Verordening 2010/1233 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 663/2009 tot vaststelling van een programma om het economische herstel te bevorderen via financiële bijstand van de EG aan projecten op het gebied van energie

1.

Wettekst

30.12.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 346/5

 

VERORDENING (EU) Nr. 1233/2010 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 15 december 2010

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 663/2009 tot vaststelling van een programma om het economische herstel te bevorderen via financiële bijstand van de Gemeenschap aan projecten op het gebied van energie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 194, lid 1, onder c),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Bij Verordening (EG) nr. 663/2009 van het Europees Parlement en de Raad (3) is het Europees energieprogramma voor herstel (European Economic Programme for Recovery — EEPR) vastgesteld om het economische herstel te bevorderen door een bedrag van 3,98 miljard EUR toe te wijzen voor 2009 en 2010.

 

(2)

Deze verordening doet geen afbreuk aan het doel om zoveel mogelijk van het bedrag van 3,98 miljard EUR tegen eind 2010 toe te wijzen aan de subprogramma’s als bedoeld in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 663/2009. Er is echter vastgesteld dat een deel van dit bedrag niet zal worden vastgelegd in het kader van deze subprogramma’s.

 

(3)

In de geest van de strategie „Europa 2020”, en aansluitend bij het klimaat- en energiepakket van de Europese Unie en bij het actieplan 2006 inzake energie-efficiëntie, zou de ontwikkeling van meer hernieuwbare energiebronnen en de bevordering van energie-efficiëntie bijdragen aan groene groei, de totstandkoming van een concurrerende en duurzame economie en de strijd tegen de klimaatverandering. Door deze beleidslijnen te steunen zal de Unie nieuwe banen en groene marktkansen scheppen die de totstandkoming van een concurrerende, stabiele en duurzame economie stimuleren. Hierbij is samenwerking tussen de diverse bestuursniveaus (multi-level governance) van essentieel belang.

 

(4)

Sterkere financiële stimulansen zijn cruciaal om de door hoge aanloopkosten opgeworpen obstakels uit de weg te ruimen en een stap vooruit te kunnen zetten op het gebied van duurzame energie. Daarom moet een specifieke financiële regeling (hierna „regeling” genoemd) tot stand worden gebracht met het oog op het gebruik van de middelen van hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 663/2009 die niet voor eind 2010 kunnen worden vastgelegd. De totstandbrenging van de regeling moet worden gezien in het licht van het door de Commissie voorgestelde initiatief voor de financiering van duurzame energie. De regeling moet projecten op het gebied van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie ondersteunen en de financiering van investeringsprojecten door lokale, regionale en nationale autoriteiten op dat gebied, met name in stedelijke omgevingen, bevorderen. Hierbij moet aandacht worden geschonken aan synergie met andere financiële middelen die in de lidstaten beschikbaar zijn, bijvoorbeeld de structuurfondsen, het Cohesiefonds, de ELENA-faciliteit (Europese hulp voor plaatselijke energie — European Local Energy Assistance) en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling krachtens Verordening (EG) nr. 397/2009 (4), om overlapping met andere financiële instrumenten te voorkomen.

 

(5)

Investeringssteun op het gebied van duurzame energie is het doeltreffendst en levert het meest op als hij is gericht op het lokale niveau. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan het doeltreffender zijn de steun op het nationale niveau te richten, bijvoorbeeld om redenen die verband houden met de beschikbaarheid of het functioneren van relevante administratieve structuren.

 

(6)

Met het oog op de maximalisatie van de kortetermijnimpact van de financiering van de Unie moet de regeling worden beheerd door een of meer financiële tusseninstanties zoals internationale financiële instellingen. Om aanzienlijke investeringen in de Europese Unie te genereren moet de selectie gebeuren op basis van de gebleken bekwaamheid van de financiële tusseninstanties om de middelen zo efficiënt en doeltreffend mogelijk te gebruiken, teneinde de participatie van andere publieke en particuliere investeerders zo spoedig mogelijk te optimaliseren en het grootst mogelijke hefboomeffect tussen de financiering van de Unie en de totale investering te bereiken. In tijden van financiële en economische crisis met een bijzonder negatief effect op de financiën van de regionale en lokale autoriteiten moet er evenwel voor worden gezorgd dat de moeilijke budgettaire situatie van die autoriteiten niet verhindert dat deze toegang tot de middelen krijgen.

