Besluit 2011/432 - Goedkeuring van het Verdrag van ’s Gravenhage van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud ten behoeve van kinderen en andere familieleden

1.

Wettekst

22.7.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 192/39

 

BESLUIT VAN DE RAAD

van 9 juni 2011

betreffende de goedkeuring, namens de Europese Unie, van het Verdrag van ’s Gravenhage van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud ten behoeve van kinderen en andere familieleden

(2011/432/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81, lid 3, eerste alinea, juncto artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder b), en artikel 218, lid 8, tweede alinea, eerste zin,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Unie werkt aan de totstandbrenging van een gemeenschappelijke justitiële ruimte die is gebaseerd op het beginsel van wederzijdse erkenning van beslissingen.

 

(2)

Het Verdrag van ’s Gravenhage van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud ten behoeve van kinderen en andere familieleden („het verdrag”) is een stevige basis voor de totstandbrenging van een wereldwijd systeem van administratieve samenwerking en voor de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen en regelingen inzake levensonderhoud, aangezien het voorziet in kosteloze rechtsbijstand bij vrijwel alle vorderingen inzake levensonderhoud ten behoeve van kinderen en in een vereenvoudigde erkennings- en tenuitvoerleggingsprocedure.

 

(3)

Op grond van artikel 59 van het verdrag kunnen regionale organisaties voor economische integratie zoals de Unie het verdrag ondertekenen, aanvaarden of goedkeuren of tot het verdrag toetreden.

 

(4)

De aangelegenheden die door het verdrag worden geregeld, worden ook behandeld door Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen (2). Zoals overeengekomen bij de vaststelling van Besluit 2011/220/EU van de Raad (3) betreffende de ondertekening van het verdrag, dient de Unie het verdrag alleen goed te keuren en haar bevoegdheid uit te oefenen in alle aangelegenheden die erdoor worden geregeld. Het verdrag zou derhalve bindend moeten zijn voor de lidstaten doordat de Unie het goedkeurt.

 

(5)

Bij de goedkeuring van het verdrag dient de Unie daarom de bevoegdheidsverklaring krachtens artikel 59, lid 3, van het verdrag af te leggen.

 

(6)

Tevens dient de Unie bij de goedkeuring van het verdrag, krachtens respectievelijk de artikelen 62 en 63 van het verdrag, alle voorbehouden te maken en verklaringen af te leggen die zij noodzakelijk acht.

 

(7)

De Unie dient in dit verband overeenkomstig artikel 2, lid 3, van het verdrag te verklaren dat zij de toepassing van de hoofdstukken II en III van het verdrag zal uitbreiden tot onderhoudsverplichtingen tussen echtgenoten en ex-echtgenoten. Zij dient tegelijkertijd een unilaterale verklaring af te leggen waarin zij zich ertoe verbindt in een latere fase te onderzoeken of het toepassingsgebied niet nog verder kan worden uitgebreid.

 

(8)

De Unie dient het in artikel 44, lid 3, van het verdrag bedoelde voorbehoud inzake de voor mededelingen tussen de centrale autoriteiten aanvaarde talen te maken. De lidstaten die wensen dat de Unie dat voorbehoud te hunnen aanzien maakt, dienen de Commissie er vooraf van in kennis te stellen, met opgave van de tekst van het voorbehoud.

 

(9)

De Unie dient de in artikel 11, lid 1, onder g), en artikel 44, leden 1 en 2, van het verdrag bedoelde verklaringen af te leggen. De lidstaten die wensen dat de Unie dit voorbehoud te hunnen aanzien maakt, dienen de Commissie er vooraf van in kennis te stellen, met opgave van de tekst van het voorbehoud.

 

(10)

Een lidstaat die later het hem betreffende voorbehoud in bijlage II wenst in te trekken, of de hem betreffende verklaring in bijlage III wenst te wijzigen of in te trekken of in bijlage III een hem betreffende verklaring wenst toe te voegen, dient de Raad en de Commissie daarvan in kennis te stellen. De Unie dient zich vervolgens te belasten met de vereiste kennisgeving aan de depositaris.

 

(11)

De lidstaten dienen de Commissie mee te delen welke centrale autoriteiten zij overeenkomstig artikel 4, lid 3, van het verdrag hebben aangewezen, en haar de informatie betreffende de in artikel 57 van het verdrag bedoelde wetten, procedures en diensten te doen toekomen. De Commissie dient, zoals is voorgeschreven door het verdrag, die informatie op het moment dat de Unie haar akte van goedkeuring neerlegt, door te geven aan het Permanent Bureau van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht („het Permanent Bureau”).

 

(12)

Wanneer de lidstaten de Commissie de informatie over hun centrale autoriteiten en hun wetten, procedures en diensten verstrekken, dienen zij, zo mogelijk in de digitale versie, gebruik te maken van het landprofielformulier dat door de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht wordt aanbevolen en bekendgemaakt.

 

(13)

Een lidstaat die later wijzigingen wil aanbrengen in de informatie betreffende de centrale autoriteit en betreffende de wetten, procedures en diensten, dient het Permanent Bureau hiervan rechtstreeks op de hoogte te stellen en de wijziging gelijktijdig aan de Commissie mee te delen.

 

(14)

Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland deel aan de vaststelling en de toepassing van dit besluit.

 

(15)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Verdrag van ’s Gravenhage van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud ten behoeve van kinderen en andere familieleden („het verdrag”) wordt namens de Europese Unie goedgekeurd.

De tekst van het verdrag is aan dit besluit gehecht.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd om de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) om, namens de Unie, de in artikel 58, lid 2, van het verdrag bedoelde akte neer te leggen.

