Verordening 2014/545 - Wijziging van Verordening 577/98 betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de EG

1.

Wettekst

29.5.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 163/10

 

VERORDENING (EU) Nr. 545/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 15 mei 2014

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 338, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Om discriminatie doeltreffend te bestrijden overeenkomstig artikel 10 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), om de naleving van artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie te helpen waarborgen, en om het streven naar volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang, overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), alsook ter controle op de vooruitgang bij het bereiken van de beleidsdoelstellingen van de Unie, zoals de kerndoelen van de Europa 2020-strategie, zijn er vergelijkbare, betrouwbare en objectieve statistieken nodig over de situatie van werkenden, werklozen en mensen die buiten de arbeidsmarkt staan, waarbij de statistische geheimhoudingsplicht, de privacy en de bescherming van persoonsgegevens moeten worden geëerbiedigd.

 

(2)

Als gevolg van de inwerkingtreding van het VWEU, moeten de aan de Commissie toegekende bevoegdheden worden aangepast aan artikel 290 VWEU en aan het nieuwe juridisch kader dat voortvloeit uit de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2).

 

(3)

De Commissie heeft met betrekking tot Verordening (EU) nr. 182/2011 toegezegd de wetgevingshandelingen die momenteel verwijzen naar de regelgevingsprocedure met toetsing opnieuw te zullen bekijken in het licht van de in het VWEU vastgelegde criteria.

 

(4)

Verordening (EG) nr. 577/98 (3) bevat verwijzingen naar de regelgevingsprocedure met toetsing en moet daarom opnieuw worden bekeken in het licht van de criteria die zijn vastgelegd in het VWEU.

 

(5)

Om onder meer rekening te houden met de economische, sociale en technische ontwikkelingen moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de aanpassing van de lijst van enquêtevariabelen die voorkomen op de lijst van 14 groepen enquêtekenmerken bedoeld in Verordening (EG) nr. 577/98, teneinde het opstellen van een driejarig programma van speciale modules, waarin voor iedere speciale module het onderwerp, de lijst en de omschrijving van het gebied van gespecialiseerde informatie („speciale submodules”) en de referentieperiode worden vermeld. Voorts moet de Commissie bevoegd zijn gedelegeerde handelingen vast te stellen met het oog op de vaststelling van de lijst van structurele variabelen en de frequentie van de enquête. De Commissie dient ervoor te zorgen dat deze gedelegeerde handelingen niet tot aanzienlijke lastenverzwaring voor de lidstaten en de respondenten leidt.

 

(6)

Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

 

(7)

Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 577/98 te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011.

 

(8)

Gezien het belang van de speciale modules van de arbeidskrachtenenquête voor het beleid van de Unie, moet de Unie een bijdrage aan de financiering van de uitvoering daarvan leveren, overeenkomstig het beginsel van een redelijke verdeling van de financiële lasten over de begrotingen van de Unie en die van de lidstaten. Er moeten subsidies worden verstrekt zonder oproep tot het indienen van voorstellen, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (4). De subsidies moeten, mits aan de speciale modules daadwerkelijk uitvoering wordt gegeven, worden toegekend aan de nationale instituten voor de statistiek en andere nationale instanties zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad (5). Subsidies voor de uitvoering van arbeidskrachtenenquêtes kunnen worden verleend in de vorm van forfaitaire bedragen. In dit verband zal het gebruik van forfaitaire bedragen een van de belangrijkste middelen zijn om het beheer van de subsidies te vereenvoudigen.

 

(9)

In afwijking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad is het, gezien de toegenomen administratieve last in verband met de extra informatie die moet worden verzameld voor de speciale modules van de arbeidskrachtenenquête die zal bijdragen tot de vaststelling van de indicatoren voor de beleidsdoelen van de Unie, nodig dat de salariskosten van het personeel van de nationale overheden worden medegefinancierd, zelfs indien de betrokken overheidsinstantie het gesteunde project ook zonder een subsidie van de Unie zou hebben uitgevoerd, alsook dat andere relevante subsidiabele kosten worden medegefinancierd.

 

(10)

Wat de toekenning van bevoegdheden aan de Commissie betreft, beperkt deze verordening zich tot het aanpassen van de huidige bevoegdheidsdelegatie aan de Commissie neergelegd in Verordening (EG) nr. 577/98 aan artikel 290 VWEU en het nieuwe wetgevingskader dat voortvloeit uit de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 182/2011 en, in voorkomend geval, tot het herzien van de omvang van die bevoegdheden. Daar de doelstellingen van Verordening (EG) nr. 577/98 nog altijd niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in dat artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

 

(11)

Om de rechtszekerheid te waarborgen is het nodig dat deze verordening de procedures voor de vaststelling van maatregelen die vóór de inwerkingtreding van deze verordening geïnitieerd maar niet afgerond zijn, onverlet laat.

