Aanbeveling 2008/390 - Globale richtsnoeren voor het economische beleid van de lidstaten en de EG (2008-2010)

1.

Wettekst

27.5.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 137/13

 

AANBEVELING VAN DE RAAD

van 14 mei 2008

betreffende de globale richtsnoeren voor het economische beleid van de lidstaten en de Gemeenschap (2008-2010)

(2008/390/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 99, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Gelet op de besprekingen van de Europese Raad op 13 en 14 maart 2008,

Overwegende dat het Europees Parlement een resolutie over de aanbeveling van de Commissie heeft aangenomen,

BEVEELT AAN:

DEEL A

MACRO-ECONOMISCH BELEID TER BEVORDERING VAN GROEI EN WERKGELEGENHEID

A.1.   Macro-economisch beleid om de voorwaarden te scheppen voor meer groei en werkgelegenheid

Zorgen voor economische stabiliteit om het werkgelegenheids- en groeipotentieel te vergroten

Gezonde macro-economische beleidsmaatregelen en structurele hervormingen op de product-, arbeids- en kapitaalmarkten zijn essentieel voor de ondersteuning van een evenwichtige economische groei en voor de volledige verwezenlijking van het groeipotentieel. Het monetaire beleid kan een bijdrage leveren door prijsstabiliteit na te streven en, zonder afbreuk te doen aan dit streven, andere onderdelen van het algemene economische beleid te ondersteunen met het oog op groei en werkgelegenheid. Voor de nieuwe lidstaten is het van belang dat het monetaire beleid en het wisselkoersbeleid bijdragen tot het bereiken van convergentie. De wisselkoersregimes vormen een belangrijk onderdeel van het algemene economische en monetaire beleidskader en dienen gericht te zijn op het realiseren van reële en duurzame nominale convergentie. Aansluiting bij WKM II op een passend tijdstip na de toetreding zou tot de verwezenlijking van deze doelstelling moeten bijdragen.

Als de begrotingssituatie gezond is, kunnen de automatische begrotingsstabilisatoren in de loop van de cyclus volledig en symmetrisch hun werk doen en aldus de productie op haar potentiële niveau brengen. Voor de lidstaten die er reeds in zijn geslaagd hun begroting gezond te maken, bestaat de uitdaging erin deze situatie te behouden. Voor de overige lidstaten is het van vitaal belang dat zij de benodigde corrigerende maatregelen nemen om hun middellangetermijnbegrotingsdoelstellingen te verwezenlijken, met name wanneer de economische omstandigheden verbeteren, zodat het voeren van een procyclisch begrotingsbeleid kan worden vermeden en de voorwaarden kunnen worden gecreëerd waarbij de automatische stabilisatoren in de loop van de cyclus volledig hun werk kunnen doen voordat de conjunctuurcyclus zijn volgende neergaande beweging ingaat. Met name zouden, volgens het verslag over de hervorming van het stabiliteits- en groeipact dat door de Europese Raad op 22 maart 2005 is bekrachtigd, de lidstaten die deel uitmaken van de eurozone en de lidstaten die deelnemen aan WKM II en die hun middellangetermijnbegrotingsdoelstellingen nog niet gerealiseerd hebben, als benchmark moeten streven naar een conjunctuurgezuiverde jaarlijkse aanpassing, eenmalig en andere tijdelijke maatregelen niet meegerekend, van 0,5 % van het bbp.

Voor afzonderlijke lidstaten moeten de middellangetermijnbegrotingsdoelstellingen worden gedifferentieerd, ten einde rekening te houden met de diversiteit van de economische en budgettaire omstandigheden en ontwikkelingen. Overeenkomstig de hervorming van het SGP van 2005 zullen de middellangetermijndoelstellingen worden geëvalueerd om beter rekening te houden met de begrotingslasten in verband met de vergrijzing. Bovendien kunnen, eveneens overeenkomstig de hervorming van 2005, nieuwe of versterkte nationale begrotingsvoorschriften en voor de begroting bevoegde instellingen, inclusief controlemechanismen, een nuttige aanvulling vormen op het pact en de doelstellingen van het pact ondersteunen.

Een extra uitdaging voor het macro-economische beleid van sommige lidstaten is dat zij een snelle inhaalbeweging van de economische achterstand uitvoeren, die in verschillende mate gepaard gaat met externe tekorten, snelle kredietexpansie en financiële consolidatie. Een strikt begrotingsbeleid, een doeltreffend financieel toezicht en bevordering van de mededinging zijn van cruciaal belang om externe en interne onevenwichtigheden binnen de perken te houden. Door een voorzichtig begrotingsbeleid te voeren kan er in belangrijke mate voor worden gezorgd dat de externe tekorten binnen marges blijven waarbinnen gezonde externe financiering kan worden bewerkstelligd. Voorts kan een strikt begrotingsbeleid, naast het bijdragen tot een gezonde begrotingssituatie, bevorderen dat het risico op een forse stijging van de binnenlandse vraag beperkt blijft. Een dergelijke toename kan resulteren in een aanhoudend hoge inflatie en macro-financiële risico’s die bruuske schommelingen in de reële wisselkoersen en een langdurig verlies van concurrentievermogen kunnen veroorzaken. Structurele hervormingen en passende beleidscoördinatie zijn van essentieel belang om de economieën in staat te stellen het hoofd te bieden aan eventuele ongunstige ontwikkelingen in de wereldeconomie.

Richtsnoer 1. Om te zorgen voor op duurzame groei gerichte economische stabiliteit,

 

1.

moeten de lidstaten, overeenkomstig het stabiliteits- en groeipact, hun middellangetermijnbegrotingsdoelstellingen in acht nemen. Zolang dit doel nog niet is gehaald, moeten zij de daartoe benodigde corrigerende maatregelen nemen. De lidstaten dienen zich te onthouden van een procyclisch begrotingsbeleid. Daarnaast is het nodig dat de lidstaten met een buitensporig tekort effectieve maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat dit buitensporige tekort op korte termijn gecorrigeerd wordt, en

 

2.

lidstaten die een tekort op hun lopende rekening hebben dat onhoudbaar zou kunnen worden, moeten deze situatie corrigeren door middel van structurele hervormingen om hun externe concurrentievermogen te verbeteren en door, in voorkomend geval, bij te dragen tot correcties van de situatie door middel van budgettair beleid. Zie ook geïntegreerd richtsnoer nr. 6 „Bijdragen tot de dynamiek en de goede werking van de EMU”.

Houdbare economische en begrotingssituaties als basis voor meer werkgelegenheid waarborgen

Indien beleidswijzigingen en gedragsveranderingen in ruimere zin uitblijven, vormt de vergrijzende bevolking van Europa een bedreiging voor de duurzaamheid op langere termijn van de economie van de Europese Unie, die uiteenlopen van een lagere groei van het productiepotentieel per capita door de afname van de beroepsbevolking tot grotere uitgaven voor pensioenen, sociale zekerheid, de gezondheidszorg en stelsels voor langdurige zorg. Indien deze problemen niet worden aangepakt, zouden deze potentiële ontwikkelingen tot een aanzienlijke toename van de schuldenlast kunnen leiden. Zoals blijkt uit het verslag van de Commissie over de houdbaarheid, zijn verscheidene lidstaten blootgesteld aan een hoog houdbaarheidsrisico en aantal andere lidstaten loopt een middelgroot risico.

De lidstaten moeten de economische gevolgen van de vergrijzing ondervangen, overeenkomstig de bekende driesporenstrategie voor het aanpakken van de budgettaire gevolgen van de vergrijzing. Deze omvat een passende combinatie van beleidsmaatregelen om de schulden in een bevredigend tempo te verlagen, mede door het verwezenlijken van de middellangetermijndoelstellingen, stimuleringsmaatregelen om de participatiegraad en het arbeidsaanbod te vergroten, om zo het effect van de toekomstige afname van de arbeidsbevolking te compenseren, naast hervormingen van de pensioen- en gezondheidsstelsels. Voorts is het van essentieel belang om de socialebeschermingsstelsels te moderniseren zodat deze financieel levensvatbaar blijven en de bevolking in de werkzame leeftijd tot actieve arbeidsparticipatie stimuleren, en steun te bieden ten behoeve van de toegankelijkheid en toereikendheid van die stelsels. Een betere interactie tussen de socialebeschermingsstelsels en de arbeidsmarkten kan verstoringen wegnemen en mensen stimuleren langer aan het werk te blijven, mede gezien de toegenomen levensverwachting. Gezondheidsbevorderend beleid, met inbegrip van preventieve gezondheidszorg, zou ertoe kunnen bijdragen dat een groter gedeelte van het leven in goede gezondheid wordt doorgebracht, en zou aldus de duurzaamheid van de gezondheidszorgstelsels kunnen bevorderen.

