Verordening 2011/1235 - Wijziging van Verordening 1222/2009 wat de gripklasse van banden op nat wegdek, het meten van de rolweerstand en de controleprocedure betreft

1.

Wettekst

30.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 317/17

 

VERORDENING (EU) Nr. 1235/2011 VAN DE COMMISSIE

van 29 november 2011

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1222/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de gripklasse van banden op nat wegdek, het meten van de rolweerstand en de controleprocedure betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1222/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 inzake de etikettering van banden met betrekking tot hun brandstofefficiëntie en andere essentiële parameters (1), en met name artikel 11, onder a) en c),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Verordening (EG) nr. 1222/2009 van het Europees Parlement en de Raad heeft tot doel een kader vast te stellen voor het verstrekken van geharmoniseerde informatie over bandenkenmerken aan de hand van etikettering, zodat de eindgebruikers een geïnformeerde keuze kunnen maken bij het kopen van banden.

 

(2)

De brandstofefficiëntieklasse van banden wordt bepaald door hun rolweerstand. De meting van de rolweerstand moet reproduceerbaar zijn; om banden van verschillende leveranciers op eerlijke wijze te kunnen vergelijken, moeten tests van dezelfde banden in verschillende laboratoria dezelfde resultaten opleveren. Door een goede reproduceerbaarheid van de testresultaten wordt ook vermeden dat de markttoezichtsautoriteiten bij het testen van dezelfde banden resultaten zouden verkrijgen die afwijken van die van de leveranciers.

 

(3)

Met betrekking tot het meten van de rolweerstand zou de reproduceerbaarheid van de testresultaten worden verbeterd door een procedure voor het op elkaar afstemmen van de testlaboratoria.

 

(4)

Nu de ISO een geschikte geharmoniseerde methode voor het testen van grip op nat wegdek heeft ontwikkeld, moeten gripklassen voor C2- en C3-banden op nat wegdek worden ingevoerd overeenkomstig artikel 11, onder a), van Verordening (EG) nr. 1222/2009.

 

(5)

De controleprocedure die in bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1222/2009 is uiteengezet, moet worden verduidelijkt door drempelwaarden in te voeren, aan de hand waarvan kan worden nagegaan of de op het etiket aangegeven waarden in overeenstemming zijn met die verordening.

 

(6)

Verordening (EG) nr. 1222/2009 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

 

(7)

De in deze verordening vastgelegde maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1222/2009 opgerichte comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Verordening (EG) nr. 1222/2009

Verordening (EG) nr. 1222/2009 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

In bijlage I, deel A „Brandstofefficiëntieklassen”, wordt de eerste zin vervangen door:

„De brandstofefficiëntieklassen worden vastgesteld op basis van de rolweerstandscoëfficiënt (RRC), volgens de hieronder gespecificeerde schaal van „A” tot „G”, en gemeten overeenkomstig bijlage 6 bij UNECE-reglement nr. 117 en de latere wijzigingen daarvan, waarbij de testlaboratoria op elkaar worden afgestemd volgens de procedure van bijlage IV bis.”.

 

2)

In bijlage I, deel B „Klassen grip op nat wegdek”, worden de tekst en de tabel vervangen door:

 

„1.

De klasse grip op nat wegdek van C1-banden wordt vastgesteld op basis van de index van grip op nat wegdek (G), volgens de in onderstaande tabel gespecificeerde schaal van „A” tot „G”, en wordt berekend overeenkomstig punt 3 en gemeten overeenkomstig bijlage V.

 

2.

De klasse grip op nat wegdek van C2- en C3-banden wordt vastgesteld op basis van de index van grip op nat wegdek (G), volgens de in onderstaande tabel gespecificeerde schaal van „A” tot „G”, en wordt berekend overeenkomstig punt 3 en gemeten overeenkomstig ISO 15222:2011, waarbij de volgende standaardreferentietestbanden (SRTT) moeten worden gebruikt:

 

i)

voor C2-banden: SRTT 225/75 R 16 C, ASTM F 2872-11;

 

ii)

voor C3-banden met een nominale sectiebreedte van minder dan 285 mm: SRTT 245/70R19.5, ASTM F 2871-11;

 

iii)

voor C3-banden met een nominale sectiebreedte van 285 mm of meer: SRTT 315/70R22.5, ASTM F 2870-11.

 

3.

