Gedelegeerde verordening 2015/1538 - Aanvulling van Verordening 1308/2013 wat betreft invoercertificaataanvragen, het in het vrije verkeer brengen en het bewijs van raffinage van suikerproducten van GN-code 1701 in het kader van preferentiële overeenkomsten, voor de verkoopseizoenen 2015/2016 en 2016/2017

1.

Wettekst

18.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 242/1

 

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1538 VAN DE COMMISSIE

van 23 juni 2015

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft invoercertificaataanvragen, het in het vrije verkeer brengen en het bewijs van raffinage van suikerproducten van GN-code 1701 in het kader van preferentiële overeenkomsten, voor de verkoopseizoenen 2015/2016 en 2016/2017, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 376/2008 en (EG) nr. 891/2009 van de Commissie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name artikel 177, lid 1, onder b), artikel 177, lid 2, onder a), b) en e), en artikel 192, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 is Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (2) ingetrokken en vervangen en zijn specifieke voorschriften voor de invoer en de raffinage van suikerproducten vastgesteld. Verordening (EU) nr. 1308/2013 machtigt de Commissie om in dit verband gedelegeerde en uitvoeringshandelingen vast te stellen. Om de regeling inzake de invoer en de raffinage van suikerproducten van GN-code 1701 in het kader van preferentiële overeenkomsten vlot te laten functioneren in het nieuwe rechtskader, moeten aan de hand van dergelijke handelingen bepaalde voorschriften worden vastgesteld. De nieuwe voorschriften moeten in de plaats komen van de uitvoeringsbepalingen in Verordening (EG) nr. 828/2009 (3), die op 30 september 2015 verstrijkt.

 

(2)

Om ervoor te zorgen dat de invoer in het kader van preferentiële overeenkomsten op een correcte wijze verloopt, om speculatie te voorkomen en om de in artikel 192 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bepaalde specifieke regeling voor de invoer van ruwe suiker voor raffinage mogelijk te maken, moeten de eisen waaraan moet worden voldaan bij het aanvragen van invoercertificaten voor de invoer in het kader van die preferentiële overeenkomsten, van toepassing blijven.

 

(3)

Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie (4) moet van toepassing zijn op in het kader van de onderhavige verordening afgegeven certificaten, tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.

 

(4)

Om speculatie met of het verhandelen van invoercertificaten te voorkomen en te garanderen dat de aanvrager commerciële contacten met het uitvoerende derde land heeft, moeten de invoercertificaataanvragen vergezeld gaan van een uitvoerdocument dat door een bevoegde autoriteit van het uitvoerende derde land is afgegeven voor dezelfde hoeveelheid als die welke in de invoercertificaataanvraag is vermeld.

 

(5)

Om te waarborgen dat overeenkomstig artikel 192 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 ingevoerde suiker voor raffinage daadwerkelijk wordt geraffineerd, moeten de importeurs zich ertoe verbinden de suiker binnen een bepaalde termijn te raffineren.

 

(6)

Het onderscheid tussen „voor raffinage bestemde suiker” en „niet voor raffinage bestemde suiker” staat los van het onderscheid tussen „witte suiker” en „ruwe suiker” als omschreven in bijlage II, deel II, afdeling A, punten 1 en 2, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013. Daarom moeten de GN-codes worden vastgesteld van de producten die op grond van elke groep invoercertificaten mogen worden ingevoerd.

 

(7)

De lidstaten moeten controleren of aan de verplichting om suiker te raffineren is voldaan. Als de oorspronkelijke titularis van het invoercertificaat geen bewijs van daadwerkelijke raffinage kan voorleggen, moet een boete worden betaald. Alle invoer van suiker die door een erkende marktdeelnemer wordt geraffineerd, moet op een invoercertificaat voor suiker bestemd voor raffinage zijn gebaseerd. Voor hoeveelheden waarvoor een dergelijk bewijs niet kan worden geleverd, moet een boete worden opgelegd. Die boete moet ruimte laten voor gevallen waarin de niet-naleving van beperkte aard is; daarom moet een tolerantie van 5 % worden toegestaan. Eenzelfde tolerantie van 5 % moet worden toegestaan voor suiker voor raffinage die is ingevoerd in het kader van een tariefcontingent overeenkomstig Verordening (EG) nr. 891/2009 van de Commissie (5).