Richtsnoer 2. Om houdbare economische en begrotingssituaties als basis voor meer werkgelegenheid te waarborgen,

moeten de lidstaten, met het oog op de verwachte kosten van de vergrijzing,

 

1.

in een bevredigend tempo tot schuldreductie komen om de openbare financiën te versterken;

 

2.

de pensioen-, socialezekerheids- en gezondheidszorgstelsels hervormen en versterken zodat zij financieel levensvatbaar, sociaal adequaat en toegankelijk blijven, en

 

3.

maatregelen treffen om de participatiegraad en het arbeidsaanbod te vergroten, met name onder vrouwen, jongeren en ouderen, en een levensloopbeleid bevorderen om het aantal gewerkte uren in de economie te doen stijgen.

Zie ook de geïntegreerde richtsnoeren nrs. 18 en 4, 19, 21: „Levensloopbeleid bevorderen”.

Een efficiënte, op groei en werkgelegenheid gerichte allocatie van productiemiddelen bevorderen

Weldoordachte belasting- en uitgavenstelsels die bevorderlijk zijn voor een efficiënte allocatie van middelen zijn noodzakelijk om de publieke sector een volledige bijdrage te doen leveren tot groei en werkgelegenheid. Dit kan worden bereikt door de uitgaven te richten op categorieën die bevorderlijk zijn voor de groei, zoals onderzoek en ontwikkeling (O&O), fysieke infrastructuur, milieuvriendelijke technologieën, menselijk kapitaal en kennis, zonder de economische doelstellingen van economische stabiliteit en duurzaamheid in gevaar te brengen. Overheidsmiddelen moeten op de meest efficiënte en doeltreffende manier worden gebruikt. De lidstaten kunnen bijdragen tot de beheersing van uitgavencategorieën door passende begrotingsinstellingen en fiscale kaders, zoals het gebruik van uitgavenregels en het begroten op basis van prestaties, waardoor de nadruk van uitgaven wordt verlegd naar feitelijke prestaties, alsmede door het instellen van beoordelingsmechanismen met het oog op goed doortimmerde afzonderlijke hervormingsmechanismen en algemene hervormingspakketten. Essentiële prioriteiten voor de EU-economie zijn, ervoor te zorgen dat de fiscale structuren en hun interactie met uitkeringsstelsels sterker stimuleren tot werken en investeren, bijdragen tot een hogere groei door meer werkgelegenheid en investeringen, en het versterken van de efficiëntie en de doeltreffendheid van de uitgaven ten behoeve van een betere kwaliteit van de overheidsfinanciën.

Richtsnoer 3. Om een efficiënte, op groei en werkgelegenheid gerichte allocatie van productiemiddelen te bevorderen,

moeten de lidstaten, onverminderd de richtsnoeren betreffende economische stabiliteit en duurzaamheid, de samenstelling van de overheidsuitgaven overeenkomstig de Lissabonstrategie ombuigen naar groeibevorderende uitgavencategorieën, fiscale structuren zodanig aanpassen dat het groeipotentieel wordt versterkt, en de mechanismen invoeren die nodig zijn voor het beoordelen van de relatie tussen overheidsuitgaven en het verwezenlijken van beleidsdoelstellingen, alsook toezien op de algemene samenhang van pakketten hervormingsmaatregelen.

Zie ook geïntegreerd richtsnoer „Duurzaam gebruik van hulpbronnen aanmoedigen en de synergieën tussen milieubescherming en groei versterken” (nr. 11).

Ervoor zorgen dat de loonontwikkelingen bijdragen tot groei en stabiliteit en complementair zijn met structurele hervormingen

Loonontwikkelingen kunnen bijdragen tot een stabiel macro-economisch klimaat en een beleidsmix die bevorderlijk is voor werkgelegenheid. Hiervoor is het noodzakelijk dat de stijgingen van de reële lonen gelijke tred houden met de onderliggende procentuele productiviteitsgroei op de middellange termijn en ruimte laten voor een winstpercentage waarbij investeringen kunnen worden gedaan die de productiviteit, de capaciteit en de werkgelegenheid ten goede komen. Dit vergt dat tijdelijke factoren, zoals productiviteitsschommelingen onder invloed van de economische cyclus of eenmalige stijgingen van het algemene inflatiecijfer, niet resulteren in een onhoudbare tendens van stijgende lonen, alsmede dat de loonontwikkelingen de toestand van de plaatselijke arbeidsmarkt weerspiegelen. In landen met dalende marktaandelen is een loonmatiging, in combinatie met hervormingen ter bevordering van de productiviteit, noodzakelijk om het concurrentievermogen te herstellen door middel van een aanpassing van de arbeidskosten per eenheid product. Deze aspecten moeten aan bod komen in voortdurende dialoog en informatie-uitwisseling die plaatsvindt via de macro-economische dialoog tussen monetaire en begrotingsautoriteiten en sociale partners.

Richtsnoer 4. Om ervoor te zorgen dat de loonontwikkelingen bijdragen tot macro-economische stabiliteit en groei en om het aanpassingvermogen van de economie te vergroten, moeten de lidstaten de juiste randvoorwaarden voor loononderhandelingen bevorderen zonder afbreuk te doen aan de rol van de sociale partners, zodat de ontwikkeling van de nominale lonen en de arbeidskosten in overeenstemming is met prijsstabiliteit en met de trendmatige ontwikkeling van de productiviteit op de middellange termijn, rekening houdend met verschillen in vaardigheden en met de situatie op de plaatselijke arbeidsmarkt.

Zie ook geïntegreerd richtsnoer „Zorgen voor arbeidskostenontwikkelingen en regelingen voor loonvaststelling die bevorderlijk zijn voor de werkgelegenheid” (nr. 22).

De samenhang tussen macro-economisch beleid, structuurbeleid en werkgelegenheidsbeleid bevorderen

Het is de rol van een gezond macro-economisch beleid om de voorwaarden tot stand te brengen die bevorderlijk zijn voor werkgelegenheidsschepping en groei. Structurele hervormingen die consistent zijn met gezonde begrotingssituaties op korte en middellange termijn, zijn absoluut noodzakelijk om de productiviteit en de werkgelegenheid op de middellange termijn te verbeteren en zo te komen tot volledige verwezenlijking en versterking van het groeipotentieel. Zij dragen ook bij tot houdbare begrotingen, macro-economische stabiliteit en schokbestendigheid. Tegelijkertijd is er een passend macro-economisch beleid nodig om op het gebied van groei en werkgelegenheid ten volle de vruchten van de structurele hervormingen te kunnen plukken. Een van de voornaamste kenmerken van de algemene economische strategie van de lidstaten is dat deze moeten zorgen voor een consequent structuurbeleid dat het macro-economische kader ondersteunt, en vice versa. De hervormingen van de markt en de investeringen in menselijk kapitaal moeten met name resulteren in een beter algeheel aanpassingsvermogen van de economieën ten aanzien van veranderingen in de conjunctuurcyclus en langetermijntendensen zoals globalisering en technologische ontwikkeling. In dit opzicht zijn hervormingen van het belasting- en het uitkeringsstelsel van belang zodat werken lonend wordt en negatieve prikkels voor arbeidsmarktparticipatie zoveel mogelijk worden beperkt.

Richtsnoer 5. Om meer samenhang tussen macro-economisch beleid, structuurbeleid en werkgelegenheidsbeleid te bevorderen,

moeten de lidstaten op de arbeidsmarkt en de productmarkt hervormingen doorvoeren die tegelijkertijd het groeipotentieel verhogen en het macro-economisch kader ondersteunen door middel van het vergroten van de flexibiliteit, de mobiliteit van productiefactoren en het aanpassingsvermogen van de arbeidsmarkt en de productmarkten ten aanzien van mondialisering, technologische vooruitgang, vraagverschuivingen en conjunctuurschommelingen. De lidstaten moeten met name: de hervorming van de belasting- en uitkeringstelsels een nieuwe impuls geven teneinde de stimulansen te verbeteren en werken lonend te maken. Voorts moeten zij het aanpassingsvermogen van arbeidsmarkten verbeteren door arbeidsflexibiliteit en werkzekerheid te combineren en de inzetbaarheid te vergroten door in menselijk kapitaal te investeren.

