Verordening 2004/873 - Wijziging van Verordening (EG) nr. 2100/94 inzake het gemeenschappelijke kwekersrecht

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 32004R0873

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

32004R0873

Verordening (EG) nr. 873/2004 van de Raad van 29 april 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2100/94 inzake het communautaire kwekersrecht

Publicatieblad Nr. L 162 van 30/04/2004 blz. 0038 - 0039

Verordening (EG) nr. 873/2004 van de Raad

van 29 april 2004

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2100/94 inzake het communautaire kwekersrecht

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement(1),

Overwegende hetgeen volgt:

  • (1) 
    Bij Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht(2) is een communautaire regeling voor plantenrassen ingesteld, die naast de nationale regelingen bestaat en die het mogelijk maakt industriële-eigendomsrechten toe te kennen welke in de gehele Gemeenschap geldig zijn (hierna "het communautaire kwekersrecht" genoemd).
  • (2) 
    Voor de uitvoering en de toepassing van deze regeling is een communautair bureau met rechtspersoonlijkheid bevoegd, namelijk het Communautair Bureau voor plantenrassen (hierna "het Bureau" genoemd).
  • (3) 
    De Engelse term "compulsory licence" dient dezelfde betekenis en inhoud te hebben als de huidige Engelse term "compulsory exploitation right".
  • (4) 
    Alleen het Bureau heeft het recht een dwanglicentie te verlenen voor een plantenras dat door een communautair kwekersrecht is beschermd.
  • (5) 
    Het communautaire rechtskader voor de bescherming van biotechnologische uitvindingen is vastgesteld bij Richtlijn 98/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 1998 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen(3). Artikel 12 van die richtlijn bevat voorschriften voor de verlening van niet-exclusieve dwanglicenties in gevallen waarin in beschermde plantenrassen, met inbegrip van communautaire plantenrassen, geoctrooieerde uitvindingen opgenomen zijn, en omgekeerd.
  • (6) 
    In artikel 29 van Verordening (EG) nr. 2100/94 staat weliswaar dat [...] dwanglicenties voor communautaire plantenrassen in de regel om redenen van openbaar belang worden verleend, maar het vermeldt niet uitdrukkelijk de krachtens artikel 12 van Richtlijn 98/44/EG te verlenen licenties.
  • (7) 
    Met het oog op de vereiste transparantie en coherentie van de regeling voor wederkerige dwanglicenties is het passend dat de voorschriften van Verordening (EG) nr. 2100/94 gewijzigd worden en de in Richtlijn 98/44/EG bepaalde specifieke voorwaarden inzake dwanglicenties uitdrukkelijk worden genoemd.
  • (8) 
    Gelet op de nationale reikwijdte van de bescherming van biotechnologische uitvindingen in het kader van Richtlijn 98/44/EG, moet worden gegarandeerd dat de nationale octrooihouder slechts een wederkerige licentie voor een kwekersrecht krijgt in de lidstaat/lidstaten waar hij aanspraak kan maken op een octrooi voor een biotechnologische uitvinding.
  • (9) 
    Het Verdrag voorziet voor de aanneming van deze verordening niet in andere bevoegdheden dan die van artikel 308,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 29 van Verordening (EG) nr. 2100/94 wordt vervangen door:

"Artikel 29

Dwanglicenties en wederkerige dwanglicenties wanneer in een plantenras een geoctrooieerde uitvinding is opgenomen