 

(8)

Overeenkomstig bijlage II, deel I, onder C, bij Verordening (EG) nr. 376/2008 moet een invoercertificaat worden overgelegd voor suiker van GN-code 1701 die is ingevoerd in het kader van een andere preferentiële regeling dan een tariefcontingent.

 

(9)

Artikel 3, lid 1, onder e) en h), van Besluit 2014/492/EU van de Raad (6) laat de voorlopige toepassing toe van de concessies voor de invoer van suiker uit de Republiek Moldavië die zijn overeengekomen in de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten enerzijds en de Republiek Moldavië anderzijds (7).

 

(10)

Artikel 3, lid 1, onder d) en i), van Besluit 2014/494/EU van de Raad (8) laat de voorlopige toepassing toe van de concessies voor de invoer van suiker uit Georgië die zijn overeengekomen in de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten enerzijds en Georgië anderzijds (9).

 

(11)

In artikel 148 van de associatieovereenkomst met de Republiek Moldavië en in artikel 27 van de associatieovereenkomst met Georgië wordt een antiontwijkingsmechanisme ingevoerd voor de invoer van bepaalde landbouwproducten en verwerkte landbouwproducten van oorsprong uit respectievelijk de Republiek Moldavië en Georgië. De invoer van bepaalde suikerproducten van oorsprong uit de Republiek Moldavië en uit Georgië is onderworpen aan het antiontwijkingsmechanisme, waardoor het gebruik van invoercertificaten overbodig wordt en mogelijk tot verwarring kan leiden wanneer wordt toegelaten dat zowel het verplichte invoercertificaat als het antiontwijkingsmechanisme van toepassing zijn; het is dan ook dienstig te bepalen dat voor de preferentiële invoer van die suikerproducten geen invoercertificaat vereist is.

 

(12)

De Verordeningen (EG) nr. 376/2008 en (EG) nr. 891/2009 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

Bij deze verordening worden, voor de verkoopseizoenen 2015/2016 en 2016/2017, bepalingen vastgesteld inzake de invoer van producten van GN-code 1701 als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1528/2007 van de Raad (10) en Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad (11), waarmee een aantal niet-essentiële onderdelen van Verordening (EU) nr. 1308/2013 worden aangevuld met betrekking tot:

 

a)

documenten en verbintenissen die moeten worden voorgelegd ter ondersteuning van certificaataanvragen;

 

b)

het in het vrije verkeer brengen;

 

c)

het bewijs van raffinage en boeten.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a) 
    „gewicht tel. quel”: het gewicht van de suiker in ongewijzigde staat;
  • b) 
    „raffinage”: de verwerking van ruwe suiker tot witte suiker, zoals gedefinieerd in bijlage II, deel II, afdeling A, punten 1 en 2, bij Verordening (EU) nr. 1308/2013, alsmede alle gelijkwaardige technische bewerkingen die op witte, onverpakte suiker worden toegepast.

Artikel 3

Toepasselijkheid van Verordening (EG) nr. 376/2008

Verordening (EG) nr. 376/2008 is van toepassing, tenzij in de onderhavige verordening anders is bepaald.