 

(12)

Verordening (EG) nr. 577/98 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 577/98 wordt als volgt gewijzigd:

 

1.

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

de leden 2 en 3 worden vervangen door:

„2.   De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 7 quater gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende de door de ontwikkeling van technieken en concepten noodzakelijke aanpassing van de lijst van enquêtevariabelen en genoemd in de lijst van 14 groepen enquêtekenmerken in lid 1 van dit artikel. Bij een overeenkomstig dit lid vastgestelde gedelegeerde handeling mogen geen facultatieve variabelen in verplichte variabelen worden omgezet. De verplichte variabelen die doorlopend moeten worden bestreken, behoren tot de enquêtekenmerken die in de punten a) tot en met j) en de punten l), m) en n) van lid 1 van dit artikel worden genoemd. Deze variabelen behoren tot de 94 enquêtekenmerken. De betreffende gedelegeerde handeling wordt uiterlijk 15 maanden voor het begin van de referentieperiode voor de enquête vastgesteld.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 7 quater gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende een lijst van variabelen (hierna „structurele variabelen” te noemen) uit de in lid 1 van dit artikel genoemde enquêtekenmerken die, door middel van een uit onafhankelijke waarnemingen bestaande substeekproef, slechts als jaarlijkse gemiddelden met als referentieperiode 52 weken, en niet als kwartaalgemiddelden hoeven te worden verzameld.

2 bis.   Structurele variabelen voldoen aan de voorwaarde dat de relatieve standaardfout (zonder rekening te houden met het effect van de steekproefopzet) van jaarlijkse schattingen die 1 % of meer van de beroepsbevolking vertegenwoordigen, niet hoger is dan:

 

a)

9 % voor lidstaten met 1 tot 20 miljoen inwoners, en

 

b)

5 % voor lidstaten met meer dan 20 miljoen inwoners.

Lidstaten met minder dan 1 miljoen inwoners zijn vrijgesteld van de vereisten betreffende de relatieve standaardfout en de gegevens over de variabelen worden verzameld voor de gehele steekproef tenzij de steekproef aan het onder a) genoemde criterium voldoet.

Wanneer een lidstaat voor de verzameling van gegevens over de structurele variabelen gebruik maakt van een substeekproef, bestaat, wanneer meer dan één enquêteronde wordt gehouden, de totale gebruikte substeekproef uit onafhankelijke waarnemingen.

2 ter.   De jaartotalen van de substeekproef en de jaargemiddelden voor de volledige steekproef moeten met elkaar in overeenstemming zijn voor de werkenden, de werklozen en de niet-actieve bevolking naar geslacht en voor de volgende leeftijdsgroepen: 15-24, 25-34, 35-44, 45-54 en 55+.

  • 3. 
    De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen voorschriften vast voor de controleregels, de codering van de variabelen en de lijst van principes bij de formulering van de vragen over de arbeidssituatie. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 8, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”;
 

b)

lid 4 wordt geschrapt.

 

2.

De volgende artikelen worden ingevoegd:

„Artikel 7 bis

Speciale modules

  • 1. 
    Aan de in artikel 4, lid 1, omschreven informatie kan een extra reeks kenmerken worden toegevoegd (hierna „speciale module” genoemd).
  • 2. 
    De steekproef die voor de verzameling van informatie over speciale modules wordt gebruikt, verschaft ook informatie over structurele variabelen.
  • 3. 
    De steekproef die voor de verzameling van informatie over speciale modules wordt gebruikt, voldoet aan een van de volgende voorwaarden:
 

a)

zij verzamelt de informatie over de speciale modules tijdens de 52 referentieweken en voldoet aan dezelfde vereisten als de in artikel 4, lid 2 bis, genoemde; of

 

b)

zij verzamelt de informatie over de speciale modules in de volledige steekproef over ten minste een kwartaal.

