Beschikking 1986/813 - Beschermende maatregelen tegen invoer met dumping tussen de EG van de Tien en de nieuwe lidstaten of tussen de nieuwe lidstaten gedurende de periode van toepassing van de overgangsmaatregelen omschreven in de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31986S0813

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31986S0813

Beschikking nr. 813/86/EGKS van de Raad van 14 maart 1986 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping tussen de Gemeenschap van de Tien en de nieuwe Lid-Staten of tussen de nieuwe Lid-Staten gedurende de periode van toepassing van de overgangsmaatregelen omschreven in de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal

Publicatieblad Nr. L 078 van 24/03/1986 blz. 0010 - 0018

Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 8 Deel 1 blz. 0091

Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 8 Deel 1 blz. 0091

*****

BESCHIKKING Nr. 813/86/EGKS VAN DE RAAD

van 14 maart 1986

betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping tussen de Gemeenschap van de Tien en de nieuwe Lid-Staten of tussen de nieuwe Lid-Staten gedurende de periode van toepassing van de overgangsmaatregelen omschreven in de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal, inzonderheid op artikel 380,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat in artikel 380 van de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal wordt bepaald dat de Raad onmiddellijk bij de toetreding de procedures voor de toepassing van deze bepaling zal vaststellen;

Overwegende dat enerzijds nauwkeurige regels dienen te worden gegeven voor de uitlegging van essentiële begrippen als dumping, normale waarde, schade, en anderzijds voor de procedures die gelden voor de vaststelling van dumping en de heffing van anti-dumpingrechten;

Overwegende dat het wenselijk is de voorschriften voor het bepalen van de normale waarde duidelijk en voldoende gedetailleerd weer te geven; dat in het bijzonder bepaald dient te worden dat indien verkopen op de binnenlandse markt van het land van uitvoer of van oorsprong om enigerlei reden geen bruikbare basis vormen voor het vaststellen van het bestaan van dumping, een aangenomen normale waarde mag worden gehanteerd; dat het dienstig is voorbeelden te geven van situaties welke kunnen worden geacht niet overeen te stemmen met de normale handelstransacties, met name wanneer een produkt wordt verkocht tegen prijzen die lager zijn dan de produktiekosten of wanneer transacties plaatsvinden tussen partijen die geassocieerd zijn of een compensatieregeling toepassen; dat het dienstig is aan te geven welke methoden in zulke omstandigheden kunnen worden gebruikt voor het bepalen van de normale waarde;

Overwegende dat het dienstig is een definitie vast te stellen van de prijs bij uitvoer en aan te geven welke prijsaanpassingen moeten geschieden wanneer het wenselijk wordt geacht deze prijs op basis van de eerste prijs op de vrije markt te reconstrueren;

Overwegende dat het met het oog op een deugdelijke vergelijking van de prijs bij uitvoer en de normale waarde, gewenst is richtlijnen op te stellen voor het vaststellen van de aanpassingen die moeten geschieden in verband met verschillen in fysieke hoedanigheden, in hoeveelheden en in verkoopvoorwaarden en erop te wijzen dat de bewijslast rust op diegene die om die aanpassingen verzoekt;

Overwegende dat een duidelijke definitie dient te worden gegeven van de uitdrukking »marge van dumping";

Overwegende dat het dienstig lijkt een aantal factoren te vermelden die van belang kunnen zijn bij de vaststelling van schade;

Overwegende dat de procedures moeten worden vastgesteld voor het indienen van een klacht door ieder die optreedt namens een bedrijfstak van de Gemeenschap in haar samenstelling van vóór 1 januari 1986, hierna »Gemeenschap van de Tien" genoemd, van Spanje of van Portugal, die zich geschaad of bedreigd acht door invoer uit de Gemeenschap van de Tien, uit Spanje of uit Portugal en waar sprake is van dumping;

Overwegende dat de wijze van indiening van de klacht dient te worden aangegeven;

Overwegende dat er samenwerking moet plaatsvinden tussen de Lid-Staten en de Commissie zowel voor het uitwisselen van informatie over het bestaan van dumping en de daaruit voortvloeiende schade, als voor het daaropvolgende onderzoek van dergelijke gevallen; dat hiertoe overleg moet plaatsvinden met belanghebbende Lid-Staten;

Overwegende dat het dienstig is duidelijk aan te geven welke procedurevoorschriften bij het onderzoek moeten worden nageleefd;

Overwegende dat, wanneer gegevens als vertrouwelijk dienen te worden beschouwd, het noodzakelijk is te verlangen dat de partij die de gegevens verschaft, een daartoe strekkend verzoek indient en dat duidelijk dient te worden bepaald dat vertrouwelijke gegevens die zouden kunnen worden samengevat, doch waarvoor geen niet-vertrouwelijke samenvatting werd overgelegd, buiten beschouwing kunnen worden gelaten;

Overwegende dat het dienstig is aan te geven welke inhoud de aanbevelingen en machtigingen van de Commissie kunnen hebben;

Overwegende dat het noodzakelijk is gemeenschappelijke voorschriften voor de toepassing van anti-dumpingrechten vast te stellen ten einde een correcte en uniforme heffing daarvan te verzekeren; dat bedoelde voorschriften, gelet op de aard van die rechten, kunnen afwijken van de voorschriften voor de heffing van de normaliter bij invoer verschuldigde rechten;

Overwegende dat moet worden gezorgd voor open en rechtvaardige procedures voor de toetsing van genomen maatregelen en voor de heropening van het onderzoek indien de omstandigheden zulks vereisen;

Overwegende dat het noodzakelijk is te bepalen dat, na een zeker tijdsverloop, anti-dumpingmaatregelen zullen vervallen, tenzij kan worden aangetoond dat zij in stand dienen te blijven; Overwegende dat passende procedures voor het onderzoek van de verzoeken tot terugbetaling van anti-dumpingrechten moeten worden vastgesteld;

Overwegende dat het dienstig is de kosten die voor de bepaling van de aangenomen waarde en voor verkopen beneden de kostprijs op de binnenlandse markt in aanmerking worden genomen nauwkeuriger vast te stellen;

