Verordening 2013/1360 - Bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006, de coëfficiënt voor de berekening van de aanvullende heffing voor de verkoopseizoenen 2001/2002 en 2004/2005 en de bedragen die de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers moeten betalen vanwege het verschil tussen de maximumheffing en de te innen heffing voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2005/2006

1.

Wettekst

19.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 343/2

 

VERORDENING (EU) Nr. 1360/2013 VAN DE RAAD

van 2 december 2013

tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006, de coëfficiënt voor de berekening van de aanvullende heffing voor de verkoopseizoenen 2001/2002 en 2004/2005 en de bedragen die de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers moeten betalen vanwege het verschil tussen de maximumheffing en de te innen heffing voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2005/2006

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Krachtens Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 8, eerste streepje, artikel 16, lid 5, en artikel 18, lid 5, was de Commissie bevoegd om uitvoeringsbepalingen vast te stellen inzake de basisproductieheffing en de te innen B-heffing van de quotahouders die handelen binnen het kader van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker, de coëfficiënt voor de berekening van de aanvullende heffing en de terugbetaling of invordering van een deel van de heffingen van de suikerbietenverkopers.

 

(2)

De Commissie heeft de productieheffingen vastgesteld voor de verkoopseizoenen 2001/2002 (2), 2002/2003 (3), 2003/2004 (4), 2004/2005 (5) en 2005/2006 (6).

 

(3)

In artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 was bepaald dat wanneer de opbrengst van een basisproductieheffing minder bedroeg dan het maximumbedrag als bedoeld in artikel 15, lid 3, of wanneer de opbrengst van de in dat artikel bedoelde B-heffing minder bedroeg dan het maximumbedrag als bedoeld in artikel 15, lid 4, van die verordening, in voorkomend geval herzien overeenkomstig artikel 15, lid 5, de suikerfabrikanten verplicht waren de suikerbietenverkopers het verschil tussen de betrokken maximumbedrag van de heffing en de te innen heffing uit te keren ten belope van 60 % van dit verschil.

 

(4)

Overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 314/2002 van de Commissie (7) zijn de bedragen die de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers moeten betalen vanwege het verschil tussen het maximum van de basisproductieheffing en van de B-heffing enerzijds en de te innen heffing anderzijds, vastgesteld voor de verkoopseizoenen 2002/2003 (8), 2003/2004 (9) en 2005/2006 (10).

 

(5)

In het kader van de hervorming van de gemeenschappelijke marktordening in de sector suiker werd Verordening (EG) nr. 1260/2001 met ingang van het verkoopseizoen 2006/2007 ingetrokken en vervangen door Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad (11). Bij Verordening (EG) nr. 318/2006, die vervolgens is ingetrokken en opgenomen is in Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (12), is het systeem van de variabele suikerproductieheffing ter zelffinanciering van de productiequota vervangen door een nieuwe productieheffing die moet bijdragen tot de financiering van de in het kader van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker verrichte uitgaven.

 

(6)

Op 8 mei 2008, heeft het Hof, in de gevoegde zaken C-5/06 en C-23/06 tot en met C-36/06, Verordening (EG) nr. 1762/2003 van de Commissie (13) en Verordening (EG) nr. 1775/2004 van de Commissie (14) ongeldig verklaard. In zijn arrest stelde het Hof dat alle hoeveelheden suiker in uitgevoerde producten, ongeacht of er effectief exportrestituties waren betaald of niet, in aanmerking moesten worden genomen bij de berekening van het geraamde gemiddelde verlies per ton product.

 

(7)

Het Hof heeft, in de gevoegde zaken C-175/07 tot en met C-184/07, en in de zaken C-466/06 en C-200/06 eveneens Verordening (EG) nr. 1686/2005 van de Commissie (15) ongeldig verklaard.

 

(8)

In overeenstemming met de uitspraken van het Hof heeft de Commissie Verordening (EG) nr. 1193/2009 (16) vastgesteld.

 

(9)

Op 29 september 2011, heeft het Gerecht uitspraak gedaan in zaak T-4/06, stellende dat er geen geschikte rechtsgrondslag was voor een gedifferentieerde coëfficiënt voor de aanvullende heffing in de sector suiker en artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1686/2005, zoals gewijzigd bij artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1193/2009, nietig verklaard.

