Besluit 2017/1947 - Standpunt in het Gemengd Comité EU-Armenië inzake de versoepeling van de afgifte van visa, betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren voor de uitvoering van deze overeenkomst

1.

Wettekst

26.10.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 276/44

 

BESLUIT (EU) 2017/1947 VAN DE RAAD

van 23 oktober 2017

tot vaststelling van het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité opgericht bij de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Armenië inzake de versoepeling van de afgifte van visa, betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren voor de uitvoering van deze overeenkomst

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder a), juncto artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Bij artikel 12 van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Armenië inzake de versoepeling van de afgifte van visa (1) („de overeenkomst”) is een gemengd comité (het „gemengd comité”) opgericht. Dat artikel bepaalt dat het gemengd comité met name moet toezien op de uitvoering van de overeenkomst.

 

(2)

Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad (2) voorziet in de procedures en voorwaarden voor de afgifte van visa voor de doorreis over of een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen.

 

(3)

Er zijn gemeenschappelijke richtsnoeren vereist om ervoor te zorgen dat de diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten de overeenkomst op volledig geharmoniseerde wijze uitvoeren en om het verband te verduidelijken tussen enerzijds de bepalingen van de overeenkomst en anderzijds de bepalingen van de wetgeving van de partijen bij de overeenkomst die van toepassing blijven op visumkwesties die niet onder de overeenkomst vallen.

 

(4)

Het is passend over te gaan tot de vaststelling van het standpunt dat in het gemengd comité namens de Unie moet worden ingenomen met betrekking tot de vaststelling van de gemeenschappelijke richtsnoeren voor de uitvoering van de overeenkomst.

 

(5)

Dit besluit houdt een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad (3). Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit besluit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

 

(6)

Dit besluit houdt een ontwikkeling in van bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (4). Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit besluit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

 

(7)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is dit besluit niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het gemengd comité dat is opgericht bij artikel 12 van de Overeenkomst tussen de Unie en de Republiek Armenië inzake de versoepeling van de afgifte van visa, met betrekking tot de vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren voor de uitvoering van die overeenkomst, wordt gebaseerd op het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van het gemengd comité.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 23 oktober 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

  • K. 
    IVA
 

  • (2) 
    Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1).
  • (3) 
    Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).
  • (4) 
    Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).
 

ONTWERP

BESLUIT Nr. …/… VAN HET GEMENGD COMITÉ DAT IS OPGERICHT BIJ DE OVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN DE REPUBLIEK ARMENIË INZAKE DE VERSOEPELING VAN DE AFGIFTE VAN VISA

van …

betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke richtsnoeren voor de uitvoering van die overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ,

Gezien de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Armenië inzake de versoepeling van de afgifte van visa (1) („de overeenkomst”), en met name artikel 12,

Overwegende dat de overeenkomst op 1 januari 2014 in werking is getreden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De gemeenschappelijke richtsnoeren voor de uitvoering van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Armenië inzake de versoepeling van de afgifte van visa zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te …

Voor de Europese Unie

Voor de Republiek Armenië

 

 

BIJLAGE

GEMEENSCHAPPELIJKE RICHTSNOEREN VOOR DE UITVOERING VAN DEOVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN DE REPUBLIEK ARMENIË INZAKE DE VERSOEPELING VAN DE AFGIFTE VAN VISA

De overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Armenië inzake de versoepeling van de afgifte van visa (de „overeenkomst”), die op 1 januari 2014 in werking is getreden, is bedoeld om op basis van wederkerigheid de procedures voor de afgifte van visa voor een voorgenomen verblijf van ten hoogste 90 dagen per periode van 180 dagen aan burgers van Armenië te versoepelen.

De overeenkomst brengt op basis van wederkerigheid, juridisch bindende rechten en verplichtingen tot stand voor de versoepeling van de procedures voor de afgifte van visa aan de burgers van Armenië.

Deze richtsnoeren, vastgesteld door het bij artikel 12 van de overeenkomst opgerichte gemengd comité (het „gemengd comité”) moeten ervoor zorgen dat de diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten van de Unie („lidstaten”) de overeenkomst op een geharmoniseerde wijze uitvoeren. Deze richtsnoeren maken geen deel uit van de overeenkomst en zijn derhalve niet juridisch bindend. Het wordt echter ten zeerste aanbevolen dat het diplomatiek en consulair personeel bij de uitvoering van de overeenkomst de richtsnoeren consequent volgt.

Het is de bedoeling dat deze richtsnoeren onder de verantwoordelijkheid van het gemengd comité worden aangepast in het licht van de ervaring verworven met de uitvoering van de overeenkomst.

Om de duurzame en geharmoniseerde uitvoering van de overeenkomst te garanderen, zijn de partijen overeenkomstig het reglement van orde van het gemengd comité overeengekomen om in de perioden tussen de formele vergaderingen van het gemengd comité informele contacten te onderhouden om dringende aangelegenheden te behandelen. Op de eerstvolgende vergadering van het gemengd comité wordt uitvoerig verslag gedaan van deze kwesties en de informele contacten.

  • I. 
    ALGEMENE ASPECTEN

1.1.   Doel en toepassingsgebied

In lid 1 van artikel 1 van de overeenkomst wordt het volgende bepaald:

„1.   Deze overeenkomst is bedoeld om de afgifte van visa voor een voorgenomen verblijf van ten hoogste 90 dagen per periode van 180 dagen aan burgers van Armenië te versoepelen.”.

De overeenkomst is van toepassing op alle burgers van Armenië die een visum voor kort verblijf aanvragen, ongeacht hun land van verblijf.

De overeenkomst is niet van toepassing op staatloze personen die beschikken over een door Armenië afgegeven verblijfsvergunning. Op deze categorie personen zijn de regels van het acquis van de Unie inzake visa van toepassing.

Sinds 10 januari 2013 zijn alle burgers van de Unie en burgers van de met Schengen geassocieerde landen vrijgesteld van de visumplicht wanneer zij voor maximaal 90 dagen naar Armenië reizen, of op doorreis over het grondgebied van Armenië reizen.

In lid 2 van artikel 1 van de overeenkomst wordt het volgende bepaald:

„2.   Indien Armenië de visumplicht voor burgers van de Unie of bepaalde categorieën daarvan weer invoert, gelden op basis van wederkerigheid voor de betrokken burgers van de Unie automatisch dezelfde versoepelingen als die welke krachtens deze overeenkomst gelden voor de burgers van Armenië.”.

1.2.   Toepassingsgebied van de overeenkomst

In artikel 2 van de overeenkomst wordt het volgende bepaald:

„1.   De bij deze overeenkomst geregelde soepeler afgifte van visa geldt voor burgers van Armenië slechts voor zover zij niet zijn vrijgesteld van de visumplicht op grond van de wet- en regelgeving van de Unie of de lidstaten, deze overeenkomst of andere internationale overeenkomsten.

