Geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Oostenrijk, 2006-2010

1.

Wettekst

4.8.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 182/1

 

ADVIES VAN DE RAAD

van 10 juli 2007

over het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Oostenrijk, 2006-2010

(2007/C 182/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name op artikel 5, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Na raadpleging van het Economisch en Financieel Comité,

BRENGT HET VOLGENDE ADVIES UIT:

 

(1)

Op 10 juli 2007 heeft de Raad het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van Oostenrijk voor de periode 2006-2010 behandeld. Na de algemene verkiezingen in oktober 2006 is in januari 2007 een nieuwe regering gevormd, die op 29 maart 2007 de begroting voor de beide jaren 2007 en 2008 bij het Parlement heeft ingediend. Op dezelfde dag is ook het geactualiseerde stabiliteitsprogramma ingediend, met andere woorden tweeënhalve maand na de in de gedragscode voor Oostenrijk vastgestelde termijn van 15 december.

 

(2)

In het macro-economische scenario dat aan het programma ten grondslag ligt, wordt ervan uitgegaan dat de reële BBP-groei zal vertragen van een conjuncturele piek van 3,1 % in 2006 tot gemiddeld 2

% gedurende de rest van de programmaperiode. Afgaande op de momenteel beschikbare informatie lijkt dit scenario tot 2008 op enigszins voorzichtige groeihypothesen gebaseerd, daar de groei volgens recente gegevens krachtiger kan uitvallen. Wat de laatste jaren van de programmaperiode betreft, lijken de prognoses aannemelijk, ook al liggen de groeipercentages iets hoger dan het door de diensten van de Commissie berekende gemiddelde potentiële groeicijfer. De in het programma gehanteerde inflatieprognoses lijken realistisch.

 

(3)

In 2006 beliep het overheidstekort 1,1 % van het BBP, terwijl in het vorige geactualiseerde stabiliteitsprogramma van een doelstelling van 1,7 % van het BBP is uitgegaan. Dat de doelstelling is overtroffen, is het gevolg van een beter dan verwachte conjunctuurontwikkeling. Hoewel de ontvangstenquote iets is gedaald in vergelijking met een jaar eerder, bleek zij toch ruim een procentpunt hoger te liggen dan het streefcijfer. De sterker dan verwachte BBP-groei heeft ertoe bijgedragen dat de uitgavenquote is teruggelopen ten opzichte van het voorafgaande jaar. Zij lag evenwel meer dan een half procentpunt hoger dan het streefcijfer, hetgeen erop wijst dat de begroting niet zo strikt is uitgevoerd als gepland.

 

(4)

De begrotingsstrategie is er hoofdzakelijk op gericht over de hele conjunctuurcyclus bezien een begrotingsevenwicht te bewerkstelligen, door de vruchten te plukken van de administratieve hervorming en tegelijkertijd voor diverse bestedingscategorieën de uitgaven te verhogen. Dit laatste komt tot uiting in het feit dat de begrotingsconsolidatie in vergelijking met de vorige actualisering tot de laatste jaren van de programmaperiode wordt uitgesteld. In de actualisering wordt voorspeld dat de begrotingssituatie van de overheid zal omslaan van een tekort van 1,1 % van het BBP in 2006 in een overschot van 0,4 % in 2010. De consolidatie, waarvan het zwaartepunt in de laatste twee jaar van de programmaperiode ligt, zal volgens de plannen overwegend aan de uitgavenzijde plaatsvinden, waarbij vooral de sociale uitgaven zullen worden beteugeld en een aantal specifieke uitgaven geleidelijk zullen worden afgebouwd. In de nieuwe actualisering wordt de voorgenomen aanpassing verder naar de toekomst verschoven dan in het vorige programma, tegen de achtergrond van een algemeen genomen gunstiger macro-economisch scenario.

