Besluit 2011/129 - Standpunt EU in het Gemengd Comité EU-Zwitserland dat is ingesteld bij de Overeenkomst met Zwitserland op audiovisueel gebied tot vaststelling van de voorwaarden voor de deelname van Zwitserland aan het gemeenschappelijke programma Media 2007, wat betreft het besluit van het Gemengd Comité tot aanpassing van artikel 1 in bijlage I bij de overeenkomst

1.

Wettekst

26.2.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 53/1

 

BESLUIT VAN DE RAAD

van 13 september 2010

betreffende het door de Europese Unie in te nemen standpunt in het Gemengd Comité EU-Zwitserland dat is ingesteld bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat op audiovisueel gebied tot vaststelling van de voorwaarden voor de deelname van de Zwitserse Bondsstaat aan het communautaire programma Media 2007, wat betreft het besluit van het Gemengd Comité tot aanpassing van artikel 1 in bijlage I bij de overeenkomst

(2011/129/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag bereffende de werking van de EuropeseUnie, en met name artikel 166, lid 4, en artikel 173, lid 3, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Bij artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat op audiovisueel gebied tot vaststelling van de voorwaarden voor de deelname van de Zwitserse Bondsstaat aan het communautaire programma Media 2007 (1), die op 11 oktober 2007 is ondertekend, hierna „de overeenkomst” genoemd, wordt een gemengd comité opgericht dat verantwoordelijk is voor het beheer en de correcte toepassing van de overeenkomst.

 

(2)

Na de inwerkingtreding op 19 december 2007 van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad (2), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/65/EG van het Europees Parlement en de Raad, die vervolgens is gecodificeerd (richtlijn audiovisuele mediadiensten), lijkt het de Europese Unie en Zwitserland, hierna: „de partijen” genoemd, aangewezen de verwijzingen naar deze richtlijn bij te werken zoals bepaald in de Slotakte (3) die gehecht is aan de overeenkomst in de Gemeenschappelijke verklaring van de overeenkomstsluitende partijen over de aanpassing van de overeenkomst aan de nieuwe communautaire richtlijn, en artikel 1 in bijlage I bij de overeenkomst aan te passen, in overeenstemming met artikel 8, lid 7, van de overeenkomst.

 

(3)

De Unie dient in het Gemengd Comité EU-Zwitserland derhalve het standpunt in te nemen als omschreven in het aangehechte ontwerpbesluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De Raad hecht zijn goedkeuring aan het ontwerpbesluit in de bijlage als het standpunt van de Europese Unie betreffende een besluit dat moet worden goedgekeurd door het Gemengd Comité EU-Zwitserland dat werd opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat op audiovisueel gebied tot vaststelling van de voorwaarden voor de deelname van de Zwitserse Bondsstaat aan het communautaire programma Media 2007, wat betreft het besluit van het Gemengd Comité tot aanpassing van artikel 1 in bijlage I bij de overeenkomst.

Artikel 2

Het besluit van het Gemengd Comité wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 13 september 2010.

Voor de Raad

De voorzitter

  • S. 
    VANACKERE
 

 

BIJLAGE

Ontwerp

BESLUIT Nr. … VAN HET GEMENGD COMITÉ EU-ZWITSERLAND DAT WERD INGESTELD BIJ DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN DE ZWITSERSE BONDSSTAAT OP AUDIOVISUEEL GEBIED TOT VASTSTELLING VAN DE VOORWAARDEN VOOR DE DEELNAME VAN DE ZWITSERSE BONDSSTAAT AAN HET COMMUNAUTAIRE PROGRAMMA MEDIA 2007

van …

betreffende de aanpassing van artikel 1 in bijlage I bij de overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ,

Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat op audiovisueel gebied tot vaststelling van de voorwaarden voor de deelneming van de Zwitserse Bondsstaat aan het communautaire programma Media 2007 (1), hierna „de overeenkomst” genoemd, en de Slotakte bij de overeenkomst (2), beide ondertekend in Brussel op 11 oktober 2007,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De overeenkomst is in werking getreden op 1 augustus 2010.

