Richtlijn 2013/14 - Wijziging van Richtlijn 2003/41/EG betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, Richtlijn 2009/65/EG tot harmonisatie van nationale wetgevingbetreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) en Richtlijn 2011/61/EU inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen ter voorkoming van een overmatig vertrouwen in ratings

1.

Wettekst

31.5.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 145/1

 

RICHTLIJN 2013/14/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 21 mei 2013

tot wijziging van Richtlijn 2003/41/EG betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, Richtlijn 2009/65/EG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) en Richtlijn 2011/61/EU inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen ter voorkoming van een overmatig vertrouwen in ratings

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 53, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) voorziet in regelgeving op uniaal niveau voor instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening. Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (5) voorziet in regelgeving op uniaal niveau voor instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s). Evenzo voorziet Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad (6) in regelgeving op uniaal niveau voor beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (abi-beheerders). Alle drie de richtlijnen stellen prudentiële eisen in met betrekking tot respectievelijk het risicobeheer door instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen, door beheer- en beleggingsmaatschappijen op het gebied van icbe’s en door abi-beheerders.

 

(2)

Een van de gevolgen van de financiële crisis is geweest dat er een overmatig vertrouwen in ratings is door beleggers, met inbegrip van instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen, icbe’s en alternatieve beleggingsinstellingen (abi’s) bij hun beleggingen in schuldinstrumenten, zonder noodzakelijkerwijze zelf de kredietwaardigheid van emittenten van dergelijke schuldinstrumenten te beoordelen. Om een betere kwaliteit van de beleggingen van instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen, icbe’s en abi’s te bewerkstelligen en op die manier de beleggers in dergelijke instellingen te beschermen, is het passend dat van instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen, beheer- of beleggingsmaatschappijen op het gebied van icbe’s en abi-beheerders wordt verlangd dat zij vermijden uitsluitend of mechanisch op ratings te vertrouwen of deze als het enige criterium te gebruiken bij het inschatten van de risico’s die aan de beleggingen van instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen, icbe’s en abi’s verbonden zijn. Het algemene beginsel tegen overmatig vertrouwen in ratings dient derhalve in de risicobeheerprocedures en -systemen van instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen, beheer- en beleggingsmaatschappijen op het gebied van icbe’s en abi-beheerders te worden geïntegreerd en aan de specifieke kenmerken ervan te worden aangepast.

 

(3)

Teneinde het in Richtlijnen 2009/65/EG en 2011/61/EU op te nemen algemene beginsel tegen een overmatig vertrouwen op ratings verder te preciseren, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen om erop toe te zien dat beheer- of beleggingsmaatschappijen op het gebied van icbe’s en abi-beheerders daadwerkelijk worden weerhouden van een overmatig vertrouwen op ratings voor de beoordeling van de kredietwaardigheid van aangehouden activa. Het is in dat verband passend de in deze richtlijnen vastgelegde bevoegdheden van de Commissie voor het vaststellen van gedelegeerde handelingen met betrekking tot de algemene bepalingen aangaande de door beheer- en beleggingsmaatschappijen op het gebied van icbe’s en abi-beheerders gehanteerde risicobeheerprocedures en -systemen te wijzigen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat zij de resultaten van dergelijke raadplegingen openbaar maakt. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

 

(4)

De in deze richtlijn vervatte desbetreffende maatregelen moeten complementair zijn aan andere bepalingen die vervat zijn in Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus (7). Deze bepalingen voeren de algemene doelstelling in om een overmatig vertrouwen van beleggers in ratings tegen te gaan en moeten de verwezenlijking van deze doelstelling faciliteren.

 

(5)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk helpen voorkomen dat instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen, icbe’s en abi’s overmatig op ratings vertrouwen bij het verrichten van hun beleggingen, niet voldoende door de lidstaten op een gecoördineerde wijze kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de panuniale structuur en gevolgen van de activiteiten van instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen, icbe’s en abi’s en ratingbureaus beter op uniaal niveau kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

 

(6)

Richtlijnen 2003/41/EG, 2009/65/EG en 2011/61/EU dienen derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

 

(7)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken (8) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging in Richtlijn 2003/41/EG

In artikel 18 van Richtlijn 2003/41/EG wordt het volgende lid ingevoegd:

„1 bis.   Met inachtneming van de aard, de omvang en de complexiteit van de activiteiten van de onder toezicht vallende instellingen, zien de lidstaten erop toe dat de bevoegde autoriteiten toezicht houden op de toereikendheid van de kredietbeoordelingsprocessen van deze instellingen, dat zij het gebruik van verwijzingen naar ratings, uitgegeven door ratingbureaus als gedefinieerd in artikel 3, lid 1, punt b), van Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus (9), in het beleggingsbeleid van die instellingen beoordelen en dat zij, indien passend, de beperking van de impact van dergelijke referenties aanmoedigen, met als doel het verminderen van het uitsluitend en mechanisch vertrouwen op dergelijke ratings.