 

(7)

Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 663/2009 moeten investeringsprojecten in het kader van de regeling alleen dan worden gefinancierd wanneer zij een snelle, meetbare en substantiële impact hebben op het economische herstel in de Unie, een hogere energiezekerheid en de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Deze investeringsprojecten dragen bij tot groene groei en tot de ontwikkeling van een concurrerende, samenhangende, duurzame en groene economie, alsmede tot de bescherming van de werkgelegenheid, banenschepping en de bestrijding van de klimaatverandering, overeenkomstig de doelstellingen van „Europa 2020”.

 

(8)

De bij Verordening (EG) nr. 663/2009 vastgestelde criteria moeten van toepassing zijn op de selectie en de subsidiabiliteit van de in het kader van de regeling gefinancierde projecten. Cruciaal is ook dat er rekening wordt gehouden met het geografische evenwicht tussen de projecten ten einde de impact van deze verordening op het economische herstel in de gehele Unie te waarborgen en als erkenning van het feit dat de projecten in sommige lidstaten niet of slechts ten dele worden gefinancierd op basis van hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 663/2009.

 

(9)

Gezien het vereiste economische effect van deze verordening op korte termijn dient de periode tussen de ontvangst van een aanvraag voor een project en het definitieve besluit ter zake niet langer te zijn dan zes maanden.

 

(10)

Afzonderlijke juridische verbintenissen ter uitvoering van vastleggingen in de begrotingen krachtens hoofdstuk II bis moeten tegen 31 maart 2011 worden aangegaan.

 

(11)

De regeling vormt geen precedent wat betreft het gebruik van de algemene begroting van de Unie en mogelijke toekomstige financieringsmaatregelen, onder meer in de energiesector, maar moet eerder worden beschouwd als een uitzonderlijke maatregel in economisch moeilijke tijden.

 

(12)

Wegens de dringende noodzaak om de economische crisis aan te pakken, moeten de uitgaven krachtens hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 663/2009 vanaf 13 juli 2009 subsidiabel zijn, aangezien vele aanvragers hebben gevraagd dat de uitgaven overeenkomstig artikel 112 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5) („het Financieel Reglement”) voor financiering in aanmerking zouden komen vanaf de indiening van de subsidieaanvraag. De uitgaven krachtens hoofdstuk II bis moeten vanaf 1 januari 2011 subsidiabel zijn.

 

(13)

Wegens de dringende behoefte om de economische crisis aan te pakken, dient deze verordening onmiddellijk na haar bekendmaking in werking te treden,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 663/2009

Verordening (EG) nr. 663/2009 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Aan artikel 1 wordt het volgende lid toegevoegd:

„Deze verordening voorziet in de totstandbrenging van een financiële regeling (hierna „regeling” genoemd) ter ondersteuning van energie-efficiëntie en initiatieven inzake hernieuwbare energie.”.

 

2)

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   De afzonderlijke juridische verbintenissen krachtens hoofdstuk II tot uitvoering van de vastleggingen in de begrotingen van 2009 en 2010 worden uiterlijk op 31 december 2010 aangegaan. De afzonderlijke juridische verbintenissen krachtens hoofdstuk II bis worden uiterlijk op 31 maart 2011 aangegaan.”;

 

b)

het volgende lid wordt toegevoegd:

„3.   De in bijlage II bedoelde financiële tusseninstanties streven ernaar alle in het kader van de regeling beschikbare middelen uit hoofde van de bijdrage van de Unie uiterlijk op 31 maart 2014 toe te wijzen aan investeringsprojecten en technische bijstand voor projecten op het gebied van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie. Na die datum worden geen middelen uit hoofde van de bijdrage van de Unie toegewezen. Alle middelen uit hoofde van de bijdrage van de Unie die niet uiterlijk op 31 maart 2014 door de financiële tusseninstanties zijn toegewezen, vloeien terug naar de algemene begroting van de Unie. De aan investeringsprojecten toegewezen middelen uit hoofde van de bijdrage van de Unie blijven geïnvesteerd gedurende een bepaalde periode die niet langer mag duren dan 31 maart 2034. De Unie heeft tijdens de hele duur van de regeling naar rato van haar bijdrage aan de regeling en in overeenstemming met haar rechten als aandeelhouder recht op de opbrengst van haar investering in het kader van de regeling.”.