 

(2)

Na de inwerkingtreding op 19 december 2007 van Richtlijn 89/552/EEG, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2007/65/EG van het Europees Parlement en de Raad, (gecodificeerde versie) (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (3), lijkt het de overeenkomstsluitende partijen aangewezen de verwijzingen naar de genoemde richtlijn dienovereenkomstig bij te werken zoals bepaald in de Slotakte die gehecht is aan de overeenkomst in de Gemeenschappelijke verklaring van de overeenkomstsluitende partijen over de aanpassing van de overeenkomst aan de nieuwe communautaire richtlijn, en artikel 1 in bijlage I bij de overeenkomst aan te passen, in overeenstemming met artikel 8, lid 7, van de overeenkomst,

BESLUIT:

Artikel 1

Artikel 1 in bijlage I bij de overeenkomst wordt vervangen door het volgende:

„Artikel 1

Vrijheid van ontvangst en doorgifte van televisieprogramma’s

  • 1. 
    Zwitserland garandeert op zijn grondgebied de vrijheid van ontvangst en doorgifte van televisie-uitzendingen die onder de bevoegdheid van een lidstaat van de Unie vallen zoals bepaald bij Richtlijn 2010/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het verschaffen van audiovisuele mediadiensten (4), (hierna „richtlijn audiovisuele mediadiensten” genoemd), volgens de volgende procedures:

Zwitserland behoudt zich het recht voor om:

 

a)

de doorgifte op te schorten van uitzendingen van een onder de bevoegdheid van een lidstaat van de Gemeenschap vallende televisieomroeporganisatie die op duidelijke, belangrijke en ernstige wijze de regels inzake de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid heeft geschonden, als vermeld in artikel 27, lid 1, of lid 2, en/of artikel 6 van de richtlijn audiovisuele mediadiensten;

 

b)

omroeporganisaties die onder zijn bevoegdheid vallen te verplichten zich te houden aan meer gedetailleerde of strengere regels op de bij de richtlijn audiovisuele mediadiensten gecoördineerde gebieden, op voorwaarde dat zij evenredig en niet-discriminerend zijn.

  • 2. 
    In gevallen waarin Zwitserland:
 

a)

op grond van de hem door lid 1, onder b), geboden vrijheid strengere of meer gedetailleerde regels van algemeen openbaar belang heeft aangenomen, en

 

b)

van oordeel is dat een onder de bevoegdheid van een lidstaat van de Unie vallende omroeporganisatie een televisie-uitzending aanbiedt die volledig of hoofdzakelijk op zijn grondgebied is gericht,

kan hij contact opnemen met de bevoegde lidstaat teneinde een wederzijds aanvaardbare oplossing voor ondervonden problemen mogelijk te maken. Indien de bevoegde lidstaat daartoe een met redenen omkleed verzoek van Zwitserland ontvangt, verzoekt hij de omroeporganisatie zich te voegen naar de desbetreffende regels van algemeen openbaar belang. De bevoegde lidstaat licht Zwitserland binnen de twee maanden in over het gevolg dat aan zijn verzoek is gegeven. Zowel Zwitserland als de lidstaat kunnen de Commissie vragen de betrokken partijen uit te nodigen voor een ad-hocbijeenkomst in de marge van de vergaderingen van het contactcomité om de zaak te onderzoeken.

  • 3. 
    Indien Zwitserland van oordeel is dat:
 

a)

het resultaat van de toepassing van lid 2 niet bevredigend is; en

 

b)

de betrokken omroeporganisatie zich in de bevoegde lidstaat heeft gevestigd om zich op de bij de richtlijn audiovisuele mediadiensten gecoördineerde gebieden te onttrekken aan de strengere voorschriften die op haar van toepassing zouden zijn indien zij in Zwitserland zou zijn gevestigd,

kan Zwitserland passende maatregelen tegen de betrokken aanbieder van mediadiensten nemen.

Dergelijke maatregelen zijn objectief noodzakelijk, worden op niet-discriminerende wijze genomen en zijn in verhouding met de beoogde doelstellingen.

  • 4. 
    Zwitserland mag slechts maatregelen uit hoofde van lid 1, onder a), of lid 3, van dit artikel nemen indien alle volgende voorwaarden vervuld zijn:
 

a)

hij heeft het Gemengd Comité en de lidstaat waarin de omroeporganisatie gevestigd is, in kennis gesteld van zijn voornemen om dergelijke maatregelen te nemen, met opgaaf van de redenen waarop hij zijn beoordeling heeft gebaseerd; en

 

b)

het Gemengd Comité heeft besloten dat de maatregelen in verhouding staan tot het beoogde doel, niet-discriminerend zijn, en in het bijzonder dat de beoordeling van Zwitserland in de leden 2 en 3, gegrond is.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag na de vaststelling ervan.

Gedaan te Brussel, … .

Voor het Gemengd Comité

Het hoofd van de EU-delegatie

Het hoofd van de Zwitserse delegatie

 

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.