Besluit 2012/602 - Wijzigingen in de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) waardoor het geografische werkingsgebied van de werkzaamheden van de EBWO wordt uitgebreid tot het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied - Hoofdinhoud
7.7.2012 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 177/1 |
BESLUIT Nr. 602/2012/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 4 juli 2012
betreffende wijzigingen in de Overeenkomst tot oprichting van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) waardoor het geografische werkingsgebied van de werkzaamheden van de EBWO wordt uitgebreid tot het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 212,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Sinds haar oprichting in 1991 heeft de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) de Midden- en Oost-Europese landen bijgestaan bij de overgang naar een open markteconomie en de bevordering van particulier initiatief en ondernemingsgeest. Het geografische gebied van de werkzaamheden van de EBWO dient te worden uitgebreid met de landen van het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied, zodat soortgelijke doelstellingen ook daar kunnen worden nagestreefd. Als reactie op de economische en politieke situatie in de landen van het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied heeft de EBWO voor haar activiteiten een gefaseerde aanpak ontwikkeld, waarin rekening zal worden gehouden met de specifieke eigenschappen van dat gebied. |
(2) |
Volgens het door de Raad van Bewind aan de Raad van Gouverneurs uitgebrachte verslag over de geografische uitbreiding van het gebied waar de EBWO werkzaam is tot het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied, bestaat het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied uit de landen die een kust aan de Middellandse Zee hebben, alsook Jordanië, dat sterk in deze regio is geïntegreerd. |
(3) |
Als reactie op de gebeurtenissen van 2011 in het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied hebben de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid op 8 maart 2011 een gezamenlijke mededeling getiteld „Een partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart met het zuidelijke Middellandse Zeegebied” gepresenteerd, waarin zij wijzen op de sterke politieke en economische steun van de Unie voor de regio. In de gezamenlijke mededeling was de mogelijkheid opgenomen om het mandaat van de EBWO uit te breiden tot de zuidelijke buurlanden, daarbij voortbouwend op de ervaring die de EBWO de afgelopen twintig jaar heeft opgedaan. De Europese Raad van 24 en 25 maart 2011 heeft zijn brede steun voor de inhoud van deze gezamenlijke mededeling uitgesproken. Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie van 7 april 2011 over de herziening van het Europees nabuurschapsbeleid — de zuidelijke dimensie, de EBWO verzocht haar statuten te wijzigen opdat zij kan deelnemen aan het verlenen van financiële bijstand. |
(4) |
In mei 2011 hebben de leiders van de G8 het Partnerschap van Deauville in het leven geroepen om de landen van het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied te helpen vrije, democratische en tolerante samenlevingen te worden en hebben zij de EBWO opgeroepen haar geografische werkingsgebied uit te breiden zodat zij haar ervaring als hefboom kan benutten en deze landen kan ondersteunen met hun overgang naar de beginselen van een democratie met een meerpartijenstelsel, pluralisme en markteconomie. |
(5) |
De uitbreiding van de werkzaamheden van de EBWO naar de landen van het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied is een weerspiegeling van de steun van de Europese Unie en de internationale gemeenschap voor de hoop, die werd aangewakkerd door de Arabische Lente, op een overgang naar een open markteconomie en een pluralistische democratische maatschappij in die regio. |
(6) |
Rekening houdend met de kwetsbaarheid van de economieën in de nieuwe ontvangende landen van de EBWO en met de sociale ongelijkheden die aan de basis lagen van de oproer van de Arabische Lente, dienen de vertegenwoordigers van de Unie in de bestuursorganen van de EBWO de EBWO aan te moedigen zich niet enkel te richten op het tot stand brengen van een ontwikkelde privésector, maar via haar financiering ook bij te dragen tot de verwezenlijking van een sociaal rechtvaardige en milieuduurzame maatschappij, als bepaald in de relevante millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en in overeenstemming met artikel 3, lid 5, en artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. In het bijzonder dienen de vertegenwoordigers van de Unie in de bestuursorganen van de EBWO de EBWO ertoe aan te moedigen om bij te dragen tot de overgang naar een energie-efficiënte, sociaal inclusieve open markteconomie, waarbij rekening wordt gehouden met de context op maatschappelijk vlak, op het vlak van armoede en op het vlak van de burgerrechten en mensenrechten. |
(7) |
