Besluit 2014/404 - Intrekking van Besluit 2010/282/EU betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Oostenrijk - Hoofdinhoud
28.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 190/66 |
BESLUIT VAN DE RAAD
van 20 juni 2014
tot intrekking van Besluit 2010/282/EU betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Oostenrijk
(2014/404/EU)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 12,
Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Op 2 december 2009 heeft de Raad, bij Besluit 2010/282/EU (1), op grond van een aanbeveling van de Commissie, besloten dat in Oostenrijk een buitensporig tekort bestond. De Raad stelde vast dat voor 2009 met een overheidstekort van 3,9 % van het bbp werd gerekend en dat daarmee de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp werd overschreden, terwijl de bruto overheidsschuld zou uitkomen op 68,2 % van het bbp in 2009, dus boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 % van het bbp. Het overheidstekort en de overheidsschuld voor 2009 werden vervolgens herzien tot respectievelijk 5,5 % en 116,4 % van het bbp. |
(2) |
Op 2 december 2009 heeft de Raad, overeenkomstig artikel 126, lid 7, van het Verdrag en artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97van de Raad (2), op grond van een aanbeveling van de Commissie, tot Oostenrijk een aanbeveling gericht waarin het land werd verzocht om uiterlijk eind 2013 aan de buitensporigtekortsituatie een eind te maken. Die aanbeveling van de Raad is openbaar gemaakt. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 4 van het aan de Verdragen gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten verstrekt de Commissie de voor de toepassing van de procedure benodigde gegevens. In het kader van de toepassing van dit protocol dienen de lidstaten, overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 (3), de Commissie tweemaal per jaar, namelijk vóór 1 april en vóór 1 oktober, gegevens te verstrekken over het overheidstekort en de overheidsschuld, alsmede over andere, daarmee samenhangende variabelen. |
(4) |
Wanneer de Raad beziet of een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort moet worden ingetrokken, moet hij een besluit nemen op basis van ter kennis gebrachte gegevens. Bovendien mag een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort alleen worden ingetrokken als uit de prognoses van de Commissie blijkt dat het tekort gedurende de prognoseperiode de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp niet zal overschrijden (4). |
(5) |
Uit de gegevens die de Commissie (Eurostat) overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EG) nr. 479/2009 na de kennisgeving van Oostenrijk van april 2014 heeft verstrekt, uit het stabiliteitsprogramma voor de periode 2014-2018 en uit de voorjaarsprognoses 2014 van de diensten van de Commissie blijkt dat de volgende conclusies gerechtvaardigd zijn:
|
(6) |
Oostenrijk valt met ingang van 2014, het jaar na de correctie van het buitensporig tekort, onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en moet in een passend tempo vooruitgang boeken in de richting van zijn MTD, daaronder begrepen de naleving van de uitgavenbenchmark, en voldoende vooruitgang boeken in de richting van de vervulling van het schuldcriterium, overeenkomstig artikel 2, lid 1 bis, van Verordening (EG) nr. 1467/97. |
(7) |
Volgens artikel 126, lid 12, van het Verdrag moet een besluit van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort worden ingetrokken wanneer de Raad van oordeel is dat het buitensporige tekort in de betrokken lidstaat is gecorrigeerd. |
(8) |
Volgens de Raad is het buitensporige tekort in Oostenrijk gecorrigeerd en dient Besluit 2010/282/EU derhalve te worden ingetrokken, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Uit een algehele evaluatie volgt dat het buitensporige tekort in Oostenrijk is gecorrigeerd.
Artikel 2
Besluit 2010/282/EU wordt ingetrokken.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot de Republiek Oostenrijk.
Gedaan te Luxemburg, 20 juni 2014.
Voor de Raad
De voorzitter
-
G.A. HARDOUVELIS
-
Besluit 2010/282/EU van de Raad van 2 december 2009 betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Oostenrijk (PB L 125 van 21.5.2010, blz. 32).
-
Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6).
-
Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1).
-
Overeenkomstig de „Specificaties inzake de uitvoering van het stabiliteits- en groeipact en richtsnoeren inzake de vorm en de inhoud van stabiliteits- en convergentieprogramma's” van 3 september 2012. Zie: http://ec.europa.eu/economy_finance/economic_governance/sgp/pdf/coc/code_of_conduct_en.pdf
-
Verordening (EU) nr. 473/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende gemeenschappelijke voorschriften voor het monitoren en beoordelen van ontwerpbegrotingsplannen en voor het garanderen van de correctie van buitensporige tekorten van de lidstaten van de eurozone (PB L 140 van 27.5.2013, blz. 11).
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.