Besluit 2018/319 - Standpunt EU tijdens de 26e zitting van de Herzieningscommissie van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer ten aanzien van bepaalde amendementen op het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer en op de aanhangsels daarvan

1.

Wettekst

5.3.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 62/10

 

BESLUIT (EU) 2018/319 VAN DE RAAD

van 27 februari 2018

tot vaststelling van het namens de Europese Unie in te nemen standpunt tijdens de 26e zitting van de Herzieningscommissie van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer ten aanzien van bepaalde amendementen op het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer en op de aanhangsels daarvan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Overeenkomstig Besluit 2013/103/EU van de Raad (1) is de Unie toegetreden tot het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer van 9 mei 1980, zoals gewijzigd door het Protocol van Vilnius van 3 juni 1999 (het „COTIF-verdrag”).

 

(2)

Alle lidstaten, met uitzondering van Cyprus en Malta, passen het COTIF-verdrag toe.

 

(3)

Overeenkomstig artikel 13, § 1, onder c), van het COTIF-verdrag is de Herzieningscommissie van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) (de „Herzieningscommissie”) opgericht. Verwacht wordt dat de Herzieningscommissie tijdens haar 26e zitting, die gepland is van 27 februari tot en met 1 maart 2018, een beslissing zal nemen over bepaalde wijzigingen van het COTIF-verdrag en bepaalde aanhangsels daarvan, namelijk aanhangsel E (Uniforme Regelen betreffende de overeenkomst inzake het gebruik van de infrastructuur bij internationaal spoorwegvervoer — CUI), aanhangsel F (Uniforme Regelen betreffende de verbindendverklaring van technische normen en de aanneming van uniforme technische voorschriften die van toepassing zijn op spoorwegmaterieel bestemd voor gebruik in internationaal verkeer — APTU) en aanhangsel G (Uniforme Regelen betreffende de technische toelating van spoorwegmaterieel dat wordt gebruikt in internationaal verkeer — ATMF).

 

(4)

Tijdens de 26e zitting moet de Herzieningscommissie ook een beslissing nemen over de vaststelling van een nieuw aanhangsel H inzake de veilige exploitatie van treinen in het internationale verkeer.

 

(5)

De wijzigingen van het reglement van de Herzieningscommissie hebben tot doel sommige bepalingen aan te passen aan de toetreding van de Unie tot het COTIF-verdrag in 2011, met name de bepalingen waarin het stemrecht van de regionale organisatie wordt geregeld en het quorum wordt vastgesteld.

 

(6)

De wijzigingen van het COTIF-verdrag hebben tot doel de procedure voor de herziening van het COTIF-verdrag te verbeteren en te vereenvoudigen, zodat wijzigingen van het COTIF-verdrag en de aanhangsels daarvan consequent en snel kunnen worden toegepast en om te voorkomen dat de huidige langdurige herzieningsprocedure nadelige gevolgen zou hebben, zoals het risico dat wijzigingen die zijn vastgesteld door de Herzieningscommissie en wijzigingen die zijn vastgesteld door de Algemene Vergadering van het OTIF-verdrag onderling verschillen of niet in overeenstemming zijn met externe handelingen, met name de wetgeving van de Unie.

 

(7)

De wijzigingen van aanhangsel E (CUI) hebben tot doel het toepassingsgebied van de uniforme regelen CUI te verduidelijken, teneinde te garanderen dat ze systematischer worden toegepast voor het doel waarvoor ze bestemd zijn, d.w.z. in het internationale spoorwegvervoer, zoals op goederencorridors of in het internationale passagiersvervoer.

 

(8)

De wijzigingen van aanhangsels F (APTU) en G (ATMF) beogen een harmonisering tussen de OTIF-regels en de regels van de Unie, met name na de vaststelling van het vierde spoorwegpakket door de Unie in 2016.

 

(9)

Het nieuwe aanhangsel H heeft tot doel de interoperabiliteit buiten de Unie te verbeteren op basis van het concept van geharmoniseerde criteria voor de afgifte van veiligheidscertificaten voor spoorwegondernemingen door overheidsinstanties, waarmee wordt aangetoond dat spoorwegondernemingen veilig treinen kunnen exploiteren in het desbetreffende land.

