voor het publiek kunnen maken;

 

6.

te controleren en te evalueren in hoeverre de in deze aanbeveling beschreven maatregelen effect sorteren, en na te gaan of extra maatregelen nodig zijn.

BEVELEN DE LIDSTATEN AAN de voorwaarden te verbeteren voor bewaring, restauratie en exploitatie van filmerfgoed en belemmeringen uit de weg te ruimen voor de ontwikkeling van en de volledige ontplooiing van het mededingingsvermogen van de Europese filmindustrie door:

 

1.

betere exploitatie te bevorderen van de industriële en culturele mogelijkheden van het Europese filmerfgoed via stelselmatige maatregelen tot bewaring en restauratie door stimulering van een beleid van vernieuwing, onderzoek en technologische ontwikkeling in de sector van bewaring en restauratie van films;

 

2.

tegen 16 november 2007 wettelijke, bestuursrechtelijke of andere gepaste maatregelen te nemen om te waarborgen dat cinematografische werken die deel van hun audiovisuele erfgoed uitmaken, systematisch verzameld, gecatalogiseerd, bewaard en gerestaureerd worden en voor educatieve, culturele en onderzoeksdoeleinden of andere soortgelijke niet-commerciële toepassingen toegankelijk worden gesteld, steeds in overeenstemming met het auteursrecht en verwante rechten;

 

3.

de geschikte instanties aan te wijzen om de in punt 2 beschreven taken van openbaar belang onafhankelijk en vakkundig uit te voeren, en hun de best mogelijke financiële en technische middelen te waarborgen;

 

4.

de aangewezen instanties te stimuleren om in overeenstemming met of via een overeenkomst met de houders van rechten de voorwaarden te specificeren waaronder gedeponeerde cinematografische werken voor het publiek beschikbaar zijn;

 

5.

in overweging te nemen, met name met het oog op de bevordering van het filmerfgoed, om nationale filmacademies of soortgelijke organen op te richten of te steunen;

 

6.

passende maatregelen te nemen om meer gebruik te maken van digitale en nieuwe technieken voor verzameling, catalogisering, bewaring en restauratie van cinematografische werken;

Verzamelen

 

7.

systematisch cinematografische werken die deel uitmaken van hun audiovisuele erfgoed, te verzamelen, via wettelijk of contractueel verplichte deponering bij de aangewezen instanties van ten minste één kopie van goede kwaliteit van dergelijke cinematografische werken. Bij het bepalen van de voorwaarden voor het depot moeten de lidstaten ervoor zorgen dat:

 

a)

gedurende een overgangsperiode op zijn minst alle producties of coproducties die op nationaal of regionaal niveau overheidsmiddelen hebben gekregen, worden gedeponeerd: na afloop van deze overgangsperiode moeten, voorzover mogelijk, alle producties worden verzameld, ook die voor dewelke geen overheidsmiddelen zijn toegekend,

 

b)

de gedeponeerde films van goede technische kwaliteit zijn om de bewaring en de reproduceerbaarheid ervan te vergemakkelijken, met waar nodig begeleidende metadata in gestandaardiseerde vorm,

 

c)

de films worden gedeponeerd op het ogenblik dat zij voor het publiek beschikbaar worden, en in elk geval niet langer dan twee jaar daarna;

Catalogisering en opzetten van databases

 

8.

gepaste maatregelen te nemen (die uiteindelijk kunnen resulteren in een code voor het archiveren van filmproducties) om de catalogisering en de indexering van gedeponeerde cinematografische werken te bevorderen en het opzetten van databases met informatie over de films te stimuleren, waarbij Europese en internationale normen worden gehanteerd;

 

9.

de Europese normalisering en de interoperabiliteit van filmografische databases te bevorderen en de databases gemakkelijker voor het publiek toegankelijk te maken (bijvoorbeeld via internet), met name via actieve inzet van de aangewezen instanties;

 

10.

de mogelijkheid te onderzoeken om samen met de desbetreffende organisaties, met name de Raad van Europa (Eurimages en het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector), een netwerk van databases op te zetten dat het Europese audiovisuele erfgoed omvat;

 

11.

archiefdiensten te verzoeken een meerwaarde aan stocks te verlenen door ze op EU-niveau in de vorm van collecties te organiseren (gerangschikt naar thema, auteur, periode, enz.);

Bewaring

 

12.

