Gedelegeerde verordening 2018/273 - Aanvulling van Verordening 1308/2013 wat betreft het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken, het wijnbouwkadaster, begeleidende documenten en certificering, het in- en uitslagregister, de verplichte opgaven, meldingen en de bekendmaking van meegedeelde informatie, tot aanvulling van Verordening 1306/2013 wat betreft de toepasselijke controles en sancties

1.

Wettekst

28.2.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 58/1

 

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/273 VAN DE COMMISSIE

van 11 december 2017

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken, het wijnbouwkadaster, begeleidende documenten en certificering, het in- en uitslagregister, de verplichte opgaven, meldingen en de bekendmaking van meegedeelde informatie, tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepasselijke controles en sancties, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 555/2008, (EG) nr. 606/2009 en (EG) nr. 607/2009 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 436/2009 van de Commissie en Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/560 van de Commissie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1), en met name de artikelen 69 en 89, artikel 145, lid 4, artikel 147, lid 3, en artikel 223, lid 2, alsmede bijlage VIII, deel II, punt D.5, van die verordening,

Gezien Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (2), en met name artikel 64, lid 6, en artikel 89, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (3) is ingetrokken en vervangen door Verordening (EU) nr. 1308/2013. In deel II, titel I, hoofdstuk III, en deel II, titel II, hoofdstuk II, afdeling 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 zijn voorschriften vastgesteld met betrekking tot het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken en het beheer ervan, het wijnbouwkadaster, begeleidende documenten en certificering, het in- en uitslagregister, en de kennisgevingseisen in de wijnsector, en wordt de Commissie gemachtigd om in dit verband gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen vast te stellen. Die handelingen moeten strekken tot de vervanging van de relevante bepalingen van de Verordeningen (EG) nr. 555/2008 (4) en (EG) nr. 436/2009 (5) van de Commissie, en van een aantal bepalingen van de Verordeningen (EG) nr. 606/2009 (6) en (EG) nr. 607/2009 (7) van de Commissie wat betreft de certificering van cepagewijnen en administratieve voorschriften inzake het in- en uitslagregister. Om redenen van vereenvoudiging moeten in de nieuwe gedelegeerde handeling ook de bepalingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/560 van de Commissie (8) worden opgenomen.

 

(2)

Met het oog op de rechtszekerheid moeten bepaalde in deze verordening en in Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 van de Commissie (9) gebruikte termen worden gedefinieerd. Het is passend om de verschillende typen wijnbouwoppervlakten en marktdeelnemers te definiëren op grond van hun specifieke rechten en verplichtingen waarin deze verordeningen voorzien.

 

(3)

Op grond van artikel 62 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 moeten de lidstaten in het algemeen een vergunning voor het aanplanten van wijnstokken verlenen wanneer producenten die wijnstokken wensen te planten of te herplanten, daartoe een aanvraag indienen. Overeenkomstig lid 4 van dat artikel geldt voor bepaalde oppervlakten evenwel een vrijstelling van het vergunningenstelsel. Er moeten voorschriften worden vastgesteld betreffende de voorwaarden waaronder die vrijstelling kan worden toegepast. Om omzeiling van het nieuwe stelsel te voorkomen mogen de oppervlakten voor experimentele doeleinden of voor de teelt van moederplanten voor entstokken alleen voor het aangegeven doel worden gebruikt. De wijnbouwproducten van die oppervlakten mogen niet in de handel worden gebracht tenzij de lidstaten menen dat er geen risico op marktverstoring is. Bestaande wijnbouwexperimenten en de bestaande teelt van moederplanten voor entstokken moeten kunnen worden voortgezet volgens de voorschriften die erop van toepassing waren vóór de inwerkingtreding van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/560. Om te garanderen dat geen marktverstoringen worden veroorzaakt door oppervlakten waarvan de opbrengst aan wijn of wijnbouwproducten uitsluitend bestemd is voor consumptie door de wijnbouwer en zijn gezin, moet een maximale grootte worden vastgelegd en moet aan de vrijstelling de voorwaarde verbonden zijn dat de wijnbouwer geen wijn voor handelsdoeleinden produceert. Om dezelfde reden moet deze vrijstelling ook gelden voor organisaties zonder handelsactiviteit. Met betrekking tot de oppervlakten die worden beplant door producenten die een bepaalde met wijnstokken beplante oppervlakte hebben verloren als resultaat van verplichte aankopen in het openbaar belang overeenkomstig de nationale wetgeving, moet worden bepaald wat de maximale oppervlakte van de nieuw beplante oppervlakte mag zijn om te vermijden dat de algemene doelstellingen van het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken worden ondermijnd.

