Uitvoeringsverordening 2011/616 - Beëindiging van het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen betreffende de invoer van bepaalde magnesiabriketten uit China en het nieuwe onderzoek van deze maatregelen in verband met „de nieuwe exporteur”

1.

Wettekst

25.6.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 166/1

 

UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 616/2011 VAN DE RAAD

van 21 juni 2011

tot beëindiging van het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de antidumpingmaatregelen betreffende de invoer van bepaalde magnesiabriketten van oorsprong uit de Volksrepubliek China en het nieuwe onderzoek van deze maatregelen in verband met „de nieuwe exporteur”

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), met name artikel 9 en artikel 11, leden 2, 4, 5 en 6,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

  • 1. 
    PROCEDURE

1.1.   Huidige maatregelen

 

(1)

In oktober 2005 heeft de Raad op grond van Verordening (EG) nr. 1659/2005 (2) definitieve antidumpingrechten, variërend van 2,7 % tot 39,9 %, ingesteld op magnesiabriketten van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”). Na twee tussentijdse nieuwe onderzoeken, uitgevoerd op verzoek van Chinese producenten-exporteurs, werd de verordening in 2009 gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 825/2009 (3) en Verordening (EG) nr. 826/2009 (4). Na de nieuwe onderzoeken variëren de bij Verordening (EG) nr. 1659/2005 ingestelde antidumpingrechten thans van 0 % tot 39,9 %.

1.2.   Verzoek om een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen

 

(2)

Na de bekendmaking van het bericht dat de geldende antidumpingmaatregelen betreffende de invoer van bepaalde magnesiabriketten van oorsprong uit de VRC binnenkort zouden vervallen (5), heeft de Commissie op 9 juli 2010 een verzoek ontvangen om opening van een nieuw onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening. Het verzoek werd ingediend door de Magnesia Bricks Production Defence Coalition („MBPDC”) („de indiener van het verzoek”) namens producenten die samen goed zijn voor een groot deel, in dit geval meer dan 25 %, van de totale productie van bepaalde magnesiabriketten in de Unie.

 

(3)

Het verzoek bevatte voorlopig bewijsmateriaal inzake de waarschijnlijkheid van voortzetting van de dumping en herhaling van de schade, dat toereikend werd geacht als rechtvaardiging van de inleiding van een procedure voor een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen. De indiener van het verzoek voerde ook aan dat een in Oostenrijk gevestigde onderneming, RHI AG („RHI”), moest worden uitgesloten van de definitie van de bedrijfstak van de Unie, omdat zij haar kernactiviteiten had overgeplaatst naar de VRC, waar zij een verbonden onderneming had die het betrokken product produceerde en haar bedrijfsactiviteiten in verband met het betrokken product in de VRC uitbreidde.

1.3.   Opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

 

(4)

Op 8 oktober 2010 heeft de Commissie, na raadpleging van het Raadgevend Comité, in een in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt bericht („bericht van opening”) aangekondigd een nieuw onderzoek te zullen openen in verband met het vervallen van de maatregelen betreffende de invoer in de Unie van bepaalde magnesiabriketten van oorsprong uit de VRC (6).

1.4.   Onderzoektijdvak van het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen

 

(5)

Daar kennelijk een groot aantal partijen bij deze procedure betrokken was, kondigde de Commissie in het bericht van opening aan dat zij overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik kon maken van steekproeven. Om te kunnen besluiten of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, om een steekproef van producenten-exporteurs samen te stellen, werd de importeurs en de producenten in de Unie verzocht om bepaalde informatie voor de periode van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010 („het onderzoektijdvak” of „OT”) te verstrekken.

  • 2. 
    BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
 

(6)

Het betrokken product bestaat uit chemisch gebonden, ongesinterde magnesiabriketten waarvan de magnesiacomponent ten minste 80 % MgO bevat, al dan niet magnesiet bevattend, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 6815 91 00 en ex 6815 99 00.

 

(7)

Het soortgelijke product wordt omschreven als chemisch gebonden, ongesinterde magnesiabriketten waarvan de magnesiacomponent ten minste 80 % MgO bevat, al dan niet magnesiet bevattend, geproduceerd en verkocht op de markt van de Unie.

 

(8)

Magnesiabriketten worden vervaardigd onder gebruikmaking van magnesietmineralen als de belangrijkste grondstof. Zij worden normaliter geproduceerd volgens chemische standaardspecificaties die aan de behoeften van de eindgebruiker worden aangepast. Magnesiabriketten worden normaliter gebruikt bij de productie van staal, als binnenkleding van de pannen waarin het staal wordt gesmolten.