Overwegende dat het eveneens wenselijk is de voorschriften met betrekking tot partijen die geassocieerd zijn of een onderlinge compensatieregeling toepassen, met elkaar in overeenstemming te brengen;

Overwegende dat het noodzakelijk is de voorschriften te verduidelijken die betrekking hebben op correcties voor verschillen in verkoopvoorwaarden, in het bijzonder die welke betrekking hebben op het handelsstadium, en voor verschillen in invoerbelastingen;

Overwegende dat het wenselijk is uitdrukkelijk te bepalen dat het onderzoek naar dumping normaliter een onmiddellijk aan de inleiding van de procedure voorafgaande periode van niet minder dan zes maanden dient te bestrijken en dat de definitieve vaststellingen op de voor die periode vastgestelde feiten gebaseerd moeten worden;

Overwegende dat het met betrekking tot de procedure die na intrekking van of inbreuk op verbintenissen dient te worden gevolgd, noodzakelijk is duidelijke voorschriften vast te stellen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING

VASTGESTELD:

Artikel 1

Werkingssfeer

In deze beschikking worden de voorschriften vastgesteld voor bescherming tegen invoer waarbij dumping wordt toegepast tussen de Gemeenschap van de Tien en de nieuwe Lid-Staten of tussen de nieuwe Lid-Staten onderling gedurende het tijdvak van toepassing van de overgangsmaatregelen omschreven in de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal.

Artikel 2

Beginselen en definities

  • A. 
    DUMPING
  • 1. 
    De betrokken produkten zijn de produkten van oorsprong uit de Gemeenschap van de Tien, uit Spanje of uit Portugal.
  • 2. 
    Een anti-dumpingrecht kan worden toegepast op ieder produkt ten aanzien waarvan dumping plaatsvindt, wanneer het aangeven tot verbruik daarvan in de Gemeenschap van de Tien, in Spanje of in Portugal schade veroorzaakt en de belangen van de Gemeenschap een communautaire actie vereisen.
  • 3. 
    Ten aanzien van een produkt wordt geacht dumping plaats te vinden indien de prijs van het produkt bij uitvoer naar de Gemeenschap van de Tien, naar Spanje of naar Portugal lager is dan de normale waarde van een soortgelijk produkt.
  • B. 
    NORMALE WAARDE
  • 4. 
    In de zin van deze beschikking wordt onder normale waarde verstaan:
  • a) 
    de vergelijkbare prijs die bij normale handelstransacties werkelijk is of moet worden betaald voor een soortgelijk produkt dat bestemd is voor verbruik in het land van uitvoer of het land van oorsprong; indien de Commissie grote prijsverschillen in de Gemeenschap van de Tien vaststelt, kan zij als vergelijkbare prijs het gewogen gemiddelde van de binnen de Gemeenschap van de Tien toegepaste prijzen aannemen;
  • b) 
    wanneer op de binnenlandse markt van het land van uitvoer of van oorsprong geen verkoop van een soortgelijk produkt in het kader van normale handelstransacties plaatsvindt of indien dergelijke verkopen geen bruikbare vergelijking mogelijk maken:
  • i) 
    de vergelijkbare prijs van een soortgelijk produkt wanneer dit naar een derde land wordt uitgevoerd, waarbij deze prijs de hoogste prijs bij uitvoer mag zijn doch wel representatief moet zijn, of
  • ii) 
    de aangenomen waarde, bepaald door bij de produktiekosten een redelijk bedrag voor winst te voegen. De produktiekosten worden berekend aan de hand van alle kosten, zowel vaste als variabele, in het kader van normale handelstransacties, in het land van oorsprong, voor materialen en fabricage, vermeerderd met een redelijk bedrag voor uitgaven in verband met verkoop en administratie en andere algemene uitgaven. In het algemeen mag de opslag voor winst, op voorwaarde dat er gewoonlijk bij verkoop van produkten van dezelfde algemene categorie op de binnenlandse markt van het land van oorsprong winst wordt behaald, niet hoger zijn dan die normale winst. In andere gevallen wordt met gebruikmaking van de beschikbare gegevens voor de vaststelling van de opslag elke redelijke grondslag benut.
  • 5. 
    Wanneer er geldige redenen bestaan om aan te nemen of te vermoeden dat de prijs waartegen een produkt werkelijk wordt verkocht met het oog op verbruik in het land van oorsprong, lager is dan de produktiekosten omschreven in lid 4, onder b), ii), kunnen de tegen deze prijzen verrichte verkopen geacht worden niet te hebben plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties, indien:
  • a) 
    de verkopen over een vrij lange periode hebben plaatsgevonden en betrekking hebben op aanzienlijke hoeveelheden,

