Verordening 2013/227 - Wijziging van Verordening 850/98 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen en Verordening 1434/98 tot vaststelling van de voorwaarden waarop haring mag worden aangevoerd voor andere industriële doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie

1.

Wettekst

20.3.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 78/1

 

VERORDENING (EU) Nr. 227/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 maart 2013

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen en Verordening (EG) nr. 1434/98 van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden waarop haring mag worden aangevoerd voor andere industriële doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Verordening (EG) nr. 1288/2009 van de Raad van 27 november 2009 tot vaststelling van technische overgangsmaatregelen van 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2011 (3) en Verordening (EU) nr. 579/2011 van het Europees Parlement en van de Raad van 8 juni 2011 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen en Verordening (EG) nr. 1288/2009 van de Raad tot vaststelling van technische overgangsmaatregelen van 1 januari 2010 tot en met 30 juni 2011 (4), voorzien, op voorlopige basis tot en met 31 december 2012, in de voortzetting van bepaalde technische maatregelen die zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 43/2009 van de Raad van 16 januari 2009 tot vaststelling, voor 2009, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn, en tot vaststelling van de bij de visserij in acht te nemen voorschriften (5).

 

(2)

Het is wachten op een nieuw raamwerk voor technische instandhoudingsmaatregelen dat in het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) zal worden ingesteld. Dit nieuwe raamwerk zal eind 2012 waarschijnlijk nog niet beschikbaar zijn en daarom is het gerechtvaardigd de bovengenoemde technische overgangsmaatregelen langer toe te passen.

 

(3)

Om een adequate instandhouding en een adequaat beheer van de biologische rijkdommen van de zee te blijven garanderen, moeten de voorlopige technische maatregelen worden opgenomen in Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad (6) en dient de verordening derhalve te worden bijgewerkt.

 

(4)

Om een adequate instandhouding en een adequaat beheer van de biologische rijkdommen van de Zwarte Zee te blijven garanderen, moeten de minimummaten bij aanlanding en de minimummaaswijdten voor de tarbotvisserij die reeds eerder in het recht van de Unie zijn vastgesteld, in Verordening (EG) nr. 850/98 worden opgenomen.

 

(5)

Het verbod op highgrading in alle ICES-gebieden moet gehandhaafd blijven om de teruggooi van quotasoorten te verminderen.

 

(6)

Om ongewenste vangsten te beperken, moet, op basis van het overleg dat in 2009 tussen de Unie, Noorwegen en de Faeröer heeft plaatsgevonden, een verbod worden ingesteld op het terugzetten of uitgeleiden van sommige soorten en moet een verplichting worden ingevoerd om van visgrond te veranderen zodra 10 % van de vangst ondermaatse vis bevat.

 

(7)

In het licht van het advies van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) moeten de beperkingen voor het aanlanden of aan boord houden van in ICES-sector IIa gevangen haring gehandhaafd blijven.

 

(8)

In het licht van het advies van het WTECV is de gebiedssluiting ter bescherming van paaiende haring in ICES-sector VIa niet langer nodig om de duurzame exploitatie van deze soort te garanderen en moet die sluiting worden ingetrokken.

 

(9)

In het licht van het advies van het WTECV waarin het geringe voortplantingssucces van de drieteenmeeuw in verband wordt gebracht met de geringe aanwezigheid van zandspieringen, moet de gebiedssluiting in ICES-deelgebied IV gehandhaafd blijven, behalve voor een beperkte visserij per jaar die tot doel heeft het bestand te monitoren.

 

(10)

In het licht van het advies van het WTECV moet het gebruik van vistuig waarmee geen langoustines worden gevangen, kunnen worden toegestaan in bepaalde gebieden waar het vissen op langoustines is verboden.

 

(11)

In het licht van het advies van het WTECV moet een gebiedssluiting in ICES-sector VIb gehandhaafd blijven om jonge schelvis te beschermen.

 

(12)

In het licht van het advies van de ICES en het WTECV moeten bepaalde technische instandhoudingsmaatregelen in de wateren ten westen van Schotland (ICES-sector VIa) om kabeljauw-, schelvis- en wijtingbestanden te beschermen, gehandhaafd blijven om aan de instandhouding van die visbestanden bij te dragen.

 

(13)

In het licht van het advies van het WTECV moet het gebruik van handlijnen en gemechaniseerde peurlijnen voor het vissen op koolvis in ICES-sector VIa worden toegestaan.

 

(14)

In het licht van het advies van het WTECV over de ruimtelijke spreiding van kabeljauw in ICES-sector VIa, waaruit blijkt dat de grote meerderheid van kabeljauwvangsten plaatsvinden ten noorden van 59° NB, moet het gebruik van kieuwnetten ten zuiden van die lijn worden toegestaan.

 

(15)

In het licht van het advies van het WTECV moet het gebruik van kieuwnetten voor het vissen op hondshaai in ICES-sector VIa worden toegestaan.

 

(16)

De gepastheid van de kenmerken van vistuigen in het kader van de afwijking voor het vissen met trawls, bodemzegens of soortgelijke vistuigen in ICES-sector VIa moet periodiek in het licht van wetenschappelijk advies worden getoetst teneinde deze kenmerken te wijzigen of de vermelding ervan in te trekken.

 

(17)

In het licht van het advies van het WTECV moet een gebiedssluiting in ICES-sector VIa worden ingevoerd om jonge kabeljauw te beschermen.

 

(18)

De gepastheid van het verbod op de visserij op kabeljauw, schelvis en wijting in ICES-deelgebied VI, moet periodiek worden getoetst in het licht van wetenschappelijk advies, met het oog op de wijziging of intrekking ervan.

 

(19)

In het licht van het advies van de ICES en het WTECV moeten maatregelen ter bescherming van kabeljauwbestanden in de Keltische Zee (ICES-sectoren VIIf en VIIg) gehandhaafd blijven.

 

(20)

In het licht van het advies van het WTECV moeten de maatregelen om de paaibestanden van blauwe leng in ICES-sector VIa te beschermen, gehandhaafd blijven.

 

(21)

De maatregelen die in 2011 door de Visserijcommissie voor het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan (NEAFC) zijn vastgesteld om roodbaars in de internationale wateren van de ICES-deelgebieden I en II te beschermen, moeten gehandhaafd blijven.

 

(22)

De maatregelen die de NEAFC in 2011 heeft vastgesteld om roodbaars in de Irminger Zee en aangrenzende wateren te beschermen, moeten gehandhaafd blijven.

 

(23)

In het licht van het advies van het WTECV moet het vissen met de boomkor met elektrische stroom („pulse trawling”) onder voorwaarden verder worden toegestaan in de ICES-sectoren IVc en IVb zuid.

 

(24)

Op basis van het overleg dat in 2009 tussen de Unie, Noorwegen en de Faeröer heeft plaatsgevonden, dienen sommige maatregelen ter beperking van de capaciteit voor het behandelen en lozen van vangsten van pelagische vaartuigen die in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan op makreel, haring en horsmakrelen vissen, permanent te worden toegepast.

 

(25)

In het licht van het advies van het WTECV moeten de technische instandhoudingsmaatregelen om bestanden volwassen kabeljauw in de Ierse Zee tijdens het paaiseizoen te beschermen, gehandhaafd blijven.

 

(26)

In het licht van het advies van het WTECV moet het gebruik van sorteerroosters in een beperkt gebied in ICES-sector VIIa worden toegestaan.

 

(27)

In het licht van het advies van het WTECV mag het vissen met kieuw- en warnetten in de ICES-sectoren IIIa, VIa, VIb, VIIb, VIIc, VIIj en VIIk en de ICES-deelgebieden VIII, IX, X en XII ten oosten van 27° WL in wateren met een kaartdiepte van meer dan 200 meter, maar minder dan 600 meter, alleen worden toegestaan onder bepaalde voorwaarden die de biologisch kwetsbare diepzeesoorten bescherming bieden.

 

(28)

De interactie tussen de verschillende regelingen voor visserij met kieuwnetten behoeft verduidelijking, in het bijzonder wat ICES-deelgebied VII betreft. Met name moet gespecificeerd worden dat de bijzondere afwijkingsregeling voor visserij met kieuwnetten et een maaswijdte van 100 mm of meer in ICES-sectoren IIIa, IVa, Vb, VIa, VIb, VIIb, VIIc, VIIj en VIIk en de daaraan verbonden specifieke voorwaarden, alleen gelden in wateren met een kaartdiepte van meer dan 200 maar minder dan 600 meter, wat betekent dat in ICES-sectoren VIIa, VIId, VIIe, VIIf, VIIg en VIIh en in wateren met een kaartdiepte van minder dan 200 meter in ICES-sectoren IIIa, IVa, Vb, VIa, VIb, VIIb, VIIc, VIIj en VIIk, de in Verordening (EG) nr. 850/98 vastgestelde standaardregels betreffende de maaswijdteklasse en de vangstsamenstelling van toepassing zijn.

 

(29)

In het licht van het advies van het WTECV dient in ICES-deelgebied IX in wateren met een kaartdiepte van meer dan 200 maar minder dan 600 meter het gebruik van schakelnetten te worden toegestaan.

 

(30)

Het gebruik van bepaald selectief vistuig in de Golf van Biskaje moet verder worden toegestaan om de duurzame exploitatie van de heek- en de langoustinebestanden te garanderen en de teruggooi van deze soorten te verminderen.

 

(31)

De beperkingen op het vissen in bepaalde gebieden om kwetsbare diepzeehabitats te beschermen die de NEAFC in 2004 voor het gereglementeerde NEAFC-gebied heeft vastgesteld en de beperkingen die de Unie in 2008 heeft vastgesteld voor bepaalde gebieden van de ICES-sectoren VIIc, VIIj en VIIk en ICES-sector VIIIc, moeten gehandhaafd blijven.

 

(32)

Overeenkomstig het advies van een gezamenlijke werkgroep Unie/Noorwegen inzake technische maatregelen draagt het weekendverbod op de visserij op haring, makreel of sprot met sleepnetten of ringzegens in het Skagerrak en het Kattegat niet langer bij aan de instandhouding van de pelagische visbestanden als gevolg van de wijzigingen in de visserijpatronen. Derhalve moet dit verbod, op basis van het overleg dat in 2011 tussen de Unie, Noorwegen en de Faeröer heeft plaatsgevonden, worden opgeheven.