Zie ook geïntegreerd richtsnoer „Met gepaste aandacht voor de rol van de sociale partners, flexibiliteit gecombineerd met werkzekerheid bevorderen en segmentering van de arbeidsmarkt verminderen” (nr. 21, nr. 19).

A.2.   Zorgen voor een dynamisch en goed functionerend eurogebied

Sinds de totstandkoming van de eurozone bijna tien jaar geleden zijn vier nieuwe landen tot deze zone toegetreden. De euro heeft bijgedragen tot de duurzame economische stabiliteit van de landen van de eurozone, waardoor deze landen van gunstige financieringsvoorwaarden konden profiteren en de gevolgen van schommelingen van de externe wisselkoers werden beperkt. Zwakke groeiprestaties in sommige delen van de eurozone en aanhoudende verschillen in groei en inflatie tussen de landen van de eurozone doen de vraag rijzen of de interne aanpassing in de eurozone wel soepel verloopt. Hieruit zou kunnen blijken dat het economische beleid en de governancestructuren mogelijk nog niet volledig zijn aangepast om de monetaire unie ten volle te benutten. Aangezien de landen van de eurozone niet langer onafhankelijk gebruik kunnen maken van een monetair beleid of een wisselkoersbeleid, zijn verdere structurele hervormingen van essentieel belang voor een soepele opvang van economische schokken en voor het herstel van het concurrentievermogen, zodat economische groei stevig op een duurzame basis wordt gegrondvest.

De beleidsmix in de eurozone moet de economische groei ondersteunen maar tegelijkertijd de duurzaamheid en stabiliteit vrijwaren. In de huidige conjunctuur is het belangrijk dat de beleidsmix vertrouwen wekt bij consumenten en beleggers, waarvoor ook een voortzetting van het streven naar stabiliteit op middellange termijn nodig is. Het begrotingsbeleid moet zorgen voor een begrotingssituatie die de prijsstabiliteit ondersteunt en waarbij enerzijds wordt geanticipeerd op de gevolgen van de vergrijzing en anderzijds wordt getracht te komen tot een verdeling van overheidsinkomsten en -uitgaven die de economische groei bevordert. In april 2007 concludeerde de Eurogroep dat de meeste leden van de eurozone er dankzij de gunstige conjunctuur in zouden slagen hun MTD in 2008 of 2009 te halen, en dat alle leden ernaar moesten streven dat doel uiterlijk in 2010 te verwezenlijken. Als gevolg van het hoge aandeel van de overheidssector in de economische activiteiten in de eurozone, heeft de kwaliteit van de overheidsfinanciën een aanzienlijke invloed op de economische prestaties. Het is voorts van cruciaal belang dat de middelen op een efficiënte en doeltreffende manier worden besteed, gericht op de versterking van het groeipotentieel en op de zo groot mogelijke beperking van de distorsies ten gevolge van de financiering van overheidsactiviteiten. Door ingrijpende structurele hervormingen zal de eurozone op termijn zijn groeipotentieel verhogen en ervoor zorgen dat een sterkere groei niet resulteert in hogere inflatie. Hervormingen die zich richten op meer flexibele, inclusieve en geïntegreerde arbeidsmarkten, meer mededinging op de productmarkten en een verdergaande integratie van de financiële markten, in combinatie met een op groei en stabiliteit gericht macro-economisch beleid, zijn des te relevanter voor de lidstaten van de eurozone omdat zij van grote invloed zijn op het vermogen van deze landen om adequaat op schokken te reageren.

Ter ondersteuning van de internationale economische stabiliteit en ter verdediging van zijn economische belangen is het van vitaal belang dat de eurozone een volwaardige rol vervult in de internationale samenwerking op het gebied van het monetaire en economische beleid. De benoeming in 2005 van een voorzitter van de Eurogroep voor een termijn van twee jaar heeft weliswaar gezorgd voor een grotere stabiliteit in de externe vertegenwoordiging van de eurozone, maar de externe vertegenwoordiging van de eurozone dient in overeenstemming met de bestaande overeenkomsten verder te worden verbeterd, zodat de eurozone een leidende strategische rol in de ontwikkeling van het mondiale economische systeem op zich kan nemen, die in verhouding staat tot zijn economische gewicht.

Spill-overeffecten zijn zeer krachtig en de noodzaak voor een gemeenschappelijke agenda is het sterkst aanwezig in de eurozone. Het bezit van een gemeenschappelijke munt en een gemeenschappelijk monetair beleid geven een extra dimensie aan de coördinatie, die de rol van de eurozone bij het scheppen van groei en werkgelegenheid in de gehele Europese Unie zou kunnen versterken.

Richtsnoer 6. Om bij te dragen tot de dynamiek en de goede werking van de EMU, moeten de lidstaten van de eurozone zorgen voor een betere coördinatie van hun economisch beleid en hun begrotingsbeleid, in het bijzonder door:

 

1.

bijzondere aandacht te schenken aan de budgettaire houdbaarheid van hun openbare financiën met volledige inachtneming van het stabiliteits- en groeipact;

 

2.

bij te dragen tot een beleidsmix die het economische herstel ondersteunt en verenigbaar is met prijsstabiliteit en daardoor het ondernemers- en het consumentenvertrouwen op korte termijn versterkt, maar die tevens verenigbaar is met duurzame groei op middellange termijn;

 

3.

voort te gaan met structurele hervormingen die de potentiële groei van de eurozone op de lange termijn doen toenemen en zullen leiden tot verbetering van zijn productiviteit, zijn concurrentievermogen en de aanpassing van zijn economie aan asymmetrische schokken, met bijzondere aandacht voor het werkgelegenheidsbeleid, en tevens

 

4.

ervoor te zorgen dat de invloed van de eurozone op het mondiale economische systeem in verhouding staat tot zijn economische gewicht.

DEEL B

MICRO-ECONOMISCHE HERVORMINGEN OM HET GROEIPOTENTIEEL VAN EUROPA TE VERSTERKEN

Structurele hervormingen zijn van essentieel belang voor de versterking van het groeipotentieel van de Europese Unie en ter ondersteuning van macro-economische stabiliteit, omdat zij ervoor zorgen dat de Europese economie efficiënter wordt en over meer aanpassingsvermogen beschikt. Productiviteitswinst kan worden bereikt met concurrentie, menselijk kapitaal, investeringen en innovatie. Om het groeipotentieel van Europa te versterken, moet vooruitgang worden geboekt bij het scheppen van werkgelegenheid en de groei van de productiviteit. Gedurende langer dan een decennium kon de productiviteitsgroei in de Europese Unie geen gelijke tred houden met die in de Verenigde Staten, maar sinds medio 2005 trekt de productiviteitsgroei in de Europese Unie aan, hoewel de productiviteitsgroei in verschillende dienstensectoren tot stilstand is gekomen. Het volhouden van deze verbetering is een belangrijke uitdaging voor de Unie, in het bijzonder gelet op de vergrijzing. Geraamd wordt dat alleen al door de vergrijzing het huidige potentiële groeipercentage met de helft zal afnemen. Een aanhoudende heropleving van de productiviteit, beter opgeleide, bekwamere en sterker gemotiveerde arbeidskrachten en een verhoging van het aantal gewerkte uren zijn dan ook onontbeerlijk om het huidige levenspeil in de toekomst te handhaven en te verhogen en de sociale bescherming op een hoog peil te houden. Bovendien zal een sterkere samenwerking tussen de verschillende overheidsniveaus een meer samenhangende, gecoördineerde en doelmatige beleidsvorming mogelijk maken.