  • 1. 
    Dwanglicenties worden door het Bureau aan één of meer personen verleend op verzoek van die persoon/personen, doch uitsluitend om redenen in verband met het openbaar belang en na raadpleging van de in artikel 36 bedoelde raad van bestuur.
  • 2. 
    Op verzoek van een lidstaat, van de Commissie of van een in communautair verband opgerichte en door de Commissie geregistreerde organisatie kan een dwanglicentie worden verleend aan hetzij een categorie van personen die voldoen aan specifieke eisen, hetzij één of meer personen in één of meer lidstaten of in de gehele Gemeenschap. De dwanglicentie kan uitsluitend om redenen in verband met het openbaar belang en met toestemming van de raad van bestuur worden verleend.
  • 3. 
    Het Bureau stelt bij de verlening van de in lid 1, 2, 5 of 5 bis bedoelde dwanglicenties de aard van de handelingen en de redelijke voorwaarden, alsmede de in lid 2 genoemde specifieke eisen, vast. Bij de vaststelling van de redelijke voorwaarden wordt rekening gehouden met de belangen van iedere houder van een kwekersrecht die zou worden benadeeld door de verlening van een dwanglicentie (of een wederkerige licentie). De redelijke voorwaarden kunnen een eventuele tijdslimiet omvatten, alsmede de betaling van een passende royalty aan de houder bij wijze van billijke vergoeding, en kunnen voor de houder bepaalde verplichtingen inhouden waaraan moet worden voldaan om de dwanglicentie (of de wederkerige licentie) te kunnen gebruiken.
  • 4. 
    Telkens aan het einde van een termijn van een jaar, vanaf het moment waarop de in lid 1, 2, 5 of 5 bis bedoelde dwanglicenties zijn verleend en vóór de in lid 3 bedoelde eventuele tijdslimiet, kan elke bij de procedure betrokken partij om vervallenverklaring of wijziging van de beslissing tot verlening van de dwanglicentie verzoeken. De grond van een dergelijk verzoek kan slechts zijn, dat de omstandigheden die ten tijde van het nemen van de beslissing bepalend waren, inmiddels veranderd zijn.
  • 5. 
    Op verzoek wordt de dwanglicentie verleend aan de houder voor een hoofdzakelijk afgeleid ras, indien aan de criteria van lid 1 is voldaan. De in lid 3 bedoelde redelijke voorwaarden omvatten de betaling van een passende royalty als billijke vergoeding aan de houder van het oorspronkelijke ras.

5a. Op verzoek wordt een dwanglicentie voor de niet-exclusieve exploitatie van een krachtens artikel 12, lid 2, van Richtlijn 98/44/EG beschermd plantenras aan de houder van een octrooi voor een biotechnologische uitvinding verleend, mits een passende royalty als billijke vergoeding wordt betaald en de octrooihouder aantoont dat

  • i) 
    hij zich vergeefs tot de houder van het kwekersrecht heeft gewend om een contractuele licentie te verkrijgen, en
  • ii) 
    de uitvinding een belangrijke technische vooruitgang van aanzienlijk economisch belang vertegenwoordigt ten opzichte van het beschermde plantenras.

Wanneer op grond van artikel 12, lid 1, van Richtlijn 98/44/EG aan een houder op verzoek een dwanglicentie voor de niet-exclusieve exploitatie van een geoctrooieerde uitvinding is verleend om hem in staat te stellen zijn kwekersrecht te verkrijgen of te exploiteren, wordt de houder van het octrooi voor die uitvinding op diens verzoek en onder redelijke voorwaarden een niet-exclusieve wederkerige licentie voor de exploitatie van het plantenras verleend.

Het territoriale toepassingsgebied van de in dit lid bedoelde dwanglicentie of wederkerige licentie blijft beperkt tot dat deel of die delen van de Gemeenschap waarvoor het octrooi geldt.

  • 6. 
    In de krachtens artikel 114 op te stellen uitvoeringsbepalingen kunnen bepaalde andere gevallen worden genoemd als voorbeelden van het in de leden 1, 2 en 5 bis bedoelde openbaar belang en kunnen ook nadere regels worden vastgesteld voor de toepassing van de leden 1 tot en met 5 bis.
  • 7. 
    Met betrekking tot een communautair kwekersrecht kunnen door de lidstaten geen dwanglicenties worden verleend."

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 29 april 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

  • M. 
    McDowell
  • (1) 
    Advies uitgebracht op 13 januari 2004 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (2) 
    PB L 227 van 1.9.1994, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1650/2003 (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 28.)
  • (3) 
    PB L 213 van 30.7.1998, blz. 13.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.