  • 3. 
    BIJ HET ONDERZOEK BETROKKEN PARTIJEN
 

(9)

De Commissie heeft de indiener van het verzoek, andere haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs in de VRC, de vertegenwoordigers van het betrokken land van uitvoer en de haar bekende importeurs en gebruikers van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en een verzoek om te worden gehoord in te dienen. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

 

(10)

Gezien het grote aantal betrokken partijen werd in het bericht van inleiding vermeld dat de samenstelling van een steekproef werd overwogen voor de Chinese producenten-exporteurs, niet-verbonden importeurs in de Unie en producenten in de Unie. Van de 78 producenten-exporteurs met wie bij de inleiding van de procedure contact is opgenomen, hebben slechts vier de informatie voor de samenstelling van de steekproef verstrekt, waarom in het bericht van inleiding werd verzocht.

 

(11)

Wat de producenten in de Unie betreft, hebben in totaal tien ondernemingen, waaronder de producenten namens wie de MBPDC om het nieuwe onderzoek heeft gevraagd, de vereiste informatie verstrekt. De producenten in de Unie die om het nieuwe onderzoek hebben verzocht, zijn in sterke mate afhankelijk van de levering van een belangrijke grondstof uit de VRC en hebben gevraagd om een vertrouwelijke behandeling van hun bedrijfsnamen met het oog op mogelijke vergeldingsmaatregelen.

 

(12)

De diensten van de Commissie hebben vóór de inleiding van de procedure contact opgenomen met alle producenten van magnesiabriketten in de Unie om informatie over hun productieniveaus te verkrijgen en om uit te maken of zij het onderzoek zouden ondersteunen of zich ertegen zouden verzetten. Een van de ondernemingen die hebben gereageerd, namelijk RHI AG, heeft zich vóór de inleiding van de procedure tegen het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen verzet.

 

(13)

Na de inleiding voerde RHI aan dat de door de indiener van het verzoek in het verzoek om een nieuw onderzoek vermelde feiten, met name wat de door RHI geproduceerde hoeveelheden betreft, niet juist waren en dat, integendeel, RHI moest worden opgenomen in de definitie van de bedrijfstak van de Unie, zoals het geval was in de oorspronkelijke procedure in 2005. RHI betwistte vervolgens de definitie van de bedrijfstak van de Unie, die had geleid tot de inleiding van de procedure op grond van het feit dat niet aan de vereisten van artikel 5, lid 4, van de basisverordening was voldaan, aangezien zij de grootste producent van de Unie is die goed is voor meer dan 50 % van de totale productie van de Unie en tegen de inleiding van de procedure gekant is.

  • 4. 
    ONDERZOEK
 

(14)

Zoals vermeld in overweging 3 hierboven, was de indiener van het verzoek van oordeel dat RHI AG van de definitie van de bedrijfstak van de Unie moest worden uitgesloten omdat zij haar kernactiviteiten naar de VRC had overgeplaatst. In verband hiermee en gezien het feit dat RHI AG zich tegen het nieuwe onderzoek had uitgesproken, heeft de Commissie RHI verzocht nadere informatie te verstrekken om na te gaan of zij al dan niet in de definitie van de bedrijfstak van de Unie moest worden opgenomen. De verlangde informatie had betrekking op de bedrijfsactiviteiten van de onderneming in zowel de EU als de VRC en omvatte gegevens over haar productiecapaciteit, productiehoeveelheid, verkoopwaarde en verkochte hoeveelheden binnen en buiten de EU en de VRC en invoerwaarde en -hoeveelheid van het betrokken product op de markt van de Unie. De onderneming verstrekte de aanvullende informatie en er vond een controlebezoek plaats in het hoofdkwartier van de onderneming in Wenen.

 

(15)

Bij het in juli 2004 geopende oorspronkelijke onderzoek was RHI een van de klagende producenten in de Unie. Toen voerde RHI het betrokken product ook van haar verbonden onderneming in de VRC in en werd onderzocht of de onderneming moest worden uitgesloten van de definitie van de bedrijfstak van de Unie overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a) van de basisverordening.