 

(10)

De meeste voorgestelde wijzigingen zijn in overeenstemming met het recht en de strategische doelstellingen van de Unie en moeten derhalve door de Unie worden gesteund. Enkele wijzigingen moeten nog verder binnen de Europese Unie worden besproken en moeten worden afgewezen tijdens de 26e zitting van de Herzieningscommissie.

 

(11)

Het standpunt van de Unie tijdens de 26e zitting van de Herzieningscommissie moet derhalve worden gebaseerd op het aanhangsel bij dit besluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    Het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden vastgesteld tijdens de 26e zitting van de Herzieningscommissie die is opgericht in het kader van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer van 9 mei 1980, als gewijzigd door het Protocol van Vilnius van 3 juni 1999, is gebaseerd op het aanhangsel bij dit besluit.
  • 2. 
    Kleine wijzigingen van de in het aanhangsel bij dit besluit genoemde documenten kunnen worden goedgekeurd door de vertegenwoordigers van de Unie in de Herzieningscommissie zonder verder besluit van de Raad.

Artikel 2

Het besluit van de Herzieningscommissie wordt na de vaststelling ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 27 februari 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

  • E. 
    ZAHARIEVA
 

  • (1) 
    Besluit 2013/103/EU van de Raad van 16 juni 2011 betreffende de ondertekening en sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer tot toetreding van de Europese Unie tot het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980, als gewijzigd bij het Protocol van Vilnius van 3 juni 1999 (PB L 51 van 23.2.2013, blz. 1).
 

AANHANGSEL

  • 1. 
    INLEIDING

Het secretariaat-generaal van de OTIF heeft de 26ste zitting van de Herzieningscommissie van COTIF99 bijeengeroepen in Bern, Zwitserland, van 27 februari tot en met 1 maart 2018. Documenten met betrekking tot de punten die op de agenda staan, zijn beschikbaar op de website van de OTIF: http://otif.org/en/?page_id=126.

  • 2. 
    OPMERKINGEN OVER DE AGENDAPUNTEN

Agendapunt 1 — Opening van de vergadering en vaststelling van het quorum

Document(en): geen

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: n.v.t.

Standpunt: geen

Agendapunt 2 — Verkiezing van de voorzitter en vicevoorzitter

Document(en): geen

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: lidstaten

Standpunt: geen

Agendapunt 3 — Goedkeuring van de agenda

Document(en): LAW-17125-CR 26/3.1

Bevoegdheid: Unie (gedeeld en exclusief)

Uitoefening van stemrechten: Unie

Standpunt: goedkeuren van de ontwerpagenda

Agendapunt 4 — Wijziging van het reglement

Document(en): LAW-17125-CR 26/4

Bevoegdheid: Unie (gedeeld en exclusief)

Uitoefening van stemrechten: Unie

Standpunt: steun de ontwerpwijzigingen van het reglement van de Herzieningscommissie van de OTIF, met uitzondering van de volgende punten:

 

a.

artikel 9, lid 2, van het reglement moet bepalen: „De periode bedraagt twaalf weken indien het document wordt ingediend in alle drie werktalen.”; en

 

b.

de wijzigingen in artikel 9, lid 4, van het reglement met betrekking tot het houden van een stemming zonder dat er taalversies voorhanden zijn, moet worden afgewezen.

De huidige versie van het reglement bestond al vóór de Unie toetrad tot het COTIF-verdrag; sommige bepalingen ervan zijn achterhaald en moeten worden geactualiseerd. Met name de bepalingen inzake de stemrechten van de Unie en de bepalingen tot vaststelling van het quorum (de artikelen 4, 20 en 21) moeten worden gewijzigd om te voldoen aan artikel 38 van het COTIF en aan de EU-OTIF-overeenkomst.

Agendapunt 5 — Gedeeltelijke herziening van het basisverdrag: wijziging van de procedure tot herziening van het COTIF

Document(en): LAW-17126-CR 26/5

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: lidstaten

Standpunt: steun de vaststelling van de voorgestelde herziening van artikel 34 van het verdrag, die voorziet in een vaste termijn (36 maanden) voor de inwerkingtreding van wijzigingen van de aanhangsels die door de Algemene Vergadering zijn aangenomen en ruimte laat om deze termijn geval per geval uit te breiden indien de in artikel 14, § 6, van het COTIF bepaalde meerderheid van de Algemene Vergadering daartoe besluit.