 

3)

Het volgende hoofdstuk wordt ingevoegd:

„HOOFDSTUK II bis

FINANCIËLE REGELING

Artikel 21 bis

Middelen die niet kunnen worden vastgelegd krachtens hoofdstuk II

  • 1. 
    Middelen voor een bedrag van 146 344 644,50 EUR, die overeenkomstig artikel 3, lid 2, niet onder afzonderlijke juridische verbintenissen krachtens hoofdstuk II kunnen vallen, worden toegewezen aan de regeling als bedoeld in artikel 1, lid 4, teneinde in samenwerking met financiële instellingen passende financieringsinstrumenten te ontwikkelen om een krachtige impuls aan projecten voor energie-efficiëntie en de exploitatie van hernieuwbare energiebronnen te geven.
  • 2. 
    De regeling wordt uitgevoerd in overeenstemming met bijlage II. Artikel 23, lid 1, is niet van toepassing op de regeling.
  • 3. 
    De risicopositie die de Unie inneemt met betrekking tot de regeling, waaronder beheerskosten en andere in aanmerking komende kosten, blijft beperkt tot de bijdrage van de Unie aan die regeling als bedoeld in lid 1, en brengt geen andere passiefpost op de algemene begroting van de Unie met zich mee.”.
 

4)

Artikel 22 wordt geschrapt.

 

5)

Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

lid 2 wordt vervangen door:

„2.   De EEPR-bijstand is uitsluitend bestemd voor projectgerelateerde uitgaven die door de begunstigden en, wat betreft projecten uit hoofde van artikel 9, door met de uitvoering belaste derden zijn gedaan. De uitgaven krachtens hoofdstuk II zijn vanaf 13 juli 2009 subsidiabel.”;

 

b)

het volgende lid wordt ingevoegd:

„2 bis.   De financiële steun krachtens hoofdstuk II bis dekt de uitgaven van de in punt 3 van deel A van bijlage II bedoelde begunstigden in verband met investeringsprojecten en technische bijstand voor projecten op het gebied van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie. Deze uitgaven zijn vanaf 1 januari 2011 subsidiabel.”.

 

6)

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

het volgende lid wordt ingevoegd:

„1 bis.   Uiterlijk op 30 juni 2013 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een tussentijds evaluatieverslag voor over de krachtens hoofdstuk II bis genomen maatregelen, met name wat betreft:

 

a)

de kosteneffectiviteit, het hefboomeffect en de additionaliteit van de regeling;

 

b)

bewijs van goed financieel beheer;

 

c)

de mate waarin met deze regeling de doelstellingen van deze verordening zijn verwezenlijkt;

 

d)

de mate waarin voortzetting van de steun in het kader van de regeling nodig is voor projecten op het gebied van energie-efficiëntie en hernieuwbare energiebronnen.

Het tussentijds evaluatieverslag gaat zo nodig, met name indien de beoordeling door de Commissie van de krachtens hoofdstuk II bis genomen maatregelen positief is, vergezeld van een wetgevingsvoorstel inzake voortzetting van de regeling.”;

 

b)

lid 3 wordt vervangen door:

„3.   De Commissie legt overeenkomstig artikel 27, lid 4, van het Financieel Reglement aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s een evaluatieverslag voor over de met het EEPR bereikte resultaten.”.

 

7)

Aan artikel 28 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Het verslag bevat informatie over alle overheadkosten in verband met de invoering en de tenuitvoerlegging van de krachtens hoofdstuk II bis ingestelde regeling.”.

 

8)

De bijlage wordt „bijlage I” en de volgende bijlage wordt toegevoegd:

„BIJLAGE II

FINANCIERINGSREGELING

  • A. 
    Uitvoering van de financieringsregeling voor projecten op het gebied van duurzame energie
  • 1. 
    Toepassingsgebied van de regeling

De financieringsregeling (hierna „regeling” genoemd) wordt gebruikt voor de ontwikkeling van projecten op het gebied van energiebesparing, energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en ter bevordering van de financiering van investeringen op dat gebied door lokale, regionale en, in naar behoren gemotiveerde gevallen, nationale autoriteiten. De regeling wordt uitgevoerd overeenkomstig de bij het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften ervan vastgestelde bepalingen inzake het delegeren van taken met betrekking tot de uitvoering van de begroting.

