Besluit 2017/2104 - Standpunt EU in de werkgroep kwaliteitsnormen voor landbouwproducten (WP.7) van de Economische Commissie van de VN voor Europa (VN/ECE) inzake voorstellen voor kwaliteitsnormen voor groenten en fruit

1.

Wettekst

18.11.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 303/1

 

BESLUIT (EU) 2017/2104 VAN DE RAAD

van 6 november 2017

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt in de werkgroep kwaliteitsnormen voor landbouwproducten (WP.7) van de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Europa (VN/ECE) inzake voorstellen voor kwaliteitsnormen voor groenten en fruit

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De werkgroep kwaliteitsnormen voor landbouwproducten (WP.7) van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) buigt zich over voorstellen tot vaststelling van nieuwe kwaliteitsnormen van de VN/ECE voor groenten en fruit, neemt deze voorstellen aan en wijzigt de bestaande normen. Deze voorstellen worden voorbereid door de gespecialiseerde normalisatiesecties van de VN/ECE. WP.7 van de VN/ECE neemt de voorstellen bij consensus tussen de deelnemende leden aan.

 

(2)

De VN/ECE-kwaliteitsnormen voor groenten en fruit dragen bij tot de internationale harmonisatie van dergelijke normen en bieden een kader dat voor een eerlijke concurrentie op de markt voor groenten en fruit zorgt.

 

(3)

De Unie is waarnemer in WP.7 van de VN/ECE en in de gespecialiseerde normalisatiesecties. De lidstaten zijn lid van de VN/ECE en nemen deel aan WP.7 van de VN/ECE en aan de gespecialiseerde normalisatiesecties. De lidstaten mogen derhalve deelnemen aan de besluitvorming inzake de aanneming van de kwaliteitsnormen voor groenten en fruit van de VN/ECE.

 

(4)

Overeenkomstig artikel 75, lid 1, en artikel 76, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (1) mogen producten van de sector groente en fruit die bestemd zijn om vers aan de consument te worden verkocht, slechts worden afgezet als ze aan de geldende handelsnormen voldoen, gezond, deugdelijk en van gebruikelijke handelskwaliteit zijn, en het land van oorsprong is aangeduid.

 

(5)

Op grond van artikel 75, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is de Commissie bevoegd om door middel van een gedelegeerde handeling handelsnormen in de sector groenten en fruit vast te stellen. Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie (2) zijn specifieke handelsnormen vastgelegd voor bepaalde groente- en fruit-producten. Deze specifieke handelsnormen berusten op de VN/ECE-kwaliteitsnormen voor deze producten.

 

(6)

Krachtens artikel 3, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 moeten groenten en fruit waarvoor geen specifieke handelsnorm geldt, voldoen aan de algemene handelsnorm zoals omschreven in deel A van bijlage I bij die uitvoeringsverordening. Producten die in overeenstemming zijn met een geldende handelsnorm van de VN/ECE, worden als conform die algemene handelsnorm beschouwd.

 

(7)

Aangezien de VN/ECE-kwaliteitsnormen voor groenten en fruit gevolgen hebben voor het recht van de Unie, moet het standpunt worden bepaald dat in WP.7 van de VN/ECE namens de Unie voor die kwaliteitsnormen moet worden ingenomen.

 

(8)

De door de gespecialiseerde normalisatiesectie voor verse groenten en fruit en de gespecialiseerde normalisatiesectie voor droge en gedroogde producten voorbereide voorstellen voor kwaliteitsnormen worden uitvoerig besproken tussen wetenschappelijke en technische deskundigen uit de sector groenten en fruit. Die voorstellen moeten derhalve namens de Unie door de lidstaten worden gesteund, mits ze in het belang van de Unie zijn en niet strijdig zijn met het Unierecht, met name Verordening (EU) nr. 1308/2013.

 

(9)

Gelet op het voortschrijdende en technische karakter van de kwaliteitsnormen voor verse groenten en fruit en de daaruit volgende noodzaak voor de Unie om in haar standpunt rekening te houden met die nieuwe ontwikkelingen, alsmede op mogelijke andere bezwaren van de Unie, moeten voor de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt van de Unie procedures worden vastgesteld overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen van de Unie zoals dat in artikel 13, lid 2, van het Verdrag van de Europese Unie is neergelegd.