en indien

  • b) 
    op grond van de toegepaste prijzen dekking van alle kosten binnen een redelijke termijn in het kader van normale handelstransacties niet mogelijk is. In die omstandigheden kan de normale waarde worden vastgesteld op basis van de overige verkopen op de binnenlandse markt tegen een prijs die niet lager is dan de produktiekosten, of op basis van de verkopen voor uitvoer naar derde landen, of op basis van de aangenomen waarde, of door de bovengenoemde prijs die lager is dan de produktiekosten zodanig aan te passen dat de verliezen worden opgeheven en met een redelijke winst rekening wordt gehouden. Deze berekening van de normale waarde wordt gebaseerd op de beschikbare gegevens.
  • 6. 
    Wanneer een produkt niet rechtstreeks uit het land van oorsprong wordt ingevoerd doch vanuit een ander land naar de Gemeenschap van de Tien, naar Spanje of naar Portugal wordt uitgevoerd, is de normale waarde de vergelijkbare prijs die werkelijk is betaald of moet worden betaald voor een soortgelijk produkt op de binnenlandse markt van hetzij het land van uitvoer hetzij het land van oorsprong. Laatstgenoemde basis kan onder meer geschikt zijn indien het produkt slechts via het land van uitvoer wordt doorgevoerd of indien het produkt niet in het land van uitvoer wordt geproduceerd of indien er in het land van uitvoer geen vergelijkbare prijs voor deze produkten bestaat.
  • 7. 
    Bij de vaststelling van de normale waarde kunnen transacties tussen partijen, die blijken geassocieerd te zijn of blijken een onderlinge compensatieregeling toe te passen, geacht worden niet binnen het kader van normale handelstransacties te vallen, tenzij de autoriteiten van de Gemeenschap ervan overtuigd zijn dat de betreffende prijzen en kosten vergelijkbaar zijn met die bij transacties tussen niet aldus verbonden partijen.
  • C. 
    PRIJS BIJ UITVOER
  • 8. 
    a) De prijs bij uitvoer is de prijs die werkelijk is betaald of moet worden betaald voor het produkt dat met het oog op uitvoer naar de Gemeenschap van de Tien, naar Spanje of naar Portugal is verkocht.
  • b) 
    Indien er geen prijs bij uitvoer is of indien blijkt dat er een associatie of een compensatieregeling bestaat tussen de exporteur en de importeur of een derde partij, of dat, om andere redenen, de prijs die werkelijk is betaald of moet worden betaald voor het produkt dat met het oog op uitvoer naar de Gemeenschap van de Tien, naar Spanje of naar Portugal is verkocht, niet betrouwbaar is, kan de uitvoerprijs worden samengesteld op basis van de prijs waartegen het ingevoerde produkt voor het eerst wordt wederverkocht aan een onafhankelijke koper, of, indien het produkt niet aan een onafhankelijke koper wordt wederverkocht of niet wordt wederverkocht in de staat waarin het is ingevoerd, op elke redelijke basis. In dat geval worden correcties toegepast voor alle tussen de invoer en de wederverkoop gemaakte kosten, met inbegrip van rechten en heffingen, alsmede voor een redelijke winstmarge.

Deze correcties omvatten met name:

  • i) 
    gebruikelijke kosten voor vervoer, verzekering, lading, overlading en lossing en bijkomende kosten;
  • ii) 
    douanerechten, anti-dumpingrechten en andere belastingen die in het invoerende land moeten worden betaald in verband met de invoer of de verkoop van de goederen;
  • iii) 
    een redelijke marge voor algemene kosten en winst en/of voor gewoonlijk betaalde of overeengekomen commissie.
  • D. 
    VERGELIJKING
  • 9. 
    Ten einde een deugdelijke vergelijking mogelijk te maken, moeten de prijs bij uitvoer en de normale waarde op een vergelijkbare grondslag berusten voor wat betreft de fysieke hoedanigheden van het produkt, de hoeveelheden en de verkoopvoorwaarden. Normaliter worden zij vergeleken in hetzelfde handelsstadium, bij voorkeur het stadium »af fabriek", en op zo dicht mogelijk bij elkaar liggende data.
  • 10. 
    Indien de uitvoerprijs en de normale waarde niet met elkaar vergelijkbaar zijn voor wat betreft de in lid 9 genoemde factoren, wordt voor elk geval, naar gelang van de bijzondere kenmerken ervan, naar behoren rekening gehouden met de verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen. Indien een belanghebbende partij verzoekt een dergelijk verschil in aanmerking te nemen, moet zij bewijzen dat dit verzoek gerechtvaardigd is.

De volgende richtlijnen gelden hierbij:

  • a) 
    verschillen inzake de fysieke hoedanigheden van het produkt: de voor deze verschillen toe te passen correctie wordt normaliter gebaseerd op de invloed van de verschillen op de marktwaarde in het land van oorsprong of van uitvoer; indien echter geen gegevens betreffende de prijs op de binnenlandse markt in dat land beschikbaar zijn of wanneer de desbetreffende gegevens geen deugdelijke vergelijking mogelijk maken, wordt de berekening gebaseerd op de produktiekosten van de tot deze verschillen leidende factoren;
  • b) 
    verschillen in hoeveelheden: correcties worden toegepast wanneer een prijsverschil geheel of gedeeltelijk is toe te schrijven:
  • i) 
    aan prijskortingen voor grote hoeveelheden die in het kader van normale handelstransacties gedurende een representatieve voorafgaande periode, gewoonlijk niet minder dan zes maanden, plachten te worden verleend voor een aanzienlijk deel, gewoonlijk niet minder dan 20 %, van de totale verkoop van het betreffende produkt op de binnenlandse markt, of, in voorkomend geval, op de markt van een derde land; uitgestelde kortingen kunnen in aanmerking worden genomen wanneer zij zijn gebaseerd op een gevestigd gebruik in vroegere perioden of op een verbintenis om te zullen voldoen aan de voorwaarden die zijn gesteld om voor de uitgestelde korting in aanmerking te komen, of
  • ii) 
    aan besparingen op de produktiekosten van verschillende hoeveelheden.

Wanneer de uitvoerprijs echter is gebaseerd op hoeveelheden die kleiner zijn dan de kleinste hoeveelheid die wordt verkocht op de binnenlandse markt, of, in voorkomend geval, aan derde landen, dan wordt de toe te passen correctie dusdanig vastgesteld dat de hogere prijs waartegen de kleinere hoeveelheid op de binnenlandse markt of, in voorkomend geval, op de markt van een derde land zou worden verkocht, wordt weergegeven;