B.1.   Kennis en innovatie — motoren van duurzame groei

Kennis die wordt vergaard door investeringen in O&O, innovatie, onderwijs, vaardigheden en een leven lang leren is een belangrijke motor voor langetermijngroei. Beleid dat erop gericht is investeringen in kennis te verhogen en de innovatiecapaciteit van de Europese economie te versterken staat centraal in de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid. Om deze reden zullen de nationale en regionale programma’s voor de periode 2007-2013 overeenkomstig de Lissabondoelstellingen in toenemende mate worden gericht op investeringen op deze terreinen.

De investeringen in O&O verhogen en verbeteren om een Europese kennisruimte tot stand te brengen

Een hoog investeringsniveau in O&O vormt een cruciale input voor het innovatieve proces en levert dan ook een belangrijke bijdrage tot het toekomstig concurrentievermogen van de Europese Unie. O&O is op verschillende manieren van invloed op de economische groei: om te beginnen kan het bijdragen aan de totstandkoming van nieuwe markten of productieprocessen, ten tweede kan het resulteren in geleidelijke verbeteringen in reeds bestaande producten en productieprocessen; ten derde verhoogt het de capaciteit van een land om nieuwe technologieën te absorberen; en ten vierde bevordert het het innovatiepotentieel. Milieutechnologieën en milieu-innovatie spelen een belangrijke rol bij het bewerkstelligen van duurzame groei.

Momenteel geeft de Europese Unie ongeveer 1,85 % van het bbp uit aan O&O (wat tussen de lidstaten evenwel varieert van 0,5 % tot bijna 4 % van het bbp). Sinds 2000 is het investeringsniveau in O&O te opzichte van het bbp enigszins gedaald. Voorts wordt slechts ongeveer 55 % van de uitgaven voor onderzoek in de Europese Unie door het bedrijfsleven gefinancierd. Lage O&O-investeringen door de particuliere sector zijn genoemd als een van de hoofdredenen voor de innovatiekloof tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie. Er moet sneller vooruitgang worden geboekt bij de oprichting van de Europese onderzoeksruimte, met inbegrip van de verwezenlijking van de collectieve doelstelling van de Europese Unie om de investeringen in onderzoek tot 2010 te verhogen tot 3 % van het bbp. De lidstaten wordt verzocht in hun nationale hervormingsplannen en in hun jaarlijkse uitvoeringsverslagen aan te geven welke uitgaven voor O&O zij plannen en welke maatregelen zij zullen treffen om deze doelstellingen te bereiken, waarbij met name aandacht zal worden besteed aan de integratie van de Europese dimensie in hun nationale beleidsmaatregelen voor O&O. De voornaamste uitdaging bestaat in de invoering van randvoorwaarden, instrumenten en prikkels om ondernemingen ertoe te bewegen meer in onderzoek te investeren.

Publieke onderzoeksuitgaven moeten effectiever worden en de banden tussen openbare en particuliere onderzoekscentra moeten worden aangehaald. Expertisecentra en -netwerken moeten worden versterkt, moderne onderzoeksinfrastructuur moet op een gecoördineerde wijze worden ontwikkeld en in het algemeen moet een beter gebruik worden gemaakt van publieke ondersteuningsmechanismen om innovatie door de particuliere sector te stimuleren; ook moet worden gezorgd voor een betere hefboomwerking van publieke investeringen en moet het bestuur van onderzoeksinstellingen en universiteiten worden gemoderniseerd. Tevens is het van essentieel belang ervoor te zorgen dat het ondernemingsklimaat ruimte biedt voor voldoende mededinging; concurrentie is namelijk een belangrijke prikkel voor particuliere innovatie-uitgaven. Voorts moet vastberaden actie worden ondernomen om het aantal en de kwaliteit van de in Europa actieve onderzoekers te verhogen, in het bijzonder door meer studenten aan te trekken in wetenschappelijke, technische en ingenieursrichtingen, door onderzoekers betere loopbaanperspectieven te bieden en door de belemmeringen voor internationale, Europese en intersectorale mobiliteit van onderzoekers weg te nemen, waarbij ook gedacht moet worden aan de aanwerving en herintegratie van excellente geemigreerde en buitenlandse onderzoekers en studenten. De Europese dimensie van O&O moet worden versterkt door gezamenlijke financiering, door de ontwikkeling van een kritische massa van onderzoekers en een optimaal aantal onderzoeksinfrastructuren op EU-niveau op prioritaire gebieden die veel middelen behoeven, en door belemmeringen voor de mobiliteit van onderzoekers, universitaire docenten en studenten te beperken. Voor de versterking van het vermogen om nieuwe kennis te scheppen en over te nemen zijn verdere inspanningen vereist met het oog op de verbetering en handhaving van de kwaliteit van het onderwijs, met name het hoger onderwijs.

Richtsnoer 7. Om de investeringen in O&O te verhogen en te verbeteren, in het bijzonder in de particuliere sector, wordt de overkoepelende doelstelling, 3 % bbp aan investeringen in 2010, met een juiste verdeling tussen particuliere en publieke investeringen, bevestigd; de lidstaten zullen specifieke tussenniveaus bepalen. De lidstaten dienen de ontwikkeling voort te zetten van een maatregelenmix ter bevordering van O&O, en in het bijzonder O&O van bedrijven, door:

 

1.

betere randvoorwaarden en door te zorgen voor een aantrekkelijk bedrijfsklimaat met voldoende mededinging;

 

2.

de publieke O&O-uitgaven effectiever en efficiënter te maken en POP’s te ontwikkelen;

 

3.

ontwikkeling en versterking van de expertisecentra van onderwijs- en onderzoeksinstellingen in de lidstaten, alsmede, in voorkomend geval, oprichting van nieuwe expertisecentra, en verbetering van de samenwerking en de technologieoverdracht tussen publieke onderzoeksinstellingen en particuliere ondernemingen;

 

4.

ontwikkeling en betere benutting van prikkels waarvan een hefboomwerking op particulier O&O uitgaat;

 

5.

een moderner bestuur van onderzoeksinstellingen en universiteiten;

 

6.

een voldoende instroom van gekwalificeerde onderzoekers, met name door meer studenten aan te trekken in wetenschappelijke, technische en ingenieursrichtingen en de loopbaanperspectieven en de internationale en intersectorale mobiliteit van onderzoekers en ontwikkelaars te bevorderen.

Innovatie faciliteren

De dynamiek van de Europese economie wordt bepaald door haar capaciteiten op het gebied van creativiteit en innovatie. De economische randvoorwaarden voor innovatie moeten vervuld zijn, namelijk goed werkende financiële en goederenmarkten en efficiënte en betaalbare middelen om intellectuele-eigendomsrechten te doen gelden. Innovaties worden vaak op de markt gebracht door nieuwe ondernemingen, die soms maar moeilijk financiering vinden. Innovatie moet daarom worden aangemoedigd door middel van maatregelen die de oprichting en de groei van innovatieve ondernemingen stimuleren, zoals een betere toegang tot financiering. De verbreiding van technologieën en beleid waardoor de nationale innovatieregelingen en onderwijsstelsels beter op elkaar afgestemd worden, kan worden bevorderd door de ontwikkeling van innovatiecentra en -netwerken en van op het mkb toegespitste diensten voor innovatieondersteuning. Landen en regio’s met een achterstand kunnen veel baat hebben bij kennisoverdracht door mobiliteit van onderzoekers, rechtstreekse buitenlandse investeringen of invoer van technologie. Het is ook van cruciaal belang om de integratie van de kennisdriehoek van O&O, opleiding en innovatie verder te intensiveren. Tot de vereisten voor excellentie en innovatie behoren met name kwalitatief hoogwaardige onderwijs- en opleidingsstelsels.

In de brede innovatiestrategie van de Europese Unie komen derhalve de volgende kwesties aan de orde: intellectuele-eigendomsrechten, standaardisering, het gebruik van openbare aanbestedingen als middel om innovatie te bevorderen, gezamenlijke initiatieven op het vlak van technologie, het stimuleren van innovatie in pioniersmarkten, samenwerking tussen hoger onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven, met inbegrip van open source-innovatie, bevorderen van innovatie in regio’s, innovatie op het vlak van diensten en niet-technologische innovatie en een betere toegang voor ondernemingen tot financieringsbronnen, met name tot risicokapitaal.

De Europese Unie moet oplossingen vinden voor een systeem voor de behandeling van octrooigeschillen en een Gemeenschapsoctrooi.