Artikel 4

Vereisten voor de invoercertificaataanvragen

  • 1. 
    De invoercertificaataanvraag gaat vergezeld van:
 

a)

het origineel van het uitvoercertificaat volgens het in bijlage I opgenomen model dat door de bevoegde autoriteiten van het derde land van uitvoer is afgegeven voor een hoeveelheid die gelijk is aan die in de certificaataanvraag. Dat origineel moet vóór de inklaring van de goederen waarop het invoercertificaat betrekking heeft, door de aanvrager aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat worden voorgelegd. Het uitvoercertificaat mag worden vervangen door een door de bevoegde autoriteiten van het derde land van uitvoer afgegeven gewaarmerkte kopie van het bewijs van oorsprong als bedoeld in artikel 14 van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1528/2007 voor de landen die in bijlage I bij die verordening zijn vermeld, of als bedoeld in de artikelen 67 tot en met 97 undecies van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie (12) voor de landen die niet zijn vermeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1528/2007, maar wel in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 978/2012;

 

b)

van de onder a) bedoelde uitvoercertificaten en gewaarmerkte kopieën van het bewijs van oorsprong mogen ter staving van de invoercertificaataanvragen in plaats van originelen elektronische kopieën of kopieën per fax worden voorgelegd, op voorwaarde dat de aanvrager de bevoegde autoriteiten van de lidstaat de originele stukken voorlegt vóór de inklaring van de goederen waarop het invoercertificaat dat op grond van de elektronische kopieën of de kopieën per fax is afgegeven, betrekking heeft;

 

c)

als het om voor raffinage bestemde suiker gaat, de verbintenis van de aanvrager om de betrokken hoeveelheden suiker te raffineren vóór het einde van de derde maand na die waarin het betrokken invoercertificaat verstrijkt.

  • 2. 
    De in lid 1, onder a), bedoelde originelen van de uitvoercertificaten en gewaarmerkte kopieën van het bewijs van oorsprong worden bijgehouden door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het invoercertificaat is afgegeven.

Artikel 5

In het vrije verkeer brengen

Invoercertificaten waarop in vak 20 de vermelding „voor raffinage bestemde suiker” is aangebracht, mogen worden gebruikt voor de invoer van producten van de GN-codes 1701 13 10, 1701 14 10, 1701 91 00, 1701 99 10 of 1701 99 90.

Invoercertificaten waarop in vak 20 de vermelding „niet voor raffinage bestemde suiker” is aangebracht, mogen worden gebruikt voor de invoer van producten van de GN-codes 1701 13 90, 1701 14 90, 1701 91 00, 1701 99 10 of 1701 99 90.

Artikel 6

Bewijs van raffinage en boeten

  • 1. 
    Elke oorspronkelijke titularis van een invoercertificaat voor voor raffinage bestemde suiker legt, uiterlijk zes maanden na het verstrijken van de geldigheidsduur van het betrokken invoercertificaat, aan de lidstaat van afgifte en ten genoegen van die lidstaat een bewijs over dat de raffinage heeft plaatsgevonden binnen de in artikel 4, lid 1, onder c), vastgelegde termijn.

Als geen bewijs wordt overgelegd dat ten minste 95 % van de op het invoercertificaat vermelde hoeveelheid is geraffineerd, betaalt de aanvrager, behalve in uitzonderlijke gevallen van overmacht, vóór 1 juni na het betrokken verkoopseizoen voor het verschil tussen de daadwerkelijke hoeveelheid waarvoor een bewijs van raffinage is voorgelegd, en 95 % van de op het invoercertificaat vermelde hoeveelheid een bedrag dat overeenstemt met 500 EUR per ton.

  • 2. 
    Elke overeenkomstig artikel 137 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 erkende suikeronderneming deelt vóór 1 maart na het betrokken verkoopseizoen aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat mee welke hoeveelheden suiker zij in dat verkoopseizoen heeft geraffineerd, met vermelding van:
 

a)

de hoeveelheden suiker die overeenstemmen met invoercertificaten voor suiker bestemd voor raffinage;

 

b)

de in de Unie geproduceerde hoeveelheden suiker, en de gegevens van de erkende onderneming die die suiker heeft geproduceerd;

 

c)

de andere hoeveelheden suiker en de oorsprong ervan.

Artikel 7

Wijziging van Verordening (EG) nr. 376/2008

In bijlage II, deel I, bij Verordening (EG) nr. 376/2008 wordt punt C vervangen door de tekst in bijlage II bij deze verordening.