  • 4. 
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 7 quater gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake de instelling van een programma van speciale modules dat drie jaar beslaat. Dit programma bepaalt voor iedere speciale module het onderwerp, de lijst en de omschrijving van het gebied van gespecialiseerde informatie (hierna „speciale submodules” genoemd) die het kader vormen waarin de in lid 5 van dit artikel bedoelde technische kenmerken van de speciale module worden vastgesteld en bepaalt de referentieperiode. Dit programma wordt uiterlijk 24 maanden voor het begin van de referentieperiode van het programma vastgesteld.
  • 5. 
    Met het oog op de eenvormige toepassing van het in lid 4 van dit artikel bedoelde programma, stelt de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen voor iedere speciale submodule de technische kenmerken van de speciale modules vast, in overeenstemming met het in dat lid bedoelde gebied van gespecialiseerde informatie, alsmede de filters en codes die voor de gegevensdoorgifte moeten worden gebruikt, en de termijnen voor indiening van de resultaten, die kunnen afwijken van de in artikel 6 genoemde termijnen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 8, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
  • 6. 
    De gedetailleerde lijst van de in het kader van een speciale module te verzamelen informatie wordt uiterlijk twaalf maanden voor het begin van de referentieperiode voor die module vastgesteld. De omvang van een speciale module mag niet groter zijn dan elf technische kenmerken.

Artikel 7 ter

Financiële bepaling

De Unie kent financiële steun toe aan de nationale instituten voor de statistiek en andere nationale instanties bedoeld in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad (6), om uitvoering te geven aan de speciale modules zoals bedoeld in artikel 7 bis van deze verordening, overeenkomstig artikel 16, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1296/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende een programma van de Europese Unie voor sociale verandering en innovatie (7). Overeenkomstig artikel 128, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (8), kan de Unie zonder oproep tot het indienen van voorstellen, subsidies verstrekken aan de nationale instituten voor de statistiek en andere nationale instanties. Deze subsidies kunnen worden verstrekt in de vorm van forfaitaire bedragen en worden toegekend op voorwaarde dat de lidstaten daadwerkelijk deelnemen aan de tenuitvoerlegging van de speciale modules.

Artikel 7 quater

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

  • 1. 
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
  • 2. 
    Bij de uitoefening van de in artikel 4, lid 2, en artikel 7 bis gedelegeerde bevoegdheden ziet de Commissie erop toe dat de gedelegeerde handelingen geen aanzienlijke lastenverzwaring met zich brengen voor de lidstaten en de respondenten.

Die gedelegeerde handelingen worden alleen vastgesteld wanneer zij noodzakelijk zijn om rekening te houden met sociaaleconomische ontwikkelingen. Die gedelegeerde handelingen veranderen het facultatieve karakter van de vereiste informatie niet.

De Commissie motiveert naar behoren de in de gedelegeerde handelingen vastgestelde statistische maatregelen en maakt daarbij, waar passend, gebruik van bijdragen van deskundigen ter zake die gebaseerd zijn een kosteneffectiviteitsanalyse waarin een evaluatie van de lasten voor de respondenten en de productiekosten zijn opgenomen, als bedoeld in artikel 14, lid 3, onder c), van Verordening (EG) nr. 223/2009.

  • 3. 
    De in artikel 4, lid 2, en artikel 7 bis bedoelde bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 18 juni 2014. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van een termijn tegen deze verlenging verzet.
  • 4. 
    Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 4, lid 2, en artikel 7 bis, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
  • 5. 
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
  • 6. 
    Een overeenkomstig artikel 4, lid 2, en artikel 7 bis vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben laten weten daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
  • (6) 
    Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164)."
  • (7) 
    Verordening (EU) nr. 1296/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende een programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie („EaSI”) en tot wijziging van Besluit nr. 283/2010/EU tot instelling van een Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 238)."
  • (8) 
    Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).”."
 

3.

Artikel 8 wordt vervangen door:

„Artikel 8

Comitéprocedure

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor het Europees statistisch systeem, dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 223/2009. Dit is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (9).
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
  • (9) 
    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).”."

Artikel 2

Deze verordening laat de procedures voor de vaststelling van in Verordening (EG) nr. 577/98 bepaalde maatregelen die geïnitieerd maar niet afgerond zijn vóór 18 juni 2014, onverlet.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 mei 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • M. 
    SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

  • D. 
    KOURKOULAS
 

  • (1) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 15 april 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 8 mei 2014.
  • (2) 
    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
  • (3) 
    Verordening (EG) nr. 577/98 van de Raad van 9 maart 1998 betreffende de organisatie van een steekproefenquête naar de arbeidskrachten in de Gemeenschap (PB L 77 van 14.3.1998, blz. 3).
  • (4) 
    Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
  • (5) 
    Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek, en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.