Gedelegeerde verordening 2014/611 - Aanvulling van Verordening 1308/2013 met betrekking tot de programma's ter ondersteuning van de sector olijfolie en tafelolijven

1.

Wettekst

7.6.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 168/55

 

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 611/2014 VAN DE COMMISSIE

van 11 maart 2014

ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de programma's ter ondersteuning van de sector olijfolie en tafelolijven

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 30,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

In artikel 29 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 zijn regels vastgesteld met betrekking tot de activiteitenprogramma's ter ondersteuning van de sector olijfolie en tafelolijven. Deze regels moeten worden aangevuld om een doeltreffende en doelmatige benutting van de EU-steun te waarborgen. Deze nieuwe regels moeten de bepalingen van Verordening (EG) nr. 867/2008 van de Commissie (2), die moeten worden ingetrokken, vervangen.

 

(2)

Met het oog op een doeltreffende uitvoering van de activiteitenprogramma's moet worden vastgesteld dat de EU-financiering wordt toegewezen naar evenredigheid van de duur van het programma; daarbij moet er evenwel op worden toegezien dat de jaarlijkse uitgaven ter uitvoering van goedgekeurde activiteitenprogramma's niet hoger zijn dan het in artikel 29, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde bedrag.

 

(3)

Met het oog op de algemene samenhang van de activiteiten van de erkende producentenorganisaties, erkende unies van producentenorganisaties en erkende brancheorganisaties (hierna „begunstigde organisaties” genoemd) dient te worden gepreciseerd welke soorten maatregelen in aanmerking komen voor EU-financiering en welke niet. Tevens dienen voorschriften voor de indiening van activiteitenprogramma's en criteria voor de selectie van die programma's te worden vastgesteld. Het is wenselijk de betrokken lidstaten de mogelijkheid te bieden aanvullende subsidiabiliteitsvoorwaarden voor de maatregelen te stellen teneinde deze beter aan te passen aan de feitelijke situatie in de sector olijven en olijfolie in het betrokken land.

 

(4)

De ervaring leert dat het dienstig is een ondergrens voor de EU-financiering vast te stellen voor op zijn minst de actieterreinen „verbetering van de milieueffecten van de olijventeelt”, „verbetering van het concurrentievermogen van de olijventeelt door modernisering”, „traceerbaarheid, certificering en bescherming van de kwaliteit van olijfolie en tafelolijven, in het bijzonder door bewaking van de kwaliteit van de aan eindverbruikers verkochte olijfolie”, om de uitvoering te garanderen van een minimum aan maatregelen op gebieden die gevoelig en tegelijk prioritair zijn.

 

(5)

Om te garanderen dat de activiteitenprogramma's overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 worden uitgevoerd, en om te zorgen voor een doeltreffend administratief beheer van de regeling inzake steun voor de begunstigde organisaties, dienen voorschriften te worden vastgesteld voor de aanvragen tot goedkeuring van activiteitenprogramma's en voor de selectie en de goedkeuring van die programma's.

 

(6)

In artikel 231 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is vastgesteld dat de meerjarenprogramma's die vóór 1 januari 2014 zijn aangenomen, onder de betrokken bepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (3) blijven vallen totdat zij afgelopen zijn. Bijgevolg moet worden vastgesteld dat Verordening (EG) nr. 867/2008 van toepassing blijft voor de activiteitenprogramma's die reeds in uitvoering zijn op de dag van de inwerkingtreding van de onderhavige verordening,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

In de onderhavige verordening worden voorschriften vastgesteld ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 met betrekking tot de maatregelen die in aanmerking komen voor EU-financiering, de minimumtoewijzing door de lidstaten van EU-financiering aan specifieke actiegebieden en de criteria en de bepalingen inzake de goedkeuring van activiteitenprogramma's in de sector olijfolie en tafelolijven.

Artikel 2

Financiering door Unie

De lidstaten zien erop toe dat de in artikel 29 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde EU-financiering wordt toegewezen naar evenredigheid van de duur van de in dat artikel bedoelde activiteitenprogramma's, waarbij moet worden gewaarborgd dat de jaarlijkse uitgaven ter uitvoering van goedgekeurde activiteitenprogramma's niet hoger zijn dan het in lid 2 van dat artikel vastgestelde bedrag.

