Verordening 2014/421 - Wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de EG, met het oog op de tenuitvoerlegging tegen 2020 van een internationale overeenkomst die op emissies van de internationale luchtvaart wereldwijd één marktgebaseerde maatregel toepast

1.

Wettekst

30.4.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 129/1

 

VERORDENING (EU) Nr. 421/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 16 april 2014

tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, met het oog op de tenuitvoerlegging tegen 2020 van een internationale overeenkomst die op emissies van de internationale luchtvaart wereldwijd één marktgebaseerde maatregel toepast

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De luchtvaartsector heeft een sterk internationaal karakter. Een mondiale benadering om de emissies van de internationale luchtvaart tegen te gaan biedt de beste vooruitzichten om te zorgen voor duurzaamheid op lange termijn.

 

(2)

De Unie zet zich in voor het sluiten van een toekomstige internationale overeenkomst om broeikasgasemissies van de luchtvaart te beheersen, en beperkt tegelijkertijd de gevolgen voor de klimaatverandering van luchtvaartactiviteiten naar en van luchtvaartterreinen in de Unie door autonoom op te treden. Om ervoor te zorgen dat deze doelstellingen elkaar onderling ondersteunen en niet met elkaar botsen, moet rekening worden gehouden met ontwikkelingen en standpunten die worden ingenomen in internationale fora, en in het bijzonder met de op 4 oktober 2013 op de 38e vergadering van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO — International Civil Aviation Organization) goedgekeurde resolutie waarin het „Consolidated statement of continuing ICAO policies and practices related to environmental protection” is opgenomen.

 

(3)

Om de dynamiek te behouden die tot stand werd gebracht tijdens de 38ste vergadering van de ICAO in 2013 en om vooruitgang met het oog op de aanstaande 39ste vergadering in 2016 te vergemakkelijken, dienen de voorschriften van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) tijdelijk, voor de periode tot en met 31 december 2016 als voldaan te worden beschouwd met betrekking tot vluchten naar en van luchtvaartterreinen in landen buiten de Europese Economische Ruimte (EER). Aldus benadrukt de Unie dat voorschriften kunnen worden toegepast in verband met vluchten naar en van luchtvaartterreinen die in EER-staten gelegen zijn, net zoals wettelijke verplichtingen kunnen worden toegepast voor de emissies van vluchten tussen dergelijke luchtvaartterreinen. Omwille van de rechtszekerheid dienen, voor de toepassing van deze afwijking, vluchten tussen luchtvaartterreinen die gelegen zijn in EER- staten en luchtvaartterreinen die gelegen zijn in landen die in 2013 zijn toegetreden tot de Unie beschouwd te worden als vluchten tussen EER-staten.

 

(4)

Er wordt nogmaals op gewezen dat het overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG aan de lidstaten is om te bepalen hoe de opbrengsten van de veiling van emissierechten worden gebruikt. Die opbrengsten, of het financiële waarde-equivalent ervan, dienen te worden gebruikt om de klimaatverandering in de Unie en in derde landen aan te pakken, onder meer om de emissie van broeikasgassen terug te dringen, om de aanpassing aan het effect van de klimaatverandering in de Unie en derde landen, met name ontwikkelingslanden te bevorderen, om onderzoek en ontwikkeling te financieren op het gebied van beperking en aanpassing, waaronder in het bijzonder in de luchtvaart en het luchtvervoer, om de emissies terug te dringen via transport met een lage emissie en om de beheerskosten van de Unieregeling te dekken. De veilingopbrengsten, of het financiële waarde-equivalent ervan, dienen ook te worden gebruikt voor de financiering van bijdragen aan het Wereldfonds voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, alsmede van maatregelen ter voorkoming van ontbossing. Transparantie over het gebruik van de opbrengst uit de veiling van emissierechten krachtens Richtlijn 2003/87/EG is essentieel ter ondersteuning van de verplichtingen van de Unie. Op grond van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) moeten de lidstaten aan de Commissie verslag uitbrengen over het gebruik van de opbrengsten van de veiling van dergelijke emissierechten.