  • c) 
    verschillen in verkoopvoorwaarden: correcties worden slechts toegepast voor die verschillen die rechtstreeks in verband staan met de betreffende verkoop; zij omvatten bij voorbeeld verschillen in kredietvoorwaarden, borgstellingen, garanties, technische bijstand, service, commissies of salarissen van verkopers, kosten voor verpakking, vervoer, verzekering, lading, overlading en lossing en bijkomende kosten en voor zover hiermee niet op andere wijze rekening is gehouden, verschillen in handelsstadium; in het algemeen worden geen correcties toegepast voor verschillen in administratieve en algemene kosten, met inbegrip van kosten voor onderzoek, ontwikkeling en reclame; de toe te passen correctie wordt in de regel bepaald door de kosten van deze verschillen voor de verkoper, hoewel ook rekening kan worden gehouden met de invloed ervan op de waarde van het produkt;
  • d) 
    verschillen in invoerbelastingen: een correctie wordt toegepast op grond van het feit dat een naar de Gemeenschap van de Tien, naar Spanje of naar Portugal uitgevoerd produkt is vrijgesteld van invoerbelastingen, waarmee een soortgelijk produkt en de daarin fysiek verwerkte materialen, wanneer dat bestemd is voor het verbruik in het land van oorsprong of van uitvoer, worden belast of op grond van het feit dat zodanige belastingen worden gerestitueerd.
  • E. 
    TOEREKENING VAN KOSTEN
  • 11. 
    Over het algemeen worden alle kostenberekeningen gebaseerd op de beschikbare boekhoudkundige gegevens die gewoonlijk, wanneer nodig, proportioneel worden toegerekend aan de omzet van elk betrokken produkt en van elke betrokken markt.
  • F. 
    SOORTGELIJK PRODUKT
  • 12. 
    Voor de toepassing van deze beschikking wordt onder »soortgelijk produkt" verstaan een produkt dat gelijk, dat wil zeggen in alle opzichten gelijksoortig is aan het betrokken produkt, of, bij het ontbreken van een dergelijk produkt, een ander produkt dat kenmerken vertoont die met de kenmerken van het betrokken produkt grote overeenkomst vertonen.
  • G. 
    MARGE VAN DUMPING
  • 13. 
    a) Onder »marge van dumping" wordt verstaan het bedrag waarmee de normale waarde de prijs bij uitvoer overschrijdt.
  • b) 
    Wanneer de prijzen variëren, kan de marge van dumping worden vastgesteld per transactie of uitgaande van de meest toegepaste, representatieve of gewogen gemiddelde prijzen.
  • c) 
    Wanneer de marges van dumping variëren, kunnen gewogen gemiddelden worden vastgesteld.
  • H. 
    RAADPLEGING VAN DE BETROKKEN LID-STATEN
  • 14. 
    Voor de toepassing van deze beschikking wordt onder raadpleging van de betrokken Lid-Staten in het kader van een bepaalde anti-dumpingprocedure verstaan, de schriftelijke en, indien noodzakelijk, mondelinge raadpleging van de Lid-Staten die een economisch belang bij deze procedure hebben en die blijk hebben gegeven van belangstelling voor de termijn die de Commissie heeft vastgesteld toen zij de in artikel 4, leden 3 en 6, bedoelde informatie heeft toegezonden.

Artikel 3

Schade

  • 1. 
    Schade wordt slechts vastgesteld indien de invoer met dumping door het effect van de dumping schade veroorzaakt, dat wil zeggen aanmerkelijke schade aan een gevestigde bedrijfstak van de Gemeenschap van de Tien, van Spanje of van Portugal toebrengt of dreigt toe te brengen of een aanzienlijke vertraging bij de vestiging van een bedrijfstak meebrengt. Schade veroorzaakt door andere factoren, zoals de omvang en de prijzen van de invoer zonder dumping of inkrimping van de vraag, die afzonderlijk of gecombineerd eveneens nadelige gevolgen voor de bedrijfstak van de Gemeenschap van de Tien, van Spanje of van Portugal hebben, mag niet worden toegeschreven aan de invoer met dumping of subsidiëring.
  • 2. 
    Een onderzoek naar de schade heeft betrekking op de volgende factoren, waarbij één enkele of zelfs verscheidene van deze factoren niet noodzakelijkerwijze doorslaggevend zijn voor de beoordeling:
  • a) 
    de omvang van de invoer met dumping, waarbij in het bijzonder wordt nagegaan of deze invoer aanzienlijk is toegenomen, hetzij in absolute cijfers, hetzij ten opzichte van de produktie of het verbruik in de Gemeenschap van de Tien, in Spanje of in Portugal;
  • b) 
    de prijzen van de invoer met dumping, waarbij in het bijzonder wordt nagegaan of er een aanzienlijke onderbieding is geweest in vergelijking met de prijs van een soortgelijk produkt in de Gemeenschap van de Tien, in Spanje of in Portugal;
  • c) 
    de invloed ervan op de betrokken bedrijfstak blijkens huidige of potentiële tendensen in de desbetreffende economische factoren, zoals:
  • produktie,
  • bezettingsgraad,
  • voorraden,
  • verkoop,
  • marktaandeel,
  • prijzen (d. w. z. neerwaartse druk op de prijzen of het niet plaatsvinden van prijsverhogingen die anders zouden hebben plaatsgevonden),
  • winsten,
  • rendement van investeringen,
  • cash flow,
  • werkgelegenheid.
  • 3. 
    Dreiging van schade kan slechts worden vastgesteld indien een bepaalde situatie naar alle waarschijnlijkheid tot werkelijke schade zal leiden. In dit verband kan met de volgende factoren rekening worden gehouden: a) stijgingspercentage van de uitvoer met dumping naar de Gemeenschap van de Tien, naar Spanje of naar Portugal;
  • b) 
    de reeds ter beschikking staande of in de nabije toekomst ter beschikking komende uitvoercapaciteit van het land van oorsprong of van uitvoer en de waarschijnlijkheid dat de daaruit voortkomende uitvoer voor de Gemeenschap van de Tien, voor Spanje of voor Portugal wordt bestemd.
  • 4. 
    Het effect van de invoer met dumping wordt geraamd ten opzichte van de produktie van het soortgelijke produkt in de Gemeenschap van de Tien, in Spanje of in Portugal, wanneer de beschikbare gegevens het mogelijk maken deze afzonderlijk te identificeren. Wanneer de produktie van het soortgelijke produkt in de Gemeenschap van de Tien, in Spanje of in Portugal niet kan worden afgebakend, wordt het effect van de invoer met dumping geraamd door een onderzoek van de produktie van de kleinste groep of het kleinste gamma van produkten waartoe het soortgelijke produkt behoort en waarvoor de nodige gegevens kunnen worden verkregen.
  • 5. 
    Onder de uitdrukking »bedrijfstak van de Gemeenschap van de Tien, bedrijfstak van Spanje of van Portugal" wordt verstaan alle producenten van soortgelijke produkten in de Gemeenschap van de Tien of in Spanje of in Portugal of een aantal van deze producenten waarvan de gezamenlijke produktie een groot deel van de totale desbetreffende produktie van dit produkt vormt, met dien verstande dat:
  • wanneer producenten met de exporteurs of importeurs verbonden zijn of zelf importeurs zijn van het produkt ten aanzien waarvan wordt beweerd dat dumping plaatsvindt, de uitdrukking »bedrijfstak van de Gemeenschap van de Tien, of bedrijfstak van Spanje of van Portugal" kan worden uitgelegd als betrekking hebbende op de rest van de producenten;
  • onder uitzonderlijke omstandigheden de Gemeenschap van de Tien, wat de betrokken produktie betreft, in twee of meer concurrerende markten kan worden verdeeld en de producenten binnen elke markt als een bedrijfstak van de Gemeenschap van de Tien kunnen worden beschouwd, indien
  • a) 
    de producenten van een dergelijke markt hun gehele of vrijwel hun gehele produktie van het betrokken produkt op deze markt verkopen, en
  • b) 
    in de vraag op deze markt niet in aanzienlijke mate wordt voorzien door producenten van het betrokken produkt die elders in de Gemeenschap zijn gevestigd.

