Besluit 2011/1105 - Lijst van reisdocumenten waarmee de houder de buitengrenzen kan overschrijden en waarin een visum kan worden aangebracht en betreffende de invoering van een mechanisme voor het opstellen van deze lijst

1.

Wettekst

4.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 287/9

 

BESLUIT Nr. 1105/2011/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 oktober 2011

betreffende de lijst van reisdocumenten waarmee de houder de buitengrenzen kan overschrijden en waarin een visum kan worden aangebracht en betreffende de invoering van een mechanisme voor het opstellen van deze lijst

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op grond van artikel 17, lid 3, onder a), van de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 gesloten Akkoord van Schengen (2) werd in de besluiten SCH/Com-ex (98) 56 (3) en SCH/Com-ex (99) 14 (4) het handboek vastgesteld met reisdocumenten welke recht geven op overschrijding der buitengrenzen en waarin een visum kan worden aangebracht. Deze besluiten moeten aan het institutionele en juridische kader van de Unie worden aangepast.

 

(2)

De lijsten van door derde landen afgegeven reisdocumenten moeten systematisch worden gecontroleerd om ervoor te zorgen dat de autoriteiten van de lidstaten die visumaanvragen verwerken en grenscontroles uitvoeren, over correcte informatie beschikken over de door onderdanen van derde landen overgelegde reisdocumenten. De uitwisseling van informatie tussen lidstaten over afgegeven reisdocumenten en over de erkenning van deze reisdocumenten door lidstaten en de openbare beschikbaarstelling van de hele verzameling moeten worden gemoderniseerd en efficiënter worden gemaakt.

 

(3)

Het doel van de lijst van reisdocumenten is tweeledig: enerzijds kunnen grenstoezichtinstanties aan de hand ervan nagaan of een bepaald reisdocument erkend is voor het overschrijden van de buitengrenzen, zoals bepaald in artikel 5, lid 1, onder a), van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (5); anderzijds kan consulair personeel aan de hand ervan nagaan of lidstaten een bepaald reisdocument erkennen voor het aanbrengen van een visumsticker.

 

(4)

Op grond van artikel 48, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (6) moet in het kader van de plaatselijke Schengensamenwerking een volledige lijst van door het gastland afgegeven reisdocumenten worden opgesteld.

 

(5)

Er moet een mechanisme worden ingesteld dat ervoor zorgt dat de lijst van reisdocumenten voortdurend wordt bijgewerkt.

 

(6)

Gelet op het belang van de veiligheid van de reisdocumenten met betrekking tot hun mogelijke erkenning, moet de Commissie waar nodig, bijgestaan door deskundigen van de lidstaten, voorzien in een technische beoordeling.

 

(7)

De lidstaten zijn en moeten bevoegd blijven tot de erkenning van reisdocumenten waarmee de houder de buitengrenzen kan overschrijden en waarin een visumsticker kan worden aangebracht.

 

(8)

De lidstaten moeten over alle reisdocumenten hun standpunt te kennen geven en ernaar streven hun standpunten over de verschillende soorten reisdocumenten te harmoniseren. Aangezien het verzuim van een lidstaat om zijn standpunt met betrekking tot een reisdocument kenbaar te maken voor problemen kan zorgen voor de houders van dit reisdocument, moet een mechanisme worden ingesteld dat de lidstaten verplicht hun standpunt te kennen te geven over de erkenning of niet-erkenning van deze documenten. Dit mechanisme moet niet beletten dat lidstaten op ieder moment een wijziging van hun standpunt kenbaar kunnen maken.

 

(9)

Er moet op lange termijn een online databank worden gecreëerd waarin modellen van alle reisdocumenten zijn opgenomen, om zo het onderzoeken van reisdocumenten door grenstoezichtinstanties en consulair personeel te vergemakkelijken. Deze databank moet worden bijgewerkt als zich wijzigingen voordoen betreffende een vroeger gemelde erkenning of niet-erkenning van een bepaald reisdocument door lidstaten.