Artikel 3

Bij het neerleggen van de in artikel 58, lid 2, van het verdrag bedoelde akte legt de Unie de in artikel 59, lid 3, van het verdrag bedoelde bevoegdheidsverklaring af.

De tekst van die verklaring staat in deel A van bijlage I bij dit besluit.

Artikel 4

  • 1. 
    Bij het neerleggen van de in artikel 58, lid 2, van het verdrag bedoelde akte verklaart de Unie overeenkomstig artikel 2, lid 3, van het verdrag dat zij de toepassing van de hoofdstukken II en III van het verdrag zal uitbreiden tot onderhoudsverplichtingen tussen echtgenoten en ex-echtgenoten.

De tekst van die verklaring staat in deel B van bijlage I bij dit besluit.

  • 2. 
    Bij het neerleggen van het in artikel 58, lid 2, van het verdrag bedoelde instrument, legt de Unie terzelfdertijd de unilaterale verklaring af waarvan de tekst in bijlage IV bij dit besluit staat.

Artikel 5

Bij het neerleggen van de in artikel 58, lid 2, van het verdrag bedoelde akte maakt de Unie het in artikel 44, lid 3, van het verdrag bedoelde voorbehoud betreffende de lidstaten die zich verzetten tegen het gebruik van het Frans of het Engels in de mededelingen tussen de centrale autoriteiten.

De tekst van dat voorbehoud staat in bijlage II bij dit besluit.

Artikel 6

Bij het neerleggen van de in artikel 58, lid 2, van het verdrag bedoelde akte legt de Unie de in artikel 11, lid 1, onder g), van het verdrag bedoelde verklaring af betreffende de door de lidstaten geëiste inlichtingen en documenten, de in artikel 44, lid 1, van het verdrag bedoelde verklaring betreffende de talen die door de lidstaten naast hun officiële talen worden aanvaard, en de in artikel 44, lid 2, van het verdrag bedoelde verklaring.

De tekst van die verklaringen staat in bijlage III bij dit besluit.

Artikel 7

  • 1. 
    Uiterlijk op 10 december 2012 delen de lidstaten de Commissie het volgende mee:
 

a)

de gegevens betreffende de overeenkomstig artikel 4, lid 3, van het verdrag aangewezen centrale autoriteiten, en

 

b)

de informatie betreffende de in artikel 57 van het verdrag bedoelde wetten, procedures en diensten.

  • 2. 
    Voor het verstrekken van de in lid 1 bedoelde inlichtingen aan de Commissie maken de lidstaten, zo mogelijk in de digitale versie, gebruik van het landprofielformulier dat door de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht wordt aanbevolen en bekendgemaakt.
  • 3. 
    De Commissie stuurt de door de lidstaten ingevulde landprofielformulieren aan het Permanent Bureau van de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht („het Permanent Bureau”) op het tijdstip waarop de Unie de in artikel 58, lid 2, van het verdrag bedoelde akte neerlegt.

Artikel 8

Een lidstaat die het hem betreffende voorbehoud in bijlage II wenst te wijzigen of in te trekken, of de hem betreffende verklaring in bijlage III wenst te wijzigen of in te trekken of in bijlage III een hem betreffende verklaring wenst toe te voegen, stelt de Raad en de Commissie in kennis van de gewenste intrekking, wijziging of toevoeging.

De Unie belast zich vervolgens met de in artikel 63, lid 2, van het verdrag bedoelde kennisgeving aan de depositaris.

Artikel 9

Een lidstaat die, nadat de Commissie het hem betreffende landprofielformulier heeft doorgestuurd, de daarin vervatte informatie wenst te wijzigen, deelt dit rechtstreeks mee aan het Permanent Bureau, of brengt zelf de verlangde wijziging aan in de digitale versie van het landprofielformulier indien de digitale versie is gebruikt. Hij stelt gelijktijdig de Commissie op de hoogte.

Artikel 10

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 9 juni 2011.

Voor de Raad

De voorzitter

PINTÉR S.

 

 

BIJLAGE I

Verklaringen van de Europese Unie op het tijdstip van de goedkeuring van het Verdrag van ’s Gravenhage van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud ten behoeve van kinderen en andere familieleden (het „verdrag”), conform artikel 63 van dat verdrag

  • A. 
    VERKLARING BEDOELD IN ARTIKEL 59, LID 3, VAN HET VERDRAG BETREFFENDE DE BEVOEGDHEID VAN DE EUROPESE UNIE IN AANGELEGENHEDEN DIE DOOR HET VERDRAG WORDEN GEREGELD
 

1.

De Europese Unie verklaart dat zij bevoegdheid uitoefent in alle aangelegenheden die door het verdrag worden geregeld. Het verdrag is bindend voor de lidstaten door de goedkeuring ervan door de Europese Unie.

 

2.

De huidige leden van de Europese Unie zijn het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

 

3.

Deze verklaring is evenwel niet van toepassing op het Koninkrijk Denemarken, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat gehecht is aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

 

4.

Deze verklaring is niet van toepassing in de gebieden van de lidstaten waar het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie niet van toepassing is (zie artikel 355 van dat Verdrag) en laat de besluiten of standpunten onverlet die mogelijk in het kader van het verdrag door de betrokken lidstaten namens of in het belang van die gebieden worden vastgesteld.

 

5.