  • 2. 
    Op kwesties die niet onder de bepalingen van deze overeenkomst vallen, zoals de weigering om een visum af te geven, de erkenning van reisdocumenten, het bewijs van voldoende bestaansmiddelen, inreisverboden en uitzettingsmaatregelen, is de nationale wetgeving van Armenië, de nationale wetgeving van de lidstaten of het Unierecht van toepassing.”.

Onverminderd artikel 10 heeft de overeenkomst geen gevolgen voor de bestaande regels inzake visumverplichtingen en -vrijstellingen. Aan de mogelijkheid voor de lidstaten om op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad (1) bepaalde categorieën personen, zoals civiele vliegtuig- en scheepsbemanningsleden, van de visumplicht vrij te stellen, wordt bijvoorbeeld niet geraakt.

In dat verband moet erop worden gewezen dat overeenkomstig artikel 21 van de overeenkomst ter uitvoering van het tussen de regeringen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (2), alle Schengenlidstaten de door elkaar afgegeven visa voor verblijf van langere duur en verblijfsvergunningen moeten aanvaarden voor verblijf van korte duur op elkaars grondgebied. Al deze Schengenlidstatenaanvaarden verblijfsvergunningen, D-visa en visa voor kort verblijf van met Schengen geassocieerde landen voor binnenkomst en kort verblijf op elkaars grondgebied, en omgekeerd.

Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad (3) (de „Visumcode”) is van toepassing op alle kwesties die niet onder de overeenkomst vallen, zoals het bepalen van de Schengenlidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van de visumaanvraag, de motivering van een weigering van visumafgifte, het recht van beroep tegen een negatieve beslissing en de algemene regels inzake het persoonlijk onderhoud met de visumaanvrager en het verstrekken van alle relevante informatie met betrekking tot de visumaanvraag. Bovendien blijven de Schengenregels (inzake weigering van de toegang tot het grondgebied, het bewijs van voldoende bestaansmiddelen, enz.) en het nationaal recht (inzake de erkenning van reisdocumenten, uitzettingsmaatregelen, enz.) ook van toepassing op kwesties die niet onder de overeenkomst vallen.

Zelfs indien aan de voorwaarden van de overeenkomst is voldaan, bijvoorbeeld wanneer een visumaanvrager van een in artikel 4 genoemde categorie de nodige bewijsstukken betreffende het doel van de reis heeft overgelegd, kan afgifte van een visum toch nog worden geweigerd wanneer niet aan de in artikel 6 van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad (4) („Schengengrenscode”) vastgelegde voorwaarden is voldaan, met name wanneer de persoon niet over een geldig reisdocument beschikt, hij gesignaleerd staat in het Schengeninformatiesysteem (SIS) of als een bedreiging voor de openbare orde of binnenlandse veiligheid wordt beschouwd, enz.

De andere in de Visumcode vastgelegde mogelijkheden voor flexibiliteit bij de afgifte van visa blijven van toepassing. Meervoudige visa met een lange geldigheidsduur — tot vijf jaar — kunnen bijvoorbeeld worden afgegeven aan andere categorieën personen dan die welke zijn vermeld in artikel 5 van de overeenkomst, indien aan de voorwaarden van artikel 24 van de Visumcode wordt voldaan. Evenzo blijven de bepalingen van artikel 16, leden 5 en 6, van de Visumcode met betrekking tot ontheffing en vermindering van de visumleges van toepassing.

1.3.   Soorten visa die tot het toepassingsgebied van de overeenkomst behoren

In artikel 3, punt d), van de overeenkomst wordt „visum” gedefinieerd als „een machtiging die door een lidstaat wordt afgegeven voor een doorreis over of een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen”.

De versoepelingen waarin de overeenkomst voorziet, zijn van toepassing op zowel eenvormige visa als visa met een beperkte territoriale geldigheid.

1.4.   Berekening van de volgens het visum toegestane verblijfsduur

Bij Verordening (EU) nr. 610/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) is het begrip „kort verblijf” opnieuw gedefinieerd. De nieuwe definitie van kort verblijf luidt als volgt: „ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen, waarbij voor iedere dag van het verblijf de 180 voorafgaande dagen in aanmerking worden genomen.”. Die definitie is op 18 oktober 2013 in werking getreden en is vervat in de Schengengrenscode.

Als inreisdatum geldt de eerste dag van het verblijf op het grondgebied van de lidstaten en als uitreisdatum de laatste dag van het verblijf op het grondgebied van de lidstaten. Er wordt uitgegaan van een dynamische referentieperiode van 180 dagen; op elke dag van het verblijf wordt achterwaarts gekeken naar de aan die dag voorafgaande periode van 180 dagen om na te gaan of nog steeds aan de voorwaarde van 90 dagen per 180 dagen wordt voldaan. Dat betekent dat een ononderbroken afwezigheid van het grondgebied van de lidstaten van 90 dagen recht geeft op een nieuw verblijf van maximaal 90 dagen.

Voor het berekenen van de toegestane duur van kort verblijf volgens de nieuwe regels kan gebruik worden gemaakt van een calculator die beschikbaar is op het volgende adres: http://ec.europa.eu/dgs/home-affairs/what-we-do/policies/borders-and-visas/border-crossing/index_en.htm.

Voorbeeld van berekening van de verblijfsduur op basis van de huidige definitie

Iemand heeft een meervoudig visum met een geldigheidsduur van één jaar (18 april 2014 — 18 april 2015) en komt voor het eerst de lidstaten binnen op 19 april 2014 en blijft drie dagen. Daarna komt hij op 18 juni 2014 opnieuw binnen op het grondgebied van de lidstaten en blijft 86 dagen. Wat is de situatie op bepaalde specifieke data? Wanneer wordt deze persoon opnieuw tot het grondgebied van de lidstaten toegelaten?

Op 11 september 2014: in de afgelopen 180 dagen (16 maart 2014 — 11 september 2014) heeft het verblijf van de betrokkene drie dagen (19 — 21 april 2014) plus 86 dagen (18 juni 2014 — 11 september 2014) geduurd = 89 dagen. De verblijfsduur is niet overschreden. De betrokkene mag nog één dag blijven.

Met ingang van 16 oktober 2014: de betrokkene mag na binnenkomst drie dagen blijven. Op 16 oktober 2014 is het verblijf van 19 april 2014 niet meer relevant (buiten de periode van 180 dagen). Op 17 oktober 2014 is het verblijf van 20 april 2014 niet meer relevant (buiten de periode van 180 dagen, enzovoort).

Met ingang van 15 december 2014: de betrokkene mag na binnenkomst 86 dagen blijven. Op 15 december 2014 is het verblijf van 18 juni 2014 niet meer relevant (buiten de periode van 180 dagen). Op 16 december 2014 is het verblijf van 19 juni 2014 niet meer relevant, enzovoort.

