Besluit 2010/802 - Vrijstelling van bepaalde gevallen van onregelmatigheden, begaan bij door de structuurfondsen en het Cohesiefonds voor de programmeringsperiode 2000-2006 medegefinancierde activiteiten, van de speciale kennisgevingsvoorschriften, vastgesteld in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1681/94 en artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/94

1.

Wettekst

23.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 341/49

 

BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 21 december 2010

tot vrijstelling van bepaalde gevallen van onregelmatigheden, begaan bij door de structuurfondsen en het Cohesiefonds voor de programmeringsperiode 2000-2006 medegefinancierde activiteiten, van de speciale kennisgevingsvoorschriften, vastgesteld in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1681/94 en artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1831/94

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 9244)

(2010/802/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999 (1), en met name artikel 70, lid 3, en artikel 105, lid 1, Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds (2), en met name artikel 103, lid 3, en Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit de Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (3), en met name artikel 74, lid 4, en artikel 92,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het rechtskader voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, de afdeling Oriëntatie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (hierna „de structuurfondsen” genoemd) en het Cohesiefonds is grotendeels vastgesteld, hoewel het vaak is aangepast. De programmering omvat de opstelling van meerjarige ontwikkelingsplannen in verscheidene stadia, waarbij elk stadium een periode van zeven jaar bestrijkt. Voor elke programmeringsperiode wordt een reeks afzonderlijke verordeningen vastgesteld, die zijn gebaseerd op dezelfde algemene beginselen maar bepaalde nieuwe voorschriften invoeren die specifiek bedoeld zijn voor de desbetreffende programmeringsperiode. De relevante bepalingen voor de programmeringsperiode 2007-2013 zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1083/2006 en Verordening (EG) nr. 1828/2006 van de Commissie van 8 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, en van Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (4), Verordening (EG) nr. 1198/2006 en Verordening (EG) nr. 498/2007 van de Commissie van 26 maart 2007 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad inzake het Europees Visserijfonds (5), Verordening (EG) nr. 1848/2006 van de Commissie van 14 december 2006 betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en terugvordering van bedragen die in dat kader onverschuldigd zijn betaald, alsmede de organisatie van een informatiesysteem op dit gebied en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 595/91 van de Raad (6) en Verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Commissie van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (7).

 

(2)

De relevante bepalingen voor de programmeringsperiode 2000-2006 zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de structuurfondsen (8) en Verordening (EG) nr. 1164/94 van de Raad van 16 mei 1994 tot oprichting van een Cohesiefonds (9). In Verordening (EG) nr. 1681/94 van de Commissie van 11 juli 1994 betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het structuurbeleid en terugvordering van in dat kader onverschuldigd betaalde bedragen, alsmede betreffende de inrichting van een informatiesysteem op dit gebied (10) en Verordening (EG) nr. 1831/94 van de Commissie van 26 juli 1994 betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het Cohesiefonds en terugvordering van in dat kader onverschuldigd betaalde bedragen, alsmede betreffende de inrichting van een informatiesysteem op dit gebied (11) zijn voor die programmeringsperiode voorschriften vastgesteld met betrekking tot onregelmatigheden en de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen in verband met de financiering van beleidsmaatregelen door de fondsen. Die verordeningen bevatten kennisgevingsvoorschriften voor ontdekte onregelmatigheden. Die voorschriften hebben geleid tot een onevenredige administratieve last voor de lidstaten en de Commissie.

 

(3)

Krachtens artikel 28, lid 1, van het Protocol betreffende de voorwaarden en de nadere regels voor de toelating van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie (12) worden maatregelen waarvoor op de datum van toetreding een besluit tot verlening van bijstand uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1267/1999 van de Raad van 21 juni 1999 tot instelling van een pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid (13) van toepassing was en die op die datum nog niet volledig waren uitgevoerd, geacht uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1164/94 te zijn goedgekeurd en alle bepalingen betreffende de uitvoering van overeenkomstig laatstgenoemde verordening goedgekeurde maatregelen zijn op die maatregelen van toepassing. Wat de ex-ISPA-projecten betreft, moet dit besluit daarom ook worden gericht tot Bulgarije en Roemenië.

 

(4)

Om de last voor de lidstaten te verlichten en de doelmatigheid te verbeteren, is artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1681/94 gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2035/2005 van de Commissie (14) en is artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/94 gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2168/2005 van de Commissie (15) zodat de lidstaten voor de programmeringsperiode 2000-2006 geen kennisgeving hoeven te doen van gevallen waarbij de onregelmatigheid alleen bestaat in het feit dat een uit de begroting van de Unie medegefinancierde activiteit niet volledig of gedeeltelijk is uitgevoerd wegens het faillissement van de eindbegunstigde of de eindontvanger en waarbij zich vóór het faillissement of de vermoedelijke fraude geen andere onregelmatigheden hebben voorgedaan (hierna „faillissementen” genoemd).