 

(33)

Duidelijkheidshalve en met het oog op een betere regelgeving moeten bepaalde verouderde bepalingen worden geschrapt.

 

(34)

Om rekening te houden met gewijzigde visserijpatronen en de verplichting om selectiever vistuig te gaan gebruiken, moeten de maaswijdteklassen, de doelsoorten en de vereiste vangstpercentages die in het Skagerrak en het Kattegat van toepassing zijn, gehandhaafd blijven.

 

(35)

De minimummaat van Japanse tapijtschelp moet worden herzien in het licht van de biologische gegevens.

 

(36)

Om bij te dragen aan de instandhouding van de octopus, en met name om de jonge exemplaren te beschermen, moet een minimummaat worden vastgesteld voor octopus die wordt gevangen in de wateren onder de soevereiniteit of de jurisdictie van derde landen in het gebied van de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijke deel van de Atlantische Oceaan (CECAF).

 

(37)

Voor ansjovis moet een maatregel worden ingevoerd die gelijkwaardig is met de minimummaat bij aanlanding en die wordt uitgedrukt in aantal vissen per kilogram, aangezien dat het werk aan boord van de vaartuigen die gericht op deze soort vissen zou vereenvoudigen en de controlemaatregelen aan land zou faciliteren.

 

(38)

De specificaties voor sorteerroosters, die ten doel hebben de bijvangst in de langoustinevisserij in ICES-sector IIIa, ICES-deelgebied VI en ICES-sector VIIa te verminderen, moeten gehandhaafd blijven.

 

(39)

De specificaties voor panelen met vierkante mazen die onder bepaalde voorwaarden moeten worden gebruikt voor de visserij met bepaald gesleept vistuig in de Golf van Biskaje, moeten gehandhaafd blijven.

 

(40)

Het gebruik van panelen met vierkante mazen van 2 meter door vaartuigen met een motorvermogen van minder dan 112 kW in een afgebakend deel van ICES-sector VIa moet worden toegestaan.

 

(41)

Ten gevolge van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 moet het woord „Gemeenschap” in het regelgevend gedeelte van Verordening (EG) nr. 850/98 worden gewijzigd.

 

(42)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van voorschriften inzake het gebruik van vistuigen met een gelijkwaardige hoge selectiviteit bij de visserij op langoustine in ICES-sector VIa en van voorschriften tot ontheffing van het verbod op het gebruik van kieuw-, war- en schakelnetten in ICES-deelgebieden VIII, IX en X, aan bepaalde visserijtakken van een lidstaat indien het niveau van bijvangst en teruggooi van haaien zeer laag is, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend zonder dat Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (7) wordt toegepast.

 

(43)

Verordening (EG) nr. 850/98 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

 

(44)

Verordening (EG) nr. 1434/98 van de Raad (8) stelt voorwaarden vast waarop haring mag worden aangevoerd voor andere industriële doeleinden dan rechtstreekse menselijke consumptie. Een specifieke afwijking van de voorwaarden voor bijvangsten van haring, waarbij aanlanding is toegestaan voor de visserij met fijnmazig vistuig in ICES-sector IIIa, deelgebied IV, sector VIId en in uniale wateren van ICES-sector IIa, die eerder reeds in andere handelingen van de Unie is opgenomen, moet in voornoemde verordening worden opgenomen. Verordening (EG) nr. 1434/98 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 850/98

Verordening (EG) nr. 850/98 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 1 bis

In artikel 4, lid 2, onder c), artikel 46, lid 1, onder b), en bijlage I, voetnoot 5, wordt het substantief „Gemeenschap”, of het daarmee overeenstemmende adjectief, vervangen door het substantief „Unie”, of het daarmee overeenstemmende adjectief, en worden de grammaticale aanpassingen aangebracht die als gevolg van deze vervanging nodig zijn.”.

 

2)

Aan artikel 2, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd:

 

„(i)

Gebied 9:

alle wateren van de Zwarte Zee die overeenkomen met geografisch deelgebied 29 als gedefinieerd in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) (9) en in Resolutie GFCM/33/2009/2.

 

3)

Aan artikel 11, lid 1, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Deze afwijking is van toepassing onverminderd artikel 34 ter, lid 2, onder c).”.

 

4)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 11 bis

In gebied 9 bedraagt de minimummaaswijdte van geankerde kieuwnetten voor de visserij op tarbot 400 mm.”.

 

5)

Artikel 17 wordt vervangen door:

„Artikel 17

Mariene organismen zijn ondermaats als zij kleiner zijn dan de minimummaat die in bijlage XII en bijlage XII bis voor de betrokken soort en de betrokken geografische zone is vastgesteld.”.

 

6)

In artikel 19 wordt het volgende lid ingevoegd:

„4.   De leden 2 en 3 zijn niet van toepassing in gebied 9.”.

 

7)

De volgende titel wordt ingevoegd:

„TITEL III bis

Maatregelen om teruggooi te verminderen

Artikel 19 bis

Verbod op highgrading

  • 1. 
    In de gebieden 1, 2, 3 en 4 is het verboden aan een quotaregeling onderworpen soorten die legaal kunnen worden aangeland, tijdens visserijactiviteiten terug te gooien.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde bepalingen gelden onverminderd de verplichtingen die in deze verordening of in andere rechtshandelingen van de Unie op het gebied van de visserij zijn vastgesteld.

Artikel 19 ter

Gebiedsbepalingen en verbod op uitgeleiding

  • 1. 
    Indien in de gebieden 1, 2, 3 en 4 de hoeveelheid ondermaatse makreel, haring of horsmakrelen groter is dan 10 % van de in één enkele trek gevangen totale hoeveelheid, verandert het vaartuig van visgrond.
  • 2. 
    In de gebieden 1, 2, 3 en 4 geldt een verbod op het terugzetten van makreel, haring en horsmakrelen voordat het net volledig is binnengehaald indien zulks tot een verlies van dode of stervende vissen leidt.”.
 

8)

In artikel 20, lid 1, wordt punt d) geschrapt.

 

9)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 20 bis

Beperking van de haringvangst in uniale wateren van ICES-sector IIa

In de tijdvakken van 1 januari tot en met 28 februari en van 16 mei tot en met 31 december is het verboden in de uniale wateren van ICES-sector IIa haring aan te landen of aan boord te houden.”.

 

10)

Artikel 29 bis wordt vervangen door:

„Artikel 29 bis

Sluiting van een gebied voor de visserij op zandspieringen in ICES-deelgebied IV

  • 1. 
    Het is verboden zandspieringen aan te landen of aan boord te houden die gevangen zijn in het geografische gebied dat wordt begrensd door de oostkust van Engeland en Schotland en de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):
 

de oostkust van Engeland op 55°30′ NB,

 

55°30′ NB, 01°00′ WL,

 

58°00′ NB, 01°00′ WL,

 

58°00′ NB, 02°00′ WL,

 

de oostkust van Schotland op 02°00′ WL.

  • 2. 
    Visserij voor wetenschappelijke doeleinden is toegestaan om het zandspieringbestand in het gebied en de gevolgen van de sluiting te monitoren.”.
 

11)

In artikel 29 ter wordt lid 3 vervangen door:

„3.   In afwijking van het verbod in lid 1 is het vissen met korven waarmee geen langoustine wordt gevangen, toegestaan in de in dat lid genoemde geografische gebieden en perioden.”.

 

12)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 29 quater

Rockall-schelvisbox in ICES-deelgebied VI

  • 1. 
    Elke vorm van visserij op Rockall-schelvis, met uitzondering van die met de beug, is verboden in het gebied dat wordt ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):
 

57°00′ NB, 15°00′ WL,

 

57°00′ NB, 14°00′ WL,

 

56°30′ NB, 14°00′ WL,

 

56°30′ NB, 15°00′ WL,

 

57°00′ NB, 15°00′ WL.

Artikel 29 quinquies

Beperkingen op de visserij op kabeljauw, schelvis en wijting in ICES-deelgebied VI

  • 1. 
    Elke vorm van visserij op kabeljauw, schelvis en wijting is verboden in het deel van ICES-sector VIa ten oosten of ten zuiden van de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):
 

54°30′ NB, 10°35′ WL,

 

55°20′ NB, 09°50′ WL,

 

55°30′ NB, 09°20′ WL,

 

56°40′ NB, 08°55′ WL,

 

57°00′ NB, 09°00′ WL,

 

57°20′ NB, 09°20′ WL,

 

57°50′ NB, 09°20′ WL,

 

58°10′ NB, 09°00′ WL,

 

58°40′ NB, 07°40′ WL,

 

59°00′ NB, 07°30′ WL,

 

59°20′ NB, 06°30′ WL,

 

59°40′ NB, 06°05′ WL,

 

59°40′ NB, 05°30′ WL,

 

60°00′ NB, 04°50′ WL,

 

60°15′ NB, 04°00′ WL.

  • 2. 
    Elk vissersvaartuig dat zich in het in lid 1 van dit artikel bedoelde gebied bevindt, ziet erop toe dat meegevoerd vistuig is vastgemaakt en opgeborgen overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (10).
  • 3. 
    In afwijking van lid 1 is de visserij met vaste, aan palen bevestigde kustnetten, kamschelpkorren, mosselkorren, handlijnen, gemechaniseerde peurlijnen, sleepnetten en strandzegens, kommen en korven in het in lid 1 bedoelde gebied toegestaan op voorwaarde dat:
 

a)

geen ander vistuig dan vaste, aan palen bevestigde kustnetten, kamschelpkorren, mosselkorren, handlijnen, gemechaniseerde peurlijnen, sleepnetten en strandzegens, kommen en korven aan boord wordt gehouden of uitgezet, en

 

b)

geen andere vissoorten dan makreel, pollak, koolvis of zalm en geen andere schelpdieren dan weekdieren of schaaldieren aan boord worden gehouden, worden aangeland of aan land worden gebracht.