Op de centrale autoriteiten van de verschillende lidstaten van de Europese Unie rust de taak er middels onderlinge samenwerking voor te zorgen dat het verdrag wordt toegepast. Bijgevolg dient een centrale autoriteit van een verdragsluitende staat die in contact moet treden met een centrale autoriteit van een lidstaat van de Europese Unie, zich rechtstreeks tot deze centrale autoriteit te wenden. Voorts zullen de lidstaten van de Europese Unie, wanneer zij dat wenselijk achten, tevens zitting nemen in alle speciale commissies die belast kunnen worden met het toezicht op de toepassing van het verdrag.

  • B. 
    VERKLARING BEDOELD IN ARTIKEL 2, LID 3, VAN HET VERDRAG

De Europese Unie verklaart dat zij de toepassing van de hoofdstukken II en III van het verdrag zal uitbreiden tot onderhoudsverplichtingen tussen echtgenoten en ex-echtgenoten.

 

BIJLAGE II

Voorbehoud van de Europese Unie op het tijdstip van de goedkeuring van het Verdrag van ’s Gravenhage van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud ten behoeve van kinderen en andere familieleden (het „verdrag”), conform artikel 62 van dat verdrag

De Europese Unie maakt krachtens artikel 44, lid 3, van het verdrag het volgende voorbehoud:

De Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Polen, de Slowaakse Republiek, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland verzetten zich tegen het gebruik van het Frans in de mededelingen tussen de centrale autoriteiten.

 

BIJLAGE III

Verklaringen van de Europese Unie op het tijdstip van de goedkeuring van het Verdrag van ’s Gravenhage van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud ten behoeve van kinderen en andere familieleden (het „verdrag”), conform artikel 63 van dat verdrag

  • 1. 
    VERKLARING BEDOELD IN ARTIKEL 11, LID 1, ONDER g), VAN HET VERDRAG

De Europese Unie verklaart dat in de volgende lidstaten een ander verzoek dan een verzoek in de zin van artikel 10, lid 1, onder a), en artikel 10, lid 2, onder a), van het verdrag, de voor elk van die lidstaten aangegeven informatie of stukken moet bevatten:

Koninkrijk België:

 

Voor verzoeken in de zin van artikel 10, lid 1, onder e) en f), en artikel 10, lid 2, onder b) en c), een gewaarmerkt afschrift of gewaarmerkte afschriften van de volledige tekst van de beslissing of beslissingen.

De Tsjechische Republiek:

 

De door de verzoeker overeenkomstig artikel 42 aan de centrale autoriteit afgegeven volmacht.

De Duitse Bondsrepubliek:

 

de nationaliteit van de onderhoudsgerechtigde, zijn beroep of zijn bezigheid alsmede, in voorkomend geval, de naam en het adres van zijn wettelijke vertegenwoordiger;

 

de nationaliteit van de onderhoudsplichtige, zijn beroep of bezigheid, voor zover de onderhoudsgerechtigde die gegevens kent;

 

bij een verzoek van een publiekrechtelijke dienstverrichter die aanspraak maakt op levensonderhoud op grond van overgegaan recht, de naam en de andere gegevens van de persoon wiens aanspraak is overgedragen;

 

bij indexering van een afdwingbare aanspraak op levensonderhoud, de bijzonderheden van de berekening van de indexering, en bij een verplichting tot betaling van wettelijke interesten, de wettelijke rentevoet en het aanvangstijdstip van de verplichting.

De Republiek Letland:

 

Het verzoek bevat de persoonlijke code van de verzoeker (indien in Letland toegekend) of zijn identificatienummer, indien toegekend; de persoonlijke code van de verweerder (indien in Letland toegekend) of zijn identificatienummer, indien toegekend; de persoonlijke codes (indien in Letland toegekend) of identificatienummers, indien toegekend, van alle personen voor wie om levensonderhoud wordt verzocht.

 

Verzoeken krachtens artikel 10, lid 1, onder a), b), d) en f), en lid 2, onder a) en c), van het Verdrag die niet het levensonderhoud ten behoeve van kinderen betreffen (in de zin van artikel 15 van het Verdrag), gaan vergezeld van een document waarin staat hoeveel kosteloze rechtsbijstand de verzoeker in de staat van herkomst heeft ontvangen, samen met informatie over het soort en de hoeveelheid rechtsbijstand waarop reeds een beroep is gedaan en welke rechtsbijstand verder nodig is.

De Republiek Polen:

  • I. 
    Verzoek krachtens artikel 10, lid 1, onder b):
 

1.

Een verzoek tot tenuitvoerlegging van een beslissing dient de naam te bevatten van de rechterlijke instantie die het vonnis heeft gewezen, de datum van het vonnis en de voor- en achternaam van de partijen bij de procedure.

 

2.

De volgende stukken moeten worden bijgevoegd:

 

het origineel van de executoriale titel (een gewaarmerkt afschrift van het vonnis samen met de formule van tenuitvoerlegging),

 

gedetailleerde lijst van betalingsachterstanden,

 

nadere gegevens van de bankrekening waarnaar de opgelegde bedragen moeten worden overgemaakt,

 

afschrift van het verzoek samen met bijlagen,

 

vertaling van alle documenten in het Pools door een beëdigd (beroeps)vertaler.

 

3.

Het verzoek, de motivering, de lijst van betalingsachterstanden en de informatie over de financiële situatie van de onderhoudsplichtige moeten persoonlijk worden ondertekend door de onderhoudsgerechtigde(n) of, in geval van minderjarigen, door hun wettelijke vertegenwoordiger.

 

4.

Wanneer de onderhoudsgerechtigde niet in het bezit is van het origineel van de executoriale titel, dient dit in het verzoek te worden gemotiveerd (bijvoorbeeld stuk verloren gegaan of vernietigd, of executoriale titel niet vastgesteld door de rechterlijke instantie).

 

5.

