Gedelegeerde verordening 2013/886 - Aanvulling van Richtlijn 2010/40/EU met betrekking tot de gegevens en procedures voor het aanbieden, waar mogelijk, van minimale universele verkeersveiligheidsinformatie die kosteloos is voor de gebruikers

1.

Wettekst

18.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 247/6

 

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 886/2013 VAN DE COMMISSIE

van 15 mei 2013

tot aanvulling van Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de gegevens en procedures voor het aanbieden, waar mogelijk, van minimale universele verkeersveiligheidsinformatie die kosteloos is voor de gebruikers

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2010 betreffende het kader voor het invoeren van intelligente vervoerssystemen op het gebied van wegvervoer en voor interfaces met andere vervoerswijzen (1), en met name artikel 3, onder c), en artikel 6, lid 1,

Na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De vaststelling van gegevens en procedures voor de verlening, waar mogelijk, van minimale universele verkeersinformatie in verband met de veiligheid op de weg, die kosteloos is voor de gebruikers, wordt in artikel 3, onder c), van Richtlijn 2010/40/EU als prioritaire actie genoemd.

 

(2)

Overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Richtlijn 2010/40/EU dient de Commissie de specificaties vast te stellen die noodzakelijk zijn om de compatibiliteit, interoperabiliteit en continuïteit te waarborgen bij de uitrol en het operationele gebruik van ITS ten behoeve van de prioritaire acties.

 

(3)

In de mededeling „Naar een Europese verkeersveiligheidsruimte — Strategische beleidsoriëntaties inzake de verkeersveiligheid voor de periode 2011-2020” (2) wordt bevestigd dat „Intelligente vervoerssystemen potentieel een grote rol kunnen spelen bij het verbeteren van de verkeersveiligheid, bijvoorbeeld door de invoering van systemen om ongevallen te detecteren en het verkeer te geleiden, die in staat zijn de gebruikers in realtime van de nodige informatie te voorzien.”.

 

(4)

Voor de verlening van informatiediensten zijn bij Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie (3) minimumregels vastgesteld voor het hergebruik van overheidsinformatie in de Unie en worden de lidstaten aangemoedigd om verder te gaan dan deze minimumregels en alle informatie of gegevens in het bezit van overheidslichamen voor hergebruik beschikbaar te stellen.

 

(5)

Voor de uitrol en het gebruik van ITS-toepassingen en -diensten moeten persoonsgegevens worden verwerkt overeenkomstig het recht van de Unie en met name Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (4) en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (5). Derhalve moeten de beginselen inzake doelbeperking en gegevensminimalisering worden toegepast op ITS-toepassingen.

 

(6)

Om de compatibiliteit, interoperabiliteit en continuïteit te waarborgen, moeten minimale eisen worden vastgesteld voor universele verkeersveiligheidsinformatiediensten. Die eisen moeten betrekking hebben op de opstelling en het gebruik van een gestandaardiseerde lijst van veiligheidsgerelateerde verkeersincidenten of -situaties waarover de eindgebruikers moeten worden geïnformeerd en op de inhoud van de aan de eindgebruikers mee te delen informatie. De informatie die eindgebruikers ontvangen via verschillende verdeelkanalen die onder de controle vallen van publieke en/of private wegbeheerders, dienstverleners en verkeersomroepen, mag niet tegenstrijdig zijn en moet derhalve uit dezelfde elementen bestaan en gebaseerd zijn op dezelfde beschrijving van het concrete incident of de concrete situatie.

 

(7)

Verkeersveiligheidsgegevens zijn essentieel voor het aanbieden van minimale universele verkeersveiligheidsinformatie. Deze gegevens worden verzameld en bewaard door publieke en/of private exploitanten en dienstverleners. Om deze gegevens vlot beschikbaar te stellen voor uitwisseling en hergebruik met het oog op het aanbieden van informatiediensten, dienen publieke en/of private wegbeheerders en dienstverleners de gegevens toegankelijk te maken via individuele toegangen of ervoor te zorgen dat zij toegankelijk zijn via door de lidstaten opgezette en beheerde nationale toegangspunten. Nationale toegangspunten kunnen de vorm aannemen van een databank, een register, een internetportaal, of een vergelijkbare vorm.

