Besluit 2016/954 - Machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren, met name zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen

1.

Wettekst

16.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 159/16

 

BESLUIT (EU) 2016/954 VAN DE RAAD

van 9 juni 2016

houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren, met name zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 329, lid 1,

Gezien het verzoek van het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Kroatië, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, het Groothertogdom Luxemburg, Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Unie heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te handhaven en te ontwikkelen waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is. Voor de geleidelijke totstandbrenging van een dergelijke ruimte moet de Unie maatregelen nemen in verband met justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen.

 

(2)

Overeenkomstig artikel 81 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), moeten die maatregelen onder meer de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende regels voor wetsconflicten beogen, met inbegrip van maatregelen betreffende het familierecht met grensoverschrijdende gevolgen.

 

(3)

Op 16 maart 2011 diende de Commissie een voorstel in voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels en een voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen.

 

(4)

Op zijn bijeenkomst van 3 december 2015 concludeerde de Raad dat een Uniebrede overeenkomst over beide verordeningen niet binnen een redelijke termijn zou kunnen worden bereikt.

 

(5)

In die omstandigheden hebben vervolgens Malta, Kroatië en België bij brieven van respectievelijk 14 december 2015, 15 december 2015 en 17 december 2015 en Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Portugal, Slovenië en Zweden bij brieven van 18 december 2015 verzoeken aan de Commissie gericht waarin zij te kennen gaven dat zij onderling nauwere samenwerking wensten aan te gaan op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van huwelijksvermogensstelsels en van de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen, en waarbij zij de Commissie verzochten aan de Raad een voorstel in die zin voor te leggen. De Tsjechische Republiek, Nederland, Bulgarije, Oostenrijk en Finland hebben bij brieven van respectievelijk 28 januari 2016, 2 februari 2016, 9 februari 2016, 16 februari 2016 en 26 februari 2016 dezelfde verzoeken aan de Commissie gericht. Bij brief van 18 maart 2016 heeft Cyprus aan de Commissie zijn wens te kennen gegeven aan de totstandbrenging van de nauwere samenwerking deel te nemen; Cyprus heeft deze wens nogmaals geuit tijdens de werkzaamheden van de Raad.In totaal hebben 18 lidstaten om een dergelijke nauwere samenwerking verzocht.

 

(6)

De nauwere samenwerking moet in de deelnemende lidstaten een duidelijk en allesomvattend rechtskader tot stand brengen op het gebied van vermogensstelsels van internationale paren, met name zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen, de burgers geschikte oplossingen aanreiken op het vlak van rechtszekerheid, voorspelbaarheid en flexibiliteit, en het verkeer van beslissingen en authentieke akten tussen de deelnemende lidstaten vergemakkelijken.

 

(7)

Overeenkomstig de verzoeken van de lidstaten om nauwere samenwerking aan te gaan, moeten twee materiële instrumenten deze nauwere samenwerking tot stand brengen, het ene betreffende huwelijksvermogensstelsels en het andere betreffende de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen. Om de volledige reikwijdte van de nauwere samenwerking op het gebied van de vermogensstelsels van internationale paren te beslaan en de non-discriminatie van burgers te garanderen, moeten de twee materiële uitvoeringshandelingen gelijktijdig worden aangenomen.

 

(8)

De voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 20 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en in de artikelen 326 tot en met 329 VWEU zijn vervuld.

 

(9)

Het betreffende gebied van de nauwere samenwerking, namelijk de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren, met name zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen, behoort volgens artikel 81, lid 2, onder a) en c), en artikel 81, lid 3, VWEU tot de gebieden die onder de Verdragen vallen. Dit is geen gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt.

 

(10)

De voorwaarde van artikel 20, lid 2, VEU, namelijk dat slechts in laatste instantie nauwere samenwerking kan worden aangegaan, is vervuld, aangezien de Raad op 3 december 2015 heeft geconcludeerd dat de met de voorgestelde verordeningen beoogde doelen niet binnen een redelijke termijn door de Unie in haar geheel konden worden verwezenlijkt.

 

(11)

De nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren, met name zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen, beoogt de ontwikkeling van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen die berust op het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen, alsmede de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende regels voor wetsconflicten. Zoals vereist door artikel 20, lid 1, VEU beoogt nauwere samenwerking de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie, de bescherming van haar belangen en de versterking van haar integratieproces.

 

(12)

De nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren, met name zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen, is conform met de Verdragen en het Unierecht en doet geen afbreuk aan de interne markt of de economische, sociale en territoriale samenhang. Zij vormt geen belemmering of discriminatie in de handel tussen de lidstaten en verstoort de mededinging tussen de lidstaten niet.

 

(13)

De nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren, met name zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen, is meer bepaald conform met het Unierecht inzake justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, aangezien de nauwere samenwerking het acquis op dit gebied onverlet laat.

 

(14)

De nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren, met name zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen, eerbiedigt de bevoegdheden, rechten en verplichtingen van de niet-deelnemende staten. De gemeenschappelijke regels in verband met bevoegdheid, wetsconflicten, erkenning en tenuitvoerlegging in de deelnemende lidstaten laten de regels van de niet-deelnemende lidstaten onverlet. De rechtbanken van de niet-deelnemende lidstaten blijven hun bestaande nationale regels toepassen voor het bepalen van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren, met name zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen.

 

(15)

Dit besluit eerbiedigt de beginselen die zijn vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name in de artikelen 9 en 21.

 

(16)

De nauwere samenwerking op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren, met name zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen, staat overeenkomstig artikel 328 VWEU op elk moment open voor alle lidstaten,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Kroatië, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, het Groothertogdom Luxemburg, Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Portugese Republiek, de Republiek Slovenië, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden worden gemachtigd onderling nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van de bevoegdheid, het toepasselijke recht en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen inzake de vermogensstelsels van internationale paren, met name zowel huwelijksvermogensstelsels als de vermogensrechtelijke gevolgen van geregistreerde partnerschappen, door toepassing van de desbetreffende bepalingen van de Verdragen.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 9 juni 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

G.A. VAN DER STEUR

 

  • (1) 
    Goedkeuring verleend op 7 juni 2016 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.