Bij verlies van de executoriale titel, dient er een verzoek tot verdere vaststelling van de executoriale titel ter vervanging van de verloren gegane te worden bijgevoegd.

II.   Verzoeken krachtens artikel 10, lid 1, onder c) en d):

 

1.

Een verzoek tot vaststelling van een beslissing waarbij levensonderhoud voor kinderen wordt toegekend, dient een indicatie te bevatten van het maandelijkse bedrag waarom in de titel als levensonderhoud voor kinderen voor elke onderhoudsgerechtigde wordt verzocht.

 

2.

Het verzoek en de motivering voor het verzoek moeten persoonlijk worden ondertekend door de onderhoudsgerechtigde(n) of, in geval van minderjarigen, door hun wettelijke vertegenwoordiger.

 

3.

In de motivering voor een verzoek tot vaststelling van een beslissing moeten alle feiten ter staving van het verzoek worden vermeld en moet er in het bijzonder informatie worden verstrekt over:

 

a.

de relatie tussen de onderhoudsgerechtigde en de onderhoudsplichtige: kind (kind uit een huwelijk/kind dat formeel is erkend door de onderhoudsplichtige/vaderschap over het kind bij gerechtelijke procedure vastgesteld), andere bloedverwant, echtgenoot, voormalig echtgenoot, door huwelijk verwant,

 

b.

de financiële situatie van de onderhoudsgerechtigde, waaronder gegevens over:

 

leeftijd, gezondheid en scholing van de onderhoudsgerechtigde,

 

de maandelijkse uitgaven van de onderhoudsgerechtigde (levensmiddelen, kleding, persoonlijk lichaamsverzorging, preventie, geneesmiddelen, revalidatie, opleiding, vrije tijd, uitzonderlijke uitgaven, enz.),

 

(bij verzoeken om levensonderhoud voor kinderen voor meer dan één gerechtigde dienen bovenstaande gegevens voor elk van die personen te worden vermeld),

 

scholing van de ouder die met de zorg over de minderjarige onderhoudsgerechtigde is belast, het beroep waarvoor hij/zij is opgeleid en zijn/haar huidige beroep,

 

bronnen en hoogte van de maandelijkse inkomsten van de ouder die met de zorg over de onderhoudsgerechtigde is belast,

 

maandelijks uitgaven van de ouder die met de zorg over de minderjarige onderhoudsgerechtigde is belast, voor het onderhoud van hem- of haarzelf en anderen, naast de onderhoudsgerechtigde, die van hem/haar afhankelijk zijn voor hun onderhoud,

 

c.

de financiële situatie van de onderhoudsplichtige, waaronder gegevens over de scholing van de onderhoudsplichtige, het beroep waarvoor hij/zij is opgeleid en zijn/haar huidige beroep.

 

4.

Vermeld moet worden welk van de in de motivering beschreven feiten bij de bewijsverkrijging moeten worden opgegeven (bijvoorbeeld voorlezen van het stuk tijdens de hoorzitting, verhoren van de getuige(n), verhoren van de onderhoudsgerechtigde of zijn/haar wettelijke vertegenwoordiger, verhoren van de onderhoudsplichtige, enz.).

 

5.

Alle vereiste bewijzen en gegevens moeten worden vermeld teneinde de rechterlijke instantie tot de bewijsverkrijging in staat te stellen.

 

6.

Stukken dienen op schrift gesteld en aan het verzoek gehecht te worden, hetzij in originelen, hetzij in de vorm van gewaarmerkte afschriften; stukken die in een vreemde taal zijn gesteld, moeten vergezeld gaan van een gewaarmerkte vertaling in het Pools.

 

7.

Getuigen: van elke getuige moeten voornaam, achternaam en adres worden bijgevoegd.

III.   Verzoek krachtens artikel 10, lid 1, onder e) en f):

 

1.

Een verzoek tot wijziging van een beslissing waarbij onderhoud voor kinderen wordt toegekend, dient het volgende te bevatten:

 

a.

de naam van de rechterlijke instantie die het vonnis heeft gewezen, de datum van het vonnis en de voor- en achternaam van de partijen bij de procedure,

 

b.

een indicatie van het maandelijkse onderhoudsbedrag dat namens elke onderhoudsgerechtigde in plaats van het eerder toegekende bedrag wordt geëist.

 

2.

In de motivering voor het verzoek dient de verandering van de omstandigheden te worden vermeld op grond waarvan nu een ander bedrag van het onderhoud wordt geëist.

 

3.

Het verzoek en de motivering voor het verzoek moeten persoonlijk worden ondertekend door de onderhoudsgerechtigde(n) of, in geval van minderjarigen, door hun wettelijke vertegenwoordiger.

 

4.

Vermeld moet worden welk van de in de motivering beschreven feiten bij de bewijsverkrijging moeten worden opgegeven (bijvoorbeeld voorlezen van het stuk tijdens de hoorzitting, verhoren van de getuige(n), verhoren van de onderhoudsgerechtigde of zijn/haar wettelijke vertegenwoordiger, verhoren van de onderhoudsplichtige, enz.).

 

5.

Alle vereiste bewijzen en gegevens moeten worden vermeld teneinde de rechterlijke instantie tot de bewijsverkrijging in staat te stellen.

 

6.

Stukken dienen op schrift gesteld en aan het verzoek gehecht te worden, hetzij in originelen, hetzij in de vorm van gewaarmerkte afschriften; stukken die in een vreemde taal zijn gesteld, moeten vergezeld gaan van een gewaarmerkte vertaling in het Pools.

 

7.

Getuigen: van elke getuige moeten voornaam, achternaam en adres worden bijgevoegd.