 

(5)

Het uitstel van de begrotingsaanpassing komt ook tot uiting in het overeenkomstig de algemeen aanvaarde methode berekende structurele saldo (d.w.z. het voor de conjunctuur gecorrigeerde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen), dat slechts zeer geleidelijk verbetert: het tekort van circa 1 % van het BBP in 2006 slaat pas aan het einde van de programmaperiode om in een miniem overschot. Volgens het programma wordt het profiel van de aanpassing ongunstig beïnvloed door de aankoop van militair materieel tussen 2007 en 2009, die, anders dan in de voorjaarsprognoses van de Commissiediensten, in de actualisering als een tekortverhogende eenmalige maatregel wordt aangemerkt. Evenals in het vorige geactualiseerde stabiliteitsprogramma wordt in het voorliggende programma als middellange termijndoelstelling (MTD) voor de begrotingssituatie een structureel begrotingsevenwicht nagestreefd. Volgens het programma zou de MTD echter pas in 2009 bijna worden bereikt en in 2010 iets worden overtroffen, in plaats van reeds in 2008 zoals in de vorige actualisering was aangegeven. Aangezien de MTD ambitieuzer is dan de minimumbenchmark (geraamd op een tekort van circa 1

Formula

% van het BBP), mag worden aangenomen dat de verwezenlijking ervan een veiligheidsmarge tegen het ontstaan van een buitensporig tekort zal bieden. De MTD ligt binnen de marge die in het stabiliteits- en groeipact en in de gedragscode is vastgesteld voor de lidstaten die tot het eurogebied en het WKM II behoren, en houdt afdoende rekening met de schuldquote en de gemiddelde potentiële productiegroei op lange termijn.

 

(6)

De aan de begrotingsprognoses in het programma verbonden risico's lijken elkaar voor 2007 en 2008 min of meer in evenwicht te houden, maar in 2009 en 2010 kunnen de begrotingsresultaten slechter uitvallen dan verwacht, ondanks het feit dat aannemelijke macro-economische hypothesen worden gehanteerd. Er wordt immers van uitgegaan dat de uitgavenquote in de laatste twee programmajaren scherp zal dalen. De geleidelijke afbouw van een aantal specifieke uitgaven, met name voor militair materieel, en de uitgavenbezuinigingen op werkloosheidsuitkeringen en pensioenen als gevolg van de pensioenhervorming van 2004 zouden de daling van de uitgavenquote in de laatste programmajaren in de hand moeten werken. Daar staat tegenover dat tijdens de programmaperiode meer zou worden uitgegeven voor onderwijs, O&O en infrastructuur, terwijl de verwachte efficiëntieverbetering in de overheidsdiensten met onzekerheid omgeven blijft. Tenslotte wordt in het programma gezinspeeld op mogelijke verdere belastingverlagingen, die met behulp van de geplande uitgavenbezuinigingen zouden worden gefinancierd.

 

(7)

In het licht van deze risicobeoordeling is het niet uitgesloten dat de begrotingsstrategie van het programma niet volstaat om de MTD in 2010 te verwezenlijken, zoals in het programma wordt aangenomen. Volgens de voorjaarsprognoses van de Commissiediensten zou het structurele tekort in 2007 en 2008 een toename te zien geven. Toch wordt gedurende de gehele programmaperiode een veiligheidsmarge gehandhaafd die ruim genoeg is om te voorkomen dat het tekort bij normale macro-economische fluctuaties de drempel van 3 % van het BBP overschrijdt. Het uit het programma blijkende tempo van de aanpassing richting de MTD is ontoereikend en moet vooral in 2007 en 2008 worden opgevoerd om in overeenstemming te zijn met het stabiliteits- en groeipact, dat voorschrijft dat de lidstaten die tot het eurogebied en WKM II behoren, een jaarlijkse verbetering van het structurele begrotingssaldo moeten nastreven met 0,5 % van het BBP als benchmark, en dat in goede economische tijden een grotere aanpassing moet worden bewerkstelligd, terwijl in slechte economische tijden een minder zware inspanning toelaatbaar is. Zo is met name tussen 2007 en 2009, wanneer Oostenrijk naar verwachting goede tijden zal doormaken, slechts een beperkte verbetering van het structurele saldo gepland. Deze conclusie blijft ook waar als de aankoop van militair materieel als een tekortverhogende eenmalige maatregel wordt aangemerkt, zoals in het programma het geval is.

 

(8)

Volgens de ramingen is de bruto overheidsschuld in 2006 gedaald tot 62,2 % van het BBP, waarmee zij echter nog steeds boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 % van het BBP blijft. Volgens het programma zou de schuldquote in 2008 onder de referentiewaarde dalen en vervolgens verder teruglopen tot 56,8 % van het BBP in het laatste jaar van de programmaperiode. In het licht van de risicobeoordeling lijkt de schuldquote in de beginjaren van de programmaperiode in een voldoende tempo af te nemen in de richting van de referentiewaarde, die zij volgens de plannen in 2007 zou benaderen.