Onder zulke omstandigheden kan zelfs tot het bestaan van schade worden geconcludeerd, wanneer geen schade wordt berokkend aan een groot deel van de gehele bedrijfstak van de Gemeenschap van de Tien, mits er een concentratie van invoer met dumping op een dergelijke geïsoleerde markt is en mits bovendien de invoer met dumping schade berokkent aan de producenten van de gehele of vrijwel de gehele produktie op die markt.

Artikel 4

Klachten

  • 1. 
    Iedere natuurlijke of rechtspersoon, alsmede iedere vereniging zonder rechtspersoonlijkheid, die optreedt namens een bedrijfstak van de Gemeenschap van de Tien, van Spanje of van Portugal, welke zich door invoer met dumping geschaad of bedreigd acht, kan een schriftelijke klacht indienen.
  • 2. 
    De klacht moet voldoende bewijsmateriaal bevatten betreffende het bestaan van dumping en de daaruit voortvloeiende schade.
  • 3. 
    De klacht kan worden ingediend bij de Commissie of bij een Lid-Staat die deze ter kennis brengt van de Commissie. De Commissie zendt de Lid-Staten een afschrift van elke klacht die zij heeft ontvangen.
  • 4. 
    De klacht kan worden ingetrokken, in welk geval de procedure kan worden beëindigd, tenzij zulks niet in het belang van de Gemeenschap zou zijn.
  • 5. 
    Wanneer na overleg met belanghebbende Lid-Staten blijkt dat de klacht niet voldoende bewijsmateriaal bevat om het instellen van een onderzoek te rechtvaardigen, wordt de klager hiervan in kennis gesteld.
  • 6. 
    Wanneer een Lid-Staat, zonder dat een klacht is ingediend, over voldoende bewijsmateriaal beschikt zowel betreffende dumping als betreffende schade die daaruit voor een bedrijfstak van de Gemeenschap van de Tien, van Spanje of van Portugal voortvloeit, brengt hij dit bewijsmateriaal onmiddellijk ter kennis van de Commissie, die een afschrift hiervan doet toekomen aan de andere Lid-Staten.

Artikel 5

Aanvang en verloop van de procedure

  • 1. 
    Wanneer, na raadpleging van de belanghebbende Lid-Staten, blijkt dat er voldoende bewijsmateriaal is om de opening van een procedure te rechtvaardigen, moet de Commissie onmiddellijk:
  • a) 
    de aanvang van een procedure in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen aankondigen; deze aankondiging vermeldt het betrokken produkt en de betrokken Lid-Staten en bevat een samenvatting van de ontvangen gegevens alsmede de mededeling dat alle gegevens betreffende de zaak aan de Commissie dienen te worden toegezonden; zij vermeldt tevens de termijn waarbinnen de belanghebbende partijen hun standpunt schriftelijk bekend kunnen maken en kunnen verzoeken om door de Commissie overeenkomstig het bepaalde in lid 5 te worden gehoord;
  • b) 
    de betrokken Lid-Staten, de klagers en de exporteurs en importeurs waarvan de Commissie weet dat zij betrokken zijn, hiervan in kennis stellen;
  • c) 
    op communautair niveau een aanvang maken met het onderzoek, in samenwerking met de Lid-Staten; dit onderzoek heeft zowel betrekking op dumping als op de daaruit voortvloeiende schade, en vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in de leden 2 tot en met 8; het onderzoek naar dumping bestrijkt gewoonlijk een onmiddellijk aan de inleiding van de procedure voorafgaande periode van niet minder dan zes maanden. 2. De Commissie wint alle inlichtingen in die zij nodig acht en onderzoekt en verifieert, indien zij zulks dienstig acht, de boeken van importeurs, exporteurs, handelaren, vertegenwoordigers, producenten en handelsverenigingen of -organisaties.
  • 3. 
    a) De Commissie kan de Lid-Staten verzoeken:
  • haar gegevens te verstrekken;
  • alle nodige verificaties en controles te verrichten, met name bij importeurs, handelaren en producenten;
  • de door de Commissie gemachtigde ambtenaren de bijstand te verlenen die nodig is om hen in staat te stellen hun taak inzake verificatie te verrichten.
  • b) 
    De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen om aan de verzoeken van de Commissie te voldoen. Zij brengen de gevraagde gegevens en de resultaten van de verrichte verificaties, controles of onderzoeken te harer kennis.
  • c) 
    Wanneer deze gegevens van algemeen belang zijn of wanneer een Lid-Staat om toezending daarvan verzoekt, doet de Commissie deze gegevens aan de Lid-Staten toekomen, mits deze niet vertrouwelijk zijn; van vertrouwelijke gegevens verstrekt de Commissie een niet-vertrouwelijke samenvatting.
  • d) 
    Ambtenaren van de Commissie kunnen, op verzoek van de Commissie of van een Lid-Staat, de ambtenaren van de Lid-Staten bijstaan bij hun werkzaamheden.
  • 4. 
    a) De klager en de betrokken importeurs en exporteurs wier belangen kennelijk in het geding zijn, alsmede de vertegenwoordigers van de uitvoerende Lid-Staat worden in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van alle gegevens die de bij het onderzoek betrokken partijen aan de Commissie hebben verstrekt, met uitzondering van de door de autoriteiten van de Gemeenschap of van haar Lid-Staten opgestelde interne documenten, voor zover deze gegevens voor de behartiging van hun belangen van betekenis zijn, niet vertrouwelijk zijn in de zin van artikel 6 en door de Commissie bij het onderzoek worden gebruikt. Zij richten daartoe een schriftelijk verzoek tot de Commissie met opgave van de gewenste gegevens.
  • b) 
    De exporteurs en importeurs van het produkt waarop het onderzoek betrekking heeft, kunnen verzoeken op de hoogte te worden gebracht van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan wordt overwogen de benadeelde Lid-Staat of Lid-Staten te machtigen anti-dumpingrechten in te stellen.
  • c) 
    i) Verzoeken om gegevens op grond van het bepaalde onder b):