 

(16)

Er zij aan herinnerd dat de beoordeling van de situatie van RHI werd gemaakt in Verordening (EG) nr. 552/2005 van de Commissie van 11 april 2005 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op magnesiabriketten uit de Volksrepubliek China (7) en werd bevestigd in Verordening (EG) nr. 1659/2005. Voor de beoordeling werden de volgende criteria onderzocht:

 

de plaats van het hoofdkantoor, het onderzoek- en ontwikkelingscentrum en de belangrijkste productievestigingen van de onderneming;

 

de hoeveelheid/waarde van het uit de VRC ingevoerde betrokken product in vergelijking met de totale verkochte hoeveelheid en verkoopwaarde;

 

het effect van de ingevoerde verkoop op de totale verkoop van de onderneming in de Unie, met name aan de hand van een vergelijking van de winstgevendheid van de verkoop door RHI in de EU van het betrokken ingevoerde product en de winstpercentages van de medewerkende producenten in de Unie.

 

(17)

In die tijd werd geconstateerd dat de kernactiviteit van de onderneming zich in de Unie bevond wat het betrokken product betreft (het hoofdkantoor, het O&O-centrum en de grootste productievestigingen zijn alle in de Unie gelegen). Bovendien werd het grootste gedeelte van de verkoop van RHI op de markt van de Unie geproduceerd in de Unie en slechts een klein gedeelte in de VRC (5 % van de totale verkochte hoeveelheden in de Unie), aangezien de productie van de verbonden onderneming in de VRC hoofdzakelijk was gericht op de snel groeiende Aziatische markt. Verder werd geconstateerd dat deze ingevoerde producten opnieuw werden verkocht tegen prijzen die vergelijkbaar waren met die van de bedrijfstak van de Unie en daarom had de wederverkoop van de ingevoerde producten voor de onderneming geen wezenlijke gunstige gevolgen in termen van winstgevendheid. Ten slotte werd ook expliciet vermeld dat de productiemaatschappij van RHI in de Unie en de Chinese productiemaatschappij van de onderneming gescheiden juridische entiteiten waren. Er werd geconstateerd dat, hoewel RHI AG een mondiale groep was, die in de VRC een productiemaatschappij had die een afzonderlijke juridische entiteit vormde, de onderneming het grootste gedeelte van de magnesiabriketten die nadien op de markt van de Unie werden verkocht, nog in haar productievestigingen in de Unie produceerde. Op grond hiervan werd geconcludeerd dat RHI AG, dat in die tijd de instelling van maatregelen ondersteunde, deel uitmaakte van de bedrijfstak van de Unie.

 

(18)

Tijdens de controle ter plekke in de loop van de huidige procedure werd geconstateerd dat de kernactiviteiten van de onderneming nog steeds in de Unie werden uitgevoerd. Het hoofdkantoor, de aandeelhouders en het O&O-centrum van de onderneming bevonden zich in de Unie. De onderneming heeft vijf fabrieken in de Unie die het betrokken product produceren en in de periode 2005 tot en met 30 juni 2010, het einde van het onderzoektijdvak, is de productiecapaciteit in deze fabrieken toegenomen. De door RHI verstrekte cijfers over haar productiecapaciteit voor het soortgelijke product in de Unie en de geproduceerde hoeveelheden per fabriek in het onderzoektijdvak werden gecontroleerd en bleken juist te zijn.

 

(19)

De onderneming bleef ook in haar EU-installaties investeren en voor de periode 2007 tot het einde van het onderzoektijdvak vertegenwoordigden de investeringen in verband met het soortgelijke product een significant gedeelte van de totale investeringen van de onderneming in de EU.

 

(20)

RHI heeft verscheidene verbonden ondernemingen in de VRC die betrokken zijn bij de productie van en de handel in vuurvaste producten, waaronder magnesiabriketten, waarvan RHI Refractories Liaoning Co. Ltd, een afzonderlijke juridische entiteit, het betrokken product produceert. Deze onderneming is een gezamenlijke onderneming met een Chinees bedrijf en is in 1997 met haar productie begonnen. Zij heeft maar één fabriek. Hoewel de productiecapaciteit van de fabriek in de periode van 2005 tot het einde van het onderzoektijdvak aanzienlijk is toegenomen, vertegenwoordigt zij nog altijd geen belangrijk gedeelte van de totale productiecapaciteit van RHI (EU- en Chinese fabrieken tezamen).

 

(21)

Wat de ingevoerde hoeveelheden van het betrokken product betreft, heeft de onderneming na de instelling van de maatregelen in 2005 in het onderzoektijdvak van haar verbonden onderneming in de VRC slechts een kleine zending ingevoerd, aangezien daarvoor het hoogste antidumpingrecht van 39,9 % geldt.