Door op 30 september 2011 de Resoluties 137 en 138 aan te nemen, heeft de Raad van Gouverneurs van de EBWO gestemd voor het aanbrengen van de noodzakelijke wijzigingen in de Overeenkomst tot oprichting van de EBWO (de overeenkomst), om het geografische gebied waar de EBWO werkzaam is, te kunnen uitbreiden tot de landen van het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied, terwijl zij trouw blijft aan haar verbintenissen ten aanzien van de huidige ontvangende landen. Alle EU-gouverneurs van de EBWO, met inbegrip van de gouverneur die de Unie vertegenwoordigt, stemden voor deze wijziging. |
(8) |
In Resolutie 134 van 21 mei 2011 heeft de Raad van Gouverneurs van de EBWO benadrukt dat de geplande uitbreiding van het mandaat van de EBWO dient te worden gerealiseerd zonder dat er een extra kapitaalinbreng van haar aandeelhouders nodig is. |
(9) |
Overeenkomstig artikel 56 van de overeenkomst dient de Raad van Gouverneurs van de EBWO aan alle leden te vragen of zij de voorgestelde wijzigingen aanvaarden. |
(10) |
De vertegenwoordigers van de Unie in de bestuursorganen van de EBWO moeten zich tot het uiterste inspannen om de EBWO ertoe aan te moedigen nauw toezicht uit te oefenen op haar activiteiten, in het bijzonder in landen waar te weinig politieke verantwoording wordt afgelegd, waar de burgerrechten en de mensenrechten worden geschonden en waar nog veel corruptie is. Voorts dienen de vertegenwoordigers van de Unie in de bestuursorganen van de EBWO alles in het werk te stellen om te garanderen dat de beginselen van prudentieel bankieren, transparantie en fraudebestrijding, als bedoeld in Besluit nr. 1219/2011/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de inschrijving door de Europese Unie op nieuwe aandelen in het kapitaal van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) ingevolge het besluit dit kapitaal te verhogen (2), in het kader van de activiteiten van de EBWO in de nieuwe ontvangende landen in praktijk worden gebracht. |
(11) |
Bij het uitvoeren van haar werkzaamheden in het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied dienen de vertegenwoordigers van de Unie in de bestuursorganen van de EBWO de EWBO aan te moedigen haar nauwe samenwerking met de Unie en met het maatschappelijk middenveld voort te zetten alsmede haar nauwe samenwerking met de Europese Investeringsbank en andere Europese en internationale openbare financieringsinstellingen verder te ontwikkelen, teneinde hun comparatieve voordelen ten volle te kunnen benutten. De EBWO moet ook vermijden om werk van dergelijke andere publieke financieringsinstellingen over te doen. |
(12) |
Voordat de EBWO een potentieel nieuw ontvangend land goedkeurt, dient zij een gedetailleerde technische evaluatie uit te voeren van de economische en politieke omstandigheden in het betrokken land, met inbegrip van: de gehechtheid van het land aan de in artikel 1 van de Overeenkomst neergelegde beginselen van een democratie met een meerpartijenstelsel, pluralisme en een markteconomie, en met inbegrip van de overgangskloven, de activiteiten van andere internationale financieringsinstellingen in het land en de prioritaire gebieden waarop de EBWO het beste gebruik kan maken van haar unieke kennis en vaardigheden. Bij de bespreking van deze beoordelingen moeten de vertegenwoordigers van de Unie in de bestuursorganen van de EBWO de EBWO ertoe aanmoedigen ten volle rekening te houden met de zienswijzen van de Unie. |
(13) |
In het verslag dat de Commissie overeenkomstig Besluit nr. 1219/2011/EU op het einde van de vierde controle van de kapitaalmiddelen („fourth Capital Resources Review”, CRR4) voor de periode 2011-2015 (de CRR4-periode) zal presenteren, dient zij rekening te houden met de uitbreiding van de werkzaamheden van de EBWO tot het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied. |
(14) |
Met betrekking tot het de bijdrage van de EBWO tot het ondersteunen van de toekomstige ontvangende landen in het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied bij hun overgang naar een goed functionerende, duurzame en moderne markteconomie dienen de vertegenwoordigers van de Unie in de bestuursorganen van de EBWO de EBWO te verzoeken jaarlijks verslag uit te brengen over haar prestaties en vóór haar vijfjaarlijkse controle van de kapitaalmiddelen een uitvoerige beoordeling te verrichten van het effect dat haar werkzaamheden hebben gesorteerd op de totstandbrenging van dergelijke economieën. |
(15) |
De wijzigingen in de overeenkomst dienen derhalve te worden goedgekeurd namens de Unie, |
HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Hierbij worden de wijzigingen in de artikelen 1 en 18 van de overeenkomst, die het geografische werkgebied van de EBWO uitbreiden, namens de Unie goedgekeurd.
De wijzigingen van de tekst zijn in de bijlage ter informatie weergegeven.
Artikel 2
De gouverneur van de EBWO die de Unie vertegenwoordigt, doet namens de Unie de EBWO de verklaring van aanvaarding van de wijzigingen toekomen.