aa) moeten schriftelijk bij de Commissie worden ingediend;

bb) moeten een nadere omschrijving bevatten van de specifieke punten waarover gegevens worden gevraagd;

cc) moeten in de gevallen dat een aanbeveling is gericht tot de persoon of de personen van wie is vastgesteld dat deze de oorzaak van dumpingpraktijken is (zijn), uiterlijk een maand na de bekendmaking van de aanbeveling zijn ontvangen;

  • ii) 
    De gegevens kunnen mondeling of schriftelijk worden verstrekt, ter keuze van de Commissie. Zij lopen niet vooruit op de aanbevelingen of machtigingen, die later voor de Commissie kunnen worden gegeven. Vertrouwelijke inlichtingen worden behandeld overeenkomstig het bepaalde in artikel 6;
  • iii) 
    De gegevens mogen normaliter niet later worden verstrekt dan vijftien dagen voordat de Commissie de benadeelde Lid-Staat of Lid-Staten machtiging verleent om anti-dumpingrechten in te stellen.

Op- of aanmerkingen die worden ingediend nadat de gegevens zijn verstrekt, worden alleen dan in aanmerking genomen wanneer zij worden ontvangen binnen een door de Commissie, met inachtneming van de urgentie van de zaak, per geval vast te stellen termijn die ten minste tien dagen bedraagt.

  • 5. 
    De Commissie kan de belanghebbende partijen horen. Zij moeten worden gehoord indien zij binnen de termijn, vastgesteld in de aankondiging die in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen is geplaatst, hierom schriftelijk hebben gevraagd en daarbij hebben aangetoond dat zij een belanghebbende partij zijn waarvoor de resultaten van de procedure gevolgen kunnen hebben en dat zij bijzondere redenen hebben om te worden gehoord.
  • 6. 
    Daarenboven stelt de Commissie desgevraagd de rechtstreeks betrokken partijen in de gelegenheid elkaar te ontmoeten ten einde hun standpunten tegenover elkaar te stellen en eventueel elkaars argumenten te weerleggen. Zij houdt daarbij rekening met de noodzaak het vertrouwelijk karakter van de gegevens te bewaren en met de vraag of de ontmoeting de partijen gelegen komt. Geen enkele partij is verplicht een ontmoeting bij te wonen en de afwezigheid van een partij mag haar zaak niet schaden.
  • 7. 
    Een anti-dumpingprocedure vormt geen beletsel voor de inklaring van het betrokken produkt.
  • 8. 
    Een procedure wordt beëindigd, hetzij wanneer aan het einde van het onderzoek blijkt dat het niet nodig is maatregelen te treffen, hetzij wanneer naar aanleiding van een aanbeveling van de Commissie de ondernemingen zich ertoe verbinden de dumping te beëindigen, hetzij door de machtiging welke door de Commissie aan de benadeelde Lid-Staat of Lid-Staten is verleend om de in artikel 10 bedoelde anti-dumpingrechten in te stellen.

Artikel 6

Vertrouwelijkheid

  • 1. 
    De bij de toepassing van deze beschikking verkregen gegevens mogen slechts worden gebruikt voor het doel waarvoor zij gevraagd zijn. 2. a) De Commissie en de Lid-Staten, alsmede hun ambtenaren, mogen de gegevens die hun bij de toepassing van deze beschikking ter kennis zijn gekomen en door een partij met verzoek om vertrouwelijke behandeling zijn verstrekt, niet bekendmaken, tenzij deze uitdrukkelijk in bekendmaking heeft toegestemd.
  • b) 
    Elk verzoek om vertrouwelijke behandeling vermeldt waarom de gegevens vertrouwelijk zijn en gaat vergezeld van een niet-vertrouwelijke samenvatting van de gegevens of van een opgave van de redenen waarom de gegevens niet kunnen worden samengevat.
  • 3. 
    Gegevens worden gewoonlijk als vertrouwelijk beschouwd indien bekendmaking aanzienlijk nadeel kan berokkenen aan degene die ze verstrekt of de bron ervan is.
  • 4. 
    Wanneer evenwel blijkt dat een verzoek om vertrouwelijke behandeling niet gerechtvaardigd is, en degene die de gegevens heeft verstrekt deze niet openbaar wil maken, noch machtiging wil geven tot bekendmaking ervan in algemene bewoordingen of in de vorm van een samenvatting, kunnen de betrokken gegevens buiten beschouwing worden gelaten.