Artikel 2

Wijzigingen in Richtlijn 2009/65/EG

Artikel 51 van Richtlijn 2009/65/EG wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

In lid 1 wordt de eerste alinea vervangen door:

„1.   Een beheer- of beleggingsmaatschappij maakt gebruik van een risicobeheerprocedure die haar in staat stelt te allen tijde het risico van de posities en het aandeel daarvan in het totale risicoprofiel van de portefeuille van een icbe te bewaken en te meten. In het bijzonder vertrouwt zij niet uitsluitend of mechanisch op ratings, uitgegeven door ratingbureaus als gedefinieerd in artikel 3, lid 1, punt b), van Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus (10), voor de beoordeling van de kredietwaardigheid van de activa van de icbe.

 

2)

Het volgende lid wordt ingevoegd:

„3 bis.   Met inachtneming van de aard, de omvang en de complexiteit van de activiteiten van de icbe, houden de bevoegde autoriteiten toezicht op de toereikendheid van de kredietbeoordelingsprocessen van de beheer- of beleggingsmaatschappijen, beoordelen zij het gebruik van verwijzingen naar ratings als bedoeld in lid 1, eerste alinea, in het beleggingsbeleid van de icbe, en moedigen zij, indien passend, de beperking van de impact van dergelijke verwijzingen aan, met als doel het verminderen van het uitsluitend en mechanisch vertrouwen op dergelijke ratings.”.

 

3)

Lid 4 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

punt a) wordt vervangen door:

 

„a)

criteria voor de beoordeling van de deugdelijkheid van de door de beheer- of beleggingsmaatschappij overeenkomstig de eerste alinea van lid 1 toegepaste risicobeheerprocedure;”;

 

b)

de volgende alinea wordt toegevoegd:

„De criteria als bedoeld in de eerste alinea, punt a), beletten de beheer- of beleggingsmaatschappij uitsluitend of mechanisch te vertrouwen op ratings als bedoeld in lid 1, eerste alinea, voor de beoordeling van de kredietwaardigheid van de activa van de icbe.”.

Artikel 3

Wijzigingen in Richtlijn 2011/61/EU

Artikel 15 van Richtlijn 2011/61/EU wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

In lid 2 wordt de eerste alinea vervangen door:

„2.   Abi-beheerders implementeren passende risicobeheersystemen om alle relevante risico’s die verbonden zijn met elke abi-beleggingsstrategie en waaraan elke abi blootstaat of kan blootstaan, op afdoende wijze te herkennen, te meten, te beheersen en te bewaken. In het bijzonder vertrouwen abi-beheerders niet uitsluitend of mechanisch op ratings, uitgegeven door ratingbureaus als gedefinieerd in artikel 3, lid 1, punt b), van Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus (11), voor de beoordeling van de kredietwaardigheid van de activa van de abi.

 

2)

Het volgende lid wordt ingevoegd:

„3 bis.   Met inachtneming van de aard, de omvang en de complexiteit van de activiteiten van de abi’s, houden de bevoegde autoriteiten toezicht op de toereikendheid van kredietbeoordelingsprocessen van abi’s, beoordelen zij het gebruik van verwijzingen naar ratings als bedoeld in lid 2, eerste alinea, in het beleggingsbeleid van de abi’s, en moedigen zij, indien passend, de beperking van de impact van dergelijke verwijzingen aan, met als doel het verminderen van het uitsluitend en mechanisch vertrouwen op dergelijke ratings.”.

 

3)

In lid 5 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De maatregelen ter precisering van de risicobeheersystemen als bedoeld in de eerste alinea, punt a), beletten abi-beheerders uitsluitend of mechanisch te vertrouwen op ratings als bedoeld in lid 2, eerste alinea, voor de beoordeling van de kredietwaardigheid van de activa van de abi’s.”.

Artikel 4

Omzetting

  • 1. 
    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk 21 december 2014 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen vaststellen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het gebied waarop deze richtlijn van toepassing is, vaststellen.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 6

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 21 mei 2013.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • M. 
    SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

  • L. 
    CREIGHTON
 

  • (3) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 16 januari 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 13 mei 2013.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.