 

(5)

De afwijkingen waarin deze verordening voorziet, houden rekening met de resultaten van de bilaterale en multilaterale contacten met derde landen, die de Commissie namens de Unie zal voortzetten, teneinde het gebruik van marktgebaseerde mechanismen te bevorderen om de emissies van de luchtvaart terug te dringen.

 

(6)

Er wordt nogmaals op gewezen dat Richtlijn 2003/87/EG in de mogelijkheid voorziet dat er maatregelen worden vastgesteld om de in bijlage I van die richtlijn genoemde luchtvaartactiviteiten te wijzigen, wanneer een derde land maatregelen treft om de gevolgen van luchtvaartactiviteiten op de klimaatverandering te beperken.

 

(7)

De onderhandelingen over alle luchtvaartovereenkomsten van de Unie met derde landen moeten erop gericht zijn dat de Unie haar flexibiliteit behoudt om actie te ondernemen inzake milieu-aangelegenheden, waaronder deze met betrekking tot maatregelen om de gevolgen van de luchtvaart op de klimaatverandering te beperken.

 

(8)

Om concurrentievervalsing te voorkomen, is het van belang dat alle vluchten op dezelfde route op dezelfde manier worden behandeld.

 

(9)

Om de onevenredige administratieve lasten voor de kleinste vliegtuigexploitanten verder te vermijden, dient er een tijdelijke vrijstelling te worden toegevoegd aan bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG. Niet-commerciële vliegtuigexploitanten die per jaar minder dan 1 000 ton CO2 uitstoten, dienen derhalve te worden vrijgesteld van het toepassingsgebied van die richtlijn, met ingang van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2020.

 

(10)

Het is zinvol om vliegtuigexploitanten die weinig broeikasgassen uitstoten, in staat te stellen een alternatieve benadering te gebruiken voor de verificatie van hun emissies om hun administratieve lasten verder te verminderen. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om vereenvoudigende maatregelen te treffen die zijn toegesneden op de behoeften van niet-commerciële exploitanten die weinig broeikasgassen uitstoten.

 

(11)

Bijzondere aandacht dient te worden besteed aan het verzachten of zelfs oplossen van de toegankelijkheids- en mededingingsproblemen die ontstaan voor de ultraperifere regio's van de Unie. Tegen deze achtergrond dienen vluchten tussen een luchtvaartterrein dat gelegen is in een ultraperifere regio opgenomen in artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en een luchtvaartterrein dat gelegen is in een andere regio van de EER ook onder de afwijking die krachtens deze verordening wordt vastgesteld, te vallen.

 

(12)

Om vliegtuigexploitanten en nationale autoriteiten rechtszekerheid te bieden, is het passend de termijnen voor het inleveren en rapporteren van emissies voor 2013 tot 2015 te verlengen.

 

(13)

Voor de toepassing van deze afwijking is het van belang erop te wijzen dat de methoden voor de toewijzing en de verlening van emissierechten aan vliegtuigexploitanten dezelfde blijven als vastgesteld in Richtlijn 2003/87/EG, d.w.z. op basis van geverifieerde tonkilometergegevens met betrekking tot de daarvoor relevante perioden.

 

(14)

Na de ICAO-vergadering van 2016 en in het licht van de resultaten ervan, moet de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een volledig verslag indienen. In dit verslag moet de Commissie onder andere alle opties bestuderen voor de dekking van de emissies van de luchtvaartactiviteiten en, zo nodig, spoedig maatregelen voorstellen om te garanderen dat rekening kan worden gehouden met internationale ontwikkelingen en dat eventuele problemen met de toepassing van de afwijking kunnen worden aangepakt. De Commissie moet tevens bijzondere aandacht schenken aan de milieu-effectiviteit van de regeling van de Europese Unie voor de handel in emissierechten (European Union Emissions Trading System — EU ETS) en, in dit verband, aan de specifieke bijdrage van de luchtvaartsector, inclusief manieren waarop de toepasselijke regels voor respectievelijk de luchtvaartactiviteiten en de vaste installaties beter op elkaar kunnen worden afgestemd.