1.5   De situatie met betrekking tot de lidstaten die het Schengenacquis nog niet volledig toepassen, de lidstaten die niet deelnemen aan het gemeenschappelijk visumbeleid van de Unie en de geassocieerde landen

De lidstaten die tot de Unie zijn toegetreden in 2004 (Tsjechië, Estland, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië en Slowakije), in 2007 (Bulgarije en Roemenië) en in 2013 (Kroatië) zijn door de overeenkomst gebonden vanaf de inwerkingtreding ervan.

Bulgarije, Kroatië, Cyprus en Roemenië passen het Schengenacquis nog niet volledig toe. Zij zullen nationale visa blijven afgeven die enkel geldig zijn voor hun grondgebied. Zodra deze lidstaten het Schengenacquis volledig uitvoeren, zullen zij de overeenkomst volledig toepassen.

In afwachting van de volledige uitvoering van het Schengenacquis door die lidstaten blijft op de aangelegenheden die niet onder de overeenkomst vallen, het nationaal recht van toepassing. Vanaf de datum van volledige uitvoering van het Schengenacquis, zijn de Schengenvoorschriften en/of het nationaal van toepassing op kwesties die niet onder de overeenkomst vallen.

Bulgarije, Kroatië, Cyprus en Roemenië zijn gemachtigd om verblijfsvergunningen, D-visa en visa voor kort verblijf die zijn afgegeven door alle Schengenlidstaten en geasocieerde landen, te aanvaarden voor kort verblijf op hun grondgebied. (6)

De overeenkomst is niet van toepassing op Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk, maar omvat gezamenlijke verklaringen waarin wordt aangegeven dat het wenselijk is dat deze lidstaten met Armenië bilaterale overeenkomsten over visumversoepeling sluiten.

Hoewel IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland geassocieerd zijn met Schengen, is de overeenkomst niet van toepassing op deze landen. De overeenkomst omvat evenwel een gezamenlijke verklaring waarin wordt gesteld dat het voor deze met Schengen geassocieerde landen wenselijk is onverwijld met Armenië bilaterale overeenkomsten te sluiten over versoepeling van de afgifte van visa voor kort verblijf.

1.6.   Verband tussen de overeenkomst en bilaterale overeenkomsten

In artikel 13 van de overeenkomst wordt het volgende bepaald:

„Zodra deze overeenkomst in werking treedt, heeft zij voorrang op de bepalingen van bilaterale of multilaterale overeenkomsten of regelingen die zijn gesloten tussen afzonderlijke lidstaten en Armenië, voor zover de bepalingen daarvan betrekking hebben op aangelegenheden die bij deze overeenkomst worden geregeld.”.

Sinds de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zijn de bepalingen van de bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten en Armenië inzake de aangelegenheden die onder de overeenkomst vallen, niet langer van toepassing. Overeenkomstig het recht van de Unie moeten de lidstaten de nodige maatregelen nemen om de onverenigbaarheden tussen hun bilaterale overeenkomsten en de overeenkomst weg te nemen.

Indien een lidstaat met Armenië een bilaterale overeenkomst of regeling heeft gesloten over aangelegenheden die niet onder de overeenkomst vallen, blijft die overeenkomst of regeling ook na de inwerkingtreding van de overeenkomst van toepassing.

II.   SPECIFIEKE BEPALINGEN

2.1.   Regels die voor alle visumaanvragers gelden

Er zij aan herinnerd dat de onderstaande versoepelingen met betrekking tot de visumleges, de duur van de behandeling van een visumaanvraag, vertrek in geval van verloren of gestolen documenten en de verlenging van visa in buitengewone omstandigheden van toepassing zijn op alle burgers van Armenië die houder zijn van een visum of een visum aanvragen, met inbegrip van toeristen.

2.1.1.   Leges voor de behandeling van een visumaanvraag

In lid 1 van artikel 6 van de overeenkomst wordt het volgende bepaald:

„1.   Voor de behandeling van een visumaanvraag wordt 35 EUR in rekening gebracht.”.

Overeenkomstig artikel 6, lid 1, van de overeenkomst bedragen de leges voor de behandeling van een visumaanvraag 35 EUR. Dat legesbedrag geldt voor alle Armeense visumaanvragers (ook voor toeristen) die een visum voor kort verblijf aanvragen, ongeacht het aantal binnenkomsten.

In lid 2 van artikel 6 van de overeenkomst wordt het volgende bepaald (NB: de uitvoeringsregeling volgt meteen na de categorie):

„2.   Onverminderd lid 3 van dit artikel worden aan de volgende categorieën personen geen kosten in rekening gebracht voor de behandeling van een visumaanvraag:

 

a)

gepensioneerden;”.

Om te worden vrijgesteld van betaling van de leges voor deze categorie, moeten de visumaanvragers hun status van gepensioneerde aantonen, bijvoorbeeld aan de hand van een pensioenboekje of een certificaat waaruit blijkt dat zij een pensioen ontvangen. De vrijstelling is niet gerechtvaardigd wanneer het doel van de reis erin bestaat een bezoldigde bezigheid te verrichten.

 

„b)

kinderen jonger dan 12 jaar;”.

Om te worden vrijgesteld van betaling van de leges voor deze categorie, moeten de visumaanvragers hun leeftijd aantonen.

 

„c)

leden van nationale en regionale regeringen en van constitutionele hoven en hoogste rechterlijke instanties, indien zij bij deze overeenkomst niet zijn vrijgesteld van de visumplicht;”.

Onder leden van regionale regeringen wordt verstaan leden van plaatselijke bestuursorganen, zoals gouverneurs van de regio's (marzpet) en hun plaatsvervangers, alsook de burgemeester van Jerevan en zijn/haar plaatsvervanger. Om te worden vrijgesteld van betaling van de leges voor deze categorie, moeten de visumaanvragers hun functie aantonen aan de hand van bewijsstukken van de Armeense autoriteiten.

 

„d)

gehandicapten en personen die hen indien nodig begeleiden;”.

Om te worden vrijgesteld van betaling van de leges, moeten beide visumaanvragers aantonen dat zij tot deze categorie behoren. Een handicap moet door de visumaanvragers worden aangetoond aan de hand van een uittreksel uit het medisch attest. Wanneer de handicap van de visumaanvragers duidelijk zichtbaar is (bijvoorbeeld bij blinden of personen met ontbrekende ledematen) volstaat een visuele vaststelling door de visumdienst van de consulaire post.

In gerechtvaardigde gevallen kan de visumaanvraag worden ingediend door een vertegenwoordiger of de voogd van de gehandicapte.