Artikel 3

Maatregelen die in aanmerking komen voor EU-financiering

  • 1. 
    De volgende maatregelen komen in aanmerking voor EU-financiering als bedoeld in artikel 29, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013:
 

a)

op het gebied van de monitoring en het beheer van de markt in de sector olijfolie en tafelolijven:

 

i)

het verzamelen van gegevens over de sector en de markt overeenkomstig de door de bevoegde nationale autoriteit opgestelde specificaties wat methode, geografische representativiteit en nauwkeurigheid betreft;

 

ii)

het verrichten van studies over onderwerpen die verband houden met de overige maatregelen die zijn opgenomen in het activiteitenprogramma van de betrokken begunstigde organisaties;

 

b)

op het gebied van de verbetering van de milieueffecten van de olijventeelt:

 

i)

collectieve werkzaamheden voor het onderhoud van de olijfgaarden die zeer waardevol zijn voor het milieu, maar verwaarloosd dreigen te worden, uitgevoerd overeenkomstig de voorwaarden die de bevoegde nationale autoriteit op basis van objectieve criteria heeft bepaald ten aanzien van met name de regionale productiegebieden die in aanmerking kunnen komen en de oppervlakte en het minimumaantal olijvenproducenten die bij die werkzaamheden moeten zijn betrokken om er effect mee te sorteren;

 

ii)

de uitwerking van goede landbouwpraktijken voor de olijventeelt op basis van aan de plaatselijke omstandigheden aangepaste milieucriteria, de verspreiding van die praktijken onder de olijvenproducenten en de follow-up van de praktische toepassing ervan;

 

iii)

maatregelen om de bestrijding van de olijfvlieg met andere technieken dan de toepassing van chemische producten in de praktijk te demonstreren, en maatregelen om de evolutie daarvan seizoensmatig op te volgen;

 

iv)

maatregelen om op milieubescherming en landschapsonderhoud gerichte olijventeelttechnieken — zoals biologische landbouw, weinig productiemiddelen vergende landbouw, erosiebeperkende bodembescherming en geïntegreerde landbouw — in de praktijk te demonstreren;

 

v)

maatregelen ter bescherming van landrassen en bedreigde rassen;

 

c)

op het gebied van de verbetering van het concurrentievermogen van de olijventeelt door modernisering:

 

i)

de verbetering van irrigatiesystemen en teelttechnieken;

 

ii)

de vervanging van weinig productieve olijfbomen door nieuwe exemplaren;

 

iii)

de opleiding van producenten betreffende nieuwe teelttechnieken;

 

iv)

opleidings- en communicatiemaatregelen;

 

d)

op het gebied van de verbetering van de kwaliteit van de productie van olijfolie en tafelolijven:

 

i)

de verbetering van de omstandigheden waarin de olijven worden geteeld, geoogst, geleverd en opgeslagen vóór de verwerking ervan, in overeenstemming met de door de bevoegde nationale autoriteit vastgestelde technische specificaties;

 

ii)

rasverbetering in de olijfgaarden van individuele bedrijven op voorwaarde dat daardoor wordt bijgedragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de activiteitenprogramma's;

 

iii)

de verbetering van de omstandigheden voor de opslag van olijfolie en tafelolijven en de nuttige toepassing van restproducten van de productie van olijfolie en tafelolijven en de verbetering van de omstandigheden waarin de olijfolie wordt gebotteld;

 

iv)

de verlening van technische bijstand voor de productie, de olijvenverwerkende industrie, de tafelolijvenproducerende bedrijven, de molens en de verpakking ten aanzien van aspecten die verband houden met de kwaliteit van de producten;

 

v)

de oprichting en de verbetering van de laboratoria voor de analyse van olijfolie van eerste persing;

 

vi)

de opleiding van proefjury's voor de organoleptische evaluatie van olijfolie van eerste persing en van tafelolijven;

 

e)

op het gebied van traceerbaarheid, certificering en bescherming van de kwaliteit van olijfolie en tafelolijven, in het bijzonder door bewaking van de kwaliteit van de aan de eindverbruikers verkochte olijfolie:

 

i)

de totstandbrenging en het beheer van systemen waarmee de producten kunnen worden getraceerd vanaf de productie door de olijventeler tot de verpakking en de etikettering, in overeenstemming met de door de bevoegde nationale autoriteit vastgestelde specificaties;

 

ii)

de totstandbrenging en het beheer van systemen voor kwaliteitscertificering die op een systeem van risicoanalyse en controle van de kritieke punten zijn gebaseerd, volgens een bestek dat voldoet aan de door de bevoegde nationale autoriteit vastgestelde technische criteria;