 

(8)

De verkeersveiligheidsgegevens moeten beschikbaar worden gesteld overeenkomstig de eisen inzake gegevensbescherming (bv. anonimisering van persoonsgegevens). Indien voor de informatiedienst gegevens met geolocatie moeten worden verzameld, hetzij rechtstreeks via de eindgebruikers, hetzij in de toekomst via coöperatieve systemen, moeten de eindgebruikers duidelijk worden geïnformeerd over het feit dat die gegevens worden verzameld, de regels inzake gegevensverzameling en de potentiële tracering en bewaringstermijn. Publieke en/of private wegbeheerders, dienstverleners en de automobielnijverheid dienen passende technische maatregelen te nemen om de anonimiteit van de door eindgebruikers of hun voertuig doorgestuurde gegevens te verzekeren.

 

(9)

Lidstaten die op hun grondgebied reeds een vorm van verkeersveiligheidsinformatie verstrekken, moeten hun bestaande methoden kunnen blijven gebruiken indien die in overeenstemming zijn met de eisen van deze verordening. Om ervoor zorgen dat het aantal verkeersongevallen en verkeersdoden in de Unie door het aanbieden van informatiediensten in verband met de verkeersveiligheid en de verkeerssituatie zo veel mogelijk wordt gereduceerd, moet in alle lidstaten de compatibiliteit, interoperabiliteit en continuïteit worden gewaarborgd van de minimale universele verkeersinformatie, moet een minimaal kwaliteitsniveau worden gewaarborgd en moet de dienst, waar mogelijk, kosteloos aan de alle eindgebruikers worden aangeboden.

 

(10)

Om ervoor te zorgen dat alle lidstaten werk maken van een gestandaardiseerde en in de hele Unie naadloze minimale universele verkeersinformatie, moeten voor de hele Unie eisen worden vastgesteld voor de verstrekking van minimale universele verkeersinformatiediensten. De lidstaten mogen gebruikmaken van bestaande technische oplossingen en open normen die door de Europese en internationale normalisatie-instellingen zijn opgesteld om de interoperabiliteit en continuïteit van de minimale universele verkeersveiligheidsinformatie in de Unie te waarborgen.

 

(11)

Om de relevantie en betrouwbaarheid van de minimale universele verkeersveiligheidsinformatie te waarborgen, moet een minimaal kwaliteitsniveau worden bereikt. De lidstaten dienen verder te werken en ervaringen uit te wisselen over de vaststelling van relevante kwaliteitscriteria, methoden voor kwaliteitsmeting en -monitoring, en kwaliteitsdoelstellingen voor elk type veiligheidsincident of verkeerssituatie, wegennet en/of exploitatieomgeving. Zij dienen hun kennis en beste praktijken te delen door de Commissie in kennis te stellen van de resultaten van hun analysen en ervaringen in dit verband.

 

(12)

Hoewel de minimale universele verkeersveiligheidsinformatie, waar mogelijk, kosteloos aan de eindgebruikers moet worden aangeboden, kan de eindgebruikers met extra kosten worden geconfronteerd voor telecommunicatie, radiolicenties of de aanschaf van apparatuur om de informatie te kunnen ontvangen.

 

(13)

De minimale universele verkeersveiligheidsinformatie moet zo veel mogelijk eindgebruikers bereiken als technisch haalbaar is, rekening houdend met de verschillende technische mogelijkheden van voertuigen, verdeelkanalen en de op de markt beschikbare ontvangstapparatuur.

 

(14)

Publieke en private wegbeheerders en dienstverleners dienen inspanningen te leveren om de presentatie van de informatie te standaardiseren, ongeacht de taal van de eindgebruikers. De lidstaten die het Verdrag van Wenen van 1968 inzake verkeerssignalisatie hebben ondertekend, dat op 8 november 1968 is aangenomen door de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties, dienen dat Verdrag in acht te nemen en met name de Geconsolideerde Resolutie inzake verkeerssignalisatie van de werkgroep verkeersveiligheid (6).

 

(15)

Op basis van een eigen beoordeling moeten de lidstaten de dekking van de minimale universele verkeersveiligheidsinformatie langs het trans-Europese wegennet op hun grondgebied kunnen afbakenen teneinde zich toe te spitsen op wegvakken en gebieden waar informatiediensten nodig zijn vanwege de verkeers- en veiligheidssituatie en waar de daarvoor vereiste investeringen gerechtvaardigd zijn. Men is het erover eens dat de eisen van deze verordening vanwege de verschillende situaties en actoren niet voor stedelijke verkeersknopen dienen te gelden. De lidstaten dienen de Commissie in kennis te stellen van de afbakening van de informatiedienst op hun grondgebied.