  • 4. 
    In afwijking van lid 1 is de visserij met netten met een maaswijdte van minder dan 55 mm in het in dat lid genoemde gebied toegestaan op voorwaarde dat:
 

a)

geen netten met een maaswijdte van 55 mm of meer aan boord worden gehouden, en

 

b)

geen andere vissoorten dan haring, makreel, sardine, gouden sardinelle, horsmakrelen, sprot, blauwe wijting, evervis en zilversmelten aan boord worden gehouden.

  • 5. 
    In afwijking van lid 1 is de visserij met kieuwnetten met een maaswijdte van meer dan 120 mm in het in dat lid genoemde gebied toegestaan op voorwaarde dat:
 

a)

deze netten alleen worden uitgezet in het gebied ten zuiden van 59° NB;

 

b)

maximaal 20 kilometer kieuwnet per vaartuig wordt uitgezet;

 

c)

de uitzettijd ten hoogste 24 uur bedraagt, en

 

d)

niet meer dan 5 % van de vangst uit wijting en kabeljauw bestaat.

  • 6. 
    In afwijking van lid 1 is de visserij met kieuwnetten met een maaswijdte van meer dan 90 mm in het in dat lid genoemde gebied toegestaan op voorwaarde dat:
 

a)

deze netten worden uitgezet binnen drie zeemijl uit de kust, gedurende maximaal 10 dagen per kalendermaand;

 

b)

maximaal 1 000 meter kieuwnet wordt uitgezet;

 

c)

de uitzettijd ten hoogste 24 uur bedraagt, en

 

d)

minstens 70 % van de vangst uit hondshaai bestaat.

  • 7. 
    In afwijking van lid 1 is de visserij op langoustine in het in dat lid genoemde gebied toegestaan op voorwaarde dat:
 

a)

het gebruikte vistuig is uitgerust met een sorteerrooster overeenkomstig bijlage XIV bis, punten 2 tot en met 5, of met een paneel met vierkante mazen als omschreven in bijlage XIV quater, of een ander vistuig met een gelijkwaardige hoge selectiviteit is;

 

b)

het vistuig is vervaardigd met een minimummaaswijdte van 80 mm;

 

c)

de aan boord gehouden vangst in gewicht voor ten minste 30 % uit langoustine bestaat.

Op basis van een gunstig advies van het WTECV stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast die de vistuigen bepalen waarvan moet worden beschouwd dat ze een gelijkwaardige hoge selectiviteit hebben voor de toepassing van punt a).

  • 8. 
    Lid 7 is niet van toepassing in het gebied dat wordt ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):
 

59°05′ NB, 06°45′ WL,

 

59°30′ NB, 06°00′ WL,

 

59°40′ NB, 05°00′ WL,

 

60°00′ NB, 04°00′ WL,

 

59°30′ NB, 04°00′ WL,

 

59°05′ NB, 06°45′ WL.

  • 9. 
    In afwijking van lid 1 is de visserij met trawls, bodemzegens of soortgelijke vistuigen in het in dat lid genoemde gebied toegestaan op voorwaarde dat:
 

a)

alle netten aan boord van het vaartuig zijn vervaardigd met een minimummaaswijdte van 120 mm voor vaartuigen met een lengte over alles van meer dan 15 meter, respectievelijk 110 mm voor alle andere vaartuigen;

 

b)

wanneer de aan boord gehouden vangst minder dan 90 % koolvis bevat, het gebruikte vistuig is uitgerust met een paneel met vierkante mazen als omschreven in bijlage XIV quater, en

 

c)

wanneer de lengte over alles van het vaartuig 15 meter of minder bedraagt, het gebruikte vistuig — ongeacht de aan boord gehouden hoeveelheden gevangen koolvis — is uitgerust met een paneel met vierkante mazen als omschreven in bijlage XIV quinquies.

  • 10. 
    Uiterlijk op 1 januari 2015 en vervolgens uiterlijk om de twee jaar beoordeelt de Commissie in het licht van het wetenschappelijk advies van het WTECV de kenmerken van de in lid 9 beschreven vistuigen en dient zij in voorkomend geval bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel tot wijziging van lid 9 in.
  • 11. 
    Lid 9 is niet van toepassing in het gebied dat wordt ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):
 

59°05′ NB, 06°45′ WL,

 

59°30′ NB, 06°00′ WL,

 

59°40′ NB, 05°00′ WL,

 

60°00′ NB, 04°00′ WL,

 

59°30′ NB, 04°00′ WL,

 

59°05′ NB, 06°45′ WL.

  • 12. 
    Jaarlijks van 1 januari tot en met 31 maart en van 1 oktober tot en met 31 december is elke vorm van visserij verboden waarbij gebruik wordt gemaakt van vistuig dat is gespecificeerd in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van een langetermijnplan voor kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden (11) in het gebied als gespecificeerd in ICES-gebied VIa dat wordt ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):
 

55°25′ NB, 07°07′ WL,

 

55°25′ NB, 07°00′ WL,

 

55°18′ NB, 06°50′ WL,

 

55°17′ NB, 06°50′ WL,

 

55°17′ NB, 06°52′ WL,

 

55°25′ NB, 07°07′ WL.

De kapitein van een vissersvaartuig noch andere personen aan boord mogen een persoon aan boord ertoe aanzetten of toestaan te pogen in het bedoelde gebied te vissen dan wel in het bedoelde gebied gevangen vis aan te landen, over te laden of aan boord te hebben.

  • 13. 
    Elke betrokken lidstaat voert elk jaar van 1 januari tot en met 31 december een programma voor waarnemers aan boord uit om de vangsten en de teruggooi te bemonsteren van vaartuigen die gebruikmaken van de afwijkingen van de leden 5, 6, 7 en 9. De waarnemingsprogramma's worden uitgevoerd zonder afbreuk te doen aan de verplichtingen uit hoofde van de desbetreffende voorschriften en dienen ter raming van de vangsten en de teruggooi van kabeljauw, schelvis en wijting, met een foutmarge van minstens 20 %.
  • 14. 
    De betrokken lidstaten maken een verslag over de totale vangsten en de totale teruggooi van de onder het waarnemingsprogramma vallende vaartuigen gedurende elk kalenderjaar en zij dienen dit verslag uiterlijk 1 februari van het volgende kalenderjaar bij de Commissie in.
  • 15. 
    Uiterlijk op 1 januari 2015 en vervolgens uiterlijk om de twee jaar beoordeelt de Commissie in het licht van het wetenschappelijk advies van het WTECV de situatie van de kabeljauw-, schelvis- en wijtingbestanden in het in lid 1 bepaalde gebied, en dient zij in voorkomend geval bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel tot wijziging van dit artikel in.

Artikel 29 sexies

Beperkingen op de kabeljauwvisserij in ICES-deelgebied VII

  • 1. 
    Jaarlijks van 1 februari tot en met 31 maart is elke vorm van visserij verboden in het deel van ICES-deelgebied VII dat bestaat uit de statistische ICES-rechthoeken 30E4, 31E4, 32E3. Dit verbod is niet van toepassing binnen zes zeemijl vanaf de basislijn.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 is de visserij met vaste, aan palen bevestigde kustnetten, kamschelpkorren, mosselkorren, sleepnetten en strandzegens, handlijnen, gemechaniseerde peurlijnen, kommen en korven in de in dat lid bedoelde gebieden en perioden toegestaan op voorwaarde dat:
 

a)

geen ander vistuig dan vaste, aan palen bevestigde kustnetten, kamschelpkorren, mosselkorren, sleepnetten en strandzegens, handlijnen, gemechaniseerde peurlijnen, kommen en korven aan boord wordt gehouden of uitgezet, en

 

b)

geen andere vissoorten dan makreel, pollak of zalm en geen andere schelpdieren dan weekdieren of schaaldieren worden aangeland, aan boord worden gehouden of aan land worden gebracht.

  • 3. 
    In afwijking van lid 1 is de visserij met netten met een maaswijdte van minder dan 55 mm in het in dat lid genoemde gebied toegestaan op voorwaarde dat:
 

a)

geen netten met een maaswijdte van 55 mm of meer aan boord worden gehouden, en

 

b)

geen andere vissoorten dan haring, makreel, sardine, gouden sardinelle, horsmakrelen, sprot, blauwe wijting, evervis en zilversmelten aan boord worden gehouden.

Artikel 29 septies

Bijzondere voorschriften voor de bescherming van blauwe leng

  • 1. 
    Jaarlijks van 1 maart tot en met 31 mei is het verboden per visreis meer dan 6 ton blauwe leng aan boord te hebben in het gebied van ICES-sector VIa dat wordt ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):
 

a)

rand van het Schotse continentale plat

 

59°58′ NB, 07°00′ WL,

 

59°55′ NB, 06°47′ WL,

 

59°51 NB, 06°28′ WL,

 

59°45′ NB, 06°38′ WL,

 

59°27′ NB, 06°42′ WL,

 

59°22′ NB, 06°47′ WL,

 

59°15′ NB, 07°15′ WL,

 

59°07′ NB, 07°31′ WL,

 

58°52′ NB, 07°44′ WL,

 

58°44′ NB, 08°11′ WL,

 

58°43′ NB, 08°27′ WL,

 

58°28′ NB, 09°16′ WL,

 

58°15′ NB, 09°32′ WL,

 

58°15′ NB, 09°45′ WL,

 

58°30′ NB, 09°45′ WL,

 

59°30′ NB, 07°00′ WL,

 

59°58′ NB, 07°00′ WL,

 

b)

rand van de Rosemary Bank

 

60°00′ NB, 11°00′ WL,

 

59°00′ NB, 11°00′ WL,

 

59°00′ NB, 09°00′ WL,

 

59°30′ NB, 09°00′ WL,

 

59°30′ NB, 10°00′ WL,

 

60°00′ NB, 10°00′ WL,

 

60°00′ NB, 11°00′ WL.

Niet inbegrepen is het gebied dat wordt ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):

 

59°15′ NB, 10°24′ WL,

 

59°10′ NB, 10°22′ WL,

 

59°08′ NB, 10°07′ WL,

 

59°11′ NB, 09°59′ WL,

 

59°15′ NB, 09°58′ WL,

 

59°22′ NB, 10°02′ WL,

 

59°23′ NB, 10°11′ WL,

 

59°20′ NB, 10°19′ WL,

 

59°15′ NB, 10°24′ WL.