De regeling wordt gebruikt ter ondersteuning van projecten op het gebied van duurzame energie, met name in stedelijke omgevingen. Daaronder vallen met name projecten betreffende:

 

a)

openbare en particuliere gebouwen die oplossingen op het gebied van energie-efficiëntie en/of hernieuwbare energie behelzen, inclusief oplossingen die op het gebruik van informatie- en communicatietechnologie (ICT) zijn gebaseerd;

 

b)

investeringen voor warmtekrachtkoppeling (WKK), inclusief microwarmtekrachtkoppeling, en netwerken voor stadsverwarming/-koeling, met name op basis van hernieuwbare energiebronnen, met een hoge energie-efficiëntie;

 

c)

gedecentraliseerde en lokaal geïntegreerde hernieuwbare energiebronnen en de integratie hiervan in de elektriciteitsnetten;

 

d)

micro-opwekking uit hernieuwbare energiebronnen;

 

e)

schoon stadsvervoer ter ondersteuning van een verhoogde energie-efficiëntie en de integratie van hernieuwbare energiebronnen, met de nadruk op openbaar vervoer, elektrische en waterstofvoertuigen en verminderde broeikasgasemissies;

 

f)

lokale infrastructuur, met inbegrip van efficiënte buitenverlichting van openbare infrastructuur zoals straatverlichting, oplossingen voor elektriciteitsopslag, slimme meters en intelligente netwerken, die ten volle gebruikmaken van ICT;

 

g)

technologieën op het gebied van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie met innovatie- en economisch potentieel waarbij gebruik wordt gemaakt van de beste procedures die beschikbaar zijn.

De regeling mag ook worden gebruikt om stimulansen en technische bijstand te bieden en om de kennis van lokale, regionale en nationale autoriteiten te verhogen zodat er optimaal kan worden gebruikgemaakt van de structuur- en cohesiefondsen, met name wanneer het gaat om verbeteringen op het gebied van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie in huizen en andere soorten gebouwen. De regeling dient ter ondersteuning van investeringsprojecten die economisch en financieel leefbaar zijn, om de in het kader van de regeling toegekende investeringen te restitueren en publieke en particuliere investeringen aan te trekken. Zo kan de regeling onder meer de verstrekking en toewijzing van kapitaal voor leningen, garanties, equity en andere financiële producten omvatten. Voorts mag maximaal 15 % van de in artikel 21 bis bedoelde middelen worden gebruikt voor technische bijstand aan lokale, regionale of nationale autoriteiten in verband met het opzetten van projecten op het gebied van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en de introductiefase van de technologie op deze terreinen.

  • 2. 
    Synergieën

Bij de verstrekking van financiële of technische bijstand moet ook aandacht worden geschonken aan synergie met andere financiële middelen die in de lidstaten beschikbaar zijn, bijvoorbeeld de structuurfondsen, het Cohesiefonds en de ELENA-faciliteit, om overlapping met andere financiële instrumenten te voorkomen.

  • 3. 
    Begunstigden

De begunstigden van de regeling zijn de autoriteiten, bij voorkeur op lokaal en regionaal niveau, en publieke of private organisaties die optreden namens die autoriteiten.

  • B. 
    Samenwerking met financiële tusseninstanties
  • 1. 
    Selectie en algemene vereisten, waaronder de kosten

De regeling wordt opgezet in samenwerking met een of meer financiële tusseninstanties en staat open voor deelname van geschikte investeerders. De financiële tusseninstanties worden geselecteerd op basis van hun gebleken bekwaamheid om de middelen zo efficiënt en doeltreffend mogelijk te gebruiken overeenkomstig de in deze bijlage vastgestelde regels en criteria.

De Commissie zorgt ervoor dat de totale overheadkosten die aan de invoering en de tenuitvoerlegging van de regeling zijn verbonden, inclusief de beheerskosten en andere in aanmerking komende kosten die door de financiële tusseninstanties worden gefactureerd, overeenkomstig de beste praktijken voor dergelijke instrumenten en met waarborging van de vereiste kwaliteit van de regeling zo beperkt mogelijk blijven.

De bijdrage van de Unie aan de regeling wordt uitgevoerd door de Commissie overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 53 en 54 van het Financieel Reglement.

De financiële tusseninstanties voldoen aan de toepasselijke, in het Financieel Reglement en zijn uitvoeringsregels vastgelegde vereisten inzake het delegeren van taken met betrekking tot de uitvoering van de begroting, met name wat betreft de regels voor het plaatsen van opdrachten, interne controle, boekhouding en externe controle. Deze financiële tusseninstanties ontvangen uitsluitend middelen ter dekking van de beheerskosten en van de kosten die zijn verbonden aan de invoering en de tenuitvoerlegging van de regeling.

De voorwaarden van de invoering en de raamvoorwaarden van de regeling, met inbegrip van toezicht en controle, worden in detail vastgelegd in een of meer overeenkomsten tussen de Commissie en de financiële tusseninstanties.