 

(16)

Op grond van artikel 17, lid 4, van Richtlijn 2010/40/EU dient de Commissie om de drie jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen over de voortgang bij de tenuitvoerlegging van die richtlijn. Dit rapport dient vergezeld te gaan van een analyse van de werking en tenuitvoerlegging van de artikelen 5 tot en met 11 en artikel 16; in het rapport moet zo nodig worden beoordeeld of de richtlijn moet worden gewijzigd. Bij die beoordeling moet eveneens worden nagegaan of de voor de prioritaire acties vastgestelde specificaties moeten worden gewijzigd en/of aangevuld, desgevallend in het licht van de implementatie in de betrokken lidstaat, de technologische ontwikkelingen en het standaardiseringsproces,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voorwerp en toepassingsgebied

Bij deze verordening worden de nodige specificaties vastgesteld om de compatibiliteit, interoperabiliteit en continuïteit te waarborgen voor de invoering en exploitatie van gegevens en procedures om, waar mogelijk, op EU-niveau minimale universele verkeersinformatiedienst kosteloos aan eindgebruikers aan te bieden overeenkomstig Richtlijn 2010/40/EU.

Deze verordening is van toepassing op minimale universele verkeersveiligheidsinformatiediensten op het trans-Europese wegennet.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a) 
    „trans-Europees wegennet”: het wegennet als gedefinieerd in deel 2 van bijlage I bij Besluit 661/2010/EU van het Europees Parlement en de Raad (7), met uitzondering van stedelijke knooppunten;
  • b) 
    „tijdelijk glad wegdek”: een onvoorziene toestand van het wegdek die de weg gedurende een bepaalde periode glad maakt en ervoor zorgt dat voertuigen weinig grip op het wegdek hebben;
  • c) 
    „dieren, mensen, obstakels, puin op de weg”: een situatie waarin zich dieren, puin, obstakels of mensen op de weg bevinden op een plaats waar men die niet zou verwachten en waarbij een plots uitwijkmanoeuvre nodig kan zijn om deze te ontwijken;
  • d) 
    „onbeveiligde ongevalslocatie”: een plaats waar een ongeval is gebeurd die nog niet door de bevoegde autoriteiten is beveiligd;
  • e) 
    „kortstondige wegwerkzaamheden”: tijdelijke wegwerkzaamheden die op de weg of aan de rand van de weg worden uitgevoerd en die vanwege hun kortstondige aard slechts met minimale verkeerssignalisatie worden aangeduid;
  • f) 
    „verminderde zichtbaarheid”: zichtbaarheid die wordt aangetast door elke situatie die de zichtafstand van bestuurders vermindert en de verkeersveiligheid in het gedrang kan brengen;
  • g) 
    „spookrijder”: een voertuig dat op een weg met gescheiden rijrichtingen aan de verkeerde zijde van de berm tegen het verkeer in rijdt;
  • h) 
    „onbeheerde wegblokkade”: elke volledige of gedeeltelijke blokkade van een weg die niet op passende wijze is beveiligd of aangeduid;
  • i) 
    „uitzonderlijke weersomstandigheden”: uitzonderlijke, barre of voor het seizoen ongewone weersomstandigheden die de verkeersveiligheid in het gedrang kunnen brengen;
  • j) 
    „verstrekker van minimale universele verkeersveiligheidsinformatie”: elke natuurlijke of rechtspersoon die bijdraagt tot het verstrekken van minimale universele verkeersveiligheidsinformatie, zoals publieke en private wegbeheerders, verkeerscentra, dienstverleners en omroepen voor verkeersinformatie;
  • k) 
    „eindgebruiker”: elke bestuurder die over minimale universele verkeersveiligheidsinformatie beschikt;
  • l) 
    „minimale universele verkeersveiligheidsinformatiedienst”: verkeersinformatiedienst in realtime die overeengekomen minimale informatie inzake verkeersveiligheid biedt en die voor een maximaal aantal eindgebruikers vlot toegankelijk is;
  • m) 
    „verkeersveiligheidsgegevens”: de gegevens die nodig zijn voor het verstrekken van de minimale universele verkeersveiligheidsinformatie en die van publieke of private bronnen worden verzameld;
  • n) 
    „minimale universele verkeersveiligheidsinformatie”: alle afgeleide gebundelde en verwerkte verkeersveiligheidsgegevens die door publieke en/of private wegbeheerders en/of dienstverleners via een willekeurig verdeelkanaal aan eindgebruikers worden aangeboden;
  • o) 
    „toegangspunt”: een digitaal toegangspunt waar de voor de aanmaak van minimale universele verkeersveiligheidsinformatie vereiste verkeersveiligheidsgegevens worden verzameld, geformatteerd en beschikbaar gesteld voor uitwisseling en hergebruik;
  • p) 
    „kosteloos”: de verstrekking van een minimale universele verkeersveiligheidsinformatiedienst zonder extra kosten voor de eindgebruikers bij het gebruik daarvan.