 

(4)

In artikel 64, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 zijn voorschriften vastgesteld met betrekking tot het verlenen van vergunningen voor nieuwe aanplant, alsook subsidiabiliteits- en prioriteitscriteria die de lidstaten kunnen toepassen. Voor sommige van deze subsidiabiliteits- en prioriteitscriteria moeten specifieke voorwaarden worden vastgesteld om een gelijk speelveld te creëren voor de toepassing ervan en om te vermijden dat het vergunningenstelsel wordt omzeild door producenten aan wie een vergunning is verleend. Bovendien dienen de drie aanvullende criteria die zijn ingevoerd bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/560 te worden behouden: het subsidiabiliteitscriterium inzake misbruik van de bekendheid van beschermde geografische aanduidingen, het prioriteitscriterium ten voordele van producenten die de voorschriften van het stelsel naleven en binnen hun bedrijf geen uit productie genomen wijngaarden hebben, en het prioriteitscriterium ten voordele van non-profitorganisaties met een maatschappelijk doel die grond hebben gekregen die wegens terrorisme of andere vormen van misdaad werd geconfisqueerd. Het subsidiabiliteitscriterium speelt in op de behoefte om de faam van specifieke geografische aanduidingen op dezelfde manier te beschermen als de faam van specifieke oorsprongsbenamingen en ervoor te zorgen dat deze aanduidingen niet worden bedreigd door nieuwe aanplant. Het eerste prioriteitscriterium begunstigt bepaalde aanvragers op basis van hun achtergrond, namelijk als zij de voorschriften van het vergunningenstelsel naleven en geen vergunning aanvragen voor nieuwe aanplant als zij met wijnstokken beplante grond hebben die niet meer in gebruik is en in aanmerking komt voor een vergunning voor herbeplanting. Doel van het tweede prioriteitscriterium is om non-profitorganisaties met een maatschappelijk doel die grond hebben gekregen die wegens terrorisme of andere vormen van misdaad werd geconfisqueerd, te begunstigen en op die manier het gebruik voor maatschappelijke doeleinden van grond die het risico loopt uit gebruik te worden genomen, te bevorderen.

 

(5)

Gezien artikel 118 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten de lidstaten, om rekening te houden met de natuurlijke en sociaaleconomische verschillen en met de verschillende groeistrategieën van de marktdeelnemers in verschillende gebieden binnen een bepaald grondgebied, de mogelijkheid krijgen de in artikel 64, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde subsidiabiliteits- en prioriteitscriteria en de drie aanvullende criteria op regionaal niveau op verschillende wijze toe te passen voor specifieke gebieden die in aanmerking komen voor een beschermde oorsprongsbenaming („BOB”), voor specifieke gebieden die in aanmerking komen voor een beschermde geografische aanduiding („BGA”) of voor gebieden zonder geografische aanduiding. Dergelijke verschillen in de toepassing van deze criteria in de verschillende gebieden van een bepaald grondgebied moeten altijd gebaseerd zijn op de verschillen tussen deze gebieden.

 

(6)

Om te reageren tegen vormen van omzeiling die niet door deze verordening zijn voorzien, moeten de lidstaten maatregelen nemen om te vermijden dat de aanvragers van vergunningen de subsidiabiliteits- of prioriteitscriteria omzeilen, voor zover de acties van die aanvragers niet reeds onder de in deze verordening vastgestelde specifieke bepalingen tegen omzeiling van de specifieke subsidiabiliteits- en prioriteitscriteria vallen.

 

(7)

Op grond van artikel 66, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 kunnen wijnstokken waarvan de producent heeft beloofd ze te rooien, samengaan met nieuw aangeplante wijnstokken. Om onregelmatigheden te voorkomen moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen om met de gepaste middelen te waarborgen dat de belofte om te rooien wordt nagekomen, met inbegrip van de vereiste om een zekerheid te stellen bij het verlenen van een vergunning voor vervroegde herbeplanting. Daarnaast is het noodzakelijk te verduidelijken dat de wijnstokken die worden aangeplant op een oppervlakte waarvoor rooiing was beloofd, als niet-toegestaan moeten worden beschouwd indien de rooiing niet binnen de in die bepaling vastgestelde termijn van vier jaar wordt uitgevoerd.