  • 2. 
    Beschikbaarheid van de informatie

In het kader van de regeling wordt online alle informatie over het programmabeheer beschikbaar gesteld die voor de betrokken partijen relevant is. Dit omvat met name aanvraagprocedures, informatie over beste praktijken en een overzicht van projecten en verslagen.

  • C. 
    Financieringsvoorwaarden en subsidiabiliteits- en selectiecriteria
  • 1. 
    Toepassingsgebied van de financiering

Overeenkomstig deze bijlage blijft de regeling beperkt tot de financiering van:

 

a)

investeringsprojecten met een snelle, meetbare en substantiële impact op het economische herstel in de Unie, een grotere energiezekerheid, de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen; en

 

b)

technische bijstand voor projecten op het gebied van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie.

  • 2. 
    Factoren waarmee rekening moet worden gehouden

Bij de selectie van de projecten moet speciaal aandacht worden besteed aan het geografische evenwicht.

Om aanzienlijke investeringen in de Unie te genereren, zal bij de financiering van investeringsprojecten de nodige aandacht uitgaan naar het bereiken van een groot hefboomeffect tussen de totale investering en de financiering van de Unie; het hefboomeffect voor individuele investeringsprojecten kan echter variëren, afhankelijk van een aantal factoren zoals de feitelijke omvang van het project en het soort project en van plaatselijke omstandigheden, waaronder de omvang en de financiële mogelijkheden van de begunstigde.

  • 3. 
    Voorwaarden waaronder autoriteiten toegang kunnen krijgen tot financiering in het kader van de regeling

De autoriteiten die verzoeken om financiering voor investeringsprojecten of technische bijstand voor projecten op het gebied van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie voldoen aan de volgende voorwaarden:

 

a)

zij zijn een politieke verbintenis aangegaan, of zijn deze aan het aangaan, om de klimaatverandering te beperken en hebben daarbij eventueel concrete doelstellingen vooropgesteld, bijvoorbeeld met betrekking tot een hogere energie-efficiëntie en/of het gebruik van energie op basis van hernieuwbare bronnen;

 

b)

zij werken aan het ontwikkelen van meerjarige strategieën om de klimaatverandering te beperken en, zo nodig, hun doelstellingen te verwezenlijken, of zij nemen deel aan een meerjarige strategie op lokaal, regionaal of nationaal niveau om de klimaatverandering te beperken;

 

c)

zij aanvaarden de publieke verantwoordelijkheid voor de voortgang van hun totaalstrategie.

  • 4. 
    Subsidiabiliteits- en selectiecriteria voor in het kader van de regeling gefinancierde investeringsprojecten

Voor in het kader van de regeling gefinancierde investeringsprojecten gelden de volgende subsidiabiliteits- en selectiecriteria:

 

a)

de degelijkheid en de technische geschiktheid van de voorgestelde aanpak;

 

b)

de degelijkheid en kosteneffectiviteit van de financiering voor de volledige investeringsfase van de actie;

 

c)

het geografische evenwicht tussen alle projecten die onder deze verordening vallen;

 

d)

de rijpheid, omschreven als het bereiken van de investeringsfase, en het zo snel mogelijk verrichten van aanzienlijke kapitaaluitgaven;

 

e)

de mate waarin een gebrek aan toegang tot financiële middelen de uitvoering van de actie vertraagt;

 

f)

de mate waarin de middelen uit hoofde van de regeling openbare en particuliere financiering zullen stimuleren;

 

g)

gekwantificeerde sociaaleconomische effecten;

 

h)

gekwantificeerde milieueffecten.

  • 5. 
    Subsidiabiliteits- en selectiecriteria voor in het kader van de regeling gefinancierde projecten op het gebied van technische bijstand.

Voor in het kader van de regeling gefinancierde projecten op het gebied van technische bijstand gelden de subsidiabiliteits- en selectiecriteria als bedoeld in punt 4, onder a), c), e), f) en g).”.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 15 december 2010.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • J. 
    BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

  • O. 
    CHASTEL
 

  • (1) 
    Advies van 15 september 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 11 november 2010 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 december 2010.
  • (4) 
    Verordening (EG) nr. 397/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1080/2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling met betrekking tot de subsidiabiliteit van investeringen in energie-efficiëntie en hernieuwbare energie op het vlak van huisvesting (PB L 126 van 21.5.2009, blz. 3).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.