 

(10)

De Commissie moet ter informatie een niet-limitatieve lijst opstellen met bekende fantasie- en camouflagepaspoorten waarop ze door de lidstaten is gewezen. De erkenning of niet-erkenning zou niet van toepassing mogen zijn op de fantasie- en camouflagepaspoorten die opgenomen zijn in deze lijst. Ze zouden de houder ervan niet het recht mogen geven de buitengrenzen te overschrijden en mogen niet met een visum worden bekrachtigd.

 

(11)

Om uniforme voorwaarden voor het samenstellen en bijwerken van de lijst van reisdocumenten te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (7).

 

(12)

Voor het opstellen en bijwerken van de lijst van reisdocumenten moet de raadgevingsprocedure gelden, omdat het hierbij slechts gaat om het verzamelen van reeds afgegeven reisdocumenten.

 

(13)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (8), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, B en C, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van die overeenkomst (9).

 

(14)

Wat Zwitserland betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (10), die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, B en C, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (11).

 

(15)

Wat Liechtenstein betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder A, B en C, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (12).

 

(16)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is op Denemarken. Aangezien dit besluit voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad dit besluit heeft vastgesteld of het dit besluit in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

 

(17)

Dit besluit houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis niet deelneemt (13). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de aanneming van dit besluit, en deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

 

(18)

Dit besluit houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (14); Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

 

(19)

Wat Cyprus betreft, vormt dit besluit een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003.

 

(20)

Dit besluit vormt een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

  • 1. 
    Bij dit besluit wordt de lijst van reisdocumenten vastgesteld die de houder recht geven op overschrijding van de buitengrenzen en waarin een visum kan worden aangebracht („de lijst van reisdocumenten”) alsook een mechanisme om deze lijst samen te stellen.
  • 2. 
    Dit besluit is van toepassing op reisdocumenten, zoals een nationaal paspoort (gewoon paspoort, diplomatiek paspoort, dienstpaspoort/officieel paspoort of speciaal paspoort), een noodreisdocument, een reisdocument voor vluchtelingen of staatlozen, een door internationale organisaties afgegeven reisdocument of een laissez-passer.
  • 3. 
    Dit besluit heeft geen gevolgen voor de bevoegdheid van de lidstaten om reisdocumenten te erkennen.

Artikel 2

Samenstelling van de lijst van reisdocumenten

  • 1. 
    De Commissie stelt, daarin bijgestaan door de lidstaten, de lijst van reisdocumenten samen op grond van de in de plaatselijke Schengensamenwerking verzamelde informatie, zoals bedoeld in artikel 48, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 810/2009.
  • 2. 
    De lijst van reisdocumenten wordt vastgesteld volgens de in artikel 8, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

Artikel 3

Structuur van de lijst van reisdocumenten

  • 1. 
    De lijst van reisdocumenten bestaat uit drie delen.
  • 2. 
    Deel I bestaat uit reisdocumenten die zijn afgegeven door de derde landen en de territoriale entiteiten die zijn opgesomd in de bijlagen I en II bij Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (15).
  • 3. 
    Deel II bestaat uit de volgende door de lidstaten afgegeven reisdocumenten, met inbegrip van documenten die werden afgegeven door de lidstaten van de Europese Unie die niet deelnemen aan de vaststelling van dit besluit en door de lidstaten van de Europese Unie die de bepalingen van het Schengenacquis nog niet volledig toepassen:
 

a)

aan onderdanen van derde landen afgegeven reisdocumenten;

 

b)

reisdocumenten afgegeven aan vluchtelingen in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951;

 

c)

reisdocumenten afgegeven aan staatlozen in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties betreffende de status van staatlozen van 28 september 1954;

 

d)

reisdocumenten afgegeven aan personen die van geen enkel land de nationaliteit bezitten en die wonen in een lidstaat;

 

e)

reisdocumenten afgegeven door het Verenigd Koninkrijk aan Britse burgers die geen onderdanen van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland zijn in de zin van het recht van de Unie.

  • 4. 
    Deel III bestaat uit door internationale organisaties afgegeven reisdocumenten.
  • 5. 
    Als algemene regel geldt dat de opname van een bepaald reisdocument in de lijst van toepassing is op alle reeksen van dat reisdocument die nog geldig zijn.
  • 6. 
    Als een derde land een bepaald soort reisdocument niet afgeeft, wordt dat in de lijst van reisdocumenten aangegeven met de vermelding „niet afgegeven”.