 

(5)

Hoewel Verordening (EG) nr. 1681/94, als gewijzigd, en Verordening (EG) nr. 1831/94, als gewijzigd, het bestaande kennisgevingssysteem hebben vereenvoudigd, hadden de ingevoerde vereenvoudigingen geen betrekking op het voorschrift betreffende de indiening van de speciale kennisgeving, als bedoeld in artikel 5, lid 2, van beide verordeningen. Uit de ervaring met de behandeling van de gemelde onregelmatigheden en uit het onderzoek van de ingediende speciale kennisgevingen, met name voor de programmeringsperiode 1994-1999, is gebleken dat de administratieve last voor de Commissie bij de toepassing van de bepalingen van artikel 5, lid 2, van beide verordeningen op faillissementen onevenredig groot is, aangezien het zeer onwaarschijnlijk is dat het feit dat de bedragen in die gevallen niet terug kunnen worden gevorderd te wijten is aan een fout of een nalatigheid van de autoriteiten van de lidstaat.

 

(6)

Om volledig uitvoering te geven aan de doelstellingen van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1681/94, als gewijzigd, en Verordening (EG) nr. 1831/94, als gewijzigd, moet die vereenvoudiging worden uitgebreid tot het voorschrift betreffende de indiening van een speciale kennisgeving uit hoofde van artikel 5, lid 2, van beide verordeningen zodat de lidstaten die profiteren van de vereenvoudiging, als vastgesteld in artikel 3, lid 1, tweede alinea, van beide verordeningen, ook profiteren van de vereenvoudiging met betrekking tot het voorschrift om kennisgeving te doen uit hoofde van artikel 5, lid 2.

 

(7)

Hoewel het rechtskader voor de structuurfondsen en het Cohesiefonds en het onregelmatige gebruik daarvan duidelijk per programmeringsperiode vast te stellen zijn, is de vaststelling van onevenredige administratieve eisen in het kennisgevingssysteem pas mogelijk bij de afsluiting van een bepaalde programmeringsperiode. Om het kennisgevingssysteem effectief te beoordelen en te verbeteren was een bepaalde periode nodig.

 

(8)

Bij Verordening (EG) nr. 2035/2005 en Verordening (EG) nr. 2168/2005 tot wijziging van respectievelijk Verordening (EG) nr. 1681/94 en Verordening (EG) nr. 1831/94 is verder getracht de kennisgevingsverplichtingen te vereenvoudigen. De in artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1681/94 en artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1831/94 vastgestelde kennisgevingsdrempel is met name verhoogd van 4 000 tot 10 000 EUR. Gezien de korte periode tussen de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 2035/2005 en Verordening (EG) nr. 2168/2005 en het einde van de programmeringsperiode 2000-2006 kon de beoogde vereenvoudiging van het kennisgevingssysteem echter niet volledig voor die programmeringsperiode worden voltooid, wat de opheffing van de kennisgevingsverplichtingen nodig heeft gemaakt voor gevallen waarmee een bedrag van minder dan 10 000 EUR is gemoeid en waarvan vóór 28 februari 2006 kennisgeving is gedaan.

 

(9)

Met het oog op een gelijke behandeling moeten daarom voor alle kennisgevingsverplichtingen ten aanzien van het onregelmatige gebruik van de structuurfondsen en het Cohesiefonds de verhoogde drempel en de beoogde vereenvoudiging van het bij Verordening (EG) nr. 1681/94, als gewijzigd, en Verordening (EG) nr. 1831/94, als gewijzigd, ingevoerde kennisgevingssysteem gelden.

 

(10)

Dit besluit laat de verplichting voor de lidstaten onverlet om alle passende maatregelen te nemen voor de terugvordering van de bedragen die onverschuldigd zijn betaald en om aan de Commissie verantwoording af te leggen voor de bedragen die zijn teruggevorderd.

 

(11)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Coördinatiecomité voor de Fondsen, het Comité van het Europees Visserijfonds en het Comité voor Plattelandsontwikkeling,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Ten aanzien van de onregelmatigheden bij de door de structuurfondsen en het Cohesiefonds medegefinancierde maatregelen voor de programmeringsperiode 2000-2006 hoeven de lidstaten de volgende kennisgevingen niet in te dienen:

 

a)

speciale kennisgevingen uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1681/94 en Verordening (EG) nr. 1831/94 in gevallen van faillissement, als bedoeld in artikel 3, lid 1, tweede alinea, eerste streepje, van die verordeningen, tenzij de Commissie uitdrukkelijk daarom verzoekt;

 

b)

kennisgevingen uit hoofde van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1681/94 en Verordening (EG) nr. 1831/94 in gevallen waarmee een bedrag van minder dan 10 000 EUR is gemoeid, tenzij de Commissie uitdrukkelijk daarom verzoekt.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 21 december 2010.

Voor de Commissie

Johannes HAHN

Lid van de Commissie

 

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.