Uitvoeringsbesluit 2012/156 - Schorsing van vastleggingen van het Cohesiefonds voor Hongarije met ingang van 1 januari 2013

1.

Wettekst

17.3.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 78/19

 

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

van 13 maart 2012

tot schorsing van vastleggingen van het Cohesiefonds voor Hongarije met ingang van 1 januari 2013

(2012/156/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1084/2006 van de Raad van 11 juli 2006 tot oprichting van het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1164/94 (1), en met name artikel 4,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Overeenkomstig artikel 174 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) ontwikkelt en vervolgt de Unie haar optreden gericht op de versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang teneinde de harmonische ontwikkeling van de Unie in haar geheel te bevorderen.

 

(2)

Overeenkomstig artikel 175, VWEU voeren de lidstaten hun economische beleid en coördineren dit mede met het oog op het verwezenlijken van de doelstellingen van artikel 174, VWEU. De vaststelling en de tenuitvoerlegging van het beleid en van de maatregelen van de Unie en de totstandbrenging van de interne markt houden ook rekening met de doelstellingen van artikel 174, VWEU en dragen bij tot de verwezenlijking daarvan.

 

(3)

Overeenkomstig artikel 121, lid 3, VWEU ziet de Raad toe op de economische ontwikkelingen in elke lidstaat en in de Unie teneinde een nauwere coördinatie van het economisch beleid en een aanhoudende convergentie van de economische prestaties van de lidstaten te verzekeren en de coherentie van het economisch beleid met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en van de Unie te garanderen.

 

(4)

Overeenkomstig artikel 126, VWEU dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden.

 

(5)

Overeenkomstig artikel 177, VWEU dienen het Europees Parlement en de Raad de taken, de prioritaire doelstellingen en de organisatie van het Cohesiefonds vast te stellen, dat een financiële bijdrage levert aan projecten op het gebied van milieu en trans-Europese netwerken in de sfeer van de vervoersinfrastructuur.

 

(6)

In het Protocol (nr. 28) betreffende economische, sociale en territoriale samenhang, dat gehecht is aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het VWEU, kwamen de lidstaten overeen dat het Cohesiefonds financiële bijdragen van de Unie zal verlenen voor projecten op het gebied van milieu en trans-Europese netwerken in lidstaten met een bnp per capita van minder dan 90 % van het gemiddelde van de Unie, die een programma hebben dat leidt tot het voldoen aan de voorwaarden van economische convergentie omschreven in artikel 126, VWEU.

 

(7)

In artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1084/2006 worden de voorwaarden voor bijstandsverlening uit het Cohesiefonds vastgesteld en wordt financiële bijstand uit het Cohesiefonds verbonden aan de voorwaarde dat een buitensporig overheidstekort als vastgesteld in artikel 126, VWEU (2) wordt vermeden. Krachtens artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1084/2006, kan de Raad, op voorstel van de Commissie, besluiten de vastleggingen uit het Cohesiefonds voor een lidstaat die deze geniet geheel of gedeeltelijk te schorsen indien: i) de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 6, VWEU (3) heeft besloten dat een lidstaat een buitensporig overheidstekort heeft, en ii) de Raad overeenkomstig artikel 126, lid 8, VWEU (4), heeft vastgesteld dat de betrokken lidstaat geen gevolg heeft gegeven aan een aanbeveling van de Raad op grond van artikel 126, lid 7, VWEU (5) om het buitensporig overheidstekort binnen de vastgestelde termijn te corrigeren. Een dergelijke schorsing van de vastleggingen moet ingaan met ingang van 1 januari van het jaar dat op het schorsingsbesluit volgt.

 

(8)

Op 5 juli 2004 heeft de Raad bij Besluit 2004/918/EG (6) overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (VEG), vastgesteld dat er in Hongarije een buitensporig overheidstekort was. De Raad heeft een eerste aanbeveling goedgekeurd op 5 juli 2004, een tweede aanbeveling op 8 maart 2005 en een derde aanbeveling op 10 oktober 2006, die aan Hongarije gericht werden op grond van artikel 104, lid 7, VEG. Op 7 juli 2009 heeft de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 7, VEG, zijn vierde aanbeveling aan Hongarije goedgekeurd („aanbeveling van de Raad van 7 juli 2009”) om uiterlijk in 2011 een einde te maken aan het buitensporige overheidstekort. Met name werd Hongarije aanbevolen om i) de verslechtering van de begrotingssituatie in 2009 te beperken door de al goedgekeurde en de aangekondigde corrigerende maatregelen strikt ten uitvoer te leggen zodat het streefcijfer van 3,9 % van het bbp zou worden gehaald; ii) de vereiste consolidatiemaatregelen vanaf 2010 onverkort ten uitvoer te leggen teneinde een aanhoudende vermindering van het structurele tekort en een hernieuwde afname van het nominale tekort te bewerkstelligen, met een toegenomen inzet van structurele maatregelen om een blijvende verbetering van de overheidsfinanciën te garanderen; iii) tijdig de consolidatiemaatregelen op te stellen en goed te keuren die nodig waren om het buitensporig tekort tegen 2011 weg te werken; iv) te zorgen voor structurele begrotingsinspanningen van cumulatief 0,5 % van het bbp over 2010 en 2011; en v) ervoor te zorgen dat de bruto-overheidsschuldratio sterk omlaag werd gebracht.