  • 2. 
    Bij het binnenvaren of verlaten van de in lid 1 bedoelde gebieden registreert de kapitein van het vissersvaartuig in het logboek op welke dag, welke tijd en welke plaats het vaartuig het gebied binnenvaart of verlaat.
  • 3. 
    Als een vaartuig in een van de twee in lid 1 bedoelde gebieden de hoeveelheid van 6 ton blauwe leng bereikt:
 

a)

zet het de visserij onmiddellijk stop en verlaat het onmiddellijk het gebied waarin het zich bevindt;

 

b)

mag het beide gebieden pas na aanlanding van zijn vangst weer binnenvaren;

 

c)

mag het geen blauwe leng overboord zetten.

  • 4. 
    De in artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2347/2002 van de Raad van 16 december 2002 tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor de toegang tot diepzeebestanden en bij de visserij daarop in acht te nemen voorschriften (12) bedoelde waarnemers die zijn toegewezen aan vissersvaartuigen die zich in een van de in lid 1 bedoelde gebieden bevinden, verrichten de in lid 4 van dat artikel bedoelde taken, maar meten ook, bij adequate monsters van de gevangen blauwe leng, de lengte van de vis en bepalen het stadium van geslachtsrijpheid van de submonsters. Op basis van het advies van het WTECV stellen de lidstaten gedetailleerde protocollen op voor de bemonstering en voor het collationeren van de resultaten.
  • 5. 
    Jaarlijks van 15 februari tot en met 15 april is het verboden bodemtrawls, beuglijnen en kieuwnetten te gebruiken in het gebied dat wordt ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):
 

60°58.76′ NB, 27°27.32′ WL,

 

60°56.02′ NB, 27°31.16′ WL,

 

60°59.76′ NB, 27°43.48′ WL,

 

61°03.00′ NB, 27°39.41′ WL,

 

60°58.76′ NB, 27°27.32′ WL.

Artikel 29 octies

Maatregelen voor de visserij op roodbaars in de internationale wateren van de ICES-deelgebieden I en II

  • 1. 
    Het gericht vissen op roodbaars in de internationale wateren van de ICES-deelgebieden I en II is enkel toegestaan jaarlijks van 1 juli tot en met 31 december voor vaartuigen die al eerder hebben gevist op roodbaars in het gereglementeerde NEAFC-gebied, als omschreven in artikel 3, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1236/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 tot vaststelling van een controle- en handhavingsregeling voor het gebied dat onder het Verdrag inzake toekomstige multilaterale samenwerking op visserijgebied in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan valt (13).
  • 2. 
    De vaartuigen beperken hun bijvangsten van roodbaars in andere visserijtakken tot maximaal 1 % van de totale aan boord gehouden vangst.
  • 3. 
    De omrekeningsfactor voor bij deze visserij gevangen roodbaarzen die zijn ontdaan van kop en ingewanden, bedraagt, ook in het geval van Japanse versnijding, 1,70.
  • 4. 
    In afwijking van artikel 9, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1236/2010 rapporteren de kapiteins van vissersvaartuigen die bij deze visserij betrokken zijn, dagelijks hun vangsten.
  • 5. 
    Naast het bepaalde in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1236/2010 is een machtiging om op roodbaars te vissen uitsluitend geldig indien de door de vaartuigen verzonden vangstaangiften in overeenstemming zijn met artikel 9, lid 1, van genoemde verordening en worden opgeslagen overeenkomstig artikel 9, lid 3, van die verordening.
  • 6. 
    De lidstaten zien erop toe dat er aan boord van vaartuigen die hun vlag voeren, wetenschappelijke informatie wordt verzameld door wetenschappelijke waarnemers. De verzamelde informatie dient ten minste representatieve gegevens inzake geslacht, leeftijd en lengte met betrekking tot de samenstelling van de visbestanden per diepte te bevatten. De bevoegde autoriteiten in de lidstaten delen deze informatie aan de ICES mee.
  • 7. 
    De Commissie stelt de lidstaten in kennis van de datum waarop het secretariaat van de NEAFC de verdragsluitende partijen van de NEAFC heeft meegedeeld dat de totaal toegestane vangst (TAC) volledig is opgebruikt. Vanaf die datum verbieden de lidstaten het gericht vissen op roodbaars door vaartuigen die hun vlag voeren.

Artikel 29 nonies

Maatregelen voor de visserij op roodbaars in de Irminger Zee en aangrenzende wateren

  • 1. 
    Het is verboden roodbaars te vangen in de internationale wateren van ICES-deelgebied V en in de Uniewateren van de ICES-deelgebieden XII en XIV.

In afwijking van de eerste alinea is het vangen van roodbaars toegestaan van 11 mei tot en met 31 december in het gebied dat worden ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem) („het beschermingsgebied voor roodbaars”):

 

64°45′ NB, 28°30′ WL,

 

62°50′ NB, 25°45′ WL,

 

61°55′ NB, 26°45′ WL,

 

61°00′ NB, 26°30′ WL,

 

59°00′ NB, 30°00′ WL,

 

59°00′ NB, 34°00′ WL,

 

61°30′ NB, 34°00′ WL,

 

62°50′ NB, 36°00′ WL,

 

64°45′ NB, 28°30′ WL.

  • 2. 
    Niettegenstaande lid 1 mag visserij op roodbaars bij een rechtshandeling van de Unie jaarlijks van 11 mei tot en met 31 december buiten het beschermingsgebied voor roodbaars in de Irminger Zee en aangrenzende wateren worden toegestaan op basis van wetenschappelijk advies en op voorwaarde dat de NEAFC voor het roodbaarsbestand in dat geografische gebied een herstelplan heeft opgesteld. Alleen vaartuigen van de Unie die door hun lidstaat overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1236/2010 naar behoren zijn gemachtigd en bij de Commissie zijn aangemeld, nemen aan de visserij deel.
  • 3. 
    Het gebruik van sleepnetten met een maaswijdte van minder dan 100 mm is verboden.
  • 4. 
    De omrekeningsfactor voor bij deze visserij gevangen roodbaarzen die zijn ontdaan van kop en ingewanden, bedraagt, ook in het geval van Japanse versnijding, 1,70.
  • 5. 
    De kapitein van een vissersvaartuig dat betrokken is bij de visserij buiten het beschermingsgebied voor roodbaars zendt dagelijks na afsluiting van de visserijactiviteiten van die kalenderdag een vangstaangifte door als bedoeld in artikel 9, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1236/2010. Hierin worden de sinds de laatste mededeling van vangstgegevens aan boord genomen vangsten aangegeven.
  • 6. 
    Afgezien van het bepaalde in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1236/2010 is een machtiging om op roodbaars te vissen uitsluitend geldig indien de door de vaartuigen verzonden vangstaangiften in overeenstemming zijn met artikel 9, lid 1, van genoemde verordening en worden opgeslagen overeenkomstig artikel 9, lid 3, van genoemde verordening.
  • 7. 
    De in lid 6 bedoelde vangstaangiften worden volgens de toepasselijke voorschriften opgesteld.
 

13)

In artikel 30 wordt het volgende lid ingevoegd:

„1 bis.   Lid 1 is niet van toepassing op gebied 9.”.

 

14)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 31 bis

Elektrische visserij in de ICES-sectoren IVc en IVb

  • 1. 
    In afwijking van artikel 31 wordt vissen met de boomkor met elektrische stroom toegestaan in de ICES-sectoren IVc en IVb bezuiden een loxodroom die de onderstaande punten met elkaar verbindt (gemeten volgens het WGS84-coördinatensysteem):
 

een punt op de oostkust van het Verenigd Koninkrijk op 55° NB,

 

dan oostwaarts tot 55° NB, 5° OL,

 

dan noordwaarts tot 56° NB,

 

en ten slotte op een punt op de westkust van Denemarken op 56° NB.

  • 2. 
    Het vissen met elektrische stroom wordt alleen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
 

a)

per lidstaat vist ten hoogste 5 % van de boomkottervloot met de boomkor met elektrische stroom;

 

b)

de maximale elektrische stroom in kW bedraagt voor elke boomkor niet meer dan de lengte in meter van de boomkor vermenigvuldigd met 1,25;

 

c)

het werkelijke voltage tussen de elektroden bedraagt ten hoogste 15 V;

 

d)

het vaartuig is uitgerust met een automatisch computergestuurd beheerssysteem dat de maximale stroom per boom en het werkelijke voltage tussen de elektroden van ten minste de laatste 100 trekken registreert. Niet-bevoegde personen kunnen dit automatische computergestuurde beheerssysteem niet wijzigen;

 

e)

het is verboden om vóór de klossenpees één of meer kietelaars („tickler chains”) te bevestigen.”.

 

15)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 32 bis

Beperkingen op het behandelen en lozen van vangsten voor pelagische vaartuigen

  • 1. 
    De maximumafstand tussen de staven in de waterafscheider aan boord van pelagische vissersvaartuigen die op makreel, haring en horsmakrelen vissen in het NEAFC-verdragsgebied als omschreven in artikel 3, punt 2, van Verordening (EU) nr. 1236/2010, is 10 mm.

De staven worden ter plaatse gelast. Als de waterafscheider niet met staven functioneert, maar met gaten, bedraagt de diameter van die gaten ten hoogste 10 mm. De diameter van de gaten in de glijgoten vóór de waterafscheider bedraagt ten hoogste 15 mm.

  • 2. 
    Het is alle pelagische vaartuigen die actief zijn in het NEAFC-verdragsgebied, verboden vis uit buffertanks of tanks met gekoeld zeewater onder de waterlijn van het vaartuig te lozen.
  • 3. 
    De door de bevoegde autoriteiten van de vlaglidstaten gecertificeerde plannen van de installaties voor vangstbehandeling en -lozing van pelagische vaartuigen die in het NEAFC-verdragsgebied op makreel, haring en horsmakrelen vissen, en de wijzigingen daarvan moeten door de kapitein van het vaartuig aan de bevoegde visserijautoriteiten van de vlaglidstaat worden toegezonden. De bevoegde autoriteiten van de vlaglidstaat van de vaartuigen controleren regelmatig de juistheid van de voorgelegde plannen. Er moeten te allen tijde kopieën van de plannen aan boord van het vaartuig zijn.”.
 