IV.   Verzoek krachtens artikel 10, lid 2, onder b) en c):

 

1.

Een verzoek tot wijziging van een beslissing waarbij onderhoud voor kinderen wordt toegekend, dient het volgende te bevatten:

 

a.

de naam van de rechterlijke instantie die het vonnis heeft gewezen, de datum van het vonnis en de voor- en achternaam van de partijen bij de procedure,

 

b.

een indicatie van het maandelijkse onderhoudsbedrag dat namens elke onderhoudsgerechtigde in plaats van het eerder toegekende bedrag wordt geëist.

 

2.

In de motivering voor het verzoek dient de verandering van de omstandigheden te worden vermeld op grond waarvan nu een ander bedrag van het onderhoud wordt geëist.

 

3.

Het verzoek en de motivering voor het verzoek moeten persoonlijk worden ondertekend door de onderhoudsgerechtigde.

 

4.

Vermeld moet worden welk van de in de motivering beschreven feiten bij de bewijsverkrijging moeten worden opgegeven (bijvoorbeeld voorlezen van het stuk tijdens de hoorzitting, verhoren van de getuige(n), verhoren van de onderhoudsgerechtigde of zijn/haar wettelijke vertegenwoordiger, verhoren van de onderhoudsplichtige, enz.).

 

5.

Alle vereiste bewijzen en gegevens moeten worden vermeld teneinde de rechterlijke instantie tot de bewijsverkrijging in staat te stellen.

 

6.

Stukken dienen op schrift gesteld en aan het verzoek gehecht te worden, hetzij in originelen, hetzij in de vorm van gewaarmerkte afschriften; stukken die in een vreemde taal zijn gesteld, moeten vergezeld gaan van een gewaarmerkte vertaling in het Pools.

 

7.

Getuigen: van elke getuige moeten voornaam, achternaam en adres worden bijgevoegd.

De Slovaakse Republiek:

 

informatie over de nationaliteit van alle betrokken partijen.

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland:

Verzoek uit hoofde van artikel 10, lid 1, onder b)

Engeland en Wales

Het origineel en/of een gewaarmerkt afschrift van de beslissing; certificaat van uitvoerbaarheid; verklaring van achterstallige betalingen; verklaring dat de onderhoudsplichtige op de eerste hoorzitting is verschenen en, zo niet, een document dat aantoont dat de procedure aan de onderhoudsplichtige meegedeeld en betekend is, of dat hij in kennis gesteld is van de eerste beslissing en de gelegenheid heeft gehad zich te verdedigen of in beroep te gaan; verklaring over verblijfplaats en werkkring van de onderhoudsplichtige; verklaring over de identiteit van de onderhoudsplichtige; foto van de onderhoudsplichtige (indien beschikbaar); document waaruit blijkt in hoeverre de verzoeker gratis rechtsbijstand heeft genoten; gewaarmerkt afschrift van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen; bewijs van inschrijving in een school; gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte (indien van toepassing); gewaarmerkt afschrift van het bewijs dat het huwelijk of een andere samenlevingsvorm ontbonden is (indien van toepassing).

Schotland

Het origineel en/of een gewaarmerkt afschrift van de beslissing; certificaat van uitvoerbaarheid; verklaring van achterstallige betalingen; verklaring dat de onderhoudsplichtige op de eerste hoorzitting is verschenen en, zo niet, een document dat aantoont dat de procedure aan de onderhoudsplichtige meegedeeld is, of dat hij in kennis gesteld is van de eerste beslissing en de gelegenheid heeft gehad in beroep te gaan; verklaring over de verblijfplaats van de onderhoudsplichtige; verklaring over de identiteit van de onderhoudsplichtige; foto van de onderhoudsplichtige (indien beschikbaar); gewaarmerkt afschrift van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen; bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing).

Noord-Ierland

Het origineel en/of een gewaarmerkt afschrift van de beslissing; certificaat van uitvoerbaarheid; verklaring van achterstallige betalingen; verklaring dat de onderhoudsplichtige op de eerste hoorzitting is verschenen en, zo niet, een document dat aantoont dat de procedure aan de onderhoudsplichtige meegedeeld is, of dat hij in kennis gesteld is van de eerste beslissing en de gelegenheid heeft gehad in beroep te gaan; verklaring over verblijfplaats en werkkring van de onderhoudsplichtige; verklaring over de identiteit van de onderhoudsplichtige; foto van de onderhoudsplichtige (indien beschikbaar); document waaruit blijkt in hoeverre de verzoeker gratis rechtsbijstand heeft genoten; gewaarmerkt afschrift van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte (indien van toepassing);

Verzoek uit hoofde van artikel 10, lid 1, onder c)

Engeland en Wales

Documenten over de financiële situatie — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; verklaring over verblijfplaats en werkkring van de verweerder; verklaring over de identiteit van de verweerder; foto van de verweerder (indien beschikbaar); gewaarmerkt afschrift van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte (indien van toepassing); gewaarmerkt afschrift van het bewijs dat het huwelijk of een andere samenlevingsvorm ontbonden is (indien van toepassing); afschrift van relevante gerechtelijke uitspraken; verzoek om rechtsbijstand; bewijs van bloedverwantschap (indien van toepassing); eventuele andere documenten als bedoeld in artikel 16, lid 3, artikel 25, lid 1, onder a), b) en d), en lid 3, onder b), en artikel 30, lid 3.

Schotland

Documenten over de financiële situatie — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; verklaring over de verblijfplaats van de verweerder; verklaring over de identiteit van de verweerder; foto van de verweerder (indien beschikbaar); gewaarmerkt afschrift van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte (indien van toepassing); verzoek om rechtsbijstand; bewijs van bloedverwantschap (indien van toepassing).