 

(10)

Op 27 september 2012 heeft het Hof, in de gevoegde zaken C-113/10, C-147/10 en C-234/10, Verordening (EG) nr. 1193/2009 ongeldig verklaard met het argument dat met het oog op de berekening van het geraamde gemiddelde verlies per ton product, artikel 15, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 zo moet worden opgevat dat het totale terug te betalen bedrag, het totale bedrag aan effectief betaalde exportrestituties omvat.

 

(11)

De heffingen in de sector suiker dienen dus op het gepaste niveau te worden vastgesteld. Voor uitvoer als omschreven in artikel 6, lid 5, van Verordening (EG) nr. 314/2002 van de Commissie dient het „gemiddelde verlies” in de zin van artikel 15, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 te worden berekend door de effectief betaalde restituties te delen door de uitgevoerde hoeveelheden, ongeacht of een restitutie is betaald of niet. Ook bij de berekening van het „uit te voeren overschot” in de zin van artikel 15, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1260/2001 dienen alle uitgevoerde hoeveelheden in aanmerking te worden genomen, ongeacht of een restitutie is betaald of niet.

 

(12)

Aangezien de methode werd gehanteerd bij de berekening van de heffingen voor het verkoopseizoen 2001/2002 dezelfde was als deze die door het Hof ongeldig werd verklaard, dienen ook de productieheffingen en de coëfficiënt voor de aanvullende heffing voor het verkoopseizoen 2001/2002 dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

 

(13)

Ingevolge het arrest van het Hof moeten de gerectificeerde heffingen van toepassing zijn met ingang van dezelfde data als de ongeldig verklaarde heffingen.

 

(14)

Ten gevolge van de vaststelling van de suikerheffingen overeenkomstig de in de elfde overweging beschreven methode dienen ook de bedragen die de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers dienen te betalen vanwege het verschil tussen de maximumheffing en de voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2005/2006 te innen heffing ook opnieuw te worden vastgesteld en dienen deze met terugwerkende kracht te worden toegepast.

 

(15)

Voor het verkoopseizoen 2001/2002 bedraagt het ongedekte totale verlies berekend volgens de in elfde overweging beschreven methode 14 123 937 EUR. De in artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde coëfficiënt dient dienovereenkomstig te worden vastgesteld en dient met terugwerkende kracht te worden toegepast voor dat verkoopseizoen.

 

(16)

Voor het verkoopseizoen 2002/2003 leidt de toepassing van de in de elfde overweging beschreven methode tot een basisproductieheffing van 2 % en een B-heffing van 16,371 %, welke percentages met terugwerkende kracht dienen te worden toegepast voor dat verkoopseizoen. Het herberekende totale verlies wordt in zijn geheel gedekt door de ontvangsten van de basisproductieheffing en de B-heffing. Voor dat verkoopseizoen hoeft de in artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde aanvullende coëfficiënt derhalve niet te worden vastgesteld.

 

(17)

Voor het verkoopseizoen 2002/2003 was bij Verordening (EG) nr. 1440/2002 van de Commissie (17) het maximumbedrag van de B-heffing vastgesteld op 37,5 % van de interventieprijs voor witte suiker. De B-heffing die voor dat verkoopseizoen van toepassing is, herzien volgens de in de elfde overweging beschreven methode, bedraagt daarentegen 16,371 % van de interventieprijs voor witte suiker. Voor dit verschil dient het door de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers te betalen bedrag voor dat verkoopseizoen te worden vastgesteld per ton bieten van standaardkwaliteit, overeenkomstig artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001.

 

(18)

Voor het verkoopseizoen 2003/2004 levert de toepassing van de in de elfde overweging beschreven methode een basisproductieheffing van 2 % en een B-heffing van 17,259 % op. Het herberekende totale verlies wordt in zijn geheel gedekt door de ontvangsten van de basisproductieheffing en de B-heffing. Voor dat verkoopseizoen hoeft de in artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde aanvullende coëfficiënt derhalve niet te worden vastgesteld.

 

(19)

Voor het verkoopseizoen 2003/2004 was bij Verordening (EG) nr. 1440/2002 het maximumbedrag van de B-heffing vastgesteld op 37,5 % van de interventieprijs voor witte suiker. De B-heffing voor dat verkoopseizoen, herzien volgens de in de elfde overweging beschreven methode, bedraagt daarentegen 17,259 % van de interventieprijs voor witte suiker. Voor dit verschil dient het door de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers te betalen bedrag voor dat verkoopseizoen te worden vastgesteld per ton bieten van standaardkwaliteit, overeenkomstig artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001.