 

(9)

De Raad heeft op 24 januari 2012 overeenkomstig artikel 126, lid 8, VWEU Besluit 2012/139/EU (7) goedgekeurd waarbij werd vastgesteld dat Hongarije geen doeltreffende actie had ondernomen naar aanleiding van de aanbeveling van de Raad van 7 juli 2009. In het besluit werd opgemerkt dat Hongarije in 2011 formeel voldeed aan de referentiewaarde van 3 % van het bbp, maar dat dit niet berustte op een structurele en duurzame correctie. Het begrotingsoverschot van 2011 was namelijk te danken aan substantiële eenmalige ontvangsten van meer dan 10 % van het bbp en ging gepaard met een cumulatieve structurele verslechtering in 2010 en 2011 met 2,75 % van het bbp, terwijl juist een cumulatieve budgettaire verbetering van 0,5 % van het bbp was aanbevolen. Bovendien zijn de autoriteiten in 2012 weliswaar van plan substantiële structurele maatregelen te implementeren waardoor het structurele tekort tot 2,6 % wordt teruggebracht, maar zou de referentiewaarde van 3 % van het bbp ook dit keer enkel nageleefd worden dankzij eenmalige maatregelen voor bijna 1 % van het bbp. Tot slot zal het tekort in 2013 (3,25 % van het bbp) de in het VWEU vastgelegde referentiewaarde naar verwachting eens te meer overschrijden, zelfs als rekening wordt gehouden met aanvullende maatregelen die na de najaarsprognoses 2011 van de diensten van de Commissie zijn aangekondigd. De stijging van het tekort van 2013 zou voornamelijk samenhangen met het feit dat tijdelijke eenmalige ontvangsten volgens plan werden uitgefaseerd terwijl niet alle beoogde structurele hervormingen voldoende werden gespecificeerd. De algemene conclusie van de Raad luidde dat de maatregelen die de Hongaarse autoriteiten hebben genomen om gevolg te geven aan de aanbeveling van de Raad van 7 juli 2009 op grond van artikel 126, lid 7, VWEU onvoldoende waren.

 

(10)

Bijgevolg is in het geval van Hongarije voldaan aan de twee voorwaarden van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1084/2006. Op voorstel van de Commissie kan de Raad de vastleggingen uit het Cohesiefonds bijgevolg met ingang van 1 januari 2013 geheel of gedeeltelijk schorsen. Het besluit over het bedrag aan vastleggingen dat moet worden geschorst, moet garanderen dat de schorsing doeltreffend en evenredig is, en moet ook rekening houden met de huidige algemene economische situatie in de Europese Unie en het relatieve belang van het Cohesiefonds voor de economie van de betrokken lidstaat. Bijgevolg is het voor een eerste toepassing van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1084/2006 op een bepaalde lidstaat passend om het bedrag vast te stellen op 50 % van de bijstandsverlening uit het Cohesiefonds voor 2013, zonder een maximumniveau te overschrijden van 0,5 % van het nominale bbp van de betrokken lidstaat volgens de prognoses van de diensten van de Commissie.

 

(11)

Aangezien de schorsing uitsluitend vastleggingen betreft, komen de implementatie van vervoers- en milieuprojecten of vastleggingen die op het ogenblik van de schorsing reeds waren gemaakt, niet in het gedrang indien de nodige corrigerende maatregelen snel worden geïmplementeerd. Door vastleggingen te schorsen vanaf het volgende jaar komt de implementatie van de lopende projecten gedurende langere tijd niet in het gedrang, waardoor de autoriteiten de nodige tijd krijgen om maatregelen vast te stellen die de macro-economische en begrotingsvoorwaarden herstellen die leiden tot duurzame groei en werkgelegenheid.

 

(12)

Overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1084/2006 zal de Raad, indien hij tegen 22 juni 2012, of op een latere datum, vaststelt dat Hongarije de nodige corrigerende maatregelen heeft genomen, onverwijld besluiten om de schorsing van de betrokken vastleggingen op te heffen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het bedrag van 495 184 000 EUR (in lopende prijzen) van de vastleggingen van het Cohesiefonds voor Hongarije worden met ingang van 1 januari 2013 geschorst.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de dag van de kennisgeving ervan.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot Hongarije.

Gedaan te Brussel, 13 maart 2012.

Voor de Raad

De voorzitster

  • M. 
    VESTAGER
 

  • (2) 
    Artikel 126, VWEU vervangt artikel 104 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (VEG) als vermeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1084/2006.
  • (3) 
    Artikel 126, lid 6, VWEU vervangt artikel 104, lid 6, VEG als vermeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1084/2006.
  • (4) 
    Artikel 126, lid 8, VWEU vervangt artikel 104, lid 8, VEG als vermeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1084/2006.
  • (5) 
    Artikel 126, lid 7, VWEU vervangt artikel 104, lid 7, VEG als vermeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1084/2006.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.