 

(8)

Ingevolge artikel 66, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 kunnen de lidstaten de herbeplanting op oppervlakten die in aanmerking komen voor de productie van wijn met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding, beperken op basis van een aanbeveling van erkende en representatieve beroepsorganisaties. De gronden of redenen voor dergelijke beperkingen moeten worden bepaald om te verduidelijken wat de grenzen van hun toepassingsgebied zijn; daarbij moet de coherentie van het stelsel worden gegarandeerd en moet worden vermeden dat het stelsel kan worden omzeild. Er moet voor worden gezorgd dat de in artikel 66, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde automatische verlening van vergunningen voor herbeplantingen de lidstaten niet verhindert om de afgifte van vergunningen overeenkomstig artikel 63, lid 2, onder b), en lid 3 van die verordening te beperken voor specifieke oppervlakten. Evenwel moet worden verduidelijkt dat bepaalde specifieke gevallen niet als omzeiling van het stelsel worden beschouwd.

 

(9)

In artikel 145 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is bepaald dat sommige lidstaten een wijnbouwkadaster met bijgewerkte gegevens over het productiepotentieel moeten bijhouden. In de onderhavige verordening moet worden vastgelegd welke informatie in het wijnbouwkadaster moet worden opgenomen.

 

(10)

Overeenkomstig artikel 147, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 mogen wijnbouwproducten slechts met een officieel goedgekeurd begeleidend document binnen de Unie in het verkeer worden gebracht. Er moeten voorschriften voor het gebruik van dat begeleidend document worden vastgesteld.

 

(11)

Uit in de lidstaten opgedane ervaring is gebleken dat een vrijstelling van de verplichting om wijnbouwproducten bij het vervoer vergezeld te laten gaan van een begeleidend document, zou kunnen worden verleend voor grotere afstanden en een breder scala aan verrichtingen, zodat het overbrengen van wijn wordt vergemakkelijkt, terwijl de traceerbaarheid van wijnbouwproducten toch op een bevredigend niveau blijft. Met name moet de vrijstelling ook gelden voor druivensap en most van de GN-codes 2009 61 en 2009 69 die worden geleverd aan marktdeelnemers die niet actief zijn op het gebied van wijnbereiding, aangezien die marktdeelnemers niet onder controle staan van de autoriteiten die bevoegd zijn voor de wijnsector, en aangezien de traceerbaarheid van die producten kan worden verzekerd aan de hand van een handelsdocument.

 

(12)

Richtlijn 2008/118/EG van de Raad (10) bevat geharmoniseerde regelingen voor bepaalde accijnsgoederen, waaronder bepaalde alcoholhoudende dranken, en voorziet in een elektronisch administratief document en andere documenten waarvan zendingen van zulke goederen vergezeld moeten gaan. Met het oog op de vaststelling van eenvormige, binnen de Unie geldende regels en de vereenvoudiging van de administratieve formaliteiten voor de marktdeelnemers, moet worden bepaald dat de documenten waarvan zendingen van wijnbouwproducten vergezeld gaan ingevolge accijnsvoorschriften, ook worden beschouwd als erkende begeleidende documenten in de zin van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

 

(13)

Gelet op artikel 40 van Richtlijn 2008/118/EG en met als doel de administratieve formaliteiten voor de marktdeelnemers te versoepelen en meer garanties op betrouwbaarheid te bieden ten aanzien van de certificering en de traceerbaarheid van wijnbouwproducten, moet het voor zendingen van wijnbouwproducten van kleine producenten en voor zendingen van niet-accijnsplichtige wijnbouwproducten mogelijk worden gemaakt gebruik te maken van een vereenvoudigd informatiesysteem voor de afgifte van elektronische begeleidende documenten dat is opgezet door de lidstaten die voorzien in het gebruik van een handelsdocument met ten minste de gegevens die nodig zijn om het betrokken product te kunnen identificeren en om te kunnen volgen langs welk traject het wordt vervoerd. Om de lidstaten die nog geen gebruikmaken van een dergelijk informatiesysteem, de kans te geven zo'n systeem op te zetten, moet echter worden voorzien in een overgangsperiode waarbinnen begeleidende documenten zowel in papieren als in elektronische vorm mogen worden gebruikt.