16)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 34 bis

Technische instandhoudingsmaatregelen in de Ierse Zee

  • 1. 
    Van 14 februari tot en met 30 april is het verboden bodemtrawls, zegennetten of soortgelijke sleepnetten, kieuwnetten, schakelnetten, warnetten of soortgelijke staande netten of vistuig met haken te gebruiken in het gedeelte van ICES-sector VIIa dat wordt begrensd door:
 

de oostkust van Ierland en de oostkust van Noord-Ierland, en

 

rechte lijnen die achtereenvolgens de punten met de volgende geografische coördinaten met elkaar verbinden:

 

een punt op de oostkust van het schiereiland Ards in Noord-Ierland op 54°30′ NB,

 

54°30′ NB, 04°50′ WL,

 

53°15′ NB, 04°50′ WL,

 

een punt op de oostkust van Ierland op 53°15′ NB.

  • 2. 
    In afwijking van lid 1 is in het gebied en de periode die in dat lid zijn bepaald:
 

a)

het gebruik van bodemtrawls toegestaan, op voorwaarde dat geen ander type vistuig aan boord is en dat die netten:

 

behoren tot de maaswijdteklassen van 70-79 mm of 80-99 mm,

 

tot slechts één van de toegestane maaswijdteklassen behoren,

 

op geen enkele plaats in het net een afzonderlijke maas bevatten waarvan de wijdte groter is dan 300 mm, en

 

alleen worden uitgezet in het gebied dat wordt ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):

 

53°30′ NB, 05°30′ WL,

 

53°30′ NB, 05°20′ WL,

 

54°20′ NB, 04°50′ WL,

 

54°30′ NB, 05°10′ WL,

 

54°30′ NB, 05°20′ WL,

 

54°00′ NB, 05°50′ WL,

 

54°00′ NB, 06°10′ WL,

 

53°45′ NB, 06°10′ WL,

 

53°45′ NB, 05°30′ WL,

 

53°30′ NB, 05°30′ WL;

 

b)

het gebruik van bodemtrawls, zegennetten of soortgelijke sleepnetten die met een scheidingspaneel of sorteerrooster zijn uitgerust, toegestaan op voorwaarde dat geen ander type vistuig aan boord is en dat die netten:

 

in overeenstemming zijn met de onder a) gestelde voorwaarden,

 

als er een scheidingspaneel is, zijn vervaardigd volgens de technische details van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 254/2002 van de Raad van 12 februari 2002 tot vaststelling van maatregelen voor 2002 voor het herstel van het kabeljauwbestand in de Ierse Zee (ICES-sector VIIa) (14), en

 

indien er sorteerroosters zijn, die in overeenstemming zijn met bijlage XIV bis, punten 2 tot en met 5, van deze verordening;

 

c)

het gebruik van bodemtrawls, zegennetten of soortgelijke sleepnetten met een scheidingspaneel of een sorteerrooster ook toegestaan in het gebied dat wordt ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):

 

53°45′ NB, 06°00′ WL,

 

53°45′ NB, 05°30′ WL,

 

53°30′ NB, 05°30′ WL,

 

53°30′ NB, 06°00′ WL,

 

53°45′ NB, 06°00′ WL.

Artikel 34 ter

Gebruik van kieuwnetten in de ICES-sectoren IIIa, IVa, Vb, VIa, VIb, VIIb, VIIc, VIIj en VIIk en in de ICES-deelgebieden VIII, IX, X en XII ten oosten van 27° WL

  • 1. 
    Het is vaartuigen van de Unie niet toegestaan in de ICES-sectoren IIIa, IVa, Vb, VIa, VIb, VIIb, VIIc, VIIj en VIIk, de ICES-deelgebieden VIII, IX en X en ICES-deelgebied XII ten oosten van 27° WL geankerde kieuwnetten, warnetten en schakelnetten te gebruiken op plaatsen waar de kaartdiepte meer dan 200 meter bedraagt.
  • 2. 
    In afwijking van lid 1 is het gebruik toegestaan van:
 

a)

kieuwnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 120 mm en kleiner dan 150 mm in de ICES-sectoren IIIa, IVa, Vb, VIa, VIb, VIIb, VIIc, VIIj en VIIk en ICES-deelgebied XII ten oosten van 27° WL, of met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 100 mm en kleiner dan 130 mm in de ICES-sectoren VIIIa, VIIIb en VIIId en ICES-deelgebied X, of met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 80 mm en kleiner dan 110 mm in ICES-sector VIIIc en ICES-deelgebied IX op voorwaarde dat:

 

zij worden uitgezet in wateren waar de kaartdiepte minder dan 600 meter bedraagt,

 

zij niet meer dan 100 mazen diep zijn en een verdelingsverhouding van ten minste 0,5 hebben,

 

zij voorzien zijn van vlotters of soortgelijke drijfvoorzieningen,

 

zij elk een lengte van ten hoogste 5 zeemijl hebben, en dat de totale lengte van alle op enig moment uitgezette netten ten hoogste 25 km per vaartuig bedraagt,

 

de uitzettijd ten hoogste 24 uur bedraagt;

 

b)

warnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 250 mm, op voorwaarde dat:

 

zij worden uitgezet in wateren waar de kaartdiepte minder dan 600 meter bedraagt,

 

zij niet meer dan 15 mazen diep zijn en een verdelingsverhouding van ten minste 0,33 hebben,

 

zij niet voorzien zijn van vlotters of soortgelijke drijfvoorzieningen,

 

zij elk een lengte van ten hoogste 10 km hebben en dat de totale lengte van alle op enig moment uitgezette netten ten hoogste 100 km per vaartuig bedraagt,

 

de uitzettijd ten hoogste 72 uur bedraagt;

 

c)

kieuwnetten met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 100 mm en kleiner dan 130 mm in de ICES-sectoren IIIa, IVa, Vb, VIa, VIb, VIIb, VIIc, VIIj en VIIk en ICES-deelgebied XII ten oosten van 27° WL, op voorwaarde dat:

 

zij worden uitgezet in wateren waar de kaartdiepte meer dan 200 en minder dan 600 meter bedraagt,

 

zij niet meer dan 100 mazen diep zijn en een verdelingsverhouding van ten minste 0,5 hebben,

 

zij voorzien zijn van vlotters of soortgelijke drijfvoorzieningen,

 

zij elk een lengte van ten hoogste 4 zeemijl hebben en dat de totale lengte van alle op enig moment uitgezette netten ten hoogste 20 km per vaartuig bedraagt,

 

de uitzettijd ten hoogste 24 uur bedraagt,

 

de aan boord gehouden vangst in gewicht ten minste voor 85 % uit heek bestaat,

 

het aantal vaartuigen dat aan de visserij deelneemt, niet hoger is dan het in 2008 opgetekende aantal,

 

de kapitein van het vaartuig dat aan de visserij deelneemt, vóór het verlaten van de haven in het logboek de hoeveelheid en de totale lengte van het tuig aan boord van het vaartuig vermeldt. Bij ten minste 15 % van de afvaarten vindt inspectie plaats,

 

zoals bevestigd in het logboek van de Unie voor die reis bij het aanlanden, de kapitein van het vaartuig ten minste 90 % van de hoeveelheid tuig aan boord heeft, en

 

de hoeveelheid van alle gevangen soorten van meer dan 50 kg, inclusief alle teruggegooide hoeveelheden van meer dan 50 kg, zijn vermeld in het logboek van de Unie;

 

d)

warnetten in ICES-deelgebied IX met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 220 mm, op voorwaarde dat:

 

zij worden uitgezet in wateren waar de kaartdiepte minder dan 600 meter bedraagt,

 

zij niet meer dan 30 mazen diep zijn en een verdelingsverhouding van ten minste 0,44 hebben,

 

zij niet voorzien zijn van vlotters of soortgelijke drijfvoorzieningen,

 

zij elk een lengte van ten hoogste 5 km hebben en dat de totale lengte van alle op enig moment uitgezette netten ten hoogste 20 km per vaartuig bedraagt,

 

de uitzettijd ten hoogste 72 uur bedraagt.

  • 3. 
    Deze afwijking geldt evenwel niet in het gereglementeerde NEAFC-gebied.
  • 4. 
    Aan alle vaartuigen die in de ICES-sectoren IIIa, IVa, Vb, VIa, VIb, VIIb, VIIc, VIIj en VIIk en de ICES-deelgebieden VIII, IX en X en ICES-deelgebied XII ten oosten van 27° WL op plaatsen waar de kaartdiepte meer dan 200 meter bedraagt, geankerde kieuwnetten, warnetten of schakelnetten uitzetten, wordt een speciale vismachtiging overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 verstrekt.
  • 5. 
    Vaartuigen mogen op enig moment slechts één van de in lid 2, onder a), b) of d), vermelde vistuigen aan boord hebben. Vaartuigen mogen netten aan boord hebben waarvan de totale lengte 20 % meer bedraagt dan de maximale lengte van de netten die op eender welk moment mogen worden uitgezet.
  • 6. 
    De kapitein van een vaartuig dat beschikt over een vismachtiging als bedoeld in lid 4, noteert in het logboek het aantal en de lengte van de vistuigen die het vaartuig vóór het verlaten van de haven en bij het terugkeren in de haven aan boord heeft, en verantwoordt elk verschil tussen de twee waarden.
  • 7. 
    De bevoegde autoriteiten hebben het recht onbeheerd op zee achtergelaten vistuig in de ICES-sectoren IIIa, IVa, Vb, VIa, VIb, VIIb, VIIc, VIIj en VIIk, de ICES-deelgebieden VIII, IX en X en ICES-deelgebied XII ten oosten van 27° WL te verwijderen in de volgende gevallen:
 

a)

het tuig is niet naar behoren gemerkt;

 

b)

uit de merken op de boei of de VMS-gegevens blijkt dat de eigenaar ervan gedurende meer dan 120 uur niet meer op een afstand van minder dan 100 zeemijl van het tuig is geweest;

 

c)

het tuig is uitgezet in wateren waarvan de kaartdiepte groter is dan toegestaan;

 

d)

het tuig heeft een illegale maaswijdte.