Artikel 4

Kennisgeving van erkenning of niet-erkenning van in de lijst opgenomen reisdocumenten

  • 1. 
    Binnen drie maanden nadat de lijst van reisdocumenten is meegedeeld, stellen de lidstaten de Commissie in kennis van hun standpunt inzake de erkenning of niet-erkenning van de in de lijst opgenomen reisdocumenten.
  • 2. 
    Indien een lidstaat verzuimt zijn standpunt kenbaar te maken binnen de in lid 1 genoemde termijn, wordt het betreffende reisdocument als erkend beschouwd tot de eventuele kennisgeving van de lidstaat over de niet-erkenning ervan.
  • 3. 
    In het kader van het in artikel 8, lid 1, bedoelde comité wisselen de lidstaten informatie uit over de gronden voor de erkenning of niet-erkenning van specifieke reisdocumenten teneinde tot een geharmoniseerd standpunt te komen.
  • 4. 
    De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle wijzigingen betreffende een vroeger gemelde erkenning of niet-erkenning van een bepaald reisdocument.

Artikel 5

Nieuwe afgegeven reisdocumenten

  • 1. 
    De lidstaten stellen de Commissie in kennis van nieuwe reisdocumenten zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, onder a) tot en met d).
  • 2. 
    De lidstaten brengen de Commissie op de hoogte van nieuwe, door derde landen, lidstaten en internationale organisaties afgegeven reisdocumenten zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, artikel 3, lid 3, onder e), en artikel 3, lid 4. De Commissie streeft er in samenwerking met de lidstaten naar modellen van nieuwe reisdocumenten te verzamelen om deze te kunnen delen.
  • 3. 
    De Commissie werkt de lijst van reisdocumenten bij op basis van de ontvangen kennisgevingen en informatie en verzoekt de lidstaten om kennis te geven van hun standpunt inzake de erkenning of niet-erkenning overeenkomstig artikel 4.
  • 4. 
    De bijgewerkte lijst van reisdocumenten wordt vastgesteld volgens de in artikel 8, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

Artikel 6

Informatie betreffende bekende fantasie- en camouflagepaspoorten

De Commissie stelt eveneens een niet-limitatieve lijst op met bekende fantasie- en camouflagepaspoorten op basis van door de lidstaten verstrekte informatie, en werkt deze bij.

Artikel 7

Beoordeling van reisdocumenten

  • 1. 
    Om de lidstaten bij te staan bij hun technische beoordeling van reisdocumenten, kan de Commissie, bijgestaan door deskundigen van de lidstaten, een technisch onderzoek van de reisdocumenten uitvoeren, met name rekening houdend met de relevante normen en aanbevelingen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie.
  • 2. 
    In voorkomend geval kunnen de voorwaarden en procedures voor de afgifte van reisdocumenten eveneens worden geanalyseerd in dit kader.
  • 3. 
    De resultaten van de in lid 1 en lid 2 bedoelde beoordelingen worden aan de lidstaten meegedeeld.

Artikel 8

Comitéprocedure

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door een comité (het reisdocumentcomité). Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 9

Bekendmaking van de lijsten

De Commissie stelt de lijst van reisdocumenten, met inbegrip van de kennisgevingen op grond van artikel 4, en de in artikel 6 bedoelde lijst ter beschikking van de lidstaten en het publiek door middel van een voortdurend bijgewerkte elektronische publicatie.

Artikel 10

Intrekkingen

Besluiten SCH/Com-ex (98) 56 en SCH/Com-ex (99) 14 worden ingetrokken.

Artikel 11

Inwerkingtreding

  • 1. 
    Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
  • 2. 
    Dit besluit is van toepassing vanaf de dag waarop het in werking treedt, behalve artikel 10, dat van toepassing is vanaf de dag waarop de Commissie voor het eerst de lijst van reisdocumenten bekendmaakt.

Artikel 12

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Straatsburg, 25 oktober 2011.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • J. 
    BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    DOWGIELEWICZ
 

  • (1) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 6 juli 2011 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 23 september 2011.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.