 

„e)

naaste familieleden — echtgenoten, kinderen (inclusief adoptiekinderen), ouders (inclusief voogden), grootouders en kleinkinderen — van burgers van Armenië die legaal in de lidstaten verblijven of van burgers van de Unie die verblijven in de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn;

 

f)

leden van officiële delegaties van Armenië, met inbegrip van permanente leden van officiële delegaties, die op officiële uitnodiging deelnemen aan bijeenkomsten, overlegrondes, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma's of aan evenementen die door intergouvernementele organisaties op het grondgebied van een van de lidstaten worden gehouden;

 

g)

scholieren, studenten, postdoctoraal studenten en begeleidende docenten die reizen voor studie- of opleidingsdoeleinden, zoals uitwisselingsprogramma's en andere schoolgerelateerde activiteiten;

 

h)

journalisten en technisch personeel dat hen beroepshalve vergezelt;”.

Om te worden vrijgesteld van betaling van de leges voor deze categorie, moeten de visumaanvragers aantonen dat zij lid zijn van beroepsorganisaties voor journalisten of media.

 

„i)

deelnemers aan internationale sportevenementen en personen die hen beroepshalve begeleiden;”.

Supporters worden niet als begeleiders beschouwd.

 

„j)

vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en personen uitgenodigd door in de lidstaten geregistreerde non-profitorganisaties van de Armeense gemeenschap die reizen in verband met een opleiding, studiebijeenkomsten of conferenties, bijvoorbeeld in het kader van uitwisselingsprogramma's of pan-Armeense en gemeenschapsbevorderende hulpprogramma's;”.

Om te worden vrijgesteld van betaling van de leges voor deze categorie, moeten de visumaanvragers aantonen dat zij lid zijn van maatschappelijke organisaties of non-profitorganisaties.

 

„k)

deelnemers aan wetenschappelijke, academische, culturele en artistieke activiteiten, inclusief universitaire en andere uitwisselingsprogramma's;

 

l)

personen die documenten hebben overgelegd waaruit blijkt dat hun reis om humanitaire redenen noodzakelijk is, bijvoorbeeld om een dringende medische behandeling te ondergaan, in welk geval de vrijstelling ook geldt voor degene die de betrokkene begeleidt, of om een begrafenis van een naast familielid bij te wonen of een ernstig ziek naast familielid te bezoeken.”.

De bovenstaande categorieën personen worden vrijgesteld van de leges. Daarnaast worden overeenkomstig artikel 16, lid 4, van de Visumcode ook de volgende categorieën personen vrijgesteld van betaling van de leges:

 

onderzoekers uit derde landen die in de Europese Unie reizen voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek in de zin van Aanbeveling 2005/761/EG van het Europees Parlement en de Raad (7);

 

vertegenwoordigers van non-profitorganisaties die vijfentwintig jaar of jonger zijn en deelnemen aan door non-profitorganisaties georganiseerde studiebijeenkomsten, conferenties, sportieve, culturele of educatieve evenementen.

In lid 6 van artikel 16 van de Visumcode wordt het volgende bepaald:

„6.   In individuele gevallen kan het te betalen bedrag aan visumleges worden kwijtgescholden of verminderd wanneer daarmee culturele of sportieve belangen alsmede belangen op het gebied van buitenlands beleid, ontwikkelingsbeleid en andere vitale openbare belangen of humanitaire redenen gediend zijn.”.

In lid 7 van artikel 16 van de Visumcode wordt bepaald dat de visumleges worden geheven in euro, in de nationale munt van het derde land waar de aanvraag wordt ingediend of in de munt die doorgaans in dat land wordt gebruikt, en dat de visumleges niet worden terugbetaald, behalve in geval van een niet-ontvankelijke aanvraag is of wanneer het consulaat niet bevoegd is.

Om te vermijden dat er discrepanties zijn die leiden tot visumshoppen, moeten de diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten in Armenië ervoor zorgen dat alle Armeense visumaanvragers vergelijkbare visumleges betalen wanneer die in een buitenlandse valuta worden geheven.

Armeense visumaanvragers ontvangen voor de betaalde visumleges een kwitantie overeenkomstig artikel 16, lid 8, van de Visumcode.

In lid 3 van artikel 6 van de overeenkomst wordt het volgende bepaald:

„3.   Indien een lidstaat bij het afgeven van visa samenwerkt met een externe dienstverlener mag deze dienstverlener kosten in rekening brengen. Deze dienstverleningskosten moeten in verhouding staan tot de kosten die de externe dienstverlener moet maken voor het uitvoeren van zijn taken en mogen ten hoogste 30 EUR bedragen. De lidstaten handhaven voor alle aanvragers de mogelijkheid rechtstreeks een aanvraag in te dienen bij hun consulaat.”.

Artikel 43 van de Visumcode bevat nadere informatie met betrekking tot de taken van de externe dienstverleners waarmee wordt samengewerkt.

2.1.2.   Duur van de behandeling van een visumaanvraag

In artikel 7 van de overeenkomst wordt het volgende bepaald:

„1.   De diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten nemen binnen tien kalenderdagen na ontvangst van de visumaanvraag en de benodigde bewijsstukken een beslissing over de visumaanvraag.

  • 2. 
    De periode voor het nemen van een beslissing over een visumaanvraag kan in individuele gevallen worden verlengd tot dertig kalenderdagen, met name wanneer nader onderzoek van de aanvraag nodig is.
  • 3. 
    De periode voor het nemen van een beslissing over een visumaanvraag kan in dringende gevallen worden beperkt tot twee werkdagen of minder.”.

In beginsel zal binnen tien kalenderdagen vanaf de datum van indiening van de ontvankelijke visumaanvraag een beslissing worden genomen over de visumaanvraag.

Die periode kan in individuele gevallen worden verlengd tot dertig kalenderdagen, met name wanneer nader onderzoek van de aanvraag noodzakelijk is, of in geval van vertegenwoordiging, wanneer de autoriteiten van de vertegenwoordigde lidstaat worden geraadpleegd.

Deze termijnen beginnen pas te lopen vanaf het moment dat de visumaanvraag volledig is, d.w.z. vanaf het tijdstip van ontvangst van de visumaanvraag en bewijsstukken.

Bij diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten die een afsprakensysteem hanteren, wordt de termijn voor het krijgen van een afspraak in beginsel niet bij de behandelingstijd gerekend. Met betrekking tot deze kwestie en andere praktische voorschriften voor het indienen van een visumaanvraag, zijn de algemene voorschriften in artikel 9 van de Visumcode van toepassing.

Indien een afspraak moet worden gemaakt voor het indienen van een aanvraag, bedraagt de wachttijd tot de afspraak, zoals bepaald in artikel 7, lid 4, van de overeenkomst, „in de regel ten hoogste twee weken, gerekend vanaf de datum waarop om de afspraak werd verzocht.”.

„In gemotiveerde dringende gevallen” (situaties waarin met redenen die door de aanvrager niet waren te voorzien, niet eerder een visumaanvraag kon worden ingediend) „kan het consulaat aanvragers toestaan hun aanvraag zonder afspraak in te dienen of vindt de afspraak onmiddellijk plaats.”.