 

(14)

Gelet op artikel 30 van Richtlijn 2008/118/EG moeten de lidstaten de mogelijkheid krijgen om gebruik te maken van vereenvoudigde procedures en documenten met het oog op de monitoring van de overbrengingen van wijnbouwproducten die uitsluitend op hun grondgebied plaatsvinden.

 

(15)

De begeleidende documenten kunnen ook worden gebruikt voor de certificering van bepaalde kenmerken van wijnbouwproducten in het algemeen en van het oogstjaar of de gebruikte wijndruivenrassen en het beschikken over een BOB of BGA in het bijzonder. Met het oog op een gelijke behandeling van alle marktdeelnemers moet in deze verordening worden vastgelegd onder welke voorwaarden de begeleidende documenten voor een dergelijke certificering kunnen worden gebruikt. Om de administratieve formaliteiten voor marktdeelnemers te vereenvoudigen en de bevoegde autoriteiten te ontheffen van routinewerkzaamheden, moet worden bepaald dat die autoriteiten afzenders kunnen toestaan om in de begeleidende documenten de oorsprong of herkomst en de kenmerken van de wijnbouwproducten, het oogstjaar of het druivenras of de druivenrassen waarvan de producten zijn verkregen, en de BOB of BGA van de wijn in te vullen en zelf te certificeren.

 

(16)

Voor het geval dat marktdeelnemers op verzoek van derde landen specifieke certificaten betreffende de kenmerken van wijnbouwproducten moeten verstrekken, moet deze verordening voorzien in de mogelijkheid om gebruik te maken van een certificering voor uitgevoerde wijnbouwproducten, ten aanzien waarvan de voorwaarden voor de echtheid en het gebruik moeten worden vastgesteld.

 

(17)

Naast de begeleidende documenten zijn op grond van de douanewetgeving aanvullende documenten, zoals uitvoeraangiften, vereist als bewijs van de uitvoer van wijnbouwproducten. Daarom moeten aanvullende procedures worden vastgesteld voor de opstelling en de validering van die documenten overeenkomstig de voorschriften die zijn vastgesteld in of krachtens Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11).

 

(18)

Wijnbouwproducten die onverpakt worden vervoerd, hebben een hoger risico om aan frauduleuze praktijken te worden blootgesteld dan gebottelde producten met een etiket en een sluiting die niet opnieuw kan worden gebruikt. Daarom moet de bevoegde autoriteit van de plaats van lading van dergelijke zendingen op voorhand in kennis worden gesteld van de in het begeleidend document opgenomen gegevens, tenzij wordt gebruikgemaakt van een informatiesysteem waarmee de bevoegde autoriteit van de plaats van lossing van die informatie in kennis kan worden gesteld.

 

(19)

Ter vergemakkelijking van de controles door de bevoegde autoriteiten van zendingen van in het vrije verkeer gebrachte producten uit een derde land of van producten van de Unie die aanvankelijk waren uitgevoerd en vervolgens in de Unie zijn wederingevoerd, moet op de begeleidende documenten bij zendingen van dergelijke in het vrije verkeer gebrachte producten worden verwezen naar de documenten die zijn gebruikt voor het in het vrije verkeer brengen of, in het geval van producten van oorsprong uit de Unie, naar het begeleidend document dat is afgeleverd voor de eerste verzending, of een ander erkend document waaruit de oorsprong van de producten blijkt.

 

(20)

In het belang van de rechtszekerheid moeten voorschriften worden vastgesteld ter harmonisering van de maatregelen die een geadresseerde moet nemen in het geval dat een product dat onder dekking van een begeleidend document is vervoerd, wordt geweigerd, en moet worden gespecificeerd onder dekking van welk begeleidend document dat product vervolgens mag worden vervoerd.

 

(21)

Voor de aanpak van gevallen waarin de bevoegde autoriteit constateert of gegronde redenen heeft om te vermoeden dat een afzender een ernstige inbreuk op nationale of Unievoorschriften in de wijnsector heeft gepleegd die betrekking heeft op het vervoer van wijnbouwproducten onder dekking van begeleidende documenten of op de productieomstandigheden of de samenstelling van dergelijke producten, moeten nadere bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot de procedure waarvan de bevoegde autoriteiten zich kunnen bedienen ten aanzien van de begeleidende documenten en de uitwisseling van informatie en het bieden van wederzijdse bijstand tussen de bevoegde autoriteiten, zulks met het oog op het toezicht op de daaropvolgende overbrenging of een beslissing over het toekomstige gebruik van het betrokken product.