  • 8. 
    De kapitein van een vaartuig dat beschikt over een vismachtiging als bedoeld in lid 4, noteert gedurende elke visreis de volgende gegevens in het logboek:
 

de maaswijdte van het uitgezette net,

 

de nominale lengte van het net,

 

het aantal netten per uitzetting,

 

het totale aantal uitzettingen,

 

de positie van elke uitzetting,

 

de diepte van elke uitzetting,

 

de uitzettijd per uitzetting,

 

een kwantificering van verloren gegaan vistuig, de laatste bekende positie daarvan en de datum van het verlies.

  • 9. 
    Vaartuigen die vissen met een vismachtiging als bedoeld in lid 4, mogen slechts aanlanden in de havens die krachtens artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2347/2002 door de lidstaten zijn aangewezen.
  • 10. 
    De hoeveelheid haaien aan boord van vaartuigen die vissen met het in lid 2, onder b) en d), beschreven vistuig, mag niet meer bedragen dan 5 % levend gewicht van de totale hoeveelheid aan boord gehouden mariene organismen.
  • 11. 
    De Commissie kan, na overleg met het WTECV, besluiten door middel van uitvoeringshandelingen bepaalde visserijtakken van een lidstaat in ICES-deelgebieden VIII, IX en X, van de toepassing van de leden 1 tot en met 9 vrij te stellen op voorwaarde dat uit de door de lidstaten verstrekte gegevens blijkt dat het niveau van bijvangst en teruggooi van haaien zeer laag is.

Artikel 34 quater

Voorwaarden voor de in de Golf van Biskaje toegestane visserij met bepaalde soorten gesleept vistuig

  • 1. 
    In afwijking van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 494/2002 van de Commissie van 19 maart 2002 tot vaststelling van aanvullende technische maatregelen voor het herstel van het heekbestand in de ICES-deelgebieden III, IV, V, VI en VII en in de ICES-sectoren VIIIa, b, d, e (15) mag in het in artikel 5, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 494/2002 omschreven gebied worden gevist met sleepnetten, Deense zegennetten en soortgelijk vistuig, met uitzondering van boomkorren, met een maaswijdte van 70-99 mm als het vistuig is voorzien van een paneel met vierkante mazen overeenkomstig bijlage XIV ter.
  • 2. 
    Bij het vissen in de ICES-sectoren VIIIa en VIIIb mag gebruik worden gemaakt van een selectief rooster, met toebehoren, vóór de kuil en/of een paneel met vierkante mazen met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 60 mm in het onderste deel van de tunnel vóór de kuil. Artikel 4, lid 1, artikel 6 en artikel 9, lid 1, van de onderhavige verordening alsook artikel 3, onder a) en b), van Verordening (EG) nr. 494/2002 zijn niet van toepassing op het gedeelte van de trawl waarin deze selectieve voorzieningen zijn aangebracht.

Artikel 34 quinquies

Maatregelen ter bescherming van kwetsbare diepzeehabitats in het gereglementeerde NEAFC-gebied

  • 1. 
    De visserij met bodemtrawls en met staand vistuig, met inbegrip van geankerde kieuwnetten en grondbeugen, is verboden in de gebieden die worden ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):
 
 

een deel van de Reykjanes Ridge:

 

55°04.5327′ NB, 36°49.0135′ WL,

 

55°05.4804′ NB, 35°58.9784′ WL,

 

54°58.9914′ NB, 34°41.3634′ WL,

 

54°41.1841′ NB, 34°00.0514′ WL,

 

54°00′ NB, 34°00′ WL,

 

53°54.6406′ NB, 34°49.9842′ WL,

 

53°58.9668′ NB, 36°39.1260′ WL,

 

55°04.5327′ NB, 36°49.0135′ WL;

 
 

het noordelijke deel van de Mid-Atlantische rug:

 

59°45′ NB, 33°30′ WL,

 

57°30′ NB, 27°30′ WL,

 

56°45′ NB, 28°30′ WL,

 

59°15′ NB, 34°30′ WL,

 

59°45′ NB, 33°30′ WL;

 
 

het centrale deel van de Mid-Atlantische rug (breukzone Charlie-Gibbs en subpolaire frontale regio):

 

53°30′ NB, 38°00′ WL,

 

53°30′ NB, 36°49′ WL,

 

55°04.5327′ NB, 36°49′ WL,

 

54°58.9914′ NB, 34°41.3634′ WL,

 

54°41.1841′ NB, 34°00′ WL,

 

53°30′ NB, 30°00′ WL,

 

51°30′ NB, 28°00′ WL,

 

49°00′ NB, 26°30′ WL,

 

49°00′ NB, 30°30′ WL,

 

51°30′ NB, 32°00′ WL,

 

51°30′ NB, 38°00′ WL,

 

53°30′ NB, 38°00′ WL;

 
 

het zuidelijke deel van de Mid-Atlantische rug:

 

44°30′ NB, 30°30′ WL,

 

44°30′ NB, 27°00′ WL,

 

43°15′ NB, 27°15′ WL,

 

43°15′ NB, 31°00′ WL,

 

44°30′ NB, 30°30′ WL;

 
 

de Altair Seamounts:

 

45°00′ NB, 34°35′ WL,

 

45°00′ NB, 33°45′ WL,

 

44°25′ NB, 33°45′ WL,

 

44°25′ NB, 34°35′ WL,

 

45°00′ NB, 34°35′ WL;

 
 

de Antialtair Seamounts:

 

43°45′ NB, 22°50′ WL,

 

43°45′ NB, 22°05′ WL,

 

43°25′ NB, 22°05′ WL,

 

43°25′ NB, 22°50′ WL,

 

43°45′ NB, 22°50′ WL;

 
 

de Hatton Bank:

 

59°26′ NB, 14°30′ WL,

 

59°12′ NB, 15°08′ WL,

 

59°01′ NB, 17°00′ WL,

 

58°50′ NB, 17°38′ WL,

 

58°30′ NB, 17°52′ WL,

 

58°30′ NB, 18°22′ WL,

 

58°03′ NB, 18°22′ WL,

 

58°03′ NB, 17°30′ WL,

 

57°55′ NB, 17°30′ WL,

 

57°45′ NB, 19°15′ WL,

 

58°11.15′ NB, 18°57.51′ WL,

 

58°11.57′ NB, 19°11.97′ WL,

 

58°27.75′ NB, 19°11.65′ WL,

 

58°39.09′ NB, 19°14.28′ WL,

 

58°38.11′ NB, 19°01.29′ WL,

 

58°53.14′ NB, 18°43.54′ WL,

 

59°00.29′ NB, 18°01.31′ WL,

 

59°08.01′ NB, 17°49.31′ WL,

 

59°08.75′ NB, 18°01.47′ WL,

 

59°15.16′ NB, 18°01.56′ WL,

 

59°24.17′ NB, 17°31.22′ WL,

 

59°21.77′ NB, 17°15.36′ WL,

 

59°26.91′ NB, 17°01.66′ WL,

 

59°42.69′ NB, 16°45.96′ WL,

 

59°20.97′ NB, 15°44.75′ WL,

 

59°21′ NB, 15°40′ WL,

 

59°26′ NB, 14°30′ WL;

 
 

het noordwestelijke deel van Rockall:

 

57°00′ NB, 14°53′ WL,

 

57°37′ NB, 14°42′ WL,

 

57°55′ NB, 14°24′ WL,

 

58°15′ NB, 13°50′ WL,

 

57°57′ NB, 13°09′ WL,

 

57°50′ NB, 13°14′ WL,

 

57°57′ NB, 13°45′ WL,

 

57°49′ NB, 14°06′ WL,

 

57°29′ NB, 14°19′ WL,

 

57°22′ NB, 14°19′ WL,

 

57°00′ NB, 14°34′ WL,

 

56°56′ NB, 14°36′ WL,

 

56°56′ NB, 14°51′ WL,

 

57°00′ NB, 14°53′ WL;

 
 

het zuidwestelijke deel van Rockall (Empress of Britain Bank):

 

56°24′ NB, 15°37′ WL,

 

56°21′ NB, 14°58′ WL,

 

56°04′ NB, 15°10′ WL,

 

55°51′ NB, 15°37′ WL,

 

56°10′ NB, 15°52′ WL,

 

56°24′ NB, 15°37′ WL;

 
 

de Logachev Mound:

 

55°17′ NB, 16°10′ WL,

 

55°34′ NB, 15°07′ WL,

 

55°50′ NB, 15°15′ WL,

 

55°33′ NB, 16°16′ WL,

 

55°17′ NB, 16°10′ WL;

 
 

de West Rockall Mound:

 

57°20′ NB, 16°30′ WL,

 

57°05′ NB, 15°58′ WL,

 

56°21′ NB, 17°17′ WL,

 

56°40′ NB, 17°50′ WL,

 

57°20′ NB, 16°30′ WL.

  • 2. 
    Wanneer tijdens visserijactiviteiten in nieuwe en bestaande bodemvisserijgebieden in het gereglementeerde NEAFC-gebied de hoeveelheid levend koraal of levende sponzen per uitzetting meer dan 60 kg levend koraal en/of 800 kg levende sponzen bedraagt, brengt het vaartuig zijn vlagstaat daarvan op de hoogte, staakt het het vissen en verwijdert het zich ten minste 2 zeemijl van de positie die volgens de beschikbare gegevens het dichtst is gelegen bij de exacte locatie waar deze vangst is gedaan.