Artikel 3

Lijst van veiligheidsincidenten of verkeerssituaties

De incidenten of situaties die onder de minimale universele verkeersveiligheidsinformatiedienst vallen, behoren minstens tot één van de volgende categorieën:

 

a)

tijdelijk glad wegdek;

 

b)

dieren, mensen, obstakels en puin op de weg;

 

c)

onbeveiligde ongevalslocatie;

 

d)

kortstondige wegwerkzaamheden;

 

e)

verminderde zichtbaarheid;

 

f)

spookrijder;

 

g)

onbeheerde wegblokkade;

 

h)

uitzonderlijke weersomstandigheden.

Artikel 4

Inhoud van de informatie

  • 1. 
    In de informatie over gebeurtenissen of omstandigheden die relevant zijn voor de verkeersveiligheid worden de volgende aspecten opgenomen:
 

a)

plaats van gebeurtenis of omstandigheid;

 

b)

de categorie van de gebeurtenis of omstandigheid als bedoeld in artikel 3 en, indien nodig, een korte beschrijving;

 

c)

indien nodig, het advies om de rijstijl aan te passen.

  • 2. 
    De informatie wordt ingetrokken zodra de gebeurtenis of omstandigheid is verdwenen, of wordt gewijzigd indien zich een wijziging voordoet in de gebeurtenis of omstandigheid.

Artikel 5

Verlening van de informatiedienst

  • 1. 
    De lidstaten selecteren de wegvakken van het trans-Europees wegennetwerk waar de minimale universele verkeersveiligheidsinformatiedienst moet worden ingevoerd vanwege de verkeers- en veiligheidssituatie.

Zij stellen de Commissie in kennis van de geselecteerde wegvakken.

  • 2. 
    De informatiedienst wordt verleend overeenkomstig de eisen van de artikelen 6 tot en met 8.

Artikel 6

Detectie van incidenten of problemen en gegevensverzameling

De door publieke en private wegbeheerders en/of dienstverleners opgezette middelen om verkeersproblemen of -incidenten te detecteren en verzamelde relevante verkeersveiligheidsgegevens worden uitsluitend gebruikt voor de verstrekking van de informatiedienst.

Die middelen worden gebruikt overeenkomstig de in de nationale wetgeving vastgestelde voorwaarden en eisen.

Artikel 7

Beschikbaarheid, uitwisseling en hergebruik van gegevens

  • 1. 
    De overeenkomstig artikel 6 verzamelde informatie wordt door publieke en/of private wegbeheerders en/of dienstverleners gedeeld en uitgewisseld. Daartoe stellen zij die gegevens beschikbaar in het DATEX II-formaat (CEN/TS 16157) of een willekeurig formaat dat volledig compatibel is met het via een toegangspunt machineleesbare DATEX II-formaat.
  • 2. 
    De lidstaten beheren het in lid 1 bedoelde nationale toegangspunt tot de gegevens, dat de door de op hun grondgebied actieve publieke en/of private wegbeheerders en/of dienstverleners opgezette toegangspunten bundelt.
  • 3. 
    Die gegevens mogen worden uitgewisseld of hergebruikt door elke gebruiker van de minimale universele verkeersveiligheidsinformatie:
 

a)

op niet-discriminerende basis;

 

b)

binnen de Unie, ongeacht de lidstaat van vestiging;

 

c)

overeenkomstig de in Richtlijn 2003/98/EG vastgestelde rechten en procedures;

 

d)

binnen een termijn die een tijdelijke levering van de informatiedienst waarborgt;

 

e)

via het nationale toegangspunt.

  • 4. 
    Publieke en private wegbeheerders en dienstverleners waarborgen de tijdige actualisering en de kwaliteit van de via hun toegangspunt beschikbaar gestelde gegevens.