Richtsnoer 8. Alle vormen van innovatie faciliteren. Hiertoe moeten de lidstaten zich toeleggen op:

 

1.

verbetering van de diensten die innovatie ondersteunen, in het bijzonder voor verspreiding en technologieoverdracht;

 

2.

de oprichting en ontwikkeling van innovatiecentra, -netwerken en -incubators waarin universiteiten, onderzoeksinstellingen en ondernemingen worden samengebracht, ook op regionaal en lokaal niveau, ter overbrugging van de technologiekloof tussen bepaalde regio’s;

 

3.

de aanmoediging van grensoverschrijdende kennisoverdracht, mede door middel van directe buitenlandse investeringen;

 

4.

aanmoediging van overheidsopdrachten voor innovatieve producten en diensten;

 

5.

betere toegang tot binnenlandse en internationale financieringsbronnen;

 

6.

efficiënte en betaalbare middelen om intellectuele-eigendomsrechten te doen gelden.

De verspreiding van informatie- en communicatietechnologieën (ICT), in overeenstemming met de doelstellingen en maatregelen van het Initiatief i2010, is ook een belangrijk middel tot productiviteitsverbetering en bijgevolg tot meer economische groei. De Europese Unie heeft nog niet alle vruchten kunnen plukken van het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën, met name als gevolg van de nog steeds achterblijvende investeringen in ICT, organisatorische innovatie en digitale vaardigheden. Een breder en meer doeltreffend gebruik van ICT en de totstandkoming van een interne markt zonder grenzen voor elektronische communicatiediensten zullen het toekomstige concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven versterken. Voorts is het van belang de fragmentatie van de elektronische interne markt te voorkomen en te verminderen door in alle segmenten interoperabele elektronische diensten tussen lidstaten te creëren. Open ICT-normen zijn een nuttige basis voor interoperabiliteit en innovatie. Veilige netwerken, de beveiliging en het privékarakter van informatie, alsook convergentie dienen eveneens te zijn gewaarborgd. De lidstaten moeten de aanleg van breedbandnetwerken bevorderen, ook in gebieden met een lage dekkingsgraad, met het oog op de ontwikkeling van de kenniseconomie en het verkleinen van de regionale verschillen in economische, sociale en culturele ontwikkeling, terwijl zij groei en innovatie in nieuwe diensten moeten stimuleren door de aanleg van breedbandnetwerken aan zeer hoge snelheid te bevorderen.

Richtsnoer 9. Om de verspreiding en effectieve toepassing van ICT te faciliteren en een volledig inclusieve informatiemaatschappij op te bouwen moeten de lidstaten:

 

1.

een brede toepassing van informatie- en communicatietechnologie door overheidsdiensten, het mkb en huishoudens aanmoedigen;

 

2.

de randvoorwaarden voor de vereiste veranderingen in de arbeidsorganisatie van de economie creëren;

 

3.

een sterke aanwezigheid van het Europese bedrijfsleven in de kernonderdelen van de ICT-industrie bevorderen;

 

4.

de ontwikkeling van een sterke ICT-industrie en een sterke inhoudsindustrie aanmoedigen;

 

5.

zorgen voor netwerk- en inhoudbeveiliging, alsmede voor convergentie en interoperabiliteit, zodat een informatieruimte zonder grenzen tot stand kan komen;

 

6.

de exploitatie van breedbandnetwerken aanmoedigen, ook in regio’s met een lage dekkingsgraad, ter ontwikkeling van de kenniseconomie. Zie ook geïntegreerd richtsnoer „Met gepaste aandacht voor de rol van de sociale partners, flexibiliteit gecombineerd met werkzekerheid bevorderen en segmentering van de arbeidsmarkt verminderen” (nr. 21).

De concurrentievoordelen van de Europese industriële basis versterken

Een sterke industriële basis is van cruciaal belang voor de Europese economie. Het concurrentievermogen van de Europese Unie is afhankelijk van het vermogen van de economie om activiteiten te heroriënteren naar sectoren met een hogere productiviteit. De modernisering van de industriële basis van de Europese Unie wordt ondersteund door een geïntegreerde benadering waarbij door de overheid beleidsmaatregelen worden genomen ter bevordering van innovatie en werkgelegenheid, en regionale en andere beleidsterreinen goed op elkaar aansluiten. Om zijn economische en technologische leiderspositie te behouden en te versterken moet Europa bovendien zijn capaciteit om nieuwe technologieën, met inbegrip van ICT en milieutechnologie, te ontwikkelen en op de markt te brengen, verhogen. De synergieën die voortvloeien uit het gezamenlijk aangaan van uitdagingen op het gebied van onderzoek, regelgeving en financiering op Europees niveau, in de gevallen waarin de lidstaten marktfalen niet kunnen verhelpen omdat ze het probleem wegens de ernst en de omvang ervan niet afzonderlijk met succes kunnen aanpakken, moeten worden bestudeerd en benut. De Europese Unie heeft haar technologisch potentieel nog niet ten volle kunnen verwezenlijken. In het kader van het Europese industriebeleid dient te worden gestreefd naar de totstandbrenging van eendere voorwaarden voor ondernemingen, op basis van eerlijke mededinging. De oprichting van Europese expertisecentra en de ontwikkeling van publiek-private partnerschappen en samenwerking tussen de lidstaten in die gevallen waarin de baten voor de samenleving groter zijn dan die voor de private sector, zullen ertoe bijdragen dat dit technologische potentieel wordt aangeboord.

Richtsnoer 10. Om de concurrentievoordelen van zijn industriële basis te versterken, heeft Europa behoefte aan een sterk industrieel weefsel dat zijn hele grondgebied omspant. Het voeren van een modern en actief industriebeleid is absoluut noodzakelijk. Daartoe dienen de concurrentievoordelen van de industriële basis te worden versterkt, onder meer door bij te dragen tot aantrekkelijke randvoorwaarden voor zowel de industrie als de dienstensector, en moeten de maatregelen op nationaal, transnationaal en Europees niveau elkaar aanvullen. Hiertoe moeten de lidstaten:

 

1.

allereerst nagaan door welke factoren de voornaamste bedrijfstakken meerwaarde krijgen en concurrerend worden, en zich richten op de uitdagingen van de mondialisering;

 

2.

zich tevens toeleggen op de ontwikkeling van nieuwe technologieën en nieuwe markten.

 

a)

Dit impliceert in het bijzonder dat zij zich inzetten voor de bevordering van nieuwe technologische initiatieven op basis van publiek-private partnerschappen en samenwerking tussen de lidstaten die ertoe bijdragen dat werkelijke tekortkomingen van de markt worden aangepakt.

 

b)

Dit impliceert ook de oprichting en ontwikkeling van regionale of plaatselijke bedrijfsclusters, overal in de Europese Unie, met grotere betrokkenheid van het mkb.

Zie ook geïntegreerd richtsnoer „Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar afstemmen” (nr. 20).