Artikel 34 sexies

Maatregelen ter bescherming van kwetsbare diepzeehabitats in de ICES-sectoren VIIc, VIIj en VIIk

  • 1. 
    De visserij met bodemtrawls en met staand vistuig, met inbegrip van geankerde kieuwnetten en grondbeugen, is verboden in de gebieden die worden ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-coördinatensysteem):
 
 

Belgica Mound Province:

 

51°29.4′ NB, 11°51.6′ WL,

 

51°32.4′ NB, 11°41.4′ WL,

 

51°15.6′ NB, 11°33.0′ WL,

 

51°13.8′ NB, 11°44.4′ WL,

 

51°29.4′ NB, 11°51.6′ WL;

 
 

Hovland Mound Province:

 

52°16.2′ NB, 13°12.6′ WL,

 

52°24.0′ NB, 12°58.2′ WL,

 

52°16.8′ NB, 12°54.0′ WL,

 

52°16.8′ NB, 12°29.4′ WL,

 

52°04.2′ NB, 12°29.4′ WL,

 

52°04.2′ NB, 12°52.8′ WL,

 

52°09.0′ NB, 12°56.4′ WL,

 

52°09.0′ NB, 13°10.8′ WL,

 

52°16.2′ NB, 13°12.6′ WL;

 
 

het noordwestelijke deel van de Porcupine Bank — Gebied I:

 

53°30.6′ NB, 14°32.4′ WL,

 

53°35.4′ NB, 14°27.6′ WL,

 

53°40.8′ NB, 14°15.6′ WL,

 

53°34.2′ NB, 14°11.4′ WL,

 

53°31.8′ NB, 14°14.4′ WL,

 

53°24.0′ NB, 14°28.8′ WL,

 

53°30.6′ NB, 14°32.4′ WL;

 
 

het noordwestelijke deel van de Porcupine Bank — Gebied II:

 

53°43.2′ NB, 14°10.8′ WL,

 

53°51.6′ NB, 13°53.4′ WL,

 

53°45.6′ NB, 13°49.8′ WL,

 

53°36.6′ NB, 14°07.2′ WL,

 

53°43.2′ NB, 14°10.8′ WL;

 
 

het zuidwestelijke deel van de Porcupine Bank:

 

51°54.6′ NB, 15°07.2′ WL,

 

51°54.6′ NB, 14°55.2′ WL,

 

51°42.0′ NB, 14°55.2′ WL,

 

51°42.0′ NB, 15°10.2′ WL,

 

51°49.2′ NB, 15°06.0′ WL,

 

51°54.6′ NB, 15°07.2′ WL.

  • 2. 
    Alle pelagische vaartuigen die vissen in de in lid 1 van dit artikel vermelde gebieden voor de bescherming van kwetsbare diepzeehabitats, worden opgenomen in een lijst van toegestane vaartuigen en beschikken over een vismachtiging overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1224/2009. Vaartuigen die op de lijst van toegestane vaartuigen voorkomen, mogen uitsluitend pelagisch vistuig aan boord hebben.
  • 3. 
    Pelagische vaartuigen die van plan zijn te vissen in een in lid 1 van dit artikel vermeld gebied voor de bescherming van kwetsbare diepzeehabitats, melden hun voornemen om in dat gebied binnen te varen, vier uur tevoren bij het Ierse visserijcontrolecentrum, als omschreven in artikel 4, lid 15, van Verordening (EG) nr. 1224/2009. Tegelijkertijd moeten zij de aan boord gehouden hoeveelheden vis aangeven.
  • 4. 
    Pelagische vaartuigen die vissen in een in lid 1 vermeld gebied voor de bescherming van kwetsbare diepzeehabitats, beschikken, wanneer zij zich in een dergelijk gebied bevinden, over een operationeel, volledig functionerend, veilig satellietvolgsysteem voor vaartuigen (VMS) dat volledig beantwoordt aan de toepasselijke voorschriften.
  • 5. 
    Pelagische vaartuigen die in een in lid 1 vermeld gebied voor de bescherming van kwetsbare diepzeehabitats vissen, verzenden elk uur VMS-meldingen.
  • 6. 
    Pelagische vaartuigen die hun visserijactiviteit in een in lid 1 vermeld gebied voor de bescherming van kwetsbare diepzeehabitats hebben beëindigd, stellen het Ierse visserijcontrolecentrum in kennis van hun vertrek uit het gebied. Tegelijkertijd geven zij aan welke hoeveelheden vis zij aan boord houden.
  • 7. 
    Visserij op pelagische soorten in een in lid 1 vermeld gebied voor de bescherming van kwetsbare diepzeehabitats is uitsluitend toegestaan indien er aan boord enkel netten met een maaswijdte van 16-31 mm of 32-54 mm aanwezig zijn, of indien enkel met dergelijke netten wordt gevist.

Artikel 34 septies

Maatregelen ter bescherming van een kwetsbaar diepzeehabitat in ICES-sector VIIIc

  • 1. 
    De visserij met bodemtrawls en met staand vistuig, met inbegrip van geankerde kieuwnetten en grondbeugen, is verboden in het gebied dat wordt ingesloten door de loxodromen die achtereenvolgens de punten met de volgende coördinaten met elkaar verbinden (gemeten volgens het WGS84-systeem):

El Cachucho:

 

44°12′ NB, 05°16′ WL,

 

44°12′ NB, 04°26′ WL,

 

43°53′ NB, 04°26′ WL,

 

43°53′ NB, 05°16′ WL,

 

44°12′ NB, 05°16′ WL.

  • 2. 
    In afwijking van het in lid 1 ingestelde verbod, kunnen vaartuigen die in 2006, 2007 en 2008 met grondbeugen gericht op gaffelkabeljauw hebben gevist, van hun visserijautoriteiten overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 een vismachtiging verkrijgen om die visserij verder te kunnen blijven uitoefenen in het gebied ten zuiden van 44°00.00′ NB. Alle vaartuigen die deze vismachtiging hebben verkregen, gebruiken, ongeacht hun lengte over alles, bij het vissen in het in lid 1 genoemde gebied een operationeel, volledig functionerend, veilig VMS, dat volledig beantwoordt aan de toepasselijke voorschriften.
 

17)

Artikel 38 wordt geschrapt.

 

18)

Artikel 47 wordt geschrapt.

 

19)

Bijlagen I, IV, XII en XIV bij Verordening (EG) nr. 850/98 worden overeenkomstig de bijlage bij deze verordening gewijzigd.

 

20)

Bijlagen XII bis en XIV bis, XIV ter, XIV quater en XIV quinquies worden ingevoegd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Wijziging van Verordening (EG) nr. 1434/98

Aan artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1434/98 wordt het volgende lid toegevoegd:

„1 bis.   Lid 1 is niet van toepassing op haring die is gevangen in ICES-sector IIIa, deelgebied IV, sector VIId, en in EU-wateren van ICES-sector IIa.”.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2013.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 13 maart 2013.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • M. 
    SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

  • L. 
    CREIGHTON
 

  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 6 februari 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 25 februari 2013.
 

BIJLAGE

De bijlagen bij Verordening (EG) nr. 850/98 worden als volgt gewijzigd:

 

1)

In bijlage I wordt voetnoot 6 bij de tabel geschrapt.

 

2)

In bijlage IV wordt de tabel vervangen door:

„Gesleept vistuig: Skagerrak en Kattegat

Maaswijdteklasse, doelsoorten en vereiste vangstpercentages die gelden bij het gebruik van één maaswijdteklasse

 

Soort

Maaswijdteklasse (mm)

< 16

16-31

32-69

35-69

70-89 (5)

≥ 90

Minimumpercentage van de doelsoort

50 % (6)

50 % (6)

20 % (6)

50 % (6)

20 % (6)

20 % (7)

30 % (8)

geen

Zandspieringen (Ammodytidae) (3)

X

X

X

X

X

X

X

X

Zandspieringen (Ammodytidae) (4)

 

X

 

X

X

X

X

X

Kever (Trisopterus esmarkii)

 

X

 

X

X

X

X

X

Blauwe wijting (Micromesistius poutassou)

 

X

 

X

X

X

X

X

Grote pieterman (Trachinus draco) (1)

 

X

 

X

X

X

X

X

Weekdieren (uitgezonderd Sepia) (1)

 

X

 

X

X

X

X

X

Geep (Belone belone) (1)

 

X

 

X

X

X

X

X

Grauwe poon (Eutrigla gurnardus) (1)

 

X

 

X

X

X

X

X

Zilversmelten (Argentina spp.)

     

X

X

X

X

X

Sprot (Sprattus sprattus)

 

X

 

X

X

X

X

X

Europese paling of aal (Anguilla Anguilla)

   

X

X

X

X

X

X

Garnaal/roodsprietgarnaal (Crangon spp., Palaemon adspersus) (1)

   

X

X

X

X

X

X

Makreel (Scomber spp.)

     

X

   

X

X

Horsmakrelen (Trachurus spp.)

     

X

   

X

X

Haring (Clupea harengus)

     

X

   

X

X

Noorse garnaal (Pandalus borealis)

         

X

X

X

Garnaal/roodsprietgarnaal (Crangon spp., Palaemon adspersus) (2)

       

X

 

X

X

Wijting (Merlangius merlangus)

           

X

X

Langoustine (Nephrops norvegicus)

           

X

X

Alle andere mariene organismen

             

X

 

3)

De tabel in bijlage XII wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

de rijen met betrekking tot de Japanse tapijtschelp en de octopus worden vervangen door:

 

„Soort

Minimummaat

Gebieden 1 tot en met 5, met uitzondering van Skagerrak/Kattegat

Skagerrak/Kattegat

Japanse tapijtschelp (Venerupis philippinarum)

35 mm

 
 

Soort

Minimummaat, gebieden 1-5, met uitzondering van Skagerrak/Kattegat

Octopus (Octopus vulgaris)

Het hele gebied, met uitzondering van de wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van gebied 5: 750 gram

De wateren onder de soevereiniteit of jurisdictie van gebied 5: 450 gram (gestript)”;

 

b)

de rijen met betrekking tot de ansjovis worden vervangen door:

 

Soort

Minimummaat, gebieden 1-5, met uitzondering van Skagerrak/Kattegat

„Ansjovis (Engraulis encrasicolus)

Gehele zone, met uitzondering van ICES-sector IXa ten oosten van 7° 23′ 48″ westerlengte: 12 cm of 90 vissen per kilo

ICES-sector IXa ten oosten van 7° 23′ 48″ westerlengte: 10 cm”.

 

4)

De volgende bijlage wordt ingevoegd:

„BIJLAGE XII bis

Minimummaten voor gebied 9

 

Soort

Minimummaat: gebied 9

Tarbot (Psetta maxima)

45 cm”.