Berekening van de index van grip op nat wegdek (G)

G = G(T) – 0,03

waarbij: G(T) = de index van grip op nat wegdek van de kandidaatband, gemeten in één testcyclus

 

C1-banden

C2-banden

C3-banden

G

Klasse grip op nat wegdek

G

Klasse grip op nat wegdek

G

Klasse grip op nat wegdek

1,55 ≤ G

A

1,40 ≤ G

A

1,25 ≤ G

A

1,40 ≤ G ≤ 1,54

B

1,25 ≤ G ≤ 1,39

B

1,10 ≤ G ≤ 1,24

B

1,25 ≤ G ≤ 1,39

C

1,10 ≤ G ≤ 1,24

C

0,95 ≤ G ≤ 1,09

C

Leeg

D

Leeg

D

0,80 ≤ G ≤ 0,94

D

1,10 ≤ G ≤ 1,24

E

0,95 ≤ G ≤ 1,09

E

0,65 ≤ G ≤ 0,79

E

G ≤ 1,09

F

G ≤ 0,94

F

G ≤ 0,64

F

Leeg

G

Leeg

G

Leeg

G”

 

3)

Bijlage IV: „Controleprocedure” wordt vervangen door:

„BIJLAGE IV

Controleprocedure

Voor elk bandentype of elke bandengroep wordt gecontroleerd of de door de fabrikant opgegeven brandstofefficiëntieklasse, klasse grip op nat wegdek en klasse en opgegeven waarde van de rolgeluidemissies correct zijn. Daarbij wordt gebruikgemaakt van één van de volgende procedures:

 

a)

i)

eerst wordt één band of één set banden getest. Als de gemeten waarden beantwoorden aan de in tabel 1 vastgestelde maximale toleranties voor de opgegeven klassen of de opgegeven waarde van de rolgeluidemissies, is de band geslaagd voor de test, en

 

ii)

als de gemeten waarden niet beantwoorden aan de in tabel 1 vastgestelde maximale toleranties voor de opgegeven klassen of de opgegeven waarde van de rolgeluidemissies, worden drie extra banden of bandensets getest. De gemiddelde meetwaarde van de drie extra geteste banden of bandensets wordt gebruikt om na te gaan of de opgegeven informatie in overeenstemming is met de in tabel 1 vastgestelde maximale toleranties, of

 

b)

wanneer de op het etiket vermelde klassen of waarden zijn afgeleid van de resultaten van typegoedkeuringstests die zijn verkregen overeenkomstig Richtlijn 2001/43/EG, Verordening (EG) nr. 661/2009 of UNECE-reglement nr. 117 en de latere wijzigingen daarvan, kunnen de lidstaten gebruikmaken van de gegevens die zijn verkregen uit productieconformiteitstests van banden.

Bij het beoordelen van de meetgegevens die zijn verkregen uit productieconformiteitstests moet rekening worden gehouden met de toegestane toleranties in tabel 1.

Tabel 1

 

Gemeten parameter

Controletoleranties

Rolweerstandscoëfficiënt (brandstofefficiëntie)

De afgestemde gemeten waarde mag de bovengrens (de hoogste RRC) van de opgegeven klasse met niet meer dan 0,3 kg/1 000 kg overschrijden.

Rolgeluidemissies

De gemeten waarde mag de opgegeven waarde N met niet meer dan 1dB(A) overschrijden.

Grip op nat wegdek

De gemeten waarde mag niet lager zijn dan de ondergrens (de laagste G-waarde) van de opgegeven klasse.”

 

4)

De tekst in de bijlage bij deze verordening wordt toegevoegd als bijlage IV bis.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing met ingang van 30 mei 2012.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 november 2011.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO

 

 

BIJLAGE

„BIJLAGE IV bis

Procedure voor het op elkaar afstemmen van laboratoria met het oog op het meten van de rolweerstand

  • 1. 
    DEFINITIES

In de procedure voor het op elkaar afstemmen van de laboratoria wordt verstaan onder:

  • 1) 
    „referentielaboratorium”: een laboratorium dat deel uitmaakt van het netwerk van laboratoria waarvan de referenties met het oog op de afstemmingsprocedure zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, en dat de in deel 3 vastgestelde nauwkeurigheid van de testresultaten kan bereiken;
  • 2) 
    „kandidaatlaboratorium”: een laboratorium dat deelneemt aan de afstemmingsprocedure maar dat geen referentielaboratorium is;
  • 3) 
    „afstemmingsband”: een band die wordt getest voor het uitvoeren van de afstemmingsprocedure;
  • 4) 
    „set afstemmingsbanden”: een set van vijf of meer afstemmingsbanden;
  • 5) 
    „toegewezen waarde”: een theoretische waarde van één afstemmingsband, zoals gemeten door een theoretisch laboratorium dat representatief is voor het netwerk van referentielaboratoria dat gebruikt wordt voor de afstemmingsprocedure.
  • 2. 
    ALGEMENE BEPALINGEN

2.1.   Beginsel

De gemeten rolweerstandscoëfficiënt (RRCm ) in een referentielaboratorium (l) wordt afgestemd op de toegewezen waarden van het netwerk van referentielaboratoria.

De RRCm in een kandidaatlaboratorium (c) wordt afgestemd op een referentielaboratorium naar keuze.