 

(22)

Om een voldoende afschrikkend effect te garanderen of de wettigheid te herstellen in het geval van niet-ernstige inbreuken ten aanzien van begeleidende documenten voor het vervoer van wijnbouwproducten, moeten voorschriften worden vastgesteld die de bevoegde autoriteit die de onregelmatigheid heeft vastgesteld, in staat stellen het vervoer te regulariseren of ten aanzien van de onregelmatigheid evenredige maatregelen te nemen, met inbegrip van een verbod op het in de handel brengen van de betrokken producten, en de bevoegde autoriteit van de plaats van lossing daarvan op de hoogte te brengen.

 

(23)

In het belang van de rechtszekerheid moeten voorschriften worden vastgesteld die betrekking hebben op overmacht of onvoorziene incidenten tijdens het vervoer, zodat de vervoerder weet hoe het betrokken vervoer kan worden geregulariseerd.

 

(24)

In artikel 90 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is bepaald dat de in dat artikel bedoelde ingevoerde wijnbouwproducten moeten vergezeld gaan van een certificaat dat is opgesteld door een bevoegde instantie in het land van oorsprong van het product, en van een analyseverslag dat is opgesteld door een door het derde land van oorsprong van het product aangewezen instantie of dienst. Ter beperking van het aantal documenten dat is vereist voor de invoer in de Unie en ter vergemakkelijking van de controles door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten dat bewijs en dat analyseverslag worden gecombineerd en worden geïntegreerd in één enkel document, namelijk het VI-1-document. Om de rechtszekerheid te garanderen en de handel te vergemakkelijken, moet worden bepaald dat dat document moet worden beschouwd als een document dat de kenmerken van een wijnbouwproduct, het oogstjaar of het druivenras of de druivenrassen, of een BOB of BGA certificeert.

 

(25)

Ter wille van de harmonisatie en om de administratieve last voor de marktdeelnemers en de lidstaten te verlichten, moeten de vrijstellingen van de verplichting tot overlegging van het VI-1-document voor wijnbouwproducten die in de Unie worden ingevoerd, in overeenstemming worden gebracht met de vrijstellingen die gelden voor begeleidende documenten bij een zending van wijnbouwproducten die in de Unie in het vrije verkeer zijn gebracht, met de Unieregeling inzake douanevrijstellingen in Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad (12) en met de vrijstellingen uit hoofde van met derde landen gesloten overeenkomsten inzake diplomatiek verkeer.

 

(26)

Om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten geharmoniseerde procedures kunnen hanteren en hetzelfde type document kunnen gebruiken ongeacht de lidstaat van bestemming van de ingevoerde producten, moet worden voorzien in een model van het VI-1-document en van het uittreksel daarvan (het VI-2-uittreksel) en moeten nadere bijzonderheden worden vastgesteld inzake de procedure die moet worden gevolgd voor de afgifte van die documenten.

 

(27)

Om ervoor te zorgen dat alle betrokken partijen dezelfde procedure volgen voor het in het vrije verkeer brengen van een zending, moeten voorschriften voor het gebruik van het VI-1-document en het VI-2-uittreksel worden vastgesteld. Rekening houdend met de geldende handelsgebruiken moet worden verduidelijkt dat de bevoegde autoriteiten worden gemachtigd om, bij splitsing van een zending wijn, onder hun toezicht uittreksels van het VI-1-document te laten opstellen die elke nieuwe zending die bij de splitsing is ontstaan, vergezellen.

 

(28)

Om de handel te vergemakkelijken en de indirecte invoer te vereenvoudigen moeten voorschriften worden vastgesteld waarin nader wordt omschreven in welke gevallen geen verdere analyses nodig zijn voor de invoer uit een ander derde land dan het land van oorsprong van het wijnbouwproduct.

 

(29)

Om rekening te houden met de bijzonderheden van specifieke wijnen, zoals likeurwijn en distillatiewijn en wijnen met een geografische aanduiding, moeten voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot het gebruik van het VI-1-document voor zendingen van dergelijke wijnen. Om het werk van de exporteurs en de autoriteiten te verlichten, moet, onder bepaalde voorwaarden, de overlegging van het VI-1-document volstaan ter certificering van de geografische aanduiding of van het feit dat de aan likeurwijn of distillatiewijn toegevoegde alcohol afkomstig is van wijnbouwproducten.