Duurzaam gebruik van hulpbronnen aanmoedigen

De Unie kan slechts duurzaam succes boeken indien zij er ook in slaagt een aantal uitdagingen op het gebied van hulpbronnen en milieu het hoofd te bieden die, bij het uitblijven van maatregelen of indien zij niet op een kostenefficiënte wijze worden aangepakt, een rem kunnen vormen op de toekomstige groei. Recente ontwikkelingen hebben scherp het belang belicht van energie-efficiëntie teneinde de Europese economie minder kwetsbaar te maken voor schommelingen in de aardolieprijzen. Een geïntegreerde aanpak van het klimaat- en het energiebeleid is noodzakelijk om de energievoorziening veilig te stellen, het concurrentievermogen van de EU-economie en de beschikbaarheid van betaalbare energie te waarborgen en de klimaatverandering te bestrijden. Zowel van de lidstaten als van de Gemeenschap is een bijdrage vereist voor het bereiken van de EU-doelstellingen van een vermindering met ten minste 20 % van de uitstoot van broeikasgassen, een aandeel van 20 % van hernieuwbare energiebronnen en een verbetering van de energie-efficiëntie met 20 % tegen 2020, naast het treffen van voorbereidingen voor een beperking van de uitstoot van broeikasgassen tegen 2020 met 30 % als EU-bijdrage aan een wereldomspannende en algemene overeenkomst voor de periode na 2012 (indien andere ontwikkelde landen zich vastleggen op vergelijkbare uitstootreducties en de economisch meer geavanceerde ontwikkelingslanden zich verbinden tot een toereikende bijdrage). Er dient beleid te worden ontwikkeld om ervoor te zorgen dat de doelstellingen worden bereikt op de economisch meest efficiënte wijze, met zo laag mogelijke kosten. Cruciaal zal zijn, ervoor te zorgen dat de omschakeling naar een koolstofluwe economie kan worden gerijmd met het concurrentievermogen van de Europese Unie, bijdraagt tot een gezond en houdbaar beheer van de overheidsfinanciën en tot de ruimere groeidoelstellingen in de lijn van de Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid. Het is van vitaal belang dat de lidstaten de strijd tegen de klimaatverandering voortzetten om te bewerkstelligen dat het jaargemiddelde van de temperatuur aan het aardoppervlak wereldwijd niet meer dan 2 °C boven de pre-industriële niveaus uitstijgt, en zij de Kyotodoelstellingen en de doelstellingen voor 2020 op kosteneffectieve wijze uitvoeren. De lidstaten moeten het verlies aan biologische diversiteit vóór 2010 een halt toeroepen en de ecosysteemdiensten in stand houden, in het bijzonder door hiervoor ook in andere beleidsgebieden plaats in te ruimen, gelet op het belang van de biologische diversiteit voor bepaalde economische sectoren.

De ontwikkeling van een efficiënt en duurzaam vervoersbeleid, mede door een daadwerkelijke internalisering van de externe kosten mogelijk te maken, is van essentieel belang. Hierbij is het van groot belang dat gebruik wordt gemaakt van marktconforme instrumenten, zodat milieuschade en sociale kosten beter worden doorberekend in de prijzen, en het is belangrijk passende prijssignalen ten volle hun werk te laten doen. Voorts is er behoefte aan een stringentere EU-emissiehandelsregeling. Door — naast onder meer belastingen, milieusubsidies en -heffingen — de ontwikkeling en het gebruik van milieuvriendelijke technologieën en milieu-innovatie te bevorderen, in bestekken van overheidsopdrachten ecologische verplichtingen op te nemen en daarbij bijzondere aandacht te besteden aan het mkb, en voor het milieu schadelijke subsidies in te trekken, kunnen innovatieprestaties worden verbeterd en kan er een grotere bijdrage tot de duurzame ontwikkeling worden geleverd. Zo behoren de ondernemingen van de Europese Unie tot de wereldleiders in de ontwikkeling van nieuwe technologieën voor hernieuwbare energie. Nu de energieprijzen voortdurend een opwaartse druk ondergaan en het klimaat aan accumulerende bedreigingen blootstaat, is het belangrijk de energie-efficiëntie te stimuleren, wat zowel groei als duurzame ontwikkeling ten goede komt.

Richtsnoer 11. Duurzaam gebruik van hulpbronnen aanmoedigen en de synergieën tussen milieubescherming en groei versterken. Hiertoe moeten de lidstaten:

 

1.

voorrang geven aan energie-efficiëntie en warmtekrachtkoppeling, de ontwikkeling van duurzame, hernieuwbare energie en de snelle verspreiding van milieuvriendelijke en milieuefficiënte technologie a) binnen de interne markt, met name in de energie- en vervoersector, onder meer teneinde de Europese economie minder kwetsbaar te maken voor schommelingen in de aardolieprijzen; b) tegenover de rest van de wereld wegens het aanzienlijke exportpotentieel van deze sector;

 

2.

ijveren voor de ontwikkeling van middelen om externe milieukosten te internaliseren, en economische groei en aantasting van het milieu van elkaar los te koppelen. De uitvoering van deze prioriteiten moet in overeenstemming zijn met het bestaande Gemeenschapsrecht en met de acties en instrumenten die zijn voorgesteld in het actieplan inzake milieutechnologieën (ETAP), onder meer door a) het gebruik van marktconforme instrumenten, b) risicokapitaal en financiering van O&O, c) bevordering van duurzame consumptie- en productiepatronen, inclusief het opnemen van ecologische verplichtingen in bestekken van overheidsopdrachten, d) specifieke aandacht te geven aan het mkb, e) hervorming en geleidelijke afschaffing van subsidies die aanmerkelijk schadelijke gevolgen hebben voor het milieu en onverenigbaar zijn met duurzame ontwikkeling;

 

3.

ernaar blijven streven het verlies aan biologische diversiteit vóór 2010 een halt toe te roepen, in het bijzonder door hiervoor ook in andere beleidsgebieden plaats in te ruimen, gelet op het belang van de biologische diversiteit voor bepaalde economische sectoren;

 

4.

de strijd tegen de klimaatverandering voortzetten en daarbij de Kyotodoelstellingen op kosteneffectieve wijze uitvoeren, vooral wat het mkb betreft.

Zie ook geïntegreerd richtsnoer „Een efficiënte, op groei en werkgelegenheid gerichte allocatie van productiemiddelen bevorderen” (nr. 3).

B.2.   Europa aantrekkelijker maken om te investeren en te werken

De aantrekkingskracht van de Europese Unie voor investeerders hangt onder meer af van de omvang en de toegankelijkheid van haar markten, haar regelgevingsklimaat, de kwaliteit van haar arbeidskrachten en haar infrastructuur.

De interne markt uitbreiden en verdiepen

Terwijl de interne goederenmarkt relatief goed geïntegreerd is, blijft de interne dienstenmarkt wettelijk of de facto veeleer gefragmenteerd. De volledige en tijdige tenuitvoerlegging van de dienstenrichtlijn zal een belangrijke stap zijn voor de totstandbrenging van een volledig operationele interne markt voor diensten. Het wegnemen van alle belemmeringen voor grensoverschrijdende activiteiten, mede door de beperking van de administratieve lasten, biedt een kans aan het onbenutte potentieel van de dienstensector om zich te ontplooien. Verbetering van het belastingklimaat is belangrijk. Het functioneren van de interne markt kan worden verbeterd door aanhoudende inspanningen om belastingfraude aan te pakken en schadelijke belastingconcurrentie op te heffen en door middel van nauwere samenwerking inzake belasting tussen de lidstaten en, in voorkomend geval, op Europees niveau, met eerbiediging van de nationale bevoegdheden. De werkzaamheden ter zake zullen worden voortgezet, waarbij belemmeringen voor de interne markt zullen worden aangepakt. Ten slotte zou de volledige integratie van de financiële markten, middels de uitvoering van de strategie van het Witboek over het beleid op het gebied van financiële diensten (2005-2010), de productie en de werkgelegenheid doen toenemen, omdat zij zou leiden tot een efficiëntere kapitaalallocatie en betere financieringsvoorwaarden voor ondernemingen.

De lidstaten hebben vorderingen geboekt bij de omzetting van de internemarktrichtlijnen. Niettemin moeten verdere verbeteringen een prioriteit blijven om de voordelen van een interne Europese markt te benutten. Daarenboven worden richtlijnen vaak niet uitgevoerd of verkeerd toegepast, zoals blijkt uit het hoge aantal door de Commissie ingestelde inbreukprocedures. De lidstaten moeten onderling beste praktijken uitwisselen en met de Commissie samenwerken om ervoor te zorgen dat hun burgers en ondernemingen alle vruchten van de internemarktwetgeving kunnen plukken. Zo is er nog veel ruimte om de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten te verbeteren. Dergelijke verbeteringen zouden ertoe leiden dat meer van dergelijke procedures openbaar worden gemaakt. Transparantere procedures zouden bovendien leiden tot aanzienlijke besparingen op de begrotingen van de lidstaten.

Richtsnoer 12. De interne markt uitbreiden en verdiepen. Hiertoe moeten de lidstaten:

 

1.

de omzetting van de internemarktrichtlijnen bespoedigen;

 

2.

prioriteit verlenen aan strengere en efficiëntere handhaving van de internemarktwetgeving;

 

3.

de resterende belemmeringen voor grensoverschrijdende activiteiten wegnemen;

 

4.

Europese regelgeving betreffende de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten effectief toepassen;

 

5.

een volledig operationele interne markt voor diensten bevorderen met behoud van het Europese sociale model;

 

6.

de integratie van de financiële markten bespoedigen door een consistente en coherente uitvoering en toepassing van het Actieplan financiële diensten. Zie ook geïntegreerd richtsnoer „Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar afstemmen” (nr. 20).