 

5)

In bijlage XIV wordt het volgende ingevoegd, alfabetisch gerangschikt op de Nederlandse naam:

 

NEDERLANDSE NAAM

WETENSCHAPPELIJKE NAAM

„Evervis

Capros aper

Gaffelkabeljauw

Phycis blennoides

Gouden sardinelle

Sardinella aurita

Roodbaars

Sebastes spp.”.

 

6)

De volgende bijlagen worden ingevoegd:

BIJLAGE XIV bis

SPECIFICATIES VOOR EEN SORTEERROOSTER

 

1.

Het soortselectieve rooster wordt bevestigd in trawls met een kuil die volledig uit vierkante mazen bestaat met een maaswijdte gelijk aan of groter dan 70 mm en kleiner dan 90 mm. De minimumlengte van de kuil bedraagt 8 meter. Het is verboden sleepnetten te gebruiken met meer dan 100 vierkante mazen in de omtrek van de kuil, de aanslag en de naadlijn niet meegerekend. Het gebruik van de kuil met vierkante mazen is alleen verplicht in het Skagerrak en het Kattegat.

 

2.

Het rooster moet rechthoekig zijn. De staven van het rooster lopen evenwijdig aan de lengteas van het rooster. De afstand tussen de staven bedraagt maximaal 35 mm. Het is toegestaan om hierin één of meer scharnieren aan te brengen om de opslag van het rooster op de nettentrommel te vergemakkelijken.

 

3.

Het rooster moet diagonaal en met de achterzijde omhoog in de trawl worden aangebracht op om het even welke plaats tussen onmiddellijk vóór de kuil en het vooreind van het cilindrische gedeelte. Alle zijden van het rooster moeten aan de trawl worden bevestigd.

 

4.

In het rugpaneel van de trawl moet onmiddellijk boven het rooster een vrije uitlaat voor vis worden aangebracht. De opening van deze uitlaat moet aan de achterzijde even breed zijn als het rooster en moet naar voren toe aan beide zijden puntvormig zijn uitgesneden langs de zijden van de mazen.

 

5.

Het is toegestaan vóór het rooster een trechter aan te brengen om de vis naar de bodem van de trawl en het rooster te geleiden. De minimale maaswijdte van de trechter moet gelijk zijn aan 70 mm. De verticale opening van de trechter die de vis naar het rooster leidt, moet ten minste 15 cm bedragen. De breedte van deze trechter moet gelijk zijn aan de breedte van het rooster.

Schematisch beeld van een naar soort en grootte selectieve trawl. De vis die binnenkomt, wordt door een trechter naar de bodem van de trawl en naar een rooster geleid. Grotere vissen worden vervolgens via het rooster uit de trawl geleid terwijl kleinere vissen en langoustines door het rooster in de kuil terechtkomen. Doordat het cilindrische gedeelte volledig uit vierkante mazen bestaat, is het voor kleinere vissen en ondermaatse langoustines makkelijker om te ontsnappen. De hierboven geschetste kuil met vierkante mazen is alleen vereist in het Skagerrak en het Kattegat.

BIJLAGE XIV ter

VOORWAARDEN VOOR DE IN DE GOLF VAN BISKAJE TOEGESTANE VISSERIJ MET BEPAALDE SOORTEN GESLEEPT VISTUIG

  • 1. 
    Voorschriften voor het bovenpaneel met vierkante mazen

Het ontsnappingspaneel bestaat uit een rechthoekig stuk net. Er is slechts één ontsnappingspaneel. Het mag op geen enkele wijze worden geblokkeerd door aan de binnen- of buitenzijde aangebrachte voorzieningen.

  • 2. 
    Plaats van bevestiging van het paneel

Het paneel wordt midden in het rugpaneel van het achterste trechtervormige gedeelte van de trawl aangebracht, juist voor het cilindrische gedeelte bestaande uit de tunnel en kuil.

Het paneel eindigt niet meer dan 12 mazen van de rij handgebreide mazen tussen het achterste trechtervormige gedeelte en de tunnel.

  • 3. 
    Grootte van het paneel

Het paneel is ten minste 2 meter lang en 1 meter breed.

  • 4. 
    Netwerk

De mazen in het ontsnappingspaneel hebben een maaswijdte van ten minste 100 mm. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit.

Het netwerk moet zo worden aangebracht dat de benen evenwijdig lopen met, respectievelijk loodrecht staan op, de lengterichting van de kuil.

Het netwerk moet zijn vervaardigd uit enkelvoudig getwijnd garen. De twijndikte bedraagt maximaal 4 mm.

  • 5. 
    Bevestiging van het paneel in het netwerk met ruitvormige mazen

Het is toegestaan het netwerk aan vier zijden te voorzien van een naadlijn. De diameter van deze naadlijn bedraagt maximaal 12 mm.

De lengte van het paneel in gestrekte toestand moet gelijk zijn aan de lengte in gestrekte toestand van het netwerk aan weerszijden van het paneel.

Het aantal ruitvormige mazen van het rugpaneel dat is vastgemaakt aan de kleinste zijkant van het paneel (zijkant van één meter die loodrecht staat op de lengteas van de kuil) bedraagt ten minste het aantal ruitvormige mazen dat is vastgemaakt aan de lengterichting van het paneel, gedeeld door 0,7.

  • 6. 
    Onderstaande illustratie geeft aan op welke wijze het ontsnappingspaneel in het netwerk wordt bevestigd.

Image

BIJLAGE XIV quater

PANEEL MET VIERKANTE MAZEN VOOR VAARTUIGEN LANGER DAN 15 METER

  • 1. 
    Voorschriften voor het bovenpaneel met vierkante mazen

Het ontsnappingspaneel bestaat uit een rechthoekig stuk net. Het netwerk moet zijn vervaardigd uit enkelvoudig getwijnd garen. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit. De maaswijdte bedraagt 120 mm of meer. De lengte van het paneel is ten minste drie meter, behalve als de panelen deel uitmaken van netten die worden gesleept door vaartuigen met een vermogen van minder dan 112 kW, in welk geval de lengte ten minste twee meter bedraagt.

  • 2. 
    Plaats van bevestiging van het paneel

Het paneel wordt in het bovenpaneel van de kuil bevestigd. De achterste rand van het paneel eindigt maximaal 12 meter van de pooklijn als omschreven in artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 3440/84 van de Commissie van 6 december 1984 inzake voorzieningen aan sleepnetten, Deense zegennetten (snurrevod) en soortgelijke netten (9).

  • 3. 
    Bevestiging van het paneel in het netwerk met ruitvormige mazen

Er mogen zich niet meer dan twee open ruitvormige mazen bevinden tussen de lange zijde van het paneel en de naastliggende naadlijn.

De lengte van het paneel in gestrekte toestand moet gelijk zijn aan de lengte in gestrekte toestand van het netwerk aan weerszijden van het paneel. De verhouding tussen de ruitvormige mazen van het bovenpaneel van de kuil en de kortste zijde van het paneel is drie ruitvormige mazen per vierkante maas voor een 80 mm-kuil of twee ruitvormige mazen per vierkante maas voor een 120 mm-kuil, met uitzondering van de benen aan het uiteinde van het paneel aan beide zijden.

BIJLAGE XIV quinquies

PANEEL MET VIERKANTE MAZEN VOOR VAARTUIGEN VAN MINDER DAN 15 METER

  • 1. 
    Voorschriften voor het bovenpaneel met vierkante mazen

Het ontsnappingspaneel bestaat uit een rechthoekig stuk net. Het netwerk moet zijn vervaardigd uit enkelvoudig getwijnd garen. Het moeten vierkante mazen zijn, d.w.z. alle vier zijden van het paneel hebben de AB-snit. De maaswijdte bedraagt 110 mm of meer. De lengte van het paneel is ten minste drie meter, behalve als de panelen deel uitmaken van netten die worden gesleept door vaartuigen met een vermogen van minder dan 112 kW, in welk geval de lengte ten minste twee meter bedraagt.

  • 2. 
    Plaats van bevestiging van het paneel

Het paneel wordt in het bovenpaneel van de kuil bevestigd. De achterste rand van het paneel eindigt maximaal 12 meter van de pooklijn als omschreven in artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 3440/84.

  • 3. 
    Bevestiging van het paneel in het netwerk met ruitvormige mazen

Er mogen zich niet meer dan twee open ruitvormige mazen bevinden tussen de lange zijde van het paneel en de naastliggende naadlijn. De lengte van het paneel in gestrekte toestand moet gelijk zijn aan de lengte in gestrekte toestand van het netwerk aan weerszijden van het paneel. De verhouding tussen de ruitvormige mazen van het bovenpaneel van de kuil en de kortste zijde van het paneel is twee ruitvormige mazen per vierkante maas, met uitzondering van de benen aan het uiteinde van het paneel aan beide zijden.

”.

 

  • (1) 
    Alleen binnen vier mijl vanaf de basislijnen.
  • (2) 
    Buiten vier mijl vanaf de basislijnen.
  • (3) 
    Van 1 maart tot en met 31 oktober in het Skagerrak en van 1 maart tot en met 31 juli in het Kattegat.
  • (4) 
    Van 1 november tot en met de laatste dag van februari in het Skagerrak en van 1 augustus tot en met de laatste dag van februari in het Kattegat.
  • (5) 
    Bij toepassing van deze maaswijdteklasse is de kuil vervaardigd uit vierkant gemaasde panelen en voorzien van een sorteerrooster overeenkomstig bijlage XIV bis bij deze verordening.
  • (6) 
    Het aandeel van de soorten kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tong, tarbot, griet, bot, makreel, schartong, wijting, schar, koolvis, langoustine en kreeft in de aan boord gehouden vangst mag in totaal ten hoogste 10 % bedragen.
  • (7) 
    Het aandeel van de soorten kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tong, tarbot, griet, bot, haring, makreel, schartong, schar, koolvis, langoustine en kreeft in de aan boord gehouden vangst mag in totaal ten hoogste 50 % bedragen.
  • (8) 
    Het aandeel van de soorten kabeljauw, schelvis, heek, schol, witje, tongschar, tong, tarbot, griet, bot, schartong, wijting, schar, koolvis en kreeft in de aan boord gehouden vangst mag in totaal ten hoogste 60 % bedragen.”.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.