 

iii)

de totstandbrenging en het beheer van follow-upsystemen om na te gaan of de echtheids-, kwaliteits- en handelsnormen voor de op de markt gebrachte olijfolie en tafelolijven worden nageleefd, in overeenstemming met de door de bevoegde nationale autoriteit vastgestelde specificaties;

 

f)

op het gebied van de verspreiding van informatie over de maatregelen die begunstigde organisaties ontplooien ter verbetering van de kwaliteit van olijfolie en tafelolijven:

 

i)

de verspreiding van informatie over de maatregelen die de begunstigde organisaties verrichten op de onder a) tot en met e) genoemde gebieden;

 

ii)

de totstandbrenging en het onderhoud van een internetsite over de maatregelen die de begunstigde organisaties ontplooien op de onder a) tot en met e) genoemde gebieden.

  • 2. 
    Wat de in lid 1, onder c), ii), en onder d), ii), bedoelde actie betreft, vergewissen de lidstaten zich ervan dat passende maatregelen zijn genomen om de investering of de restwaarde ervan terug te krijgen indien het lid dat het individuele bedrijf in bezit heeft, de producentenorganisatie verlaat.
  • 3. 
    De lidstaten kunnen aanvullende voorwaarden vaststellen om de subsidiabele maatregelen nader te omschrijven, op voorwaarde dat de indiening of de uitvoering van die maatregelen daardoor niet onmogelijk wordt gemaakt.
  • 4. 
    De uitbesteding van maatregelen van een producentenorganisatie of van een unie van producentenorganisaties overeenkomstig artikel 155 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 kan worden toegestaan voor de in lid 1, onder b), c), en d), bedoelde maatregelen in de volgende omstandigheden:
 

a)

het sluiten van een schriftelijke overeenkomst tussen de producentenorganisatie of de unie van producentenorganisaties en een andere entiteit, met het oog op de uitvoering van de betrokken maatregel. De producentenorganisatie of de unie van producentenorganisaties blijft echter verantwoordelijk voor de uitvoering van die maatregel alsook voor de algemene beheerscontrole en het algemeen toezicht op die schriftelijke overeenkomst;

 

b)

met het oog op een doeltreffende beheerscontrole en een doeltreffend toezicht voldoet de onder a) bedoelde overeenkomst aan de volgende voorwaarden:

 

i)

de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties kan er bindende instructies in vastleggen en ze bevat bepalingen die het voor de organisatie of de unie mogelijk maken de overeenkomst op te zeggen indien de dienstverlener de voorwaarden en bepalingen van de overeenkomst niet naleeft;

 

ii)

er worden gedetailleerde bepalingen en voorwaarden vastgesteld, met inbegrip van de aangifteverplichtingen en de termijnen die het voor de producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties mogelijk maken de uitbestede maatregelen te evalueren en er een daadwerkelijke controle op uit te oefenen.

Artikel 4

Niet-subsidiabele activiteiten en kosten

  • 1. 
    De volgende activiteiten komen niet in aanmerking voor EU-financiering op grond van artikel 29 van Verordening (EU) nr. 1308/2013:
 

a)

activiteiten waarvoor een andere EU-financiering dan die waarin artikel 29 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 voorziet, wordt ontvangen;

 

b)

activiteiten die rechtstreeks gericht zijn op verhoging van de productie-, opslag- of verwerkingscapaciteit;

 

c)

activiteiten die verband houden met de aankoop of opslag van olijfolie of tafelolijven en activiteiten die van invloed zijn op de prijzen van deze producten;

 

d)

activiteiten die verband houden met commerciële promotie voor olijfolie of tafelolijven;

 

e)

activiteiten die verband houden met wetenschappelijk onderzoek, met uitzondering van de verspreiding van de resultaten van het onderzoek in olijvenverwerkende bedrijven;

 

f)

activiteiten die kunnen leiden tot concurrentievervalsing bij de andere economische activiteiten van de begunstigde organisatie;

 

g)

activiteiten in verband met de bestrijding van de olijfvlieg, uitgezonderd de in artikel 3, lid 1, onder b), iii), vastgestelde maatregelen.