Artikel 3
Als onderdeel van het jaarverslag aan het Europees Parlement brengt de gouverneur van de EBWO die de Unie vertegenwoordigt, tevens verslag uit over de activiteiten en werkzaamheden van de EBWO in het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Straatsburg, 4 juli 2012.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
-
M.SCHULZ
Voor de Raad
De voorzitter
-
A.D. MAVROYIANNIS
-
Standpunt van het Europees Parlement van 13 juni 2012 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 26 juni 2012.
BIJLAGE
WIJZIGINGEN IN DE OVEREENKOMST TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE BANK VOOR WEDEROPBOUW EN ONTWIKKELING
Artikel 1 van de overeenkomst tot oprichting van de Bank wordt gewijzigd en zal luiden als volgt (nieuwe tekst cursief):
„Artikel 1
Doel
De Bank heeft met haar bijdrage aan de economische vooruitgang en de wederopbouw ten doel de overgang naar een open markteconomie te bevorderen en het particuliere initiatief en de ondernemingsgeest aan te moedigen in de Centraal- en Oost-Europese landen die de beginselen van een democratie met een meerpartijenstelsel, pluralisme en een markteconomie aanhangen en toepassen. Behoudens dezelfde voorwaarden kan het doel van de Bank ook worden verwezenlijkt in Mongolië en in lidstaten van het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied zoals bepaald door een meerderheid van ten minste twee derde van de gouverneurs die ten minste drie vierde van het totale aantal stemmen van de leden vertegenwoordigen. Elke verwijzing in deze overeenkomst en de bijlagen daarbij naar „Centraal- en Oost-Europese landen”, „landen in Centraal- en Oost-Europa”, „ontvangend land (of ontvangende landen)” of „ontvangende lidstaat (of lidstaten)” heeft derhalve ook betrekking op Mongolië en op elk van de landen van het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied.”.
Artikel 18 van de overeenkomst tot oprichting van de Bank wordt gewijzigd en zal luiden als volgt (nieuwe tekst cursief):
„Artikel 18
Bijzondere fondsen
i) |
De Bank kan het beheer op zich nemen van bijzondere fondsen die zijn bedoeld om bij te dragen aan de verwezenlijking van het doel van de Bank en die binnen haar taken vallen in haar ontvangende landen en potentiële ontvangende landen. De volledige kosten van het beheer van een zodanig bijzonder fonds worden ten laste van het desbetreffende bijzondere fonds gebracht. |
ii) |
Voor de toepassing van alinea i) mag de Raad van Gouverneurs op verzoek van een lid dat geen ontvangend land is, besluiten dat dit lid als een potentieel ontvangend land wordt aangemerkt voor een beperkte periode en onder de voorwaarden die passend lijken. Dit besluit wordt genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de gouverneurs die ten minste drie vierde van het totale aantal stemmen van de leden vertegenwoordigen. |
iii) |
Het besluit een lid als potentieel ontvangend land aan te wijzen, kan alleen worden genomen als dit lid voldoet aan de vereisten voor het verkrijgen van de status van ontvangend land. Deze vereisten zijn die welke vermeld zijn in artikel 1 van deze overeenkomst, zoals dit luidt op het ogenblik dat dit besluit wordt genomen, of zoals het zal luiden na de inwerkingtreding van een wijziging die op het ogenblik dat dit besluit wordt genomen, reeds door de Raad van Gouverneurs goedgekeurd is. |
iv) |
Als een potentieel ontvangend land aan het einde van de in alinea ii) bedoelde periode nog geen ontvangend land is geworden, staakt de Bank terstond alle bijzondere werkzaamheden in dat land, behalve die welke nodig zijn voor het naar behoren te gelde maken, het in stand houden en het beschermen van de activa van het bijzondere fonds en het vereffenen van de schulden die in dat verband zijn ontstaan. |
-
2.Bijzondere fondsen die door de Bank zijn aanvaard, kunnen in haar ontvangende landen en potentiële ontvangende landen worden gebruikt op wijzen en op voorwaarden die verenigbaar zijn met het doel en de taken van de Bank, met de overige toepasselijke bepalingen van deze overeenkomst en met de overeenkomst(en) betreffende bedoelde fondsen.
-
3.De Bank stelt de regels en voorschriften vast die noodzakelijk zijn voor het instellen, het beheer en het gebruik van elk bijzonder fonds. Die regels en voorschriften mogen niet in strijd zijn met de bepalingen van deze overeenkomst, met uitzondering van de bepalingen die uitdrukkelijk alleen van toepassing zijn op de gewone werkzaamheden van de Bank.”.
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.