de bewaring van gedeponeerde cinematografische werken te waarborgen met behulp van wetgeving of andere met de nationale gebruiken in overeenstemming zijnde methoden. Daarbij moet met name gedacht worden aan:

 

a)

de reproductie van films op nieuwe informatiedragers,

 

b)

het bewaren van apparatuur om cinematografische werken op verschillende media te vertonen;

Restauratie

 

13.

alle noodzakelijke maatregelen te nemen om de reproductie van gedeponeerde cinematografische werken wettelijk toe te staan voor restauratiedoeleinden, en houders van rechten op basis van een overeenkomst tussen alle betrokken partijen tegelijkertijd toe te staan voordeel te ontlenen aan de verbeterde industriële mogelijkheden van hun werken als gevolg van deze restauratie;

 

14.

projecten voor het restaureren van oude films of films met een hoge culturele of historische waarde te stimuleren;

Gedeponeerde cinematografische werken toegankelijk maken voor educatieve, culturele en onderzoeksdoeleinden of andere soortgelijke niet-commerciële toepassingen

 

15.

alle nodige wetgevende of bestuursrechtelijke maatregelen te nemen om de aangewezen instanties in staat te stellen gedeponeerde cinematografische werken voor educatieve, culturele, onderzoeksdoeleinden of andere soortgelijke niet-commerciële toepassingen toegankelijk te maken, steeds in overeenstemming met het auteursrecht en verwante rechten;

 

16.

alle noodzakelijke maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de gedeponeerde films toegankelijk zijn voor gehandicapten, steeds in overeenstemming met het auteursrecht en verwante rechten;

Beroepsopleidingen en kennis van de media

 

17.

beroepsopleidingen op alle gebieden met betrekking tot het cinematografische erfgoed te bevorderen om te stimuleren dat in hogere mate gebruik wordt gemaakt van de industriële mogelijkheden die het filmerfgoed biedt;

 

18.

te bevorderen dat het filmerfgoed wordt gebruikt als middel om de Europese dimensie in het onderwijs te verruimen en de culturele verscheidenheid te stimuleren;

 

19.

visueel onderwijs, onderwijs over film en kennis van de media in het onderwijs op alle niveaus, in de programma’s van beroepsopleiding en in de Europese programma’s aan te moedigen;

 

20.

nauwe samenwerking te bevorderen tussen producenten, distributeurs, verspreiders en de filminstituten met het oog op onderwijs, met inachtneming van het auteursrecht, en soortgelijke rechten;

Depot

 

21.

instelling te overwegen van een systeem van vrijwillig of verplicht depot voor:

 

a)

accessoires en publiciteitsmateriaal met betrekking tot cinematografische werken die deel uitmaken van het nationale audiovisuele erfgoed,

 

b)

cinematografische werken die deel uitmaken van het nationale audiovisuele erfgoed van andere landen,

 

c)

ander bewegend beeldmateriaal dan cinematografische werken,

 

d)

cinematografische werken uit het verleden;

Samenwerking tussen aangewezen instanties

 

22.

de aangewezen instanties te stimuleren en te helpen met het doel, informatie uit te wisselen en hun activiteiten op nationaal en Europees niveau te coördineren, bijvoorbeeld met het oog op:

 

a)

de coherentie van de collectie- en bewaarmethoden en de interoperabiliteit van de databases,

 

b)

release (bijvoorbeeld op dvd's) van archiefmateriaal met ondertitels in zoveel mogelijk talen van de Europese Unie, steeds in overeenstemming met het auteursrecht en verwante rechten,

 

c)

de samenstelling van een Europese filmografie,

 

d)

de ontwikkeling van een gemeenschappelijke norm voor de elektronische uitwisseling van informatie,

 

e)

de productie van gemeenschappelijke educatieve en onderzoeksprojecten, terwijl de ontwikkeling van Europese netwerken van filmscholen en filmmusea bevorderd wordt;

Follow-up van deze aanbeveling

 

23.

de Commissie om de twee jaar op de hoogte te brengen van de maatregelen naar aanleiding van deze aanbeveling.

Gedaan te Straatsburg, 16 november 2005.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • J. 
    BORRELL FONTELLES

Voor de Raad

De voorzitter

Bach of LUTTERWORTH

 

  • (3) 
    Advies van het Europees Parlement van 10 mei 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 24 oktober 2005.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.