 

(9)

In Oostenrijk gaat van de vergrijzing een veel kleiner langetermijneffect op de begroting uit dan gemiddeld in de EU het geval is. Dit komt met name doordat wordt aangenomen dat de pensioenuitgaven als percentage van het BBP op lange termijn zullen teruglopen als gevolg van de forse uitgavenbeperking die van de pensioenhervorming van 2004 wordt verwacht. De budgettaire uitgangssituatie, die door een structureel primair overschot word gekenmerkt, draagt bij tot het afzwakken van de langetermijngevolgen van de vergrijzing voor de begroting. De risico's voor de houdbaarheid van de openbare financiën zouden mede worden beperkt door de in het programma aangekondigde primaire overschotten op middellange termijn en de stijging van de werkgelegenheidsgraad van oudere werknemers. Alles tesamen lijkt Oostenrijk weinig risico te lopen wat de houdbaarheid van de openbare financiën betreft.

 

(10)

Het stabiliteitsprogramma bevat een kwalitatieve beoordeling van de algemene gevolgen van het voortgangsrapport van september 2006 van het nationale hervormingsprogramma binnen het kader van de begrotingsstrategie op middellange termijn. Daarnaast verschaft het enige informatie over de rechtstreekse budgettaire kosten of besparingen van de voornaamste hervormingen waarin het nationale hervormingsprogramma voorziet, en de gevolgen van de in het nationale hervormingsprogramma geschetste maatregelen voor de openbare financiën stemmen in grote lijnen overeen met de begrotingsprognoses. De in het stabiliteitsprogramma opgenomen maatregelen op het gebied van de openbare financiën lijken aan te sluiten bij de in het kader van het nationale hervormingsprogramma voorgenomen acties. Zo wordt er met name in beide programma's van uitgegaan dat de administratieve hervorming besparingen zal opleveren en dat de uitgaven voor O&O zullen worden opgetrokken.

 

(11)

De in het programma uitgestippelde begrotingsstrategie is gedeeltelijk in overeenstemming met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid die in de geïntegreerde richtsnoeren voor de periode 2005-2008 zijn opgenomen.

 

(12)

Wat de in de gedragscode voor stabiliteits- en convergentieprogramma's gespecificeerde gegevensvereisten betreft, bevat het programma alle verplichte en de meeste facultatieve gegevens (2).

De algemene conclusie luidt dat er in het programma in een context van gunstige groeivooruitzichten van uit wordt gegaan dat langzaam vooruitgang zal worden geboekt richting de MTD door middel van een vrij laat in de programmaperiode plaatsvindende aanpassing, die gebaseerd is op een niet volledig gespecificeerde uitgavenbeheersing. Hoewel Oostenrijk goede economische tijden beleeft en zijn MTD nog niet heeft gehaald, wordt niet verwacht dat er voor 2009 verbetering komt in het structurele tekort. De verwezenlijking van de begrotingsdoelstellingen na 2008 is aan risico's onderhevig en het is heel goed mogelijk dat de MTD aan het einde van de programmaperiode niet wordt gehaald. De overheidsschuld zou in 2007 de referentiewaarde van 60 % van het BBP benaderen en in de daaropvolgende jaren verder afnemen.

Gezien bovenstaande evaluatie wordt Oostenrijk door de Raad verzocht van de goede economische omstandigheden en het lager dan verwachte tekort in 2006 te profiteren om de aanpassing in 2008 te vervroegen en te intensiveren en vervolgens de begrotingsconsolidatie richting de MTD voort te zetten, met name door de uitgaven strikt te beheersen en door eventuele onverwachte belastingontvangsten voor consolidatie aan te wenden.

Vergelijking van de belangrijkste macro-economische en budgettaire prognoses

 
   

2005

2006

2007

2008

2009

2010

Reëel BBP

(Verandering in %)

SP maart 2007

2,0

3,1

2,7

2,3

2,5

2,6

COM mei 2007

2,0

3,1

2,9

2,5

n.b.

n.b.

SP nov. 2005

1,7

1,8

2,4

2,5

n.b.

n.b.

HICP-inflatie

(%)

SP maart 2007

2,1

1,5

1,6

1,7

1,7

1,8

COM mei 2007

2,1

1,7

1,8

1,7

n.b.

n.b.

SP nov. 2005

2,3

2,1

1,7

1,5

n.b.

n.b.

Output gap

(% van het potentiële BBP)

SP maart 2007  (3)

  • – 
    1,1
  • – 
    0,3

0,1

  • – 
    0,1

0,1

0,3

COM mei 2007  (7)

  • – 
    1,1
  • – 
    0,2

0,5

0,8

n.b.

n.b.