Het voorstel heeft tot doel de procedure voor de herziening van het COTIF-verdrag te verbeteren en te vereenvoudigen, zodat wijzigingen van het verdrag en de aanhangsels daarvan consequent en snel kunnen worden toegepast, en te voorkomen dat de huidige langdurige herzieningsprocedure nadelige gevolgen zou hebben, zoals het risico dat wijzigingen die zijn vastgesteld door de Herzieningscommissie en wijzigingen die zijn vastgesteld door de Algemene Vergadering onderling verschillen of niet in overeenstemming zijn met externe handelingen, met name de wetgeving van de Unie. De aanbeveling van het OTIF-secretariaat vormde een weergave van het overheersende standpunt in de betrokken werkgroep die zich over deze kwestie heeft gebogen. De aanbeveling luidde dat OTIF-leden in staat moeten zijn om vastgestelde wijzigingen binnen drie jaar om te zetten, ook via parlementaire procedures. Het voorstel lijkt noodzakelijk om de efficiënte werking en ontwikkeling van de OTIF te ondersteunen.

Agendapunt 6 — Gedeeltelijke herziening van de uniforme regelen CIM — Verslag van de secretaris-generaal

Document(en): LAW-17126-CR 26/6

Bevoegdheid: Unie (gedeeld en exclusief)

Uitoefening van stemrechten: Unie (in het geval een stemming plaatsvindt)

Standpunt: neem nota van het verslag van de secretaris-generaal, verstrek informatie over relevante lopende activiteiten en ontwikkelingen, moedig verdere werkzaamheden met betrekking tot de beoordeling van raakvlakken tussen douaneregels en regels inzake spoorwegvervoer aan en steun de oprichting van een werkgroep van juridische deskundigen of alternatieve coördinatieregelingen binnen de bestaande organen van de OTIF met betrekking tot douanekwesties en de digitalisering van vrachtvervoersdocumenten.

Agendapunt 7 — Gedeeltelijke herziening van de uniforme regelen CUI

Document(en): LAW-17128-CR 26/7.1; LAW-17129-CR 26/7.2

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: lidstaten

Standpunt: steun de voorstellen tot wijziging van artikel 1, § 1 en 2, artikel 3 (nieuwe letter aa) en de wijzigingen van letters b), c) en g)), artikel 5, § 1, artikel 5 bis, § 1 en 2, artikel 7, § 2, artikel 8, § 1 en 2, artikel 9, § 1, en artikel 10, § 3, CUI, en verzoek het secretariaat-generaal van OTIF om de beslissing over alle wijzigingen van de uniforme regelen CUI voor te leggen aan de Algemene Vergadering.

De belangrijkste inhoudelijke wijziging heeft tot doel het toepassingsgebied van de CUI UR te verduidelijken door in artikel 3 de volgende definitie in te voegen: „internationaal spoorwegvervoer: vervoer dat het gebruik vereist van een internationaal treinpad of meerdere opeenvolgende nationale treinpaden die zich in minstens twee landen bevinden en worden gecoördineerd door de betrokken infrastructuurbeheerders”, en door artikel 1 (Toepassingsgebied) dienovereenkomstig te wijzigen, met behoud van de koppeling met het CIV en het CIM UR.

De doelstelling is ervoor te zorgen dat de CUI UR systematischer worden toegepast voor het doel waarvoor zij bestemd zijn, d.w.z. in het internationale spoorwegvervoer. De aan de Herzieningscommissie voorgelegde ontwerpwijziging komt overeen met het compromis dat tot stand is gekomen in de ad-hoc-werkgroep van OTIF, die is bijeengekomen op 10 december 2014, 8 juli 2015, 24 november 2015 en 31 mei 2016. De Commissie heeft bijgedragen tot dit resultaat, dat, overeenkomstig het toepassingsgebied en de doelstellingen van het COTIF-verdrag (internationaal spoorwegvervoer), bevestigt dat de CUI UR alleen van toepassing zijn in het internationale spoorwegvervoer, zoals uiteengezet in de nieuwe definitie.

De Commissie is tot de conclusie gekomen dat de ontwerpwijzigingen van de artikelen 1 en 3, zoals voorgesteld door het secretariaat van de OTIF, sporen met de definities en bepalingen van het acquis van de Unie inzake het beheer van spoorweginfrastructuur en de coördinatie tussen infrastructuurbeheerders (bv. de artikelen 40, 43 en 46 van Richtlijn 2012/34/EU (herschikking)).