 

(20)

Voor het verkoopseizoen 2004/2005 heeft de toepassing van de in de elfde overweging beschreven methode geen impact op de basisproductieheffing noch op de B-heffing. Voor dat verkoopseizoen bedraagt het volgens de in de elfde overweging beschreven methode berekende ongedekte totale verlies 57 648 788 EUR. Derhalve dient de in artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde coëfficiënt te worden vastgesteld. Uit het in de negende overweging bedoelde arrest van het Hof volgt dat de coëfficiënt zowel voor de lidstaten van de Unie in haar samenstelling op 30 april 2004 als voor de lidstaten van de Unie in haar samenstelling op 1 mei 2004 dezelfde moet zijn.

 

(21)

Voor het verkoopseizoen 2005/2006 levert de toepassing van de in de elfde overweging beschreven methode een basisproductieheffing van 1,2335 % op en is er geen B-heffing nodig. Voor dat verkoopseizoen wordt het herberekende totale verlies volledig gedekt door de ontvangsten uit de basisproductieheffing en is het niet nodig de in artikel 16, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001 bedoelde aanvullende coëfficiënt vast te stellen.

 

(22)

Voor het verkoopseizoen 2005/2006 was bij Verordening (EG) nr. 1296/2005 van de Commissie (18) het maximumbedrag van de B-heffing vastgesteld op 37,5 % van de interventieprijs van witte suiker. Terwijl de voor dat verkoopseizoen geldende basisproductieheffing, herzien overeenkomstig de in de elfde overweging beschreven methode, 1,2335 % van de interventieprijs voor witte suiker bedraagt, hoeft er geen B-heffing te worden vastgesteld. Gezien deze verschillen dienen de door de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers te betalen bedragen voor dat verkoopseizoen te worden vastgesteld per ton bieten van standaardkwaliteit, overeenkomstig artikel 18, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/2001.

 

(23)

Met het oog op de rechtszekerheid en de gelijke behandeling van de betrokken marktdeelnemers in de verschillende lidstaten moet een gemeenschappelijk tijdstip worden vastgesteld waarop de overeenkomstig de onderhavige verordening bepaalde heffingen worden vastgesteld in de zin van artikel 2, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad (19). Deze termijn is evenwel niet van toepassing indien lidstaten krachtens hun nationale recht verplicht zijn de marktdeelnemers na dat tijdstip te vergoeden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    De productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2001/2002, 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006 zijn vastgesteld in punt 1 van de bijlage.
  • 2. 
    De coëfficiënten voor de berekening van de aanvullende heffing voor de verkoopseizoenen 2001/2002 en 2004/2005 zijn vastgesteld in punt 2 van de bijlage.
  • 3. 
    De door de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers te betalen bedragen voor de A- of de B-heffingen voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2005/2006 zijn vastgesteld in punt 3 van de bijlage.

Artikel 2

Het in artikel 2, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 bedoelde tijdstip voor de vaststelling van de op grond van de onderhavige verordening bepaalde heffingen is uiterlijk 30 september 2014, tenzij deze termijn niet kan worden nageleefd omdat in de betreffende lidstaat het nationale recht van toepassing is inzake de terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen aan marktdeelnemers.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1, lid 1, is van toepassing met ingang van:

 

16 oktober 2002 voor het verkoopseizoen 2001/2002,

 

8 oktober 2003 voor het verkoopseizoen 2002/2003,

 

15 oktober 2004 voor het verkoopseizoen 2003/2004,

 

18 oktober 2005 voor het verkoopseizoen 2004/2005, en

 

23 februari 2007 voor het verkoopseizoen 2005/2006.

Artikel 1, lid 2, is van toepassing met ingang van:

 

16 oktober 2002 voor het verkoopseizoen 2001/2002, en

 

18 oktober 2005 voor het verkoopseizoen 2004/2005.

Artikel 1, lid 3, is van toepassing met ingang van:

 

8 oktober 2003 voor het verkoopseizoen 2002/2003,

 

15 oktober 2004 voor het verkoopseizoen 2003/2004, en

 

23 februari 2007 voor het verkoopseizoen 2005/2006.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 december 2013.