De betrokken gegevens kunnen eveneens buiten beschouwing worden gelaten, wanneer een dergelijk verzoek gerechtvaardigd is en degene die de gegevens heeft verstrekt, geen niet-vertrouwelijke samenvatting wil overleggen, mits de gegevens in de vorm van een dergelijke samenvatting kunnen worden verstrekt.

  • 5. 
    Dit artikel vormt geen beletsel voor de bekendmaking van algemene gegevens door de Commissie en in het bijzonder van de motivering van de in de artikelen 8 en 9 bedoelde aanbevelingen of machtiging, noch voor de bekendmaking van het bewijsmateriaal waarop de Commissie steunt voor zover het noodzakelijk is deze motivering in gerechtelijke procedures te verantwoorden. Bij deze bekendmaking moet rekening worden gehouden met het rechtmatige belang dat de belanghebbende partijen hebben bij het niet bekendmaken van hun zakengeheimen.

Artikel 7

Beëindiging van de procedure indien geen beschermende maatregelen nodig zijn

  • 1. 
    Wanneer na overleg met belanghebbende Lid-Staten blijkt dat geen enkele beschermende maatregel noodzakelijk is, wordt de procedure beëindigd.
  • 2. 
    De Commissie maakt de beëindiging bekend in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, onder opgave van haar voornaamste conclusies en een samenvatting van de motivering daarvan.

Artikel 8

Aanbevelingen en verbintenissen

  • 1. 
    Wanneer uit de vaststelling van de feiten blijkt dat dumping heeft plaatsgevonden tijdens de door het onderzoek bestreken periode, alsmede dat schade is veroorzaakt, kan de Commissie tot de aan dumping schuldige persoon (personen) aanbevelingen richten ten einde de dumping binnen de door haar vastgestelde termijn te beëindigen door een maatregel die de marge van dumping opheft of de daaruit voortvloeiende schade beëindigt.
  • 2. 
    De aan dumping schuldige persoon (personen) richt(en) zijn (hun) daartoe strekkende verbintenissen vóór het verstrijken van de vastgestelde termijn tot de Commissie.
  • 3. 
    Alvorens aanbevelingen tot ondernemingen te richten pleegt de Commissie overleg met belanghebbende Lid-Staten.
  • 4. 
    De Commissie kan van elke partij van wie zij een verbintenis heeft aanvaard, eisen dat zij regelmatig inlichtingen met betrekking tot het nakomen van deze verbintenis verstrekt en de verificatie van de desbetreffende gegevens toestaat. Het niet inwilligen van deze eisen wordt uitgelegd als een inbreuk op de verbintenis.
  • 5. 
    Wanneer een verbintenis is opgezegd of wanneer de Commissie redenen heeft om aan te nemen dat daarop inbreuk is gemaakt en wanneer het in het belang van de Gemeenschap is dat wordt ingegrepen, kan zij, na overleg met belanghebbende Lid-Staten en na de betrokken exporteur in de gelegenheid te hebben gesteld op- of aanmerkingen te maken, machtiging verlenen tot het instellen van anti-dumpingrechten op basis van de feiten die vóór de aanvaarding van de verbintenis werden vastgesteld.

Artikel 9

Beschermende maatregelen

Indien de aan dumping schuldige persoon (personen) binnen de gestelde termijn niet voldoet (voldoen) aan de aanbevelingen van de Commissie of zich niet daartoe verbindt (verbinden) of niet aan de betrokken verbintenis voldoet (voldoen), verleent de Commissie de benadeelde Lid-Staat of Lid-Staten machtiging tot het instellen van anti-dumpingrechten, waarvan zij, na overleg met belanghebbende Lid-Staten, de voorwaarden en de wijze van toepassing bepaalt.

Artikel 10

Algemene bepalingen betreffende rechten

  • 1. 
    De machtigingen tot het instellen van een anti-dumpingrecht vermelden in het bijzonder het bedrag en de aard van het ingestelde recht, het betrokken produkt, het land van oorsprong of van uitvoer, zo mogelijk de naam van de leverancier, en de motivering voor het verlenen van de machtiging.
  • 2. 
    Deze rechten mogen niet hoger zijn dan de vastgestelde marge van dumping; zij moeten lager zijn indien lagere rechten voldoende zijn om de schade op te heffen.
  • 3. 
    a) Anti-dumpingrechten kunnen niet met terugwerkende kracht worden ingesteld of verhoogd.
  • b) 
    Wanneer de Commissie met betrekking tot produkten ten aanzien waarvan dumping plaatsvindt echter vaststelt dat inbreuk is gemaakt op een verbintenis, kunnen anti-dumpingrechten worden ingesteld voor produkten ten aanzien waarvan de verplichting tot betaling van invoerrechten ingevolge de bepalingen van Richtlijn 79/623/EEG van de Raad van 25 juni 1979 inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op het gebied van de douaneschuld (1) maximaal 90 dagen vóór de datum van toepassing van de rechten is ontstaan of zou zijn ontstaan; in geval van inbreuk op een verbintenis is deze terugwerkende heffing evenwel niet van toepassing op de invoer die vóór de inbreuk in de Gemeenschap van de Tien tot verbruik is aangegeven.
  • 4. 
    Wanneer een produkt uit verscheidene landen in de Gemeenschap van de Tien, in Spanje of in Portugal wordt ingevoerd wordt het recht - tot een passend bedrag - zonder discriminatie geheven op elke invoer van dit produkt ten aanzien waarvan is vastgesteld dat dumping plaatsvindt en schade wordt veroorzaakt, met uitzondering van de invoer waarvoor verbintenissen zijn aanvaard.
  • 5. 
    Wanneer de uitdrukking »bedrijfstak van de Gemeenschap van de Tien" is geïnterpreteerd als betrekking hebbende op de producenten in een bepaald gebied, stelt de Commissie de exporteurs in de gelegenheid overeenkomstig artikel 8 een verbintenis aan te bieden voor het betrokken gebied. Wanneer een bevredigende verbintenis niet spoedig wordt aangegaan of niet wordt nagekomen, kan een recht worden ingesteld voor de benadeelde Lid-Staat of Lid-Staten.
  • 6. 
    Wanneer er bij de instelling van een anti-dumpingrecht geen andersluidende bijzondere bepalingen zijn vastgesteld, zijn de regels inzake de gemeenschappelijke definitie van het begrip oorsprong, alsmede de daarop betrekking hebbende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van toepassing.
  • 7. 
    De benadeelde Lid-Staat of Lid-Staten die machtiging heeft (hebben) verkregen tot het treffen van beschermende maatregelen, int (innen) de anti-dumpingrechten in de vorm volgens het tarief en overeenkomstig de andere bij de instelling van deze rechten vastgestelde criteria onafhankelijk van de invoerrechten, heffingen en andere bij invoer normaliter verschuldigde belastingen.