2.2.   Eisen inzake de keuze van banden

Voor de afstemmingsprocedure wordt een set van vijf of meer afstemmingsbanden gekozen, overeenkomstig de onderstaande criteria. Eén set wordt gekozen voor C1- en C2-banden samen, en één set voor C3-banden.

 

a)

De set afstemmingsbanden wordt zodanig gekozen dat ze de reeks verschillende RRC’s van C1- en C2-banden samen, of van C3-banden, omvatten. Het verschil tussen de hoogste en de laagste RRCm van de bandenset moet minstens gelijk zijn aan:

 

i)

3 kg/t voor C1- en C2-banden, en

 

ii)

2 kg/t voor C3-banden

 

b)

De RRCm in de kandidaat- of referentielaboratoria (c of l) op basis van de opgegeven RRC-waarden van elke afstemmingsband van de set wordt als volgt gespreid en uniform verdeeld:

 

i)

1,0 +/– 0,5 kg/t voor C1- en C2-banden, en

 

ii)

1,0 +/– 0,5 kg/t voor C3-banden.

 

c)

De gekozen sectiebreedte van elke afstemmingsband moet:

 

i)

≤ 245 mm bedragen bij machines voor het meten van C1- en C2-banden, en

 

ii)

≤ 385 mm bedragen bij machines voor het meten van C3-banden.

 

d)

De gekozen buitendiameter van elke afstemmingsband moet:

 

i)

tussen 510 en 800 mm bedragen bij machines voor het meten van C1- en C2-banden, en

 

ii)

tussen 771 en 1 143 mm bedragen bij machines voor het meten van C3-banden.

 

e)

De belastingsindexwaarden moeten die van de te testen banden omvatten, waarbij erop moet worden toegezien dat de rolweerstandswaarden (RRF) ook die van de te testen banden omvatten.

Voordat een afstemmingsband wordt gebruikt, moet hij worden gecontroleerd en worden vervangen wanneer:

 

a)

hij in een zodanige staat verkeert dat hij voor verdere tests niet meer kan worden gebruikt, en/of

 

b)

er RRCm -afwijkingen zijn van meer dan 1,5 % ten opzichte van eerdere metingen, na correctie voor eventueel verloop van de machine.

2.3.   Meetmethode

Het referentielaboratorium meet elke afstemmingsband vier keer en behoudt de drie laatste resultaten voor verdere analyse, overeenkomstig deel 4 van bijlage 6 bij UNECE-reglement nr. 117 en de latere wijzigingen daarvan, en volgens de voorwaarden van deel 3 van bijlage 6 bij UNECE-reglement nr. 117 en de latere wijzigingen daarvan.

Het kandidaatlaboratorium meet elke afstemmingsband (n + 1) keer, waarbij n gespecificeerd is in deel 5, en behoudt de laatste n resultaten voor verdere analyse, overeenkomstig deel 4 van bijlage 6 bij UNECE-reglement nr. 117 en de latere wijzigingen daarvan, en volgens de voorwaarden van deel 3 van bijlage 6 bij UNECE-reglement nr. 117 en de latere wijzigingen daarvan.

Bij elke meting van een afstemmingsband moet de band/wielcombinatie van de machine worden genomen en moet de volledige testprocedure van punt 4 van bijlage 6 bij UNECE-reglement nr. 117 en de latere wijzigingen daarvan opnieuw van vooraf aan worden gevolgd.

Het kandidaat- of referentielaboratorium berekent:

 

a)

de gemeten waarde van elke afstemmingsband voor elke meting, zoals gespecificeerd in bijlage 6, punten 6.2 en 6.3, van UNECE-reglement nr. 117 en de latere wijzigingen daarvan (d.w.z. gecorrigeerd voor een temperatuur van 25 °C en een trommeldiameter van 2 m),

 

b)

het gemiddelde van de laatste drie (voor referentielaboratoria) of n (voor kandidaatlaboratoria) gemeten waarden voor elke afstemmingsband, en

 

c)

de standaardafwijking (σm):

Formula

waarbij:

 

i

=

een getal van 1 tot p voor het aantal afstemmingsbanden

j

=

een getal van 2 tot n voor het aantal keren dat elke meting voor een bepaalde afstemmingsband wordt herhaald

n

=

het aantal keren dat een bandenmeting wordt herhaald (n ≥ 4)

p

=

het aantal afstemmingsbanden (p ≥ 5)

2.4.   Gegevensformaat dat moet worden gebruikt voor de berekeningen en resultaten

 

De gemeten RRC-waarden, gecorrigeerd op basis van trommeldiameter en temperatuur, worden afgerond op twee decimalen.

 

Vervolgens worden de berekeningen gemaakt met alle cijfers: er vindt geen verdere afronding plaats, tenzij van de uiteindelijke afstemmingsvergelijkingen.