  • 2. 
    Om de naleving van de in lid 1, onder a), vastgestelde regel te waarborgen, verbinden de begunstigde organisaties zich er in eigen naam en namens hun leden schriftelijk toe om voor de maatregelen die overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 daadwerkelijk worden gefinancierd, af te zien van elke financiering op grond van een andere EU-steunregeling.
  • 3. 
    In het kader van de uitvoering van de in artikel 3 bedoelde maatregelen zijn de volgende kostenposten niet subsidiabel:
 

a)

de aflossingen van leningen (met name in de vorm van annuïteiten) die zijn gesloten voor een maatregel die volledig of gedeeltelijk vóór de aanvang van het activiteitenprogramma is uitgevoerd;

 

b)

de betalingen die aan vergaderingen en opleidingsprogramma's deelnemende begunstigde organisaties ontvangen ter compensatie van de inkomensverliezen;

 

c)

de uitgaven voor administratieve en personeelskosten die worden verricht door de lidstaten en door de begunstigde organisaties die steun uit het ELGF ontvangen krachtens Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4);

 

d)

de aankoop van onbebouwde grond;

 

e)

de aankoop van tweedehandsmaterieel;

 

f)

de aan leaseovereenkomsten verbonden kosten zoals belastingen, rente en verzekeringskosten;

 

g)

de huur in het geval dat daaraan de voorkeur wordt gegeven boven aankoop, en de operationele kosten die met de gehuurde goederen zijn gemoeid.

  • 4. 
    De lidstaten kunnen aanvullende voorwaarden vaststellen om de in de leden 1 en 3 bedoelde niet-subsidiabele activiteiten en kosten nader te omschrijven.

Artikel 5

Verdeling van de EU-financiering

  • 1. 
    Op het niveau van elke lidstaat wordt ten minste 20 % van het op grond van artikel 29 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 beschikbare bedrag aan EU-financiering besteed aan het in artikel 3, lid 1, onder b), bedoelde actiegebied, ten minste 15 % van dat bedrag aan het in artikel 3, lid 1, onder c), bedoelde actiegebied en ten minste 10 % van dat bedrag aan het in artikel 3, lid 1, onder e), bedoelde actiegebied.
  • 2. 
    Indien het in lid 1 vastgestelde minimumpercentage niet volledig voor de daar genoemde actiegebieden wordt gebruikt, mogen de niet-gebruikte bedragen niet voor andere actiegebieden worden gebruikt, maar worden zij opnieuw aan de begroting van de Unie toegewezen.

Artikel 6

Selectiecriteria en subsidiabiliteit van de activiteitenprogramma's

  • 1. 
    De lidstaat selecteert de in artikel 29, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde activiteitenprogramma's op basis van de volgende criteria:
 

a)

de algemene kwaliteit van het programma en de coherentie ervan met de door de lidstaat vastgestelde beleidslijnen en prioriteiten voor de sector olijven en olijfolie in het betrokken regionale productiegebied;

 

b)

de financiële geloofwaardigheid van de begunstigde organisaties en de vraag of hun middelen zijn afgestemd op de uitvoering van de voorgestelde maatregelen;

 

c)

de omvang van het regionale productiegebied waarop het activiteitenprogramma betrekking heeft;

 

d)

de verscheidenheid van de economische situaties in het betrokken regionale productiegebied waarmee in het activiteitenprogramma rekening wordt gehouden;

 

e)

de aanwezigheid van verscheidene actiegebieden en de omvang van de financiële bijdrage van de begunstigde organisaties;

 

f)

de door de lidstaat vastgestelde kwantitatieve en kwalitatieve doeltreffendheidsindicatoren die het mogelijk zullen maken het programma tijdens de uitvoering en achteraf te evalueren;

 

g)

de evaluatie van eventuele activiteitenprogramma's die de begunstigde organisaties in het kader van de Verordening (EG) nr. 1334/2002 van de Commissie (5), Verordening (EG) nr. 2080/2005 van de Commissie (6) of Verordening (EG) nr. 867/2008 voordien hebben uitgevoerd.

De lidstaat houdt rekening met de verdeling van de aanvragen over de verschillende soorten begunstigde organisaties in elk regionaal productiegebied.

  • 2. 
    De lidstaat wijst de activiteitenprogramma's af die onvolledig zijn of onjuiste gegevens bevatten of een van de in artikel 4 genoemde niet-subsidiabele activiteiten bevatten.