Zorgen voor open en concurrerende markten binnen en buiten Europa

Een open mondiaal handelsstelsel is van essentieel belang voor de Europese Unie. Wij zijn de grootste handelaar en investeerder ter wereld en daardoor maakt onze openheid lagere kostenfactoren voor de industrie, lagere kosten voor de verbruikers, concurrentiestimulansen voor ondernemingen en nieuwe investeringen mogelijk. Terzelfder tijd is het belangrijk dat de Europese Unie haar invloed in internationale onderhandelingen gebruikt om aan te dringen op een steeds verdergaande openstelling van de markten, die wederzijdse voordelen zou moeten opleveren. Het uit de weg ruimen van belemmeringen voor handel en investeringen blijft dus voor de Europese Unie een prioriteit, en zij blijft krachtig stelling nemen tegen oneerlijke praktijken in handel, investeringen en concurrentie. Het is ook belangrijk om met onze voornaamste handelspartners te werken aan de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ruimte van verenigbare regelgevingsvoorschriften en normen, en in dat kader samen te werken op internationaal niveau om de efficiëntie en de stabiliteit van de internationale financiële markten te vergroten.

Het mededingingsbeleid is zeer belangrijk geweest om voor de ondernemingen in de Europese Unie gelijke concurrentievoorwaarden vast te stellen. Het mededingingsbeleid kan ook bijdragen tot de totstandkoming van een zo breed mogelijke marktregulering, hetgeen bevorderlijk is voor het creëren van voorwaarden waaronder ondernemingen daadwerkelijk met elkaar kunnen concurreren, waarbij met name rekening dient te worden gehouden met de externe aspecten van het concurrentievermogen bij de uitwerking en uitvoering van ons eigen intern beleid. Een verdere openstelling van de Europese markten voor concurrentie kan worden bereikt door het verminderen van het algemene niveau van de resterende staatssteun. Daarnaast moet de overblijvende staatssteun worden bestemd voor bepaalde horizontale doelstellingen. De evaluatie van de voorschriften inzake staatssteun heeft deze ontwikkeling bevorderd.

Structurele hervormingen die de markt toegankelijker maken, zijn een bijzonder doeltreffend instrument om de mededinging te doen toenemen. Die hervormingen zullen met name van groot belang zijn op markten die voorheen tegen mededinging waren afgeschermd door concurrentievervalsing, het bestaan van monopolies, overregulering (zo kunnen vergunningen, toelatingen, minimumkapitaalvereisten, wettelijke belemmeringen, winkelopeningstijden, gereguleerde prijzen enz. de totstandkoming van een omgeving met echt vrije mededinging belemmeren) of door protectionistische maatregelen.

Voorts zou de toepassing van de goedgekeurde maatregelen om de netwerkindustrieën voor mededinging open te stellen (op de terreinen gas en elektriciteit, vervoer, telecommunicatie en postdiensten), moeten leiden tot een algemene prijsdaling en meer keuzemogelijkheden, zonder dat de verlening van diensten van algemeen economisch belang aan alle burgers in het gedrang komt. De mededingings- en regelgevingsautoriteiten moeten erop toezien dat de mededinging op de geliberaliseerde markten tot ontwikkeling komt. Er moet worden gegarandeerd dat hoogwaardige diensten van algemeen economisch belang tegen betaalbare prijzen worden geleverd.

Mondige consumenten die weloverwogen keuzes maken zullen zich sneller tot efficiënte ondernemingen wenden. Meer inspanningen moeten worden geleverd voor een verbeterde handhaving van de consumentenwetgeving die consumenten mondiger maakt en op de interne markt meer intense mededinging op retailniveau mogelijk maakt.

Openstelling voor buitenlandse handel en investeringen door toename van import en export, kan in belangrijke mate bijdragen tot groei en werkgelegenheid en daardoor de totstandbrenging van structurele hervormingen vergemakkelijken. Een sterk en open systeem van wereldwijd geldende handelsvoorschriften is van vitaal belang voor de Europese economie. De geslaagde afronding van een ambitieus en evenwichtig akkoord in het kader van de onderhandelingsronde van Doha en de ontwikkeling van bilaterale en regionale vrijhandelsovereenkomsten zouden moeten resulteren in een verdere openstelling van markten voor handel en investeringen en daardoor het groeipotentieel moeten vergroten. De Europese Unie staat gereed om haar handels- en investeringspartners bij te staan bij het bevorderen van wereldwijde normen en met name bij het ondersteunen van capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden.

Richtsnoer 13. Om te zorgen voor open en concurrerende markten binnen en buiten Europa. Hiertoe, en om de voordelen van de mondialisering te kunnen benutten, moeten de lidstaten voorrang verlenen aan:

 

1.

het wegnemen van wettelijke belemmeringen, handelsbelemmeringen en andere onnodige belemmeringen voor de mededinging;

 

2.

een betere handhaving van het mededingingsbeleid;

 

3.

een selectieve controle van markten en regelgeving door de mededingings- en regelgevingsautoriteiten teneinde belemmeringen voor markttoegang en mededinging op te sporen en weg te nemen;

 

4.

afbouw van staatssteun die de mededinging verstoort;

 

5.

ombuiging van de staatssteun, overeenkomstig het aangekondigde communautaire kader, naar bepaalde horizontale doelstellingen zoals onderzoek, innovatie en optimalisering van menselijk kapitaal, alsook naar onmiskenbare tekortkomingen van de markt;

 

6.

de bevordering van externe ontsluiting, ook in een multilaterale context;

 

7.

volledige toepassing van de overeengekomen maatregelen om de netwerkindustrieën voor mededinging open te stellen, om te zorgen voor effectieve mededinging op over heel Europa geïntegreerde markten. Tegelijkertijd spelen effectieve diensten van algemeen economisch belang die tegen betaalbare prijzen worden geleverd, een belangrijke rol in een dynamische op mededinging gebaseerde economie.

Het Europese en het nationale regelgevingskader verbeteren

Marktregulering is van essentieel belang voor de totstandbrenging van een klimaat waarin handelstransacties tegen concurrerende prijzen kunnen plaatsvinden. Door marktregulering kunnen ook de tekortkomingen van de markt worden gecorrigeerd en de marktdeelnemers worden beschermd. Toch kan het gecumuleerde effect van wetgeving en regelgeving aanzienlijke economische kosten genereren. Daarom is het van belang dat wetgeving goed doordacht is, in verhouding staat tot het te bereiken doel en regelmatig wordt herzien. Voor de kwaliteit van het regelgevingsklimaat op Europees en nationaal niveau moeten de Europese Unie en de lidstaten zich samen inzetten en verantwoordelijkheid dragen.

De cultuur van „beter regelgeven” is in de Europese Unie wortel beginnen te schieten. Overeenkomstig de benadering van de Commissie voor betere regelgeving worden de economische en sociale gevolgen en de milieueffecten van nieuwe of herziene wetgeving zorgvuldig beoordeeld om de potentiële synergie en wisselwerking tussen de verschillende beleidsdoelstellingen op te sporen. Voorts wordt nagegaan of bestaande wetgeving, met inbegrip van de administratieve lasten, kan worden vereenvoudigd en wat haar effect is op de mededinging. Ten slotte heeft de Commissie een strategie aangenomen om de administratieve kosten van nieuwe en bestaande EU-wetgeving te beoordelen en is er een ambitieuze doelstelling vastgesteld om tegen 2012 een vermindering van 25 % tot stand te brengen van de lasten die voortvloeien uit communautaire wetgeving en de omzetting van deze wetgeving in nationale wetgeving.