Artikel 11

Nieuw onderzoek

  • 1. 
    De krachtens artikel 8 aangegane verbintenissen en de maatregelen waarbij anti-dumpingrechten werden ingesteld, worden, wanneer daartoe aanleiding bestaat, geheel of gedeeltelijk aan een nieuw onderzoek onderworpen.

Dit nieuwe onderzoek wordt ingesteld op verzoek van een Lid-Staat of op initiatief van de Commissie. Een nieuw onderzoek wordt ook ingesteld wanneer een belanghebbende partij daarom verzoekt en voldoende bewijsmateriaal over gewijzigde omstandigheden overlegt om de noodzaak van dat onderzoek te wettigen. Het desbetreffende verzoek wordt gericht tot de Commissie, die belanghebbende Lid-Staten ervan in kennis stelt.

  • 2. 
    Indien, na overleg met belanghebbende Lid-Staten, blijkt dat een nieuw onderzoek gewettigd is, wordt het onderzoek overeenkomstig artikel 5 opnieuw geopend indien de omstandigheden zulks vereisen. Deze heropening als zodanig is niet van invloed op de van kracht zijnde maatregelen.
  • 3. 
    Wanneer het nieuwe onderzoek, al dan niet uitgevoerd met heropening van de procedure, zulks wettigt, worden de aanbevelingen, verbintenissen of anti-dumpingrechten gewijzigd of ongedaan gemaakt op de door de Commissie vast te stellen wijze, na raadpleging van de betrokken Lid-Staten.

Artikel 12

  • 1. 
    Behoudens het bepaalde in lid 2 vervallen anti-dumpingrechten en verbintenissen vijf jaar na de datum waarop zij van kracht zijn geworden of laatstelijk werden gewijzigd of bevestigd.
  • 2. 
    De rechten en verbintenissen vervallen eveneens bij het verstrijken van de toepassingsduur van de overgangsmaatregelen die luidens het Verdrag betreffende de toetreding van Spanje en Portugal op het betrokken produkt van toepassing zijn.
  • 3. 
    De Commissie maakt, na overleg met belanghebbende Lid-Staten, gewoonlijk binnen zes maanden vóór het einde van de in lid 1 bedoelde periode van vijf jaar, door middel van een bericht in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, bekend dat de desbetreffende maatregel zal vervallen en zij stelt de betrokken producenten in de Gemeenschap, voor zover bekend, hiervan in kennis. In dit bericht wordt de termijn aangegeven waarbinnen de belanghebbende partijen hun standpunt schriftelijk kunnen uiteenzetten en kunnen verzoeken overeenkomstig artikel 5, lid 5, door de Commissie te worden gehoord.

Indien een belanghebbende partij aantoont dat de beëindiging van de maatregel opnieuw tot schade of dreiging van schade zou leiden, onderwerpt de Commissie de maatregel aan een nieuw onderzoek. De maatregel blijft hangende het resultaat van dit onderzoek van kracht.

Indien op grond van dit artikel anti-dumpingrechten en verbintenissen vervallen, maakt de Commissie een bericht van deze strekking bekend in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 13

Terugbetaling

  • 1. 
    Wanneer een importeur kan aantonen dat het geïnde recht meer bedraagt dan de werkelijke marge van dumping, rekening houdend met de toepassing van gewogen gemiddelden, wordt het verschil terugbetaald.
  • 2. 
    Om te verzoeken om de in lid 1 bedoelde terugbetaling, dient de importeur bij de Commissie een verzoek in. Het verzoek dient te worden ingediend via de Lid-Staat op wiens grondgebied de produkten tot verbruik zijn aangegeven en wel vanaf de datum waarop het bedrag van de te heffen rechten door de bevoegde autoriteiten naar behoren werd vastgesteld.

De Lid-Staat zendt het verzoek zo spoedig mogelijk aan de Commissie, al dan niet vergezeld van een advies over de gegrondheid ervan.

De Commissie beslist, na overleg met belanghebbende Lid-Staten, of, en zo ja in welke mate, gevolg moet worden gegeven aan het verzoek.

Artikel 14

Inwerkingtreding

Deze beschikking treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing

  • op procedures die vanaf 1 januari 1986 worden ingeleid;
  • op procedures die, vóór de toetreding, in Spanje, in Portugal of in de Gemeenschap van de Tien zijn ingeleid;
  • op nieuw onderzoek van maatregelen die vóór de toetreding zijn vastgesteld uit hoofde van Aanbeveling nr. 3018/79/EGKS (1), laatstelijk gewijzigd bij Aanbeveling nr. 3025/82/EGKS (2), alsmede uit hoofde van Beschikking nr. 2177/84/EGKS (3);
  • op nieuw onderzoek van maatregelen die vóór de toetreding zijn vastgesteld uit hoofde van de anti-dumpingwetgeving van de nieuwe Lid-Staten ten aanzien van de Gemeenschap van de Tien.

Deze beschikking is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 14 maart 1986.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • N. 
    SMIT-KROES
  • (1) 
    PB nr. L 179 van 17. 7. 1979, blz. 31.
  • (1) 
    PB nr. L 339 van 31. 12. 1979, blz. 15.
  • (2) 
    PB nr. L 317 van 13. 11. 1982, blz. 17.
  • (3) 
    PB nr. L 201 van 30. 7. 1984, blz. 17.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.