 

(15)

Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het invoeren van een tijdelijke afwijking voor emissiebewaking, -rapportage en inlevering van emissierechten van vluchten naar en vanuit landen buiten de EER voor de periode vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2016, het verminderen van de administratieve lasten en het vereenvoudigen van beheer van de regeling, onvoldoende kunnen worden verwezenlijkt door de lidstaten, maar vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag van de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

 

(16)

Het is van essentieel belang voor rechtszekerheid te zorgen voor vliegtuigexploitanten en nationale autoriteiten met het oog op de uiterste termijn voor inlevering van 30 april 2014 als bedoeld in Richtlijn 2003/87/EG. Deze verordening moet dienovereenkomstig van toepassing zijn met ingang van de datum waarop zij wordt vastgesteld.

 

(17)

Richtlijn 2003/87/EG moet dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2003/87/EG wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 28 bis

Afwijkingen die gelden vooruitlopend op de tenuitvoerlegging tegen 2020 van een internationale overeenkomst die wereldwijd één marktgebaseerde maatregel toepast

  • 1. 
    In afwijking van artikel 12, lid 2 bis, artikel 14, lid 3, en artikel 16, beschouwen de lidstaten de in die bepalingen vastgestelde voorschriften als voldaan en ondernemen zij geen actie tegen vliegtuigexploitanten wat betreft:
 

a)

alle emissies van vluchten naar of van luchtvaartterreinen gelegen in landen buiten de Europese Economische Ruimte (EER) in elk kalenderjaar met ingang van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2016;

 

b)

alle emissies van vluchten tussen een luchtvaartterrein dat gelegen is in een ultraperifere regio in de zin van artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en een luchtvaartterrein dat gelegen is in een andere regio van de EER in elk kalenderjaar met ingang van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2016;

 

c)

de inlevering van emissierechten voor geverifieerde emissies voor 2013 van vluchten tussen luchtvaartterreinen gelegen in EER-staten, die uiterlijk op 30 april 2015 in plaats van uiterlijk op 30 april 2014 plaatsvindt, en geverifieerde emissies voor 2013 van die vluchten, die uiterlijk op 31 maart 2015 in plaats van uiterlijk op 31 maart 2014 worden gerapporteerd.

Voor de toepassing van de artikelen 11 bis, 12 en 14, moeten de geverifieerde emissies van vluchten andere dan deze bedoeld in de eerste alinea worden beschouwd als geverifieerde emissies van de vliegtuigexploitant.

  • 2. 
    In afwijking van artikel 3 sexies, lid 5, en artikel 3 septies, worden aan vliegtuigexploitanten voor wie de afwijkingen gelden waarin in lid 1, onder a) en b), van dit artikel wordt voorzien, een aantal kosteloze emissierechten toegewezen dat is gereduceerd in verhouding tot de reductie van de verplichting om emissierechten in te leveren zoals voorzien in die punten.

In afwijking van artikel 3 septies, lid 8, worden emissierechten die niet zijn toegewezen ten gevolge van de toepassing van de eerste alinea van dit lid geannuleerd.

Wat de activiteiten in de periode vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2016 betreft, publiceren de lidstaten uiterlijk op 1 augustus 2014 het aantal kosteloze luchtvaartemissierechten, dat zij aan elke vliegtuigexploitant hebben toegewezen.