Noord-Ierland

Documenten over de financiële situatie — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; verklaring over verblijfplaats en werkkring van de verweerder; verklaring over de identiteit van de verweerder; foto van de verweerder (indien beschikbaar); gewaarmerkt afschrift van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte (indien van toepassing); gewaarmerkt afschrift van het „nisi”-decreet (voorlopig echtscheidingsbewijs) (indien van toepassing); afschrift van relevante gerechtelijke uitspraken; verzoek om rechtsbijstand; bewijs van bloedverwantschap (indien van toepassing); eventuele andere documenten als bedoeld in artikel 16, lid 3, artikel 25, lid 1, onder a), b) en d), en lid 3, onder b), en artikel 30, lid 3.

Verzoek uit hoofde van artikel 10, lid 1, onder d)

Engeland en Wales

Gewaarmerkt afschrift van de beslissing in verband met artikel 20 of artikel 22, onder b) of e), naast documenten waarop die beslissing gebaseerd is; document waaruit blijkt in hoeverre de verzoeker gratis rechtsbijstand heeft genoten; documenten over de financiële situatie — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; verklaring over verblijfplaats en werkkring van de verweerder; verklaring over de identiteit van de verweerder; foto van de verweerder (indien van toepassing); gewaarmerkt afschrift van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte (indien van toepassing); gewaarmerkt afschrift van het bewijs dat het huwelijk of een andere samenlevingsvorm ontbonden is (indien van toepassing); afschrift van relevante gerechtelijke uitspraken; bewijs van bloedverwantschap (indien van toepassing); eventuele andere documenten als bedoeld in artikel 16, lid 3, artikel 25, lid 1, onder a), b) en d), en lid 3, onder b), en artikel 30, lid 3.

Schotland

Zelfde als onder artikel 10, lid 1, onder c).

Noord-Ierland

Gewaarmerkt afschrift van de beslissing in verband met artikel 20 of artikel 22, onder b) of e), naast documenten waarop die beslissing gebaseerd is; document waaruit blijkt in hoeverre de verzoeker gratis rechtsbijstand heeft genoten; documenten over de financiële situatie — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; verklaring over verblijfplaats en werkkring van de verweerder; verklaring over de identiteit van de verweerder; foto van de verweerder (indien beschikbaar); gewaarmerkt afschrift van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte (indien van toepassing); gewaarmerkt afschrift van het „nisi”-decreet (voorlopig echtscheidingsbewijs) (indien van toepassing); afschrift van relevante gerechtelijke uitspraken; bewijs van bloedverwantschap (indien van toepassing); eventuele andere documenten als bedoeld in artikel 16, lid 3, artikel 25, lid 1, onder a), b) en d), en lid 3, onder b), en artikel 30, lid 3.

Verzoek uit hoofde van artikel 10, lid 1, onder e)

Engeland en Wales

Afschrift van de te wijzigen beslissing; documenten over de financiële situatie van de verzoeker/verweerder — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; verzoek om rechtsbijstand; gewaarmerkt afschrift van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); documenten over wijzigingen in de situatie van het kind/de kinderen; documenten over de burgerlijke stand van verzoeker/verweerder (indien van toepassing); afschrift van relevante gerechtelijke uitspraken; eventuele andere documenten als bedoeld in artikel 16, lid 3, artikel 25, lid 1, onder a), b) en d), en lid 3, onder b), en artikel 30, lid 3; schriftelijke verklaring dat beide partijen voor de rechtbank verschenen zijn, en als alleen de verzoeker verschenen is, het origineel of een gewaarmerkt afschrift van het document dat aantoont dat de procedure aan de andere partij betekend is.

Schotland

Afschrift van de te wijzigen beslissing; documenten over de financiële situatie van de verzoeker/verweerder — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; verzoek om rechtsbijstand; bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); documenten over wijzigingen in de situatie van het kind/de kinderen.

Noord-Ierland

Afschrift van de te wijzigen beslissing; documenten over de financiële situatie van de verzoeker/verweerder — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; verzoek om rechtsbijstand; gewaarmerkt afschrift, van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); documenten over wijzigingen in de situatie van het kind/de kinderen; documenten over de burgerlijke stand van verzoeker/verweerder (indien van toepassing); afschrift van relevante gerechtelijke uitspraken; eventuele andere documenten als bedoeld in artikel 16, lid 3, artikel 25, lid 1, onder a), b) en d), en lid 3, onder b), en artikel 30, lid 3.

Verzoek uit hoofde van artikel 10, lid 1, onder f)

Engeland en Wales

Het origineel en/of een gewaarmerkt afschrift van de te wijzigen beslissing; verklaring dat de onderhoudsplichtige op de eerste hoorzitting is verschenen en, zo niet, een document dat aantoont dat de procedure aan de onderhoudsplichtige meegedeeld is, of dat hij in kennis gesteld is van de eerste beslissing en de gelegenheid heeft gehad in beroep te gaan; document waaruit blijkt in hoeverre de verzoeker gratis rechtsbijstand heeft genoten; documenten over de financiële situatie van de verzoeker/verweerder — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; certificaat van uitvoerbaarheid; gewaarmerkt afschrift van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); documenten over wijzigingen in de situatie van het kind/de kinderen; gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte (indien van toepassing); gewaarmerkt afschrift van het bewijs dat het huwelijk of een andere samenlevingsvorm ontbonden is (indien van toepassing); documenten over de burgerlijke staat van de verzoeker/verweerder (indien van toepassing); afschrift van relevante gerechtelijke uitspraken; verklaring over verblijfplaats en werkkring van de onderhoudsplichtige; verklaring over de identiteit van de onderhoudsplichtige; foto van de onderhoudsplichtige (indien beschikbaar); eventuele andere documenten als bedoeld in artikel 16, lid 3, artikel 25, lid 1, onder a), b) en d), en lid 3, onder b), en artikel 30, lid 3; schriftelijke verklaring dat beide partijen voor de rechtbank verschenen zijn, en als alleen de verzoeker verschenen is, het origineel of een gewaarmerkt afschrift van het document dat aantoont dat de procedure aan de andere partij betekend is.