Artikel 7

Aanvang en goedkeuring van de activiteitenprogramma's

  • 1. 
    De eerste periode van drie jaar van de in artikel 29, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde activiteitenprogramma's vangt aan op 1 april 2015. De volgende perioden beginnen om de drie jaar op 1 april.
  • 2. 
    Elke overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1308/2013 erkende begunstigde organisaties kan vóór een door de lidstaat te bepalen datum en uiterlijk op 15 februari van elk jaar een aanvraag tot goedkeuring indienen voor een enkel activiteitenprogramma.
  • 3. 
    De aanvraag tot goedkeuring omvat de volgende elementen:
 

a)

de identificatie van de betrokken begunstigde organisatie;

 

b)

de gegevens met betrekking tot de in artikel 6, lid 1, genoemde selectiecriteria;

 

c)

een beschrijving, de motivering en het tijdschema voor de uitvoering van elke voorgestelde maatregel;

 

d)

het uitgavenplan, uitgesplitst naar maatregel en naar actiegebied zoals aangegeven in artikel 3, lid 1, en verdeeld in tranches van twaalf maanden vanaf de datum van goedkeuring van het activiteitenprogramma, met aparte vermelding van de algemene kosten, die niet meer dan 5 % van het totaal mogen bedragen, en van de overige belangrijkste soorten kosten;

 

e)

het financieringsplan naar actiegebied zoals aangegeven in artikel 3, lid 1, verdeeld in tranches van ten hoogste twaalf maanden vanaf de datum van goedkeuring van het activiteitenprogramma, met vermelding van met name de gevraagde EU-financiering en, in voorkomend geval, de financiële bijdragen van de begunstigde organisaties en de nationale bijdrage;

 

f)

een beschrijving van de kwantitatieve en kwalitatieve doeltreffendheidsindicatoren die het mogelijk zullen maken om het programma tijdens de uitvoering en achteraf te evalueren op basis van de door de lidstaat vastgestelde algemene beginselen;

 

g)

het bewijs dat overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2012 van de Commissie (7) een zekerheid is gesteld;

 

h)

een verzoek tot het betalen van een voorschot;

 

i)

de in artikel 4, lid 2, bedoelde verbintenis;

 

j)

voor de begunstigde organisaties: de identificatie van de begunstigde organisaties die verantwoordelijk zijn voor de daadwerkelijke uitvoering van de uitbestede acties in hun programma's;

 

k)

een verklaring dat voor de in de programma's van de begunstigde organisaties geplande maatregelen geen andere aanvraag voor EU-financiering overeenkomstig deze verordening is ingediend.

  • 4. 
    De definitieve goedkeuring van een activiteitenprogramma kan afhankelijk worden gesteld van de opneming daarin van wijzigingen die door de lidstaat nuttig worden geacht. In dat geval deelt de betrokken begunstigde organisatie haar instemming mee binnen 15 dagen te rekenen vanaf de mededeling van de wijzigingen.

De lidstaten zorgen ervoor dat het bedrag aan EU-financiering binnen elke categorie van begunstigden wordt toegewezen met inachtneming van de waarde van de door de leden van de begunstigde organisaties geproduceerde of verkochte olijfolie.

Uiterlijk op 15 maart van elk jaar stelt de lidstaat de begunstigde organisaties in kennis van de goedgekeurde activiteitenprogramma's en, in voorkomend geval, van de activiteitenprogramma's waarvoor hij de desbetreffende nationale financiering toekent.

Indien het voorgestelde activiteitenprogramma niet wordt goedgekeurd, geeft de lidstaat de in artikel 3, onder g), bedoelde zekerheid onmiddellijk vrij.

Artikel 8

Intrekking

Verordening (EG) nr. 867/2008 wordt ingetrokken. Zij blijft echter van toepassing voor de activiteitenprogramma's die in uitvoering zijn op de dag van de inwerkingtreding van de onderhavige verordening.

Artikel 9

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 maart 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO

 

  • (2) 
    Verordening (EG) nr. 867/2008 van de Commissie van 3 september 2008 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad met betrekking tot de organisaties van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt, de activiteitenprogramma's van deze organisaties en de financiering daarvan (PB L 237 van 4.9.2008, blz. 5).
  • (3) 
    Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
  • (4) 
    Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549).
  • (5) 
    Verordening (EG) nr. 1331/2002 van de Commissie van 23 juli 2002 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1638/98 van de Raad ten aanzien van de activiteitenprogramma's van de organisaties van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt voor de verkoopseizoenen 2002/2003, 2003/2004 en 2004/2005 (PB L 195 van 24.7.2002, blz. 16).
  • (6) 
    Verordening (EG) nr. 2080/2005 van de Commissie van 19 december 2005 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 865/2004 van de Raad met betrekking tot de organisaties van deelnemers aan de olijven- en olijfoliemarkt, de activiteitenprogramma's van deze organisaties en de financiering daarvan (PB L 333 van 20.12.2005, blz. 8).
  • (7) 
    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2012 van de Commissie van 28 maart 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten (PB L 92 van 30.3.2012, blz. 4).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.