 

(10)

Om tijdens de besprekingen en in de vergadering van WP.7 van de VN/ECE over de nodige flexibiliteit te beschikken, moeten de lidstaten worden gemachtigd om, in overleg met de Commissie, met wijzigingen in de voorstellen inzake kwaliteitsnormen voor groenten en fruit in te stemmen voor zover die voorstellen daardoor niet inhoudelijk worden gewijzigd.

 

(11)

Het in dit besluit vastgestelde standpunt moet uiterlijk voor de jaarlijkse vergadering van WP.7 van de VN/ECE in 2020 worden herzien.

 

(12)

Aangezien de Unie in WP.7 van de VN/ECE en in de gespecialiseerde normalisatiesecties daarvan slechts de status van waarnemer heeft, is het aan de lidstaten die aan WP.7 van de VN/ECE deelnemen om, gezamenlijk optredend in het belang van de Unie, het standpunt van de Unie tot uitdrukking te brengen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het standpunt dat namens de Unie in de jaarlijkse vergaderingen van WP.7 van de VN/ECE moet worden ingenomen wanneer laatstgenoemde wordt verzocht nieuwe VN/ECE-kwaliteitsnormen voor groenten en fruit vast te stellen of bestaande VN/ECE-kwaliteitsnormen voor groenten en fruit te wijzigen, staat in bijlage I.

Artikel 2

De jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt dat de Unie tijdens de jaarlijkse vergaderingen van WP.7 van de VN/ECE moet innemen, verloopt overeenkomstig bijlage II.

Artikel 3

Dit besluit en de bijlagen daarbij worden uiterlijk voor de jaarlijkse vergadering van WP.7 van de VN/ECE in 2020 door de Raad geëvalueerd en, waar passend, op voorstel van de Commissie door de Raad herzien.

Artikel 4

Het in artikel 1 bedoelde standpunt wordt tot uitdrukking gebracht door de lidstaten die deelnemen aan WP.7 van de VN/ECE, gezamenlijk optredend in het belang van de Unie.

Artikel 5

De aan WP.7 van de VN/ECE deelnemende lidstaten mogen, gezamenlijk optredend namens de Unie en in overleg met de Commissie, in WP.7 van de VN/ECE instemmen met kleine wijzigingen in de voorstellen inzake kwaliteitsnormen voor groenten en fruit, voor zover die voorstellen daardoor niet inhoudelijk worden gewijzigd.

Artikel 6

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 6 november 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

  • T. 
    TAMM
 

  • (1) 
    Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).
  • (2) 
    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1).
 

BIJLAGE I

HET STANDPUNT VAN DE UNIE IN DE JAARLIJKSE VERGADERING VAN WP.7 VAN DE VN/ECE

De lidstaten die deelnemen aan WP.7 van de VN/ECE, gezamenlijk optredend in het belang van de Unie, keuren de door de gespecialiseerde normalisatiesectie voor verse groenten en fruit en de gespecialiseerde normalisatiesectie voor droge en gedroogde producten voorbereide voorstellen voor het vaststellen van nieuwe VN/ECE-kwaliteitsnormen voor groenten en fruit of voor het wijzigen van bestaande VN/ECE-kwaliteitsnormen voor groenten en fruit goed, op voorwaarde dat:

 

a)

de nieuwe kwaliteitsnormen voor groenten en fruit of de wijzigingen van de bestaande kwaliteitsnormen voor groenten en fruit in het belang zijn van de Unie en de doelen dienen die de Unie zich in het kader van haar landbouwbeleid heeft gesteld, en

 

b)

de nieuwe kwaliteitsnormen voor groenten en fruit of de wijzigingen in de bestaande kwaliteitsnormen voor groenten en fruit niet strijdig zijn met het Unierecht, en met name niet strijdig met Verordening (EU) nr. 1308/2013, onverminderd het recht van de Commissie om de Unieregels, en met name die voor de in artikel 75 van die verordening bedoelde handelsnormen voor groenten en fruit, bij gedelegeerde handeling aan te passen.