 

(30)

Ter bevordering van de handel met derde landen die overeenkomsten met de Unie hebben gesloten waarin bepalingen zijn opgenomen over de versterking van de samenwerking inzake fraudebestrijding, en die goede handelsbetrekkingen met de Unie onderhouden, is het passend om de producenten in die landen toe te staan zelf VI-1-documenten af te geven en om die documenten te beschouwen als documenten die zijn afgegeven door een bevoegde instantie van een derde land of door een instantie of dienst die door een derde land is aangewezen, zoals bedoeld in artikel 90 van Verordening (EU) nr. 1308/2013, op soortgelijke wijze als reeds is toegestaan voor wijnen van oorsprong uit de Unie.

 

(31)

Rekening houdend met de ontwikkeling van geautomatiseerde systemen in de wijnsector en ter vergemakkelijking van de monitoring van overbrengingen en de controles van wijnbouwproducten, is het passend toe te staan dat geautomatiseerde systemen worden gebruikt en dat elektronische documenten worden afgegeven door de bevoegde instanties van derde landen of rechtstreeks door de marktdeelnemers in derde landen onder toezicht van hun bevoegde autoriteiten. Geautomatiseerde systemen mogen echter alleen worden gebruikt mits bepaalde minimumvoorwaarden in acht worden genomen en mits de Unie erkent dat het controlesysteem van het derde land voldoende garanties biedt met betrekking tot de aard, de oorsprong en de traceerbaarheid van de wijnbouwproducten die uit dat derde land in de Unie worden ingevoerd. Die minimumvoorwaarden moeten bijgevolg worden vastgesteld. Om de procedures voor de afgifte van VI-2-uittreksels voor de marktdeelnemers en de bevoegde autoriteiten te vereenvoudigen en te versnellen, moet de autoriteiten van de lidstaten worden toegestaan die uittreksels af te geven aan de hand van geautomatiseerde systemen, volgens door hen te ontwikkelen procedures.

 

(32)

Overeenkomstig artikel 147, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 moeten de natuurlijke of rechtspersonen die wijnbouwproducten houden, een in- en uitslagregister van de betrokken producten bijhouden. Voor bepaalde marktdeelnemers van wie de voorraden of verkoopsvolumes onder bepaalde drempels liggen of die hun waar alleen op het bedrijf zelf verkopen, zou het bijhouden van een register een buitensporige last vormen. Die marktdeelnemers moeten dan ook van deze verplichting worden vrijgesteld. Voor transparantie- en controledoeleinden moeten de lidstaten een lijst bijhouden van de marktdeelnemers die verplicht zijn om een in- en uitslagregister bij te houden. Met het oog op traceerbaarheid en de monitoring van overbrengingen en voorraden van wijnbouwproducten moeten voorschriften worden vastgesteld inzake de noodzaak van een afzonderlijk register voor elke onderneming, de manier waarop het register moet worden bijgehouden, en de in het register op te nemen verrichtingen.

 

(33)

Deze verordening moet voorzien in gemeenschappelijke regels die voor alle marktdeelnemers gelden. Om de controles te vergemakkelijken moeten de lidstaten niettemin aanvullende voorschriften kunnen vaststellen inzake de gegevens die voor bepaalde producten of verrichtingen in het register moeten worden opgenomen, en moeten zij de marktdeelnemers kunnen verplichten bepaalde verrichtingen die in het register moeten worden opgenomen, te melden. In verband met het risico op onevenredige administratieve lasten voor bepaalde marktdeelnemers moet de mogelijkheid voor de lidstaten om dergelijke meldingen te vereisen, echter worden beperkt.

 

(34)

Om het verzamelen van marktinformatiegegevens voor monitoring en marktbeheer te vergemakkelijken en de administratieve lasten te beperken, moeten bepalingen worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat productie- en voorraadopgaven worden ingediend door de betrokken marktdeelnemers die zijn gevestigd in een lidstaat die verplicht is een wijnbouwkadaster bij te houden. Ook lidstaten die niet verplicht zijn een wijnbouwkadaster bij te houden, moet echter de mogelijkheid worden geboden die opgave verplicht te maken. Om duplicatie van gegevens te voorkomen, moeten de lidstaten die een wijnbouwkadaster hebben opgezet dat voor alle wijnbouwers jaarlijks bijgewerkte informatie over de met wijnstokken beplante oppervlakte bevat, marktdeelnemers kunnen vrijstellen van de verplichting om in de productieopgave de oppervlakte op te geven.