 

(22)

RHI heeft gegevens verstrekt over de verkoopwaarde en de verkochte hoeveelheden voor het in de Unie geproduceerde soortgelijke product en voor het in de VRC geproduceerde betrokken product. De onderneming toonde aan dat het grootste gedeelte van de verkoop van haar verbonden onderneming in de VRC tijdens het onderzoektijdvak bestemd was voor uitvoer naar andere landen dan de EU, waarbij het resterende gedeelte op de Chinese markt werd verkocht.

 

(23)

Wat het effect van de verkoop van het ingevoerde betrokken product op de totale verkoop van de onderneming in de Unie betreft, was de hoeveelheid van deze invoer in vergelijking met de totale verkochte hoeveelheid op de markt van de Unie onbeduidend en was het effect op de verkoop van de onderneming dus verwaarloosbaar.

 

(24)

Op grond van de ter plekke gecontroleerde gegevens wordt geconcludeerd dat RHI niet van de definitie van de bedrijfstak van de Unie mag worden uitgesloten. De situatie van de onderneming was niet wezenlijk veranderd sinds het oorspronkelijke onderzoek waarbij werd geconstateerd dat aan de drie criteria was voldaan en geconcludeerd dat de onderneming deel uitmaakte van de bedrijfstak van de Unie.

 

(25)

De bevindingen bevestigen dat de onderneming haar kernactiviteiten (hoofdkantoor, O&O-centrum en belangrijkste productievestigingen) nog steeds in de Unie heeft. De toename van de productiecapaciteit van de fabriek in de VRC in de periode 2005 tot het einde van het onderzoektijdvak kan niet worden beschouwd als een overplaatsing van de kernactiviteiten van de onderneming naar de VRC. Daarom wordt het argument van de indiener van het verzoek verworpen dat RHI moet worden uitgesloten op grond van het feit dat zij een verbonden onderneming in de VRC heeft, die het betrokken product in de VRC produceert en haar bedrijfsactiviteiten in de VRC uitbreidt.

 

(26)

De door de indiener van het verzoek verstrekte informatie gaf de situatie van RHI als producent in de Unie niet nauwkeurig weer, met name ten aanzien van de door haar geproduceerde hoeveelheden en haar productiecapaciteit in de Unie en in de VRC. Door het opnemen van de door RHI geproduceerde hoeveelheden in het totale productiecijfer van de Unie, bedraagt de output van de indiener van het verzoek minder dan 50 % van de totale productie van de Unie. Bovendien moet nogmaals worden gewezen op het volgende: i) RHI moet worden beschouwd als deel van de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4 van de basisverordening; ii) RHI produceert meer dan 50 % van de totale productie van de Unie in de zin van artikel 5, lid 4, tweede zin, van de basisverordening; en iii) RHI is gekant tegen het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen. Daarom moet de procedure worden beëindigd.

  • 5. 
    BEËINDIGING VAN DE PROCEDURE
 

(27)

In het licht van het voorgaande wordt geoordeeld dat de huidige procedure moet worden beëindigd overeenkomstig artikel 9 en artikel 11, leden 2, 5 en 6, van de basisverordening.

 

(28)

De indiener van het verzoek werd hiervan in kennis gesteld en kreeg de gelegenheid om hierop te reageren. De indiener van het verzoek betwistte sterk de conclusies van de Commissie en betwijfelde of de productie van RHI tijdens het onderzoektijdvak hoger was dan de productie van de resterende producenten in de Unie die de klacht steunden. Met name legde de indiener van het verzoek verscheidene persberichten over de activiteiten van RHI voor ter onderbouwing van zijn argumenten dat de onderneming haar productie in de Unie niet langer als haar kernactiviteit beschouwt en dat er een duidelijke verschuiving in de strategie van de groep plaatsvindt, aangezien zij een massale uitbreiding van haar productiecapaciteiten in de VRC heeft aangekondigd. Bovendien werd geconstateerd dat deze persberichten naar de algemene bedrijfsactiviteiten van de onderneming verwijzen en niet specifiek betrekking hebben op het onderzochte product. De indiener van het verzoek verstrekte geen ander bewijsmateriaal over een mogelijke verschuiving van de kernactiviteiten van RHI in de periode van 2005 tot het einde van het onderzoektijdvak, dat zou leiden tot de conclusie dat RHI van de definitie van de bedrijfstak van de Unie moet worden uitgesloten.

 

(29)

Daarom wordt geoordeeld dat de procedure voor een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen betreffende de invoer in de Unie van bepaalde magnesiabriketten van oorsprong uit de VRC moet worden beëindigd.