 

BIJLAGE II

JAARLIJKSE NADERE BEPALING VAN HET STANDPUNT VAN DE UNIE DAT TIJDENS DE JAARLIJKSE VERGADERING VAN WP.7 VAN DE VN/ECE MOET WORDEN INGENOMEN

 

1.

Vóór elke jaarlijkse vergadering van WP.7 van de VN/ECE zendt de Commissie aan de Raad of zijn voorbereidende instanties een schriftelijk voorbereidend document toe met de voorgestelde nadere bepaling van het standpunt van de Unie, met het oog op bespreking en goedkeuring van het standpunt dat namens de Unie tot uitdrukking moet worden gebracht. Dat document wordt tijdig vóór de desbetreffende vergadering van WP.7 van de VN/ECE toegezonden.

 

2.

Bij de opstelling van het in lid 1 van deze bijlage bedoelde schriftelijk document gaat de Commissie na of de voorgestelde kwaliteitsnormen voldoen aan de voorwaarden van bijlage I, en of zij op concrete bezwaren van de Unie stuiten.

 

3.

Indien, na de in lid 2 bedoelde evaluatie door de Commissie, in de besprekingen van de Raad of zijn voorbereidende instanties wordt geconcludeerd dat een voorstel van de gespecialiseerde normalisatiesectie voor verse groenten en fruit of van de gespecialiseerde normalisatiesectie voor droge en gedroogde producten op een concreet bezwaar van de Unie stuit dat niet in een van de gespecialiseerde normalisatiesecties is besproken, verzoeken de lidstaten die deelnemen aan WP.7 van de VN/ECE, om uitstel van het besluit over dat voorstel totdat dat bezwaar naar behoren is besproken in de gespecialiseerde normalisatiesectie.

 

4.

Wanneer aangenomen mag worden dat nieuwe wetenschappelijke of technische informatie die na de vergadering, maar nog vóór of tijdens de vergadering van WP.7 van de VN/ECE beschikbaar is gekomen, gevolgen heeft voor een voorstel van de gespecialiseerde normalisatiesectie voor verse groenten en fruit of van de gespecialiseerde normalisatiesectie voor droge en gedroogde producten, verzoeken de aan WP.7 van de VN/ECE deelnemende lidstaten, gezamenlijk optredend in het belang van de Unie, dat het besluit over dat voorstel in de WP.7 van de VN/ECE wordt uitgesteld totdat dat voorstel in de gespecialiseerde normalisatiesecties op basis van die nieuwe wetenschappelijke of technische informatie is besproken.

 

5.

Indien een aantal lidstaten dat een blokkerende minderheid in de zin van artikel 238, lid 3, onder a), tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vormt, zich tijdens een zitting van de Raad of een vergadering van zijn voorbereidende instanties verzet tegen een voorstel voor een nieuwe VN/ECE-kwaliteitsnorm voor groenten en fruit of tegen een wijziging van bestaande VN/ECE-kwaliteitsnormen voor groenten en fruit, verzoeken de aan WP.7 van de VN/ECE deelnemende lidstaten om het besluit inzake de voorgestelde norm uit te stellen en de besprekingen in de gespecialiseerde normalisatiesectie voor verse groenten en fruit of de gespecialiseerde normalisatiesectie voor droge en gedroogde producten, of in een daartoe opgerichte werkgroep van de VN/ECE, voort te zetten.

 

6.

Teneinde rekening te houden met mogelijke nieuwe ontwikkelingen die zich kunnen voordoen tussen de besprekingen in de Raad of in zijn voorbereidende instanties en het einde van de vergadering van WP.7 van de VN/ECE, en die niet ontwikkelingen betreffen als bedoeld in artikel 5 van dit besluit, kunnen indien nodig verdere zittingen van de Raad of vergaderingen van zijn voorbereidende instanties worden bijeengeroepen, zelfs ter plaatse.

 

7.

Indien tijdens die zittingen of vergaderingen, die ter plaatse inbegrepen, wat betreft de leden 3, 4 en 6 van deze bijlage, geen overeenstemming kan worden bereikt over de voorgestelde nadere bepaling van het standpunt van de Unie, wordt de zaak voorgelegd aan de Raad of zijn voorbereidende instanties.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.