Artikel 8

Verspreiding van informatie

  • 1. 
    Publieke wegbeheerders, dienstverleners en omroepen voor verkeersveiligheidsinformatie verstrekken minimale universele verkeersveiligheidsinformatie aan eindgebruikers voordat eventuele andere niet-veiligheidsgerelateerde informatie wordt meegedeeld.
  • 2. 
    De informatiedienst dient aan de volgende voorwaarden te voldoen:
 

a)

de informatie wordt op dusdanige wijze verstrekt dat zo veel mogelijk eindgebruikers voor wie de in artikel 3 genoemde gebeurtenis of omstandigheid relevant is, worden bereikt;

 

b)

de dienst wordt door publieke en/of private wegbeheerders en/of dienstverleners en/of omroepen voor verkeersinformatie, waar mogelijk kosteloos beschikbaar gesteld aan de eindgebruikers.

  • 3. 
    Publieke en private wegbeheerders en dienstverleners dienen samen te werken om de presentatie van de aan eindgebruikers meegedeelde informatie te standaardiseren.

Zij informeren de eindgebruikers over het bestaan van de informatiedienst en de dekking ervan.

Artikel 9

Beoordeling van de naleving van de eisen

  • 1. 
    De lidstaten wijzen een onpartijdige en onafhankelijke nationale instantie aan die bevoegd is om te beoordelen of de eisen van de artikelen 3 tot en met 8 worden nageleefd door de publieke en private wegbeheerders, dienstverleners en omroepen voor verkeersinformatie. Voor de beoordeling van de naleving van die eisen op hun grondgebied mogen twee of meer lidstaten één gemeenschappelijk instantie aanwijzen.

De lidstaten melden de nationale instanties aan bij de Commissie.

  • 2. 
    Publieke en private wegbeheerders, dienstverleners en omroepen voor verkeersinformatie stellen de aangewezen nationale instanties in kennis van hun contactgegevens en de beschrijving van de informatiedienst die zij verlenen en dienen een verklaring van conformiteit met de eisen van de artikelen 3 tot en met 8 in.

De verklaring bevat de volgende elementen, voor zover van toepassing:

 

a)

de verkeersveiligheidscategorieën en het wegennet die de informatiedienst bestrijkt;

 

b)

informatie over hun toegangspunt tot verkeersveiligheidsgegevens en de voorwaarden voor het gebruik daarvan;

 

c)

het formaat van de via hun toegangspunt beschikbare verkeersveiligheidsgegevens;

 

d)

de middelen om de informatie aan de eindgebruikers te communiceren.

Publieke en private wegbeheerders, dienstverleners en omroepen voor verkeersinformatie dienen hun verklaring van conformiteit onmiddellijk te actualiseren na elke wijziging aan hun dienstverlening.

  • 3. 
    De aangewezen nationale instanties controleren willekeurig de correctheid van een aantal verklaringen van publieke en private wegbeheerders, dienstverleners en omroepen voor verkeersinformatie en verlangen een bewijs van de naleving van de eisen van de artikelen 3 tot en met 8.

Elk jaar brengen de aangewezen instanties aan de nationale autoriteiten verslag uit over de ingediende verklaringen en de resultaten van hun willekeurige controles.

Artikel 10

Follow-up

  • 1. 
    De lidstaten delen de Commissie uiterlijk twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening de volgende informatie mee:
 

a)

de nationale instanties die zijn aangewezen om de naleving van de eisen van de artikelen 3 tot en met 8 te beoordelen;

 

b)

de beschrijving van de bestaande of geplande nationale toegangspunten.

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie uiterlijk twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze verordening en vervolgens elk kalenderjaar de volgende informatie mee:
 

a)

de voortgang die zij hebben geboekt met de invoering van de informatiedienst, met inbegrip van de criteria om het kwaliteitsniveau daarvan te bepalen en van de aangewende middelen om de kwaliteit te monitoren;

 

b)

de resultaten van de beoordeling van de naleving van de eisen van de artikelen 3 tot en met 8;

 

c)

indien relevant, een beschrijving van de wijzigingen aan het nationale toegangspunt.

Artikel 11

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 1 oktober 2013. Zij is vanaf 1 oktober 2015 van toepassing op informatiediensten die al operationeel waren op de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 mei 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO

 

  • (2) 
    COM(2010) 389 final.
  • (6) 
    Verenigde Naties — ECE/TRANS/WP.1/119/Rev.2 — 27 mei 2010.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.