 

Alle standaardafwijkingswaarden worden weergegeven tot op drie decimalen.

 

Alle RRC-waarden worden weergegeven tot op twee decimalen.

 

Alle afstemmingscoëfficiënten (A1l, B1l, A2c en B2c) worden afgerond en weergegeven tot op vier decimalen.

  • 3. 
    EISEN VOOR REFERENTIELABORATORIA EN VASTSTELLING VAN DE TOEGEWEZEN WAARDEN

De toegewezen waarden van elke afstemmingsband worden vastgesteld door een netwerk van referentielaboratoria. Na twee jaar beoordeelt het netwerk de stabiliteit en geldigheid van de toegewezen waarden.

Elk referentielaboratorium dat aan het netwerk deelneemt, moet beantwoorden aan de specificaties van bijlage 6 bij UNECE-reglement nr. 117 en de latere wijzigingen daarvan en mag de volgende standaardafwijking (σm) hebben:

 

i)

niet meer dan 0,05 kg/t voor C1- en C2-banden, en

 

ii)

niet meer dan 0,05 kg/t voor C3-banden.

De sets afstemmingsbanden, die moeten beantwoorden aan de specificaties van punt 2.2, worden door elk referentielaboratorium van het netwerk gemeten overeenkomstig punt 2.3.

De toegewezen waarden van elke afstemmingsband is het gemiddelde van de waarden die de referentielaboratoria van het netwerk voor deze afstemmingsband hebben gemeten.

  • 4. 
    PROCEDURE VOOR DE AFSTEMMING VAN EEN REFERENTIELABORATORIUM OP DE TOEGEWEZEN WAARDEN

Elk referentielaboratorium (l) moet zich aan de hand van een lineaire regressietechniek, A1 l en B1 l , afstemmen op de toegewezen waarden van de set afstemmingsbanden:

RRC = A1 l * RRC m,l + B1 l

waarbij:

 

RRC

=

de toegewezen waarde van de rolweerstandscoëfficiënt;

RRCm

=

de door het referentielaboratorium gemeten waarde „l” van de rolweerstandscoëfficiënt (rekening houdend met de correcties op basis van de temperatuur en de trommeldiameter).

  • 5. 
    EISEN VOOR KANDIDAATLABORATORIA

Kandidaatlaboratoria moeten de afstemmingsprocedure minstens om de twee jaar herhalen en in ieder geval na elke belangrijke wijziging van de machine en bij elk verloop in de monitoringsgegevens van de controleband van de machine.

Een gemeenschappelijke set van vijf verschillende banden, die moeten beantwoorden aan de specificaties van punt 2.2, wordt door het kandidaatlaboratorium en door één referentielaboratorium gemeten overeenkomstig punt 2.3. Op verzoek van het kandidaatlaboratorium mogen meer dan vijf afstemmingsbanden worden getest.

De set afstemmingsbanden wordt door het kandidaatlaboratorium aan het geselecteerde referentielaboratorium verstrekt.

Het kandidaatlaboratorium (c) moet beantwoorden aan de specificaties van bijlage 6 bij UNECE-reglement nr. 117 en de latere wijzigingen daarvan en moet bij voorkeur standaardafwijkingen (σm ) hebben als volgt:

 

i)

niet meer dan 0,075 kg/t voor C1- en C2-banden, en

 

ii)

niet meer dan 0,06 kg/t voor C3-banden.

Als de standaardafwijkingen (σm) van het kandidaatlaboratorium bij drie metingen hoger zijn dan de bovenstaande waarden, dan wordt het aantal metingen als volgt verhoogd:

n = (σm /γ)2, afgerond tot op de dichtstbijzijnde hogere gehele waarde

waarbij:

 

γ

=

0,043 kg/t voor C1- en C2-banden

γ

=

0,035 kg/t voor C3-banden

  • 6. 
    PROCEDURE VOOR DE AFSTEMMING VAN EEN KANDIDAATLABORATORIUM

Eén referentielaboratorium (l) van het netwerk berekent de lineaire regressiefunctie van het kandidaatlaboratorium (c), A2c en B2c:

RRC m,l = A2c × RRCm,c + B2c

waarbij:

 

RRCm,l

=

de door het referentielaboratorium gemeten waarde van de rolweerstandscoëfficiënt (l) (rekening houdend met de correcties op basis van de temperatuur en de trommeldiameter).

RRCm,c

=

de door het kandidaatlaboratorium gemeten waarde van de rolweerstandscoëfficiënt (c) (rekening houdend met de correcties op basis van de temperatuur en de trommeldiameter).

De afgestemde RRC van door het kandidaatlaboratorium geteste banden wordt als volgt berekend:

RRC = (A1 l × A2c) × RRCm,c + (A1 l × B2c + B1 l )”

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.