Schotland

Het origineel en/of een gewaarmerkt afschrift van de te wijzigen beslissing; document dat aantoont dat de procedure aan onderhoudsplichtige betekend is of dat hij in kennis gesteld is van de eerste beslissing en de gelegenheid heeft gehad in beroep te gaan; document waaruit blijkt in hoeverre de verzoeker gratis rechtsbijstand heeft genoten; documenten over de financiële situatie van de verzoeker/verweerder — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; certificaat van uitvoerbaarheid; bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); documenten over wijzigingen in de situatie van het kind/de kinderen; documenten over de burgerlijke staat van de verzoeker/verweerder (indien van toepassing); verklaring over verblijfplaats en werkkring van de onderhoudsplichtige; verklaring over de identiteit van de onderhoudsplichtige; foto van de onderhoudsplichtige (indien beschikbaar).

Noord-Ierland

Het origineel en/of een gewaarmerkt afschrift van de te wijzigen beslissing; verklaring dat de onderhoudsplichtige op de eerste hoorzitting is verschenen en, zo niet, een document dat aantoont dat de procedure aan de onderhoudsplichtige meegedeeld is, of dat hij in kennis gesteld is van de eerste beslissing en de gelegenheid heeft gehad in beroep te gaan; document waaruit blijkt in hoeverre de verzoeker gratis rechtsbijstand heeft genoten; documenten over de financiële situatie van de verzoeker/verweerder — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; certificaat van uitvoerbaarheid; gewaarmerkt afschrift van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); documenten over wijzigingen in de situatie van het kind/de kinderen; gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte (indien van toepassing); gewaarmerkt afschrift van het „nisi”-decreet (voorlopig echtscheidingsbewijs) (indien van toepassing); documenten over de burgerlijke staat van de verzoeker/verweerder (indien van toepassing); afschrift van relevante gerechtelijke uitspraken; verklaring over verblijfplaats en werkkring van de onderhoudsplichtige; verklaring over de identiteit van de onderhoudsplichtige; foto van de onderhoudsplichtige (indien beschikbaar); eventuele andere documenten als bedoeld in artikel 16, lid 3, artikel 25, lid 1, onder a), b) en d), en lid 3, onder b), en artikel 30, lid 3.

Verzoek uit hoofde van artikel 10, lid 2, onder b)

Engeland en Wales

Afschrift van de te wijzigen beslissing; documenten over de financiële situatie van de verzoeker/verweerder — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; verzoek om rechtsbijstand; bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); documenten over wijzigingen in de situatie van het kind/de kinderen; documenten over de burgerlijke stand van verzoeker/verweerder (indien van toepassing); afschrift van relevante gerechtelijke uitspraken; eventuele andere documenten als bedoeld in artikel 16, lid 3, artikel 25, lid 1, onder a), b) en d), en lid 3, onder b), en artikel 30, lid 3.

Schotland

Afschrift van de te wijzigen beslissing; documenten over de financiële situatie van de verzoeker/verweerder — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; verzoek om rechtsbijstand; bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); documenten over wijzigingen in de situatie van het kind/de kinderen.

Noord-Ierland

Afschrift van de te wijzigen beslissing; documenten over de financiële situatie van de verzoeker/verweerder — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; verzoek om rechtsbijstand; bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); documenten over wijzigingen in de situatie van het kind/de kinderen; documenten over de burgerlijke stand van verzoeker/verweerder (indien van toepassing); afschrift van relevante gerechtelijke uitspraken; eventuele andere documenten als bedoeld in artikel 16, lid 3, artikel 25, lid 1, onder a), b) en d), en lid 3, onder b), en artikel 30, lid 3.

Verzoek uit hoofde van artikel 10, lid 2, onder c)

Engeland en Wales

Het origineel en/of een gewaarmerkt afschrift van de te wijzigen beslissing; certificaat van uitvoerbaarheid; document waaruit blijkt in hoeverre de verzoeker gratis rechtsbijstand heeft genoten; documenten over de financiële situatie van de verzoeker/verweerder — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; gewaarmerkt afschrift van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); documenten over wijzigingen in de situatie van het kind/de kinderen; gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte (indien van toepassing); gewaarmerkt afschrift van het bewijs dat het huwelijk of een andere samenlevingsvorm ontbonden is (indien van toepassing); documenten over de burgerlijke stand van verzoeker/verweerder (indien van toepassing); afschrift van relevante gerechtelijke uitspraken; verklaring over verblijfplaats en werkkring van de onderhoudsgerechtigde; verklaring over de identiteit van de onderhoudsgerechtigde; foto van de onderhoudsgerechtigde (indien beschikbaar); eventuele andere documenten als bedoeld in artikel 16, lid 3, artikel 25, lid 1, onder a), b) en d), en lid 3, onder b), en artikel 30, lid 3.