SP nov. 2005  (3)

  • – 
    0,7
  • – 
    1,1
  • – 
    0,9
  • – 
    0,5

n.b.

n.b.

Overheidssaldo

(% van het BBP)

SP maart 2007

  • – 
    1,6
  • – 
    1,1
  • – 
    0,9
  • – 
    0,7
  • – 
    0,2

0,4

COM mei 2007

  • – 
    1,6
  • – 
    1,1
  • – 
    0,9
  • – 
    0,8

n.b.

n.b.

SP nov. 2005

  • – 
    1,9
  • – 
    1,7
  • – 
    0,8

0,0

n.b.

n.b.

Primair saldo (8)

(% van het BBP)

SP maart 2007

1,3

1,9

2,0

2,1

2,6

3,1

COM mei 2007

1,3

1,6

1,8

1,7

n.b.

n.b.

SP nov. 2005

1,1

1,2

2,0

2,7

n.b.

n.b.

Voor de conjunctuur gecorrigeerd saldo

(% van het BBP)

SP maart 2007  (3)

  • – 
    1,1
  • – 
    1,0
  • – 
    0,9
  • – 
    0,7
  • – 
    0,2

0,2

COM mei 2007

  • – 
    1,1
  • – 
    1,0
  • – 
    1,1
  • – 
    1,2

n.b.

n.b.

SP nov. 2005

  • – 
    1,6
  • – 
    1,2
  • – 
    0,4

0,2

n.b.

n.b.

Structureel saldo (4)

(% van het BBP)

SP maart 2007  (5)

  • – 
    1,1
  • – 
    1,0
  • – 
    0,8
  • – 
    0,4
  • – 
    0,2

0,2

COM mei 2007 (6)

  • – 
    1,1
  • – 
    1,0
  • – 
    1,1
  • – 
    1,2

n.b.

n.b.

SP nov. 2005

  • – 
    1,6
  • – 
    1,2
  • – 
    0,4

0,2

n.b.

n.b.

Bruto overheidsschuld

(% van het BBP)

SP maart 2007

63,5

62,2

61,2

59,9

58,5

56,8

COM mei 2007

63,5

62,2

60,6

59,2

n.b.

n.b.

SP nov 2005

63,4

63,1

61,6

59,5

n.b.

n.b.

Bronnen:

Stabiliteitsprogramma (SP); economische voorjaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.

 

http://europa.eu.int/comm/economy_finance/about/activities/sgp/main_en.htm

  • (2) 
    De facultatieve gegevens over de werkgelegenheid en de gewerkte uren, alsook over de ambtenarensalarissen zijn evenwel niet verstrekt.
  • (3) 
    Berekeningen van de diensten van de Commissie op basis van in het programma voorkomende informatie, uitgaande van een geraamde potentiële groei van achtereenvolgens 2,3 %, 2,3 %, 2,4 %, 2,4 % en 2,3 % in de periode 2006-2010.
  • (4) 
    Voor de conjunctuur gecorrigeerd saldo (zoals in voorgaande rijen), ongerekend eenmalige en andere tijdelijke maatregelen.
  • (5) 
    Tekortverhogende eenmalige en andere tijdelijke maatregelen uit het programma (aankoop van legervliegtuigen ter grootte van 0,2 % van het BBP in 2007, 0,4 % in 2008 en 0,1 % in 2009).
  • (6) 
    In de voorjaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie wordt de aankoop van legervliegtuigen niet als een eenmalige maatregel beschouwd.
  • (7) 
    Op basis van een geraamde potentiële groei van achtereenvolgens 2,3 %, 2,0 %, 2,2 % en 2,2 % in de periode 2005-2008.
  • (8) 
    De gegevens over het primaire saldo in het programma en in de prognoses van de diensten van de Commissie zijn niet rechtstreeks met elkaar vergelijkbaar omdat IGDFI verschillend worden behandeld. De gegevens in het programma volgen de definities van de gedragscode. Om met de gegevens in het programma te kunnen worden vergeleken, moeten de gegevens van de Commissie over het primaire saldo met ongeveer 0,1 à 0,2 % van het BBP opwaarts worden bijgesteld.

Bronnen:

Stabiliteitsprogramma (SP); economische voorjaarsprognoses 2007 van de diensten van de Commissie (COM); berekeningen van de diensten van de Commissie.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.