De door het OTIF-secretariaat voorgestelde ontwerpwijziging van artikel 8 (aansprakelijkheid van de beheerder) is voornamelijk een redactionele wijziging die geen gevolgen heeft voor het toepassingsgebied of de inhoud van de bepaling. De voorgestelde ontwerpwijzigingen van artikel 9 en van de artikelen 3, 5, 5 bis, 7 en 10 zijn strikt redactioneel.

Agendapunt 8 — Nieuw aanhangsel H inzake de veilige exploitatie van treinen in het internationale verkeer

Document(en): LAW-17130-CR26/8/9/10; LAW-17131-CR26/8.1; LAW-17132-CR 26/8.2

Bevoegdheid: Unie (exclusief)

Uitoefening van stemrechten: Unie

Standpunt:

Steun (LAW-17131-CR26/8.1) de toevoeging van een nieuw aanhangsel H aan het COTIF, met betrekking tot de veilige exploitatie van treinen in het internationale spoorwegvervoer, dat aan de Algemene Vergadering moet worden voorgelegd, mits de volgende wijzigingen worden aangebracht (doorgehaalde tekst wordt geschrapt, onderstreepte tekst wordt toegevoegd):

 

Artikel 2, onder b): „certificeringsautoriteit” wordt vervangen door „veiligheidscertificeringsinstantie”. Deze vervanging moet consequent worden doorgevoerd in de hele tekst. In het Duits: „Sicherheitsbescheinigungsbehörde” in plaats van „Zertifizierungsbehörde”. In het Frans: „autorité de certification de sécurité” in plaats van „autorité de certification”.

 

Artikel 4, lid 1: de volgende zin wordt toegevoegd: „De veiligheidscertificeringsinstantie en de in artikel 6, lid 1, vermelde toezichthoudende instantie mogen twee afzonderlijke entiteiten of één organisatie zijn.”

 

Artikel 6, lid 1: de volgende zin wordt toegevoegd: „De veiligheidscertificeringsinstantie en de in artikel 4, lid 1, vermelde toezichthoudende instantie mogen twee afzonderlijke entiteiten of één organisatie zijn.”

 

In artikel 8, lid 3: de tekst wordt als volgt gewijzigd: „Met het oog op een geharmoniseerde uitvoering van de voorschriften van deze Uniforme Regelen, moeten in de bijlagen bij deze UR het volgende worden opgenomen:

[…]

 

[…]a)

Een gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor de eisen van het veiligheidsbeheersysteem die bij de afgifte van een veiligheidscertificaat moeten worden toegepast door certificeringsinstanties, evenals door spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders bij het ontwikkelen, uitvoeren, onderhouden en verbeteren van hun veiligheidsbeheersystemen;

 

[…]b)

Een gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor monitoring die moet worden toegepast door spoorwegondernemingen […], infrastructuurbeheerders en met onderhoud belaste entiteiten;

 

c)

De nodige links naar de gemeenschappelijke veiligheidsmethode voor risico-evaluatie en -beoordeling die moet worden toegepast door spoorwegondernemingen, infrastructuurbeheerders en met onderhoud belaste entiteiten wanneer er technische, operationele of organisatorische veranderingen worden doorgevoerd in het spoorwegsysteem;

 

d)

Een gemeenschappelijke veiligheidsmethode inzake toezicht, die moet worden toegepast door toezichthoudende instanties.”

 

In artikel 2, onder f): redactionele verbetering om de terminologie in overeenstemming te brengen met de terminologie van de Unie (Duitse versie): „„Eisenbahnsystem” das Schienennetz in jedem Vertragsstaat, bestehend aus […] Strecken , Bahnhöfen, Drehscheiben und Terminals”.

 

In artikel 7, lid 4, redactionele verbetering (Duitse versie): „Die am Betrieb von Zügen im internationalen Verkehr beteiligten Infrastrukturbetreiber und Eisenbahnunternehmen haben […] ein  Sicherheitsmanagementsystem einzurichten und dessen korrekte Anwendung in Übereinstimmung mit diesen Einheitlichen Rechtsvorschriften zu kontrollieren.”