De lidstaten moeten binnen hun bevoegdheidssferen even ambitieuze nationale reductiedoelstellingen vaststellen. Ter beperking van de administratieve lasten dienen elektronische overheidsdiensten actief te worden bevorderd, evenals andere ICT-middelen die door de lidstaten op ruime schaal worden toegepast. Meer algemeen moeten lidstaten een brede en ondubbelzinnige strategie voor betere regelgeving vaststellen, met inbegrip van adequate institutionele structuren, toezichtinstrumenten en middelen, en de belanghebbenden er in passende mate bij betrekken. lidstaten moeten systematisch de kosten en voordelen van wetgevingsinitiatieven en -herzieningen evalueren. Zij moeten de kwaliteit van hun regelgeving verbeteren zonder hun doelstellingen uit het oog te verliezen, en bestaande wetgeving vereenvoudigen. Zij moeten een brede raadpleging houden over de kosten en baten van hun wetgevingsinitiatieven, in het bijzonder wanneer verschillende beleidsdoelstellingen met elkaar moeten worden verzoend. De lidstaten moeten er ook voor zorgen dat passende alternatieve regelgeving terdege wordt overwogen. Dit is vooral van belang voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), die doorgaans slechts over beperkte middelen beschikken om te voldoen aan de regelgevingsvereisten van de communautaire en nationale wetgeving. Daarom moet met name worden overwogen of kmo’s geheel of gedeeltelijk kunnen worden vrijgesteld van administratieve vereisten.

Richtsnoer 14. Om een bedrijfsklimaat met meer mededinging te creëren en particulier initiatief door betere regelgeving aan te moedigen, moeten de lidstaten:

 

1.

de administratieve lasten voor ondernemingen, en in het bijzonder voor het mkb en starters, verminderen;

 

2.

de kwaliteit van bestaande en nieuwe regelgeving verbeteren door het economische effect, het sociale effect (ook het gezondheidseffect) en het milieueffect daarvan systematisch en streng te beoordelen; daarbij moet aandacht gaan naar en vooruitgang worden geboekt met het meten van de administratieve kosten die de regelgeving meebrengt en het effect ervan op de mededinging, ook wat het handhavingsaspect betreft;

 

3.

ondernemingen aanmoedigen meer maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen.

Europa moet het ondernemerschap efficiënter cultiveren en heeft behoefte aan meer nieuwe ondernemingen die bereid zijn creatieve of innovatieve projecten op te zetten. Het beleid moet een kader scheppen voor innovatieve kmo’s die een potentieel hebben voor een hoge meerwaarde en grote groei. Ondernemerschap en alle daarvoor vereiste capaciteiten moeten in alle vormen van onderwijs en opleiding aan bod komen. Ondernemerschap moet vanaf de schoolbanken in levenslang leren geïntegreerd worden. Partnerschappen met ondernemingen moeten worden aangemoedigd. De oprichting en groei van ondernemingen kan ook worden aangemoedigd door betere toegang tot financiering, efficiëntere financiële bemiddeling en door sterkere economische prikkels. Daarbij valt te denken aan de invoering van belastingregelingen die succes belonen, vermindering van de indirecte arbeidskosten en vermindering van administratieve lasten voor starters, met name door verlening van de relevante ondersteunende diensten voor ondernemingen, in het bijzonder voor jonge ondernemers, en de instelling van één-loketprocedures. Bijzondere nadruk moet worden gelegd op het vergemakkelijken van eigendomsoverdracht, ook van familieondernemingen, en de verbetering van reddings- en herstructureringsprocedures in het bijzonder door een efficiëntere faillissementswetgeving. De lidstaten dienen ook de verspreiding van ICT onder kmo’s te bevorderen om de productiviteit te vergroten en de export te bevorderen door het stimuleren van online administratieve procedures. Er dient terdege aandacht te worden besteed aan de bijzondere barrières waar vrouwelijke ondernemers op stuiten; voorts moet worden onderzocht hoe het aantal vrouwelijke ondernemers zou kunnen groeien en hoe een dergelijke groei zou kunnen worden ondersteund. De voorstellen die deel zullen uitmaken van de toekomstige Europese Wet op de kleine ondernemingen, die door de Commissie zal worden gepresenteerd, moeten zodanig zijn opgesteld dat het potentieel voor groei en werkgelegenheid van kmo’s ermee wordt vrijgemaakt.

Richtsnoer 15. Om het ondernemerschap te bevorderen en het klimaat voor kmo’s te verbeteren, moeten de lidstaten:

 

1.

de toegang tot financiering verbeteren, om de oprichting en groei van het mkb te bevorderen, met de klemtoon op microleningen en andere vormen van risicokapitaal;

 

2.

sterkere economische prikkels bieden, onder meer door belastingregelingen te vereenvoudigen en de indirecte arbeidskosten te verminderen;

 

3.

het innovatief potentieel van kmo’s versterken;

 

4.

de daartoe strekkende ondersteunende diensten verlenen, bijvoorbeeld door één-loketprocedures in te stellen en nationale ondersteuningsnetwerken voor ondernemingen te stimuleren, om hun oprichting en groei te bevorderen, in overeenstemming met het Europees handvest voor kleine bedrijven. Voorts moeten de lidstaten ondernemerschap meer aan bod laten komen in onderwijs en opleiding voor het mkb. Zij moeten ook de eigendomsoverdracht vergemakkelijken, hun faillissementswetgeving waar nodig moderniseren en hun regelgeving in verband met reddings- en herstructureringsprocedures verbeteren.

Zie ook de geïntegreerde richtsnoeren „Een efficiënte, op groei en werkgelegenheid gerichte allocatie van productiemiddelen bevorderen” (nr. 3) en „Alle vormen van innovatie faciliteren” (nrs. 8, 24 en 23).

De Europese infrastructuurvoorzieningen uitbreiden en verbeteren

Moderne infrastructuren (vervoer, energie en digitale communicatie) bepalen voor een belangrijk deel de aantrekkingskracht van een locatie. Ze vergemakkelijken immers de mobiliteit van personen, goederen en diensten in de gehele Unie. Onderling verbonden en interoperabele trans-Europese netwerken verminderen de vervoers- en communicatiekosten, ontsluiten markten, waardoor zij de internationale handel stimuleren en de dynamiek van de interne markt bevorderen. Voorts stimuleert de voortschrijdende liberalisering van de Europese netwerkindustrieën de mededinging, waardoor deze sectoren efficiënter worden.

De prioriteiten bij toekomstige investeringen in de Europese infrastructuren zijn: de verwezenlijking van de 30 prioritaire vervoersprojecten die door het Parlement en de Raad zijn vastgesteld in de TEN-vervoersrichtsnoeren en de voltooiing van de Quick-start grensoverschrijdende projecten voor vervoer, hernieuwbare energie, breedbandcommunicatie en onderzoek, die zijn vastgesteld in het Europese groei-initiatief, alsmede de uitvoering van de vervoersprojecten die steun krijgen uit het Cohesiefonds. Ook moeten knelpunten in de nationale infrastructuren worden aangepakt. Een correct tarificatiesysteem voor het gebruik van de infrastructuur kan de efficiëntie ten goede komen en zorgen voor de totstandkoming van een duurzaam evenwicht tussen de verschillende vervoerswijzen.

Richtsnoer 16. Europese infrastructuren uitbreiden, verbeteren en onderling koppelen en prioritaire grensoverschrijdende projecten voltooien, in het bijzonder met het doel de nationale markten in de uitgebreide Europese Unie beter te integreren. Hiertoe moeten de lidstaten:

 

1.

adequate voorwaarden ontwikkelen voor vervoers-, energie- en ICT-infrastructuur die de beschikbare hulpbronnen efficiënt benut, met voorrang voor die infrastructuurvoorzieningen welke deel uitmaken van het TEN-netwerk, door communautaire mechanismen aan te vullen, met name in grensoverschrijdende gedeelten en perifere gebieden, als essentiële voorwaarde om de netwerkindustrieën met succes voor mededinging open te stellen;

 

2.

de ontwikkeling van partnerschappen tussen de overheid en de particuliere sector overwegen;

 

3.

nadenken over correcte tariefsystemen voor het gebruik van infrastructuur om te zorgen voor efficiënt gebruik van de infrastructuurvoorzieningen en totstandkoming van een duurzaam evenwicht tussen vervoerswijzen, met de klemtoon op overschakelen naar andere technologieën en innovatie en met de nodige aandacht voor milieukosten en het effect op de groei.

Zie ook geïntegreerd richtsnoer „De verspreiding en effectieve toepassing van ICT faciliteren en een volledig inclusieve informatiemaatschappij opbouwen” (nr. 9).

Gedaan te Brussel, 14 mei 2008.

Voor de Raad

De voorzitter

  • A. 
    BAJUK
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.