Schotland

Het origineel en/of een gewaarmerkt afschrift van de te wijzigen beslissing; document waaruit blijkt in hoeverre de verzoeker gratis rechtsbijstand heeft genoten; documenten over de financiële situatie van de verzoeker/verweerder — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); documenten over wijzigingen in de financiële situatie van de verzoeker; verklaring over de verblijfplaats van de onderhoudsgerechtigde; verklaring over de identiteit van de onderhoudsgerechtigde; foto van de onderhoudsgerechtigde (indien beschikbaar);

Noord-Ierland

Het origineel en/of een gewaarmerkt afschrift van de te wijzigen beslissing; certificaat van uitvoerbaarheid; document waaruit blijkt in hoeverre de verzoeker gratis rechtsbijstand heeft genoten; documenten over de financiële situatie van de verzoeker/verweerder — inkomsten/uitgaven/vermogensbestanddelen; gewaarmerkt afschrift van geboorte- c.q. adoptiebewijs van het kind/de kinderen (indien van toepassing); bewijs van inschrijving in een school (indien van toepassing); documenten over wijzigingen in de situatie van het kind/de kinderen; gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte (indien van toepassing); gewaarmerkt afschrift van het „nisi”-decreet (voorlopig echtscheidingsbewijs) (indien van toepassing); documenten over de burgerlijke stand van verzoeker/verweerder (indien van toepassing); afschrift van relevante gerechtelijke uitspraken; verklaring over verblijfplaats en werkkring van de onderhoudsgerechtigde; verklaring over de identiteit van de onderhoudsgerechtigde; foto van de onderhoudsgerechtigde (indien beschikbaar); eventuele andere documenten als bedoeld in artikel 16, lid 3, artikel 25, lid 1, onder a), b) en d), en lid 3, onder b), en artikel 30, lid 3.

Algemeen

Voor verzoeken op grond van artikel 10 (met inbegrip van artikel 10, lid 1, onder a) en lid 2, onder a)) verlangt de centrale autoriteit voor Engeland en Wales drie afschriften van elk document, waar nodig met Engelse vertaling.

Voor verzoeken op grond van artikel 10 (met inbegrip van artikel 10, lid 1, onder a) en lid 2, onder a)) verlangt de centrale autoriteit van Noord-Ierland drie afschriften van elk document, waar nodig met Engelse vertaling.

  • 2. 
    VERKLARING BEDOELD IN ARTIKEL 44, LID 1, VAN HET VERDRAG

De Europese Unie verklaart dat de volgende lidstaten, met betrekking tot verzoeken en bijbehorende stukken, behalve een vertaling in hun officiële taal een vertaling in een van de voor elk van die lidstaten aangegeven talen aanvaarden:

 
 

De Tsjechische Republiek: Slowaaks

 
 

De Republiek Estland: Engels

 
 

De Republiek Litouwen: Engels

 
 

De Slowaakse Republiek: Tsjechisch

  • 3. 
    VERKLARING BEDOELD IN ARTIKEL 44, LID 2, VAN HET VERDRAG

De Europese Unie verklaart dat in het Koninkrijk België de stukken moeten zijn opgesteld of vertaald in het Frans, het Nederlands of het Duits, afhankelijk van het deel van het Belgische grondgebied waar de documenten moeten worden voorgelegd.

Informatie omtrent de taal die in een bepaald deel van het Belgische grondgebied moet worden gebruikt, kan worden gevonden in de handleiding van ontvangende instanties opgesteld krachtens Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (de betekening en de kennisgeving van stukken), en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad. Deze handleiding is toegankelijk op de website: http://ec.europa.eu/justice_home/judicialatlascivil/html/index_nl.htm

Klik op:

„Betekening en Kennisgeving van Stukken (Verordening (EG) nr. 1393/2007)”/„Stukken”/„Handleiding”/„België”/„Geographical areas of competence” (blz. 42 en volgende).

of ga rechtstreeks naar het volgende adres:

http://ec.europa.eu/justice_home/judicialatlascivil/html/pdf/manual_sd_bel.pdf

en klik op „Geographical areas of competence” (blz. 42 en volgende).

 

BIJLAGE IV

Unilaterale verklaring van de Europese Unie op het tijdstip van de goedkeuring van het Verdrag van ’s Gravenhage van 23 november 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud ten behoeve van kinderen en andere familieleden

De Europese Unie legt de volgende unilaterale verklaring af:

„De Europese Unie wenst te benadrukken dat zij groot belang hecht aan het Verdrag van ’s Gravenhage van 2007 inzake de internationale inning van levensonderhoud ten behoeve van kinderen en andere familieleden. Zij beseft dat uitbreiding van het toepassingsgebied van het verdrag tot iedere onderhoudsverplichting die voortvloeit uit familiebetrekkingen, bloedverwantschap, huwelijk of aanverwantschap het nuttig effect van het verdrag aanzienlijk kan vergroten, doordat dan het bij het verdrag ingevoerde systeem van administratieve samenwerking ten behoeve van alle onderhoudsgerechtigden kan worden toegepast.

In deze geest is de Europese Unie voornemens, zodra het verdrag wat haar betreft in werking getreden is, de toepassing van de hoofdstukken II en III van het verdrag uit te breiden tot de onderhoudsverplichtingen tussen echtgenoten en ex-echtgenoten.

Voorts verbindt de Europese Unie zich ertoe om, in het licht van de opgedane ervaring en van de eventuele uitbreidingsverklaringen van andere verdragsluitende Staten, uiterlijk over zeven jaar de mogelijkheid te bezien om het toepassingsgebied van het gehele verdrag uit te breiden tot iedere onderhoudsverplichting die voortvloeit uit familiebetrekkingen, bloedverwantschap, huwelijk of aanverwantschap.”.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.