Stem ermee in dat de Secretaris-generaal wordt verzocht om de toelichting ter ondersteuning van het nieuwe aanhangsel H te wijzigen en ter goedkeuring voor te leggen aan de Algemene Vergadering.

Steun (LAW-17131-CR26/8.2), dat tot doel heeft het nieuwe aanhangsel H op te nemen in het COTIF, alsook de wijzigingen van de artikelen 2, 6, 20, 33 en 35 van het COTIF, en stem ermee in dat de secretaris-generaal wordt verzocht de beslissing hierover voor te leggen aan de Algemene Vergadering.

Het ontwerp van het nieuwe aanhangsel H bevat bepalingen om de veilige exploitatie van treinen in het internationale verkeer te regelen, teneinde het COTIF in overeenstemming te brengen met het acquis van de Unie en ook buiten de Europese Unie interoperabiliteit te ondersteunen. De voorgestelde tekst is in overeenstemming met de bepalingen van de nieuwe Richtlijn (EU) 2016/798 inzake veiligheid en de bijbehorende secundaire wetgeving, behalve enkele kleine punten die overeenkomstig de bovenstaande voorstellen moeten worden aangepast. Zoals aangegeven is het ook noodzakelijk sommige bepalingen van het COTIF-verdrag te wijzigen om het nieuwe aanhangsel H aan het verdrag te kunnen toevoegen.

Agendapunt 9 — Gedeeltelijke herziening van de uniforme regelen ATMF

Document(en): LAW-17130-CR26/8/9/10; LAW-17133-CR26/9; LAW-17134-CR26/09-10

Bevoegdheid: Unie (exclusief)

Uitoefening van stemrechten: Unie

Standpunt: steun de gedeeltelijke herziening van de uniforme regelen ATMF, zoals voorgesteld door het OTIF-secretariaat, mits de volgende wijzigingen worden aangebracht (doorgehaalde tekst wordt geschrapt; onderstreepte tekst wordt toegevoegd):

 

Wijzig de tekst van artikel 7, lid 1 bis, als volgt: „Voertuigen moeten voldoen aan de UTP's die gelden op het tijdstip van het verzoek tot toelating, verbetering of vernieuwing, overeenkomstig deze uniforme regelen en rekening houdend met de migratiestrategie voor de toepassing van de UTP's, zoals uiteengezet in artikel 8, § 2a, en artikel 8, § 4, onder f), van de APTU, en de mogelijkheden tot afwijking zoals uiteengezet in artikel 7a van de ATMF ; elk voertuig moet tijdens het gebruik voortdurend voldoen aan de UTP's.

 

Het CTE zal nagaan of een bijlage bij deze uniforme regelen op te stellen, waarin bepalingen worden opgenomen die aanvragers de mogelijkheid bieden om, nog vóór zij hun verzoek om toelating, verbetering of vernieuwing van voertuigen indienen, grotere rechtszekerheid te krijgen inzake de voorschriften die moeten worden toegepast. ”

 

In artikel 2, onder w): wijzig de definitie en gebruik de term „voertuigen” consequent in de volledige tekst (alle talen). De definitie moet als volgt luiden: „voertuig” een spoorvoertuig dat op eigen wielen voortbeweegt op spoorlijnen, met of zonder aandrijving.” De term „voertuig(en)” moet in de hele tekst worden gebruikt, en niet de term „spoorvoertuig(en)”, die op sommige plaatsen voorkomt.

 

In artikel 5, redactionele verbetering (Duitse versie): Vervang „Notifikation” door „Notifizierung” in „Jeder Vertragsstaat hat durch […] Notifizierung […] .” en in „Die […] Notifizierungen können durch regionale Organisationen, die dem COTIF beigetreten sind, im Namen von Vertragsstaaten, die Mitglied der betreffenden Organisation sind, vorgenommen werden.”

 

In artikel 10, redactionele verbetering (Duitse versie): Vervang „Verzeichnis” door „Dossier” in „Wenn eine neue Betriebszulassung erforderlich ist, hat der Antragsteller dem betreffenden Vertragsstaat ein das Vorhaben beschreibendes […] Dossier zu übersenden.” en in „Der Vertragsstaat hat seine Entscheidung spätestens vier Monate nach der Vorlage des voll-ständigen […] Dossiers durch den Antragsteller zu treffen”.