Voor de Raad

De voorzitter

  • E. 
    GUSTAS
 

  • (1) 
    Verordening (EG) nr. 1260/2001 van de Raad van 19 juni 2001 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (PB L 178 van 30.6.2001, blz. 1).
  • (7) 
    Verordening (EG) nr. 314/2002 van de Commissie van 20 februari 2002 houdende uitvoeringsbepalingen voor de quotaregeling in de sector suiker (PB L 50 van 21.2.2002, blz. 40).
  • Verordening (EG) nr. 318/2006 van de Raad van 20 februari 2006 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (PB L 58 van 28.2.2006, blz. 1).
  • Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
  • Verordening (EG) nr. 1762/2003 van de Commissie van 7 oktober 2003 tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor het verkoopseizoen 2002/2003 (PB L 254 van 8.10.2003, blz. 4).
  • Verordening (EG) nr. 1775/2004 van de Commissie van 14 oktober 2004 tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor het verkoopseizoen 2003/2004 (PB L 316 van 15.10.2004, blz. 64).
  • Verordening (EG) nr. 1686/2005 van de Commissie van 14 oktober 2005 tot vaststelling van de bedragen van de productieheffingen en de coëfficiënt voor de aanvullende heffing in de sector suiker voor het verkoopseizoen 2004/2005 (PB L 271 van 15.10.2005, blz. 12).
  • Verordening (EG) nr. 1193/2009 van de Commissie van 3 november 2009 houdende rectificatie van de Verordeningen (EG) nr. 1762/2003, (EG) nr. 1775/2004, (EG) nr. 1686/2005 en (EG) nr. 164/2007 en houdende vaststelling van de bedragen van de productieheffingen in de sector suiker voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004, 2004/2005 en 2005/2006 (PB L 321 van 8.12.2009, blz. 1).
  • Verordening (EG) nr. 1440/2002 van de Commissie van 7 augustus 2002 houdende herziening, voor de suikersector en voor het verkoopseizoen 2002/2003, van het maximumbedrag van de B-heffing en de minimumprijs voor B-suikerbieten (PB L 212 van 8.8.2002, blz. 3).
  • Verordening (EG) nr. 1296/2005 van de Commissie van 5 augustus 2005 houdende herziening, voor de suikersector en voor het verkoopseizoen 2005/2006, van het maximumbedrag van de B-heffing en de minimumprijs voor B-suikerbieten (PB L 205 van 6.8.2005, blz. 20).
  • Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 houdende toepassing van Besluit 2007/436/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (PB L 130 van 31.5.2000, blz. 1).
 

BIJLAGE

 

1.

Productieheffingen in de sector suiker als bedoeld in artikel 1, lid 1

 
 

2001/2002

2002/2003

2003/2004

2004/2005

2005/2006

a)

EUR per ton witte suiker als basisproductieheffing op A-suiker en op B-suiker

12,638

12,638

12,638

12,638

7,794

b)

EUR per ton witte suiker als B-heffing op B-suiker

236,963

103,447

109,061

236,963

c)

EUR per ton droge stof als basisproductieheffing op A-isoglucose en op B-isoglucose

5,330

5,330

5,330

5,330

3,394

d)

EUR per ton droge stof als B-heffing op B-isoglucose

99,424

46,017

48,261

99,424

e)

EUR per ton suiker/ isoglucose-equivalent in droge stof als basisproductieheffing op A-inulinestroop en op B-inulinestroop

12,638

12,638

12,638

12,638

7,794

f)

EUR per ton suiker/ isoglucose-equivalent in droge stof als B-heffing op B-inulinestroop

236,963

103,447

109,061

236,963

 

2.

Coëfficiënt voor de berekening van de aanvullende heffing als bedoeld in artikel 1, lid 2

Verkoopseizoen 2001/2002: 0,01839

Verkoopseizoen 2004/2005: 0,07294

 

3.

Door de suikerfabrikanten aan de suikerbietenverkopers te betalen bedragen voor de A- of B-heffingen als bedoeld in artikel 1, lid 3

 
 

2002/2003

2003/2004

2005/2006

Aanvullende prijs voor A-suikerbieten (1)

   

0,378

Aanvullende prijs voor B-suikerbieten (1)

10,414

9,976

18,258

 

  • (1) 
    Aanvullende prijs voor A- of B-heffing per ton suikerbieten van de standaardkwaliteit (EUR).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.