Artikel 8

Wijziging van Verordening (EG) nr. 891/2009

In artikel 15, lid 1, van Verordening (EG) nr. 891/2009 wordt de tweede alinea vervangen door:

„Als geen bewijs wordt overgelegd dat ten minste 95 % van de op het invoercertificaat vermelde hoeveelheid is geraffineerd, betaalt de aanvrager, behalve in uitzonderlijke gevallen van overmacht, vóór 1 juni na het betrokken verkoopseizoen voor het verschil tussen de daadwerkelijke hoeveelheid waarvoor een bewijs van raffinage is voorgelegd, en 95 % van de op het invoercertificaat vermelde hoeveelheid een bedrag dat overeenstemt met 500 EUR per ton.”.

Artikel 9

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 juni 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER

 

  • (2) 
    Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (Integrale-GMO-verordening) (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
  • (3) 
    Verordening (EG) nr. 828/2009 van de Commissie van 10 september 2009 tot vaststelling, voor de verkoopseizoenen 2009/2010 tot en met 2014/2015, van de uitvoeringsbepalingen voor de invoer en de raffinage van suikerproducten van tariefpost 1701 in het kader van preferentiële overeenkomsten (PB L 240 van 11.9.2009, blz. 14).
  • (4) 
    Verordening (EG) nr. 376/2008 van de Commissie van 23 april 2008 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake het stelsel van invoer-, uitvoer- en voorfixatiecertificaten voor landbouwproducten (PB L 114 van 26.4.2008, blz. 3).
  • (5) 
    Verordening (EG) nr. 891/2009 van de Commissie van 25 september 2009 houdende opening en vaststelling van de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten in de sector suiker (PB L 254 van 26.9.2009, blz. 82).
  • (6) 
    Besluit 2014/492/EU van de Raad van 16 juni 2014 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds (PB L 260 van 30.8.2014, blz. 1).
  • (8) 
    Besluit 2014/494/EU van de Raad van 16 juni 2014 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds (PB L 261 van 30.8.2014, blz. 1).
  • Verordening (EG) nr. 1528/2007 van de Raad van 20 december 2007 tot toepassing van de regelingen voor goederen van oorsprong uit bepaalde staten behorende tot de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), die zijn opgenomen in overeenkomsten tot instelling van, of leidende tot instelling van, een economische partnerschapsovereenkomst (PB L 348 van 31.12.2007, blz. 1).
  • Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad (PB L 303 van 31.10.2012, blz. 1).
  • Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).
 

BIJLAGE I

Model voor het uitvoercertificaat als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder a):

 

BIJLAGE II

Punt C van deel I van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 376/2008 wordt als volgt vervangen:

„C.   Suiker (deel III van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1308/2013)

 

GN-code

Omschrijving

Bedrag van de zekerheid

Geldigheidsduur

Nettohoeveelheid (1)

1701

Alle producten die worden ingevoerd in het kader van een andere preferentiële regeling dan een tariefcontingent (2)

20 EUR/t

Tot het einde van de derde maand volgende op de maand van de dag van afgifte van het certificaat in de zin van artikel 22, lid 2

(—)

 
 

  • (1) 
    Maximumhoeveelheden waarvoor op grond van artikel 4, lid 1, onder d), geen certificaten hoeven te worden overgelegd. Niet van toepassing op invoer in het kader van een preferentiële regeling of in het kader van een tariefcontingent.
  • (2) 
    Uitgezonderd de invoer van preferentiële suiker van GN-code 1701 99 10 van oorsprong uit de Republiek Moldavië als bedoeld in Besluit 2014/492/EU van de Raad (PB L 260 van 30.8.2014, blz. 1) en de preferentiële invoer van suiker van GN-code 1701 van oorsprong uit Georgië als bedoeld in Besluit 2014/494/EU van de Raad (PB L 261 van 30.8.2014, blz. 1).
 

(—)

Voor alle hoeveelheden zijn certificaten vereist.”.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.