Besluit 2011/339 - Standpunt EU in de Commissie inzake voedselhulp met betrekking tot de verlenging van het Voedselhulpverdrag 1999

1.

Wettekst

15.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 156/5

 

BESLUIT VAN DE RAAD

van 27 mei 2011

tot vaststelling van het namens de Europese Unie in de Commissie inzake voedselhulp in te nemen standpunt met betrekking tot de verlenging van het Voedselhulpverdrag 1999

(2011/339/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 214, lid 4, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Europese Gemeenschap heeft het Voedselhulpverdrag 1999 bij Besluit 2000/421/EG van de Raad (1) gesloten; bij besluit van de Commissie inzake voedselhulp is het een aantal malen verlengd.

 

(2)

Het Voedselhulpverdrag 1999 verstrijkt op 30 juni 2011 en de verlenging van het verdrag zal aan de orde komen op de vergadering van de Commissie inzake voedselhulp van juni 2011.

 

(3)

Op grond van artikel XXV, onder b), van het Voedselhulpverdrag geldt voor de verlenging ervan de voorwaarde dat gedurende de verlengingstermijn het Graanhandelsverdrag 1995 van kracht blijft. Het Graanhandelsverdrag 1995 blijft van kracht tot en met 30 juni 2011 en Unie heeft bij besluit 2011/224/EU van de Raad (2), in de Internationale Graanraad een gunstig standpunt ingenomen met betrekking tot de verlenging ervan. Over de verlenging wordt op 6 juni 2011 door de Internationale Graanraad beslist.

 

(4)

De leden van de Commissie inzake voedselhulp zijn op de 103e vergadering van die commissie, op 14 december 2010, overeengekomen dat de kwestie van de verlenging van het Voedselhulpverdrag dichter bij de verstrijkingsdatum opnieuw zou worden besproken. De Europese Unie nam het standpunt in dat zij ernaar zal streven dat in juni 2011 een besluit zou worden genomen over de toekomst van het Voedselhulpverdrag en dat de formele heronderhandelingen onmiddellijk dienden te worden geopend zonder op enige wijze vooruit te lopen op het formele standpunt dat in juni 2011 zou worden ingenomen.

 

(5)

De leden van de Commissie inzake voedselhulp zijn op de 103e vergadering op 14 december 2010 verder overeengekomen om de formele heronderhandelingen over het Voedselhulpverdrag met een reeks onderhandelingssessies te openen.

 

(6)

De Europese Unie streeft ernaar dat de leden van de Commissie inzake voedselhulp de heronderhandelingen van het Voedselhulpverdrag afronden en tot overeenstemming komen over een nieuwe verdragstekst vóór de vergadering van de Commissie inzake voedselhulp van juni 2011.

 

(7)

De Europese Unie moet een gemeenschappelijk standpunt bepalen voor de vergadering van de Commissie inzake voedselhulp in Londen in juni 2011 voor twee mogelijke alternatieve scenario’s:

 

a)

de heronderhandelingen over het Voedselhulpverdrag door de leden van de Commissie inzake voedselhulp verkeren in een slotfase vóór de vergadering van de Commissie inzake voedselhulp in juni 2011; in dat geval is een verlenging van het Voedselhulpverdrag met nog eens een jaar het meest geschikte middel om te voorkomen dat een vacuüm ontstaat tussen het bestaande Voedselhulpverdrag en de inwerkingtreding van een nieuw Voedselhulpverdrag, of

 

b)

de heronderhandelingen over het Voedselhulpverdrag verkeren niet in een slotfase vóór de vergadering van de Commissie inzake voedselhulp in juni 2011; in dat geval is verlenging van het Voedselhulpverdrag met nog eens een jaar geen passende keuze, en dient de Commissie zich namens de Unie en haar lidstaten, overeenkomstig regel 13 van het reglement van orde van het Voedselhulpverdrag 1999, formeel te verzetten tegen het ontstaan binnen de Commissie inzake voedselhulp van een consensus ten gunste van de verlenging.

 

(8)

Of de heronderhandelingen over het Voedselhulpverdrag al dan niet in een slotfase verkeren, moet vóór de vergadering van de Commissie inzake voedselhulp van juni 2011 worden beoordeeld door de Raadsgroep humanitaire hulp en voedselhulp (COHAFA), die, voor de onderhandelingen over het Voedselhulpverdrag, fungeert als het comité bedoeld in artikel 218, lid 4.

 

(9)

De Commissie, die de Unie vertegenwoordigt in de Commissie inzake voedselhulp, dient derhalve te worden gemachtigd om ofwel in te stemmen met een verlenging van het Voedselhulpverdrag met één jaar, dat wil zeggen tot en met 30 juni 2012, ofwel zich te verzetten tegen het ontstaan van een consensus voor verlenging in de Commissie inzake voedselhulp,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt van de Unie in de Commissie inzake voedselhulp bestaat erin:

 

a)

ofwel te stemmen voor de verlenging van het Voedselhulpverdrag met één jaar, dat wil zeggen tot en met 30 juni 2012, op voorwaarde dat de heronderhandelingen over dat verdrag in een slotfase verkeren vóór de vergadering van de Commissie inzake voedselhulp in juni 2011, en dat het Graanhandelsverdrag 1995 tijdens de verlengingstermijn van kracht blijft;

 

b)

ofwel zich, overeenkomstig regel 13 van het reglement van orde van het Voedselhulpverdrag 1999, te verzetten tegen het ontstaan binnen de Commissie inzake voedselhulp van een consensus ten gunste van de verlenging van het Voedselhulpverdrag, indien de heronderhandelingen over het Voedselhulpverdrag niet in een slotfase verkeren vóór de vergadering van de Commissie inzake voedselhulp in juni 2011.

Artikel 2

De Commissie wordt gemachtigd dit standpunt in te nemen in de Commissie inzake voedselhulp.

Gedaan te Brussel, 27 mei 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

NYITRAI Zs.

 

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.