 

In artikel 13, lid 1, onder a), redactionele verbetering (Engelse en Duitse versie): Vervang CTE door de volledige naam van het comité in „comply with the specifications adopted by the […] Committee of Technical Experts ;” en in „mit den vom […] Fachausschuss für technische Fragen angenommenen Spezifikationen übereinstimmen;”.

 

Voeg het volgende artikel 14 toe: „Artikel 14 — Bijlagen en aanbevelingen

 

§ 1

Het Comité van technische deskundigen besluit of er een bijlage of een bepaling tot wijziging daarvan wordt vastgesteld overeenkomstig de in de artikelen 16, 20 en 33, § 6, van het verdrag vastgestelde procedure. Deze beslissingen treden in werking overeenkomstig artikel 35, §3 en § 4, van het verdrag.

 

§ 2

Een aanvraag tot vaststelling van een bijlage of van een bepaling tot wijziging van een bijlage kan worden ingediend door: a) elke verdragsluitende staat; b) elke regionale organisatie als gedefinieerd in artikel 2, onder x), van ATMF; c) elke representatieve internationale vereniging voor wier leden het bestaan van de bijlage onontbeerlijk is om redenen van veiligheid en rendabiliteit bij de uitoefening van hun activiteiten.

 

§ 3

Het opstellen van bijlagen is de verantwoordelijkheid van het comité van technische deskundigen, bijgestaan door passende werkgroepen en de secretaris-generaal, op basis van aanvragen die zijn ingediend overeenkomstig § 2.

 

§ 4

Het comité van technische deskundigen kan aanbevelingen doen voor methoden en praktijken met betrekking tot de technische toelating van spoorwegmaterieel dat gebruikt wordt in het internationale verkeer.”

De bepalingen van de uniforme regelen ATMF zijn verenigbaar met de voorschriften van Richtlijn 2008/57/EG inzake interoperabiliteit en met delen van Richtlijn 2009/49/EG inzake veiligheid. Met de vaststelling van het vierde spoorwegpakket heeft de Unie verscheidene bepalingen van dit acquis gewijzigd. Op basis van een analyse van de Commissie hebben het OTIF-secretariaat en de betrokken werkgroep wijzigingen van de artikelen 2, 3 bis, 5, 6, 7, 10, 10 ter, 11 en 13 van de uniforme regelen ATMF opgesteld. Deze wijzigingen zijn noodzakelijk om bepaalde terminologie in overeenstemming te brengen met de nieuwe EU-bepalingen en om rekening te houden met bepaalde procedurele wijzigingen in de EU, met name het feit dat het Spoorwegbureau van de EU de bevoegdheid krijgt om vergunningen voor voertuigen af te geven. De voorgestelde wijzigingen hebben geen invloed op het basisconcept van de ATMF.

Agendapunt 10 — Gedeeltelijke herziening van de uniforme regelen APTU

Document(en): LAW-17130-CR26/8/9/10; LAW-17135-CR26/10; LAW-17134-CR26/09-10

Bevoegdheid: Unie (exclusief)

Uitoefening van stemrechten: Unie

Standpunt: steun de vaststelling van de wijzigingen van artikel 8 van aanhangsel F van COTIF en de goedkeuring van de wijzigingen van de relevante toelichting.

De bepalingen van de uniforme regelen ATMF zijn verenigbaar met de bepalingen van Richtlijn 2008/57/EG inzake interoperabiliteit, met name de bepalingen die betrekking hebben op de inhoud van uniforme technische voorschriften (UTP's) en op de gelijkwaardigheid daarvan met de technische specificaties voor interoperabiliteit (TSI's) van de Europese Unie. Met de vaststelling van het vierde spoorwegpakket, en met name de herschikking van Richtlijn 2016/797/EG inzake interoperabiliteit, heeft de Unie verscheidene bepalingen van dit acquis gewijzigd. Op basis van een analyse van de Commissie hebben het secretariaat van de OTIF en de werkgroep wijzigingen van de uniforme regelen APTU opgesteld om te garanderen dat de overeenstemming met de wetgeving van de Unie behouden blijft. Deze wijzigingen hebben betrekking op artikel 8 van de uniforme regelen APTU en bestaan uit de toevoeging van twee delen in de inhoud van de UTP's die gelijkwaardig zijn aan de TSI's van de EU. Deze wijzigingen zijn noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de inhoud van toekomstige TSI's van de Europese Unie en de UTP's van het COTIF gelijkwaardig blijft. De voorgestelde wijzigingen hebben geen invloed op het basisconcept van de APTU.