Bij het maken van een afspraak moet rekening worden gehouden met de eventuele door de visumaanvrager aangevoerde urgentie. De beslissing over het sneller behandelen van een visumaanvraag zoals bepaald in artikel 7, lid 3, van de overeenkomst wordt door de consulair ambtenaar genomen.

2.1.3.   Verlenging van het visum in buitengewone omstandigheden

In artikel 9 van de overeenkomst wordt het volgende bepaald:

„Van burgers van Armenië die door overmacht of om humanitaire redenen niet in staat zijn het grondgebied van de lidstaten binnen de in hun visum vermelde termijn te verlaten, wordt het visum kosteloos volgens de wetgeving van de gastlidstaat verlengd voor de periode die nodig is tot hun terugkeer naar hun eigen land.”.

Met betrekking tot het verlengen van de geldigheid van het visum om gemotiveerde persoonlijke redenen, is, wanneer de houder van een visum niet in staat is het grondgebied van de lidstaat binnen de op de visumsticker vermelde termijn te verlaten, de bepalingen van artikel 33 van de Visumcode van toepassing voor zover deze in overeenstemming zijn met de overeenkomst. Op grond van de overeenkomst zijn aan de verlenging van het visum in geval van overmacht of om humanitaire redenen evenwel geen kosten verbonden.

2.2.   Regels die van toepassing zijn op bepaalde categorieën visumaanvragers

2.2.1.   Bewijsstukken betreffende het doel van de reis

De in artikel 4, lid 1, van de overeenkomst genoemde categorieën personen dienen wat het doel van de reis betreft, enkel de in dat artikel vermelde documenten over te leggen. Zoals in artikel 4, lid 3 van de overeenkomst bepaald, zijn geen andere vormen van motivering, uitnodiging of validering betreffende het doel van de reis nodig. Dit betekent echter niet dat de aanvrager wordt vrijgesteld van de eis om persoonlijk te verschijnen voor het indienen van de visumaanvraag of bewijsstukken te verstrekken met betrekking tot, bijvoorbeeld, de middelen van bestaan.

Als er in individuele gevallen twijfel blijft bestaan over de echtheid van het document tot staving van het doel van de reis, kan de visumaanvrager krachtens artikel 21, lid 8, van de Visumcode door de ambassade en/of het consulaat worden uitgenodigd voor een aanvullend diepgaand gesprek over het echte doel van zijn bezoek of zijn voornemen om terug te keren. In dergelijke gevallen kan de visumaanvrager aanvullende bewijsstukken overleggen of kan de consulaire ambtenaar bij uitzondering om aanvullende bewijsstukken verzoeken. Het gemengd comité zal nauwlettend toezien op deze kwestie.

Op de categorieën die niet in artikel 4, lid 1, van de overeenkomst worden vermeld (bijvoorbeeld toeristen) blijven wat betreft de bewijsstukken inzake het doel van de reis de algemene regels van toepassing. Hetzelfde geldt voor documenten voor ouderlijke toestemming voor kinderen jonger dan 18 jaar.

Op aangelegenheden die niet onder de overeenkomst vallen, zoals de erkenning van reisdocumenten en waarborgen betreffende terugkeer en voldoende bestaansmiddelen, zijn de Schengenregels en het nationaal recht van toepassing.

In beginsel moeten bij de visumaanvraag het origineel van het document worden overgelegd dat op grond van artikel 4, lid 1, van de overeenkomst, vereist is. Het consulaat kan de visumaanvraag echter al in behandeling nemen op basis van een duplicaat of kopie van deze documenten. Het consulaat kan echter om het originele document verzoeken in geval van een eerste aanvraag en zal om het originele document verzoeken wanneer er in individuele gevallen twijfels bestaan.

In lid 1 van artikel 4 van de overeenkomst wordt het volgende bepaald:

„1.   Voor de hieronder genoemde categorieën burgers van Armenië volstaan de volgende documenten als rechtvaardiging van het doel van de reis naar de andere partij:

 

a)

voor naaste familieleden — echtgenoten, kinderen (inclusief adoptiekinderen), ouders (inclusief voogden), grootouders en kleinkinderen — die op bezoek gaan bij burgers van Armenië die legaal in de lidstaten verblijven of bij burgers van de Europese Unie die verblijven in de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn:

 

een schriftelijke uitnodiging van de gastheer of -vrouw;”.

Punt a) van artikel 4, lid 1, van de overeenkomst heeft betrekking op Armeense naaste familieleden die naar de lidstaten reizen om een bezoek te brengen aan legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijvende burgers van Armenië of aan burgers van de Unie die verblijven op het grondgebied van de lidstaten waarvan zij onderdaan zijn.

De echtheid van de handtekening van de uitnodiger moet worden bevestigd door de bevoegde autoriteit overeenkomstig de nationale wetgeving van het land van verblijf. De uitnodiging moet worden gevalideerd door de bevoegde autoriteiten. In het geval van diplomaten, technisch en administratief personeel en andere ambtenaren die door de regering van de Republiek Armenië worden gedetacheerd naar de lidstaten, moet de echtheid van de handtekening worden bevestigd door een brief of een nota-verbaal van het hoofd van een diplomatieke of consulaire post.

 

„b)

voor leden van officiële delegaties van Armenië, met inbegrip van permanente leden van dergelijke delegaties, die op officiële uitnodiging deelnemen aan bijeenkomsten, overlegrondes, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma's of aan evenementen die door intergouvernementele organisaties op het grondgebied van een van de lidstaten worden gehouden:

 

een brief van een bevoegde instantie van Armenië waarin wordt bevestigd dat de aanvrager lid respectievelijk permanent lid is van de delegatie die naar het grondgebied van de andere partij afreist om deel te nemen aan een hierboven bedoeld evenement, en een kopie van de officiële uitnodiging;”.

De brief van de bevoegde autoriteit moet de naam van de visumaanvrager vermelden en bevestigen dat de persoonlid is van de delegatie die naar het grondgebied van de andere partij reist om er deel te nemen aan een officiële ontmoeting. De naam van de visumaanvrager hoeft niet vermeld te worden in een officiële uitnodiging om deel te nemen aan de ontmoeting, hoewel dit noodzakelijk kan zijn, wanneer de officiële uitnodiging aan een specifieke persoon is gericht.

Deze bepaling is van toepassing op leden van officiële delegaties, ongeacht het soort paspoort dat ze hebben.

 

„c)

voor scholieren, studenten, postdoctoraal studenten en begeleidende docenten die reizen voor studie- of opleidingsdoeleinden, bijvoorbeeld in het kader van uitwisselingsprogramma's, en andere schoolgerelateerde activiteiten:

 

een schriftelijke uitnodiging of een inschrijvingsbewijs van de gastuniversiteit, het gastcollege of de gastschool, of een studentenkaart of inschrijvingsbewijs van de te volgen cursussen;”.