  • 3. 
    In afwijking van artikel 3 quinquies veilen de lidstaten een aantal luchtvaartemissierechten dat gereduceerd is in verhouding tot de reductie van het totale aantal toegewezen emissierechten.
  • 4. 
    In afwijking van artikel 3 quinquies, lid 3, wordt het aantal emissierechten dat elke lidstaat elk jaar veilt voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2016 gereduceerd, zodat het overeenstemt met het aandeel van de toegewezen emissierechten voor vluchten die niet vallen onder de afwijking bepaald in lid 1, onder a) en b), van dit artikel.
  • 5. 
    In afwijking van artikel 3 octies wordt van vliegtuigexploitanten niet verlangd dat zij bewakingsplannen inleveren waarin maatregelen worden vermeld om emissies te bewaken en te rapporteren met betrekking tot vluchten die vallen onder de afwijkingen bepaald in lid 1, onder a) en b), van dit artikel.
  • 6. 
    In afwijking van de artikelen 3 octies, 12, 15 en 18 bis, worden de emissies van een vliegtuigexploitant met totale jaarlijkse emissies van minder dan 25 000 ton CO2 beschouwd als geverifieerde emissies indien deze werden vastgesteld met gebruikmaking van het instrument voor kleine emittenten dat door Verordening (EU) nr. 606/2010 van de Commissie (5) is goedgekeurd en door Eurocontrol werd voorzien van gegevens uit zijn ETS-ondersteuningsfaciliteit. De lidstaten mogen voor niet-commerciële vliegtuigexploitanten vereenvoudigde procedures toepassen op voorwaarde dat dergelijke procedures niet minder nauwkeurig zijn dan het instrument voor kleine emittenten.
  • 7. 
    Voor de toepassing van dit artikel worden vluchten tussen luchtvaartterreinen die gelegen zijn in EER-staten en in landen die in 2013 zijn toegetreden tot de Unie beschouwd als vluchten tussen in EER-staten gelegen luchtvaartterreinen.
  • 8. 
    De Commissie stelt het Europees Parlement regelmatig, en ten minste eenmaal per jaar, op de hoogte van de voortgang in de onderhandelingen met de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (International Civil Aviation Organization — ICAO), alsmede van haar inspanningen om de internationale aanvaarding van marktgebaseerde regelingen in derde landen te bevorderen. Na de ICAO-vergadering van 2016 brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de maatregelen met het oog op de tenuitvoerlegging van een internationale overeenkomst over een wereldwijde marktgebaseerde maatregel vanaf 2020, die de broeikasgasemissie van de luchtvaart op non-discriminatoire wijze zal verminderen, alsmede over informatie met betrekking tot het gebruik van opbrengsten, die door de lidstaten overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) nr. 525/2013 wordt verstrekt.

In dat verslag, overweegt de Commissie en neemt zij, indien nodig, voorstellen op voorstellen als reactie op die ontwikkelingen met betrekking tot de vraag wat het geschikte toepassingsgebied is voor emissies van activiteit naar of van luchtvaartterreinen gelegen in landen buiten de EER vanaf 1 januari 2017. In dat verslag overweegt de Commissie eveneens oplossingen voor andere problemen die kunnen ontstaan bij de toepassing van de leden 1 tot en met 4 van dit artikel, terwijl voor alle vluchten op dezelfde route voor alle vliegtuigexploitanten een gelijke behandeling gewaarborgd blijft.

  • (5) 
    Verordening (EU) nr. 606/2010 van de Commissie van 9 juli 2010 inzake de goedkeuring van een vereenvoudigd instrument, ontwikkeld door de Europese Organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart (Eurocontrol), voor de raming van het brandstofverbruik van bepaalde vliegtuigexploitanten met een geringe emissie (PB L 175 van 10.7.2010, blz. 25).”."
 

2)

In de kolom „Activiteiten” van de in bijlage I opgenomen tabel wordt onder het kopje „Luchtvaart” het volgende punt toegevoegd na punt j):

 

„k)

met ingang van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2020, vluchten die zonder dit punt onder deze activiteit zouden vallen, en die worden uitgevoerd door een niet-commerciële vliegtuigexploitant die vluchten uitvoert met een totale emissie van minder dan 1 000 ton per jaar.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de datum van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 30 april 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 16 april 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • M. 
    SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

  • D. 
    KOURKOULAS
 

  • (1) 
    Advies van 22 januari 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 3 april 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 14 april 2014.
  • (3) 
    Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32).
  • (4) 
    Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de unie met betrekking tot klimaatverandering, en tot intrekking van Beschikking nr. 280/2004/EG (PB L 165 van 18.6.2013, blz. 13).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.