Agendapunt 11 — Algemene bespreking van de behoefte aan harmonisering van de toegangsvoorwaarden

Document(en): LAW-17130-CR26/11

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: n.v.t.

Standpunt: geen

Agendapunt 12 — Diversen

Document(en): LAW-17130-CR26/12

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: lidstaten

Standpunt: de Unie verzet zich niet tegen het instellen van een werkgroep van juridische deskundigen die als taak heeft bijstand te bieden aan de bestaande organen van OTIF, de werking van deze organen op juridisch gebied te vergemakkelijken en te zorgen voor effectief beheer van het verdrag.

Agendapunt 13 — Gedeeltelijke herziening van de uniforme regelen CUV

Document(en): LAW-17144-CR 26/13 (Voorstel ingediend door Zwitserland)

Bevoegdheid: Unie (gedeeld)

Uitoefening van stemrechten: lidstaten

Standpunt: de Unie moet zich verzetten tegen het door Zwitserland ingediende voorstel tot wijziging van artikel 7 van de uniforme regelen CUV.

Artikel 7, § 1, van de uniforme regelen CUV heeft betrekking op de aansprakelijkheid van de houder van het voertuig en de gebruiker van het voertuig (spoorwegondernemingen) voor schade die is veroorzaakt door het voertuig en die haar oorsprong vindt in een defect aan het voertuig. De voorgestelde ontwerpwijziging voegt een nieuw criterium toe om aan te tonen dat de houder van het voertuig aansprakelijk is voor schade ten gevolge van een defect van het voertuig. Volgens het huidige artikel 7 van de uniforme regelen CUV, zoals toegepast door de verdragsluitende partijen, is de houder van het voertuig alleen aansprakelijk wanneer is aangetoond dat de schade die door het voertuig is veroorzaakt het gevolg is van een fout waarvoor hij verantwoordelijk is. Het voorstel tot wijziging lijkt een tweede criterium toe te voegen, namelijk dat de houder moet aantonen dat hij niet verantwoordelijk is voor het defect dat aan de oorsprong ligt van de schade.

In § 2 van het huidige artikel 7 van de CUV is bepaald dat „de partijen bij de overeenkomst bedingen [kunnen] overeenkomen die afwijken van § 1”. Op basis daarvan hebben de bedrijven in de sector tussen 2013 en 2016 onderhandelingen gevoerd die geleid hebben tot een overeenkomst die door 600 spoorwegondernemingen is goedgekeurd en die het mogelijk maakt de nodige wijzigingen aan te brengen aan het General Contract of Use for Wagons (GCU) om de verantwoordelijkheden van de houders van wagons te verduidelijken. Door de ondertekening van deze overeenkomst werd een nieuw artikel (27) toegevoegd aan het GCU, dat betrekking heeft op het beginsel van aansprakelijkheid voor schade die wordt veroorzaakt door een wagon. Dit nieuwe artikel had tot doel een beter evenwicht te bereiken en de sector meer duidelijkheid te bieden in het geval van schade die wordt veroorzaakt door een wagon. Met deze overeenkomst wordt name het begrip „vermoeden van schuld” ingevoerd, dat het mogelijk maakt de houder aansprakelijk te stellen voor door het voertuig veroorzaakte schade die het gevolg is van het niet-nakomen van de onderhoudsverplichting. Deze wijziging is van toepassing sinds 1 januari 2017. Op dit ogenblik passen de meeste houders en spoorwegonderneming in de Unie het GCU toe. Het Zwitserse voorstel is dan ook niet noodzakelijk, omdat de tussen de bedrijven in de sector gesloten overeenkomsten volstaan om duidelijk de aansprakelijkheid van de houder en de spoorwegondernemingen te bepalen in het geval van schade die wordt veroorzaakt door een voertuig in het kader van een verkoopovereenkomst. Er zijn geen aanwijzingen dat deze overeenkomsten niet volstaan om een goed evenwicht te waarborgen tussen de belangen van de respectieve partijen. Het voorstel is ook niet solide onderbouwd en de voorgestelde wijzigingen zijn onvoldoende gemotiveerd.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.