Een studentenkaart wordt alleen als bewijs van het doel van de reis aanvaard als zij is afgegeven door de gastuniversiteit, het gastcollege of de gastschool waar de studie of opleiding zal plaatsvinden.

 

„d)

voor personen die om medische redenen reizen en hun noodzakelijke begeleiders:

 

een officieel document van de medische instelling waaruit blijkt dat medische behandeling in deze instelling noodzakelijk is en dat de betrokkene onder begeleiding moet reizen, en bewijs van voldoende financiële middelen om de behandeling te betalen.”.

Het document van de medische instelling waaruit de drie elementen blijken (dat medische behandeling in deze instelling noodzakelijk is, dat de betrokkene onder begeleiding moet reizen, dat de betrokkene over voldoende financiële middelen beschikt om de medische behandeling te betalen, bijvoorbeeld aan de hand van het bewijs van betaling van een voorschot) moet worden overgelegd.

 

„e)

voor journalisten en het technisch personeel dat hen beroepshalve vergezelt:

 

een certificaat of ander document van een beroepsorganisatie of van de werkgever van de aanvrager waaruit blijkt dat de betrokkene een gekwalificeerd journalist is en dat de reis is bedoeld om journalistiek werk te verrichten, of waaruit blijkt dat de betrokkene behoort tot het technisch personeel dat de journalist beroepshalve vergezelt;”.

Freelancejournalisten en hun assistenten behoren niet tot deze categorie.

Er moet een certificaat of document worden overgelegd waaruit blijkt dat de visumaanvrager een professioneel journalist is of iemand die beroepsmatig een journalist vergezelt, alsmede het originele document van de werkgever van de betrokkene waarin staat vermeld dat de reis is bedoeld om journalistiek werk te verrichten of daarbij te assisteren.

Een aantal beroepsorganisaties in Armenië verdedigt de belangen van journalisten of personen die hen beroepsmatig vergezellen, en zou certificaten kunnen afgeven waaruit blijkt dat de betrokkene een professionele journalist is of een persoon die hem beroepshalve vergezelt op een specifiek domein. Om na te gaan of het wel degelijk om beroepsorganisaties gaat, kunnen de consulaten www.e-register.am raadplegen. De consulaten kunnen ook een door de werkgever van de aanvrager afgegeven certificaat aanvaarden.

 

„f)

voor deelnemers aan internationale sportevenementen en personen die hen beroepshalve begeleiden:

 

een schriftelijke uitnodiging van de gastorganisatie, de bevoegde instanties, de nationale sportfederatie of het nationale olympisch comité van de betrokken lidstaat;”.

Op de lijst van begeleiders bij internationale sportevenementen worden enkel personen opgenomen die beroepshalve aanwezig zijn: trainers, masseurs, managers, medisch personeel en het hoofd van de sportclub. Supporters worden derhalve niet als begeleiders beschouwd.

 

„g)

voor zakenlieden en vertegenwoordigers van bedrijfsorganisaties:

 

een schriftelijke uitnodiging van een in het gastland gevestigde rechtspersoon of onderneming of organisatie, of een bureau of filiaal daarvan, van nationale of lokale autoriteiten van de lidstaten of van organisatiecomités van handels- en industrietentoonstellingen, -conferenties en -symposia die worden gehouden op het grondgebied van de lidstaten en de instemming genieten van de bevoegde instanties overeenkomstig de nationale wetgeving;”.

Om na te gaan of de beroepsorganisatie wel degelijk bestaat, kan het consulaat www.e-register.am raadplegen.

 

„h)

voor beoefenaars van vrije beroepen die deelnemen aan internationale tentoonstellingen, conferenties, symposia, studiebijeenkomsten of vergelijkbare evenementen:

 

een schriftelijke uitnodiging van de gastorganisatie waaruit blijkt dat de betrokkene deelneemt aan het evenement;

 

i)

voor vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en personen uitgenodigd door in de lidstaten geregistreerde non-profitorganisaties van de Armeense gemeenschap die reizen in verband met een opleiding, studiebijeenkomsten of conferenties, bijvoorbeeld in het kader van uitwisselingsprogramma's of pan-Armeense en gemeenschapsbevorderende hulpprogramma's;

 

een schriftelijke uitnodiging van de gastorganisatie, een bevestiging dat de betrokkene de maatschappelijke organisatie vertegenwoordigt of deelneemt aan pan-Armeense of gemeenschapsbevorderende activiteiten en het oprichtingsdocument van de organisatie uit het desbetreffende register, afgegeven door een nationale instantie overeenkomstig de nationale wetgeving;”.

Er moet een document van de maatschappelijke organisatie worden overgelegd waarin wordt bevestigd dat de visumaanvrager deze organisatie vertegenwoordigt.

De bevoegde Armeense overheidsinstantie die het oprichtingsdocument van de maatschappelijke organisatie afgeeft, is het ministerie van Justitie.

Het register waarin de oprichtingsdocumenten van maatschappelijke organisaties worden ingeschreven, is het staatsregister voor rechtspersonen. Het ministerie van Justitie beheert de elektronische databank van ngo's, die beschikbaar is via de website /https://www.e-register.am/ van het ministerie van Justitie.

Individuele leden van de maatschappelijke organisaties vallen niet onder de overeenkomst.

 

„j)

voor deelnemers aan wetenschappelijke, academische, culturele en artistieke activiteiten, zoals universitaire en andere uitwisselingsprogramma's:

 

een schriftelijke uitnodiging van de gastorganisatie om deel te nemen aan deze activiteiten;”

 

„k)

voor chauffeurs die internationaal goederen- en personenvervoer verzorgen naar de lidstaten met voertuigen die zijn geregistreerd in Armenië:

 

een schriftelijke uitnodiging van de nationale vereniging (vakbond) van vervoerders van Armenië die internationaal vervoer over de weg verzorgen, waarin het doel, het traject, de duur en de frequentie van de reizen staan vermeld;”.

De Armeense nationale vereniging van vervoerders die bevoegd is voor het verstrekken van de schriftelijke uitnodiging aan beroepschauffeurs is AIRCA (Association of International Road Carriers of Armenia).

 

„l)

voor deelnemers aan officiële uitwisselingsprogramma's van zustersteden en andere gemeentelijke entiteiten:

 

een schriftelijke uitnodiging van het hoofd van het stadsbestuur/de burgemeester van deze gemeenten en steden;”.

Het is het hoofd van het stadsbestuur/de burgemeester van de stad of gemeente waar de uitwisseling zal plaatsvinden dat/die bevoegd is om een schriftelijke uitnodiging af te geven. Enkel officiële uitwisselingen vallen onder deze categorie.