 

(30)

Gezien de concrete omstandigheden, als beschreven in overweging 26 hierboven, moeten de overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1659/2005 betaalde of geboekte definitieve antidumpingrechten op bepaalde magnesiabriketten van oorsprong uit de Volksrepubliek China, in het vrije verkeer gebracht vanaf 14 oktober 2010, de datum van het vervallen van de antidumpingmaatregelen, bij wijze van uitzondering worden terugbetaald of kwijtgescholden.

 

(31)

De terugbetaling of kwijtschelding moet overeenkomstig de toepasselijke douanewetgeving bij de nationale douaneautoriteiten worden aangevraagd.

 

(32)

Gezien de hierboven vermelde omstandigheden, met name in overweging 21, zal de Commissie de uit- en invoerstromen van het betrokken product en de relevante GN-codes monitoren. Als de stromen blijken te veranderen, zal de Commissie overwegen welke actie moet worden ondernomen.

  • 6. 
    BEËINDIGING VAN HET NIEUWE ONDERZOEK TEN BEHOEVE VAN EEN „NIEUWE EXPORTEUR”
 

(33)

De Commissie heeft op 27 mei 2010 een verzoek ontvangen om op grond van artikel 11, lid 4, van de basisverordening een nieuw onderzoek te openen ten behoeve van een „nieuwe exporteur”. Het verzoek werd ingediend door TRL China Ltd („TRL”), een producent-exporteur in de VRC.

 

(34)

TRL voerde aan dat de onderneming op marktvoorwaarden opereerde zoals omschreven in artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening, of om individuele behandeling had verzocht overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening. Verder stelde TRL dat zij het betrokken product niet naar de Unie heeft uitgevoerd gedurende het onderzoektijdvak waarop de antidumpingmaatregelen waren gebaseerd, dat wil zeggen de periode van 1 april 2003 tot en met 31 maart 2004 („het oorspronkelijke onderzoektijdvak”) en dat zij niet verbonden was met een producent-exporteur van het product die aan de in overweging 1 genoemde antidumpingmaatregelen was onderworpen.

 

(35)

TRL stelde verder dat zij pas na het einde van het oorspronkelijke onderzoektijdvak begonnen is met de uitvoer van het betrokken product naar de Unie.

 

(36)

Op 28 september 2010 heeft de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité bij Verordening (EU) nr. 850/2010 (8), de opening aangekondigd van een nieuw onderzoek in verband met een „nieuwe exporteur” van Verordening (EG) nr. 1659/2005, de intrekking van het recht in verband met de invoer van TRL en de onderwerping van deze invoer aan registratie.

 

(37)

Het onderzoektijdvak voor het nieuwe onderzoek in verband met de „nieuwe exporteur” liep van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2010.

 

(38)

Met het oog op de beëindiging van het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen en gezien het feit dat TRL het betrokken product niet heeft ingevoerd tussen de datum van inwerkingtreding van Verordening (EU) Nr. 850/2010 en de datum van het vervallen van de antidumpingmaatregelen (13 oktober 2010), wordt geoordeeld dat het nieuwe onderzoek ten behoeve van een „nieuwe exporteur” betreffende de invoer in de Unie van bepaalde magnesiabriketten van oorsprong uit de VRC daarom ook moet worden beëindigd.

 

(39)

De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van inleiding genoemde termijn hun standpunt schriftelijk bekend te maken en om te verzoeken te worden gehoord,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De antidumpingmaatregelen betreffende de invoer van chemisch gebonden, ongesinterde magnesiabriketten waarvan de magnesiacomponent ten minste 80 % MgO bevat, al dan niet magnesiet bevattend, van oorsprong uit de Volksrepubliek China en momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 6815 91 00 en ex 6815 99 00 worden ingetrokken en de procedure betreffende deze invoer wordt beëindigd.

Artikel 2

De overeenkomstig artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1659/2005 betaalde of geboekte definitieve antidumpingrechten op de invoer van magnesiabriketten uit de Volksrepubliek China, vanaf 14 oktober 2010 in het vrije verkeer gebracht, worden terugbetaald of kwijtgescholden.

De terugbetaling of kwijtschelding wordt overeenkomstig de toepasselijke douanewetgeving bij de nationale douaneautoriteiten aangevraagd.

Artikel 3

Het nieuwe onderzoek ten behoeve van een „nieuwe exporteur”, geopend bij Verordening (EG) nr. 850/2010, wordt beëindigd.

Artikel 4

De douaneautoriteiten wordt opgedragen de registratie van de invoer op grond van artikel 3 van Verordening (EU) nr. 850/2010 te beëindigen.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 21 juni 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

FAZEKAS S.

 

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.