 

„m)

voor bezoekers van militaire of civiele begraafplaatsen:

 

een officieel document waaruit blijkt dat het graf bestaat en blijft voortbestaan en dat er sprake is van een familierelatie of een andere relatie tussen de aanvrager en de overledene.”.

In de overeenkomst is niet vastgelegd of het bovengenoemd officieel document moet worden afgegeven door de autoriteiten van het land waar de begraafplaats zich bevindt of door de autoriteiten van het land van verblijf van de persoon die de begraafplaats wenst te bezoeken. Het dient aanvaard te worden dat de bevoegde autoriteiten van elk van beide landen een dergelijk officieel document kan afgeven.

Het bovengenoemd officieel document waaruit blijkt dat het graf bestaat en blijft voortbestaan moet worden overgelegd samen met de bevestiging dat er sprake is van een familierelatie of een andere relatie tussen de visumaanvraager en de overledene.

De overeenkomst doet geen nieuwe aansprakelijkheidsregels ontstaan voor de natuurlijke of rechtspersonen die de schriftelijke uitnodiging afgeven. Op valse uitnodigingen is het desbetreffende recht van de Unie en/of nationaal recht van toepassing.

2.2.2.   Afgifte van meervoudige visa

Wanneer de visumaanvrager frequent naar het grondgebied van de lidstaten moet reizen, kunnen visa voor kort verblijf voor meerdere bezoeken worden afgegeven; de totale duur van die bezoeken mag evenwel niet langer zijn dan 90 dagen per periode van 180 dagen.

In artikel 5 van de overeenkomst wordt het volgende bepaald:

„1.   De diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten verstrekken meervoudige visa met een geldigheidsduur van vijf jaar aan de volgende categorieën personen:

 

a)

echtgenoten, kinderen (inclusief adoptiekinderen) die jonger zijn dan 21 jaar of ten laste komen van de aanvrager, en ouders (inclusief voogden) die op bezoek gaan bij burgers van Armenië die legaal in de lidstaten verblijven of bij burgers van de Unie die verblijven in de lidstaat waarvan zij onderdaan zijn;

 

b)

leden van nationale en regionale regeringen, constitutionele hoven en hoogste rechterlijke instanties in de uitoefening van hun functie, indien zij bij deze overeenkomst niet zijn vrijgesteld van de visumplicht;

 

c)

permanente leden van officiële delegaties van Armenië die op officiële uitnodiging regelmatig deelnemen aan bijeenkomsten, overlegrondes, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma's of aan evenementen die door intergouvernementele organisaties op het grondgebied van de lidstaten worden gehouden.

In afwijking daarvan wordt, wanneer duidelijk is dat de noodzaak of de bedoeling om frequent of regelmatig te reizen slechts voor een kortere periode geldt, de geldigheidsduur van het meervoudig visum beperkt tot die kortere periode, met name wanneer:

 

in het geval van de onder a) bedoelde personen: de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning van burgers van Armenië die legaal in de Unie verblijven,

 

in het geval van de onder b) bedoelde personen: de ambtstermijn,

 

in het geval van de onder c) bedoelde personen: de geldigheidsduur van de status als permanent lid van een officiële delegatie,

korter is dan vijf jaar.”.

Gelet op de beroepsstatus van deze categorieën personen of hun familieband met een legaal op het grondgebied van de lidstaten verblijvende burger van Armenië of met een burger van de Unie die verblijft in de lidstaat waarvan hij onderdaan is, is het gerechtvaardigd een meervoudig visum af te geven met een geldigheidsduur van vijf jaar of met een beperkte geldigheidsduur die overeenstemt met de mandaatsperiode of de duur van het legaal verblijf indien die korter zijn dan vijf jaar.

Personen die onder artikel 5, lid 1, onder a), van de overeenkomst vallen, moeten bewijs van legaal verblijf van de gastheer of -vrouw overleggen.

Voor personen die onder artikel 5, lid 1, onder b), van de overeenkomst vallen, moet bewijs worden overgelegd van hun beroepsstatus en de duur van hun ambtstermijn.

Dat geldt echter niet als de personen die onder artikel 5, lid 1, onder b), van de overeenkomst vallen, op grond van de overeenkomst zijn vrijgesteld van de visumplicht, d.w.z. voor houders van een diplomatiek paspoort.

Personen die onder artikel 5, lid 1, onder c), van de overeenkomst vallen, moeten bewijzen dat zij permanent lid zijn van de officiële delegatie en regelmatig aan bijeenkomsten, overlegrondes, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma's moeten deelnemen.

Indien de noodzaak of de bedoeling om frequent of regelmatig te reizen kennelijk slechts voor een kortere periode geldt, wordt de geldigheidsduur van het meervoudig visum beperkt tot die kortere periode.

„2.   De diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten verstrekken meervoudige visa met een geldigheidsduur van een jaar aan de volgende categorieën personen, mits deze in het voorafgaande jaar ten minste één visum hebben verkregen en waarvan zij gebruik hebben gemaakt overeenkomstig de wetgeving inzake inreis en verblijf in de bezochte staat:

 

a)

leden van officiële delegaties van Armenië die op officiële uitnodiging regelmatig deelnemen aan bijeenkomsten, overlegrondes, onderhandelingen of uitwisselingsprogramma's of aan evenementen die door intergouvernementele organisaties op het grondgebied van de lidstaten worden gehouden;

 

b)

vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en personen uitgenodigd door in de lidstaten geregistreerde non-profitorganisaties van de Armeense gemeenschap die reizen naar de lidstaten in verband met een opleiding, studiebijeenkomsten of conferenties, bijvoorbeeld in het kader van uitwisselingsprogramma's of pan-Armeense en gemeenschapsbevorderende hulpprogramma's;

 

c)

beoefenaars van vrije beroepen die deelnemen aan internationale tentoonstellingen, conferenties, symposia, studiebijeenkomsten of vergelijkbare evenementen die regelmatig naar de lidstaten reizen;

 

d)

deelnemers aan wetenschappelijke, culturele en artistieke activiteiten, waaronder universitaire en andere uitwisselingsprogramma's, die regelmatig naar de lidstaten reizen;

 

e)

studenten en postdoctoraal studenten die regelmatig reizen voor studie- of opleidingsdoeleinden, bijvoorbeeld in het kader van uitwisselingsprogramma's;

 

f)

deelnemers aan officiële uitwisselingsprogramma's van zustersteden en andere gemeentelijke entiteiten;

 

g)

personen die om medische redenen regelmatig naar de lidstaten moeten reizen en hun noodzakelijke begeleiders;

 

h)

journalisten en technisch personeel dat hen beroepshalve vergezelt;

 

i)

zakenlieden en vertegenwoordigers van bedrijfsorganisaties die regelmatig naar de lidstaten reizen;

 

j)

deelnemers aan internationale sportevenementen en personen die hen beroepshalve begeleiden;

 

k)

chauffeurs die internationaal goederen- en personenvervoer naar de lidstaten verzorgen met voertuigen die zijn geregistreerd in Armenië.

In afwijking van de eerste zin, wordt, wanneer duidelijk is dat de noodzaak of de bedoeling om frequent of regelmatig te reizen slechts voor een kortere periode geldt, de geldigheidsduur van het meervoudig visum beperkt tot die kortere periode.”.

Aan visumaanvragers van de bovengenoemde categorieën worden in beginsel meervoudige visa met een geldigheidsduur van een jaar afgegeven mits deze in het voorafgaande jaar (12 maanden) ten minste één visum hebben verkregen waarvan zij gebruik hebben gemaakt overeenkomstig de wetgeving inzake inreis en verblijf op het grondgebied van de bezochte lidstaat of lidstaten (de betrokkene is bijvoorbeeld niet langer gebleven dan toegestaan) en er redenen zijn om een meervoudig visum aan te vragen.

Wanneer het niet gerechtvaardigd is een visum van één jaar af te geven, bijvoorbeeld wanneer de duur van het uitwisselingsprogramma minder dan een jaar bedraagt of de persoon niet gedurende een volledig jaar hoeft te reizen, wordt een visum met een geldigheidsduur van minder dan een jaar afgegeven, mits aan alle andere voorwaarden voor afgifte is voldaan.

„3.   De diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten verstrekken de in lid 2 bedoelde personen meervoudige visa met een geldigheidsduur van ten minste twee en ten hoogste vijf jaar, mits deze personen in de voorafgaande twee jaar overeenkomstig de wetgeving inzake inreis en verblijf in de bezochte staat gebruik hebben gemaakt van het meervoudig visum voor één jaar, tenzij duidelijk is dat de noodzaak of de bedoeling om frequent of regelmatig te reizen voor een kortere periode geldt; in dat geval wordt de geldigheidsduur van het meervoudig visum beperkt tot die kortere periode.

  • 4. 
    De in de leden 1 tot en met 3 bedoelde personen mogen in totaal ten hoogste 90 dagen per periode van 180 dagen op het grondgebied van de lidstaten verblijven.”.

Aan visumaanvragers van de in artikel 5, lid 2, van de overeenkomst bedoelde categorieën worden meervoudige visa met een geldigheidsduur van ten minste twee en ten hoogste vijf jaar afgegeven, mits deze personen in de voorafgaande twee jaar (24 maanden) gebruik hebben gemaakt van de twee meervoudige visa voor één jaar overeenkomstig de wetgeving inzake inreis en verblijf in de bezochte lidstaat of lidstaten en de redenen om een meervoudig visum aan te vragen nog steeds geldig zijn. Er wordt slechts een visum met een geldigheidsduur van twee tot vijf jaar afgegeven indien aan de visumaanvrager in de voorafgaande twee jaar (24 maanden) twee visa met een geldigheidsduur van — ten minste — één jaar zijn afgegeven en hij van deze visa gebruik heeft gemaakt overeenkomstig de wetgeving inzake inreis en verblijf in de bezochte lidstaat of lidstaten. De diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten beslissen op basis van een individuele beoordeling van iedere visumaanvraag over de geldigheidsduur van deze visa, die ten minste twee en ten hoogste vijf jaar bedraagt.

Er hoeft geen meervoudig visum te worden afgegeven indien de visumaanvrager geen gebruik heeft gemaakt van een eerder afgegeven visum.

2.2.3.   Houders van diplomatieke paspoorten

In artikel 10 van de overeenkomst wordt het volgende bepaald:

„1.   Burgers van Armenië die houder zijn van een geldig diplomatiek paspoort hebben geen visum nodig voor een inreis in, een uitreis uit of een doorreis over het grondgebied van de lidstaten.

  • 2. 
    De in lid 1 van dit artikel bedoelde personen mogen ten hoogste 90 dagen per periode van 180 dagen zonder visum op het grondgebied van de lidstaten verblijven.”.

De procedures voor het uitzenden van diplomaten naar de lidstaten worden niet door de overeenkomst geregeld. Daarop is de normale accreditatieprocedure van toepassing.

III.   SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN REISDOCUMENTEN

In een aan de overeenkomst gehechte gezamenlijke verklaring komen de partijen overeen dat het gemengd comité een beoordeling moet uitvoeren van het effect van het beveiligingsniveau van de respectieve reisdocumenten op de werking van de overeenkomst. Daartoe zijn de partijen overeengekomen elkaar regelmatig op de hoogte te brengen van de maatregelen om de wildgroei van reisdocumenten tegen te gaan, de technische aspecten van reisdocumentenbeveiliging te ontwikkelen en de afgifte van reisdocumenten verder te personaliseren.

IV.   STATISTIEKEN

Opdat het gemengd comité effectief toezicht zou kunnen houden op de uitvoering van de overeenkomst, dienen de diplomatieke en consulaire posten van de lidstaten bij de Commissie elke zes maanden statistieken in, indien mogelijk uitgesplitst per maand, met betrekking tot:

 

het aantal visa van elke soort die zijn afgegeven aan de verschillende categorieën die onder de overeenkomst vallen;

 

het aantal weigeringen van afgifte van visa voor de verschillende categorieën die onder de overeenkomst vallen;

 

het aantal afgegeven meervoudige visa;

 

de geldigheidsduur van de afgegeven meervoudige visa;

 

het aantal visa die zonder betaling van visumleges zijn afgegeven voor de verschillende categorieën die onder de overeenkomst vallen.

 

  • (1) 
    Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1).
  • (3) 
    Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1).
  • (4) 
    Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1).
  • (5) 
    Verordening (EU) nr. 610/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) en van de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord, Verordeningen (EG) nr. 1683/95 en nr. 539/2001 van de Raad en Verordeningen (EG) nr. 767/2008 en (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 1).
  • (6) 
    Op basis van Besluit nr. 565/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot instelling van een vereenvoudigde regeling voor de controle van personen aan de buitengrenzen, gebaseerd op de eenzijdige erkenning door Bulgarije, Kroatië, Cyprus en Roemenië van bepaalde documenten als gelijkwaardig met hun nationale visa voor de doorreis over hun grondgebied of een voorgenomen verblijf op hun grondgebied van ten hoogste 90 dagen binnen een periode van 180 dagen en tot intrekking van de Beschikkingen nr. 895/2006/EG en nr. 582/2008/EG (PB L 157 van 27.5.2014, blz. 23).
  • (7) 
    Aanbeveling nr. 2005/761/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 tot vergemakkelijking van de afgifte door de lidstaten van eenvormige visa voor een verblijf van korte duur aan onderzoekers die onderdaan zijn van een derde land en die zich met het oog op wetenschappelijk onderzoek verplaatsen in de Gemeenschap (PB L 289 van 3.11.2005, blz. 23).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.