 

(35)

Met het oog op een betere traceerbaarheid en een beter marktbeheer moet de lidstaten worden toegestaan aanvullende gegevens te verzamelen over de productie van druiven en most die bestemd zijn voor de bereiding van wijn. Daartoe moet de lidstaten worden toegestaan oogstopgaven verplicht te maken.

 

(36)

Met het oog op een betere traceerbaarheid en een beter marktbeheer moet de lidstaten worden toegestaan gegevens te verzamelen over verrichtingen die kunnen plaatsvinden tussen de werkelijke datum van de oogst en de datum waarop de productie- en oogstopgaven moeten worden ingediend, en die betrekking hebben op de behandeling of de afzet van de geoogste druiven en de daaruit verkregen most of het daaruit verkregen druivensap.

 

(37)

Ter wille van de transparantie en het marktbeheer mogen de in deze verordening vastgestelde voorschriften de lidstaten niet beletten uitgebreidere informatie te vereisen. Daarnaast moet de lidstaten worden toegestaan marktdeelnemers zonder productie of voorraden vrij te stellen van de opgaveplicht.

 

(38)

Voor de toepassing van artikel 89 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 moeten uniforme voorschriften worden vastgesteld inzake de controles die moeten worden verricht in verband met de interne markt. Daarom moeten de autoriteiten die belast zijn met de monitoring van het houden en het verhandelen van wijnbouwproducten, worden uitgerust met de nodige instrumenten voor het verrichten van doeltreffende controles, in overeenstemming met uniforme, in de hele Unie geldende voorschriften, ten aanzien van het productiepotentieel, het wijnbouwkadaster, de begeleidende documenten, certificering en het in- en uitslagregister.

 

(39)

Met het oog op een vlot verloop van de controles en de bemonstering van druiven en wijnbouwproducten moet worden bepaald dat de betrokkenen de hen betreffende controles niet mogen hinderen, de monsternemingen moeten vergemakkelijken en de op grond van deze verordening vereiste informatie moeten verschaffen.

 

(40)

Om de lidstaten te voorzien van efficiënte instrumenten waarmee zij het risico op frauduleuze manipulatie van wijn kunnen tegengaan, is de in artikel 89, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde analytische databank van isotopische gegevens opgezet bij en onder beheer van het Europees referentiecentrum voor controles in de wijnsector, dat is opgericht binnen het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek. Aan de hand van referentiemethoden voor isotopenanalyse kunnen doeltreffende controles worden verricht op de verrijking van wijnbouwproducten of kan worden vastgesteld dat aan dergelijke producten water is toegevoegd. Samen met andere analysetechnieken biedt de analytische databank van isotopische gegevens hulp bij de controle of wijnbouwproducten in overeenstemming zijn met de opgegeven oorsprong en variëteit. Met dat doel moeten bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot het gebruik van referentiemethoden voor isotopenanalyse en voor het bijhouden en actualiseren van de analytische databank.

 

(41)

De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de werkzaamheden van de met de controles in de wijnsector belaste autoriteiten doeltreffend zijn. Daartoe moet worden gezorgd voor coördinatie van de controleactiviteiten door de bevoegde autoriteiten in de lidstaten waar verscheidene autoriteiten zijn belast met controles in de wijnsector, en moeten de lidstaten één enkele instantie aanwijzen die verantwoordelijk is voor de onderlinge contacten en voor de contacten met de Commissie.

 

(42)

Om de controles in de hele Unie te vergemakkelijken, moeten de lidstaten de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de functionarissen van de bevoegde autoriteiten de nodige onderzoeksbevoegdheden hebben om de naleving van de voorschriften te garanderen.

 

(43)

Met het oog op de traceerbaarheid van wijnbouwproducten en de naleving van de Unievoorschriften in de wijnsector moet de coördinatie van controles en de toegang tot informatie voor de bevoegde autoriteiten in de wijnsector worden gehandhaafd. Om ten volle gestalte te geven aan die gecoördineerde aanpak moeten de verschillende autoriteiten die betrokken zijn bij de controle van accijnsplichtige wijnbouwproducten, toegang hebben tot de informatie over de onder Richtlijn 2008/118/EG en Verordening (EG) nr. 684/2009 vallende overbrengingen van die producten. Daarom moet rekening worden gehouden met het geautomatiseerde systeem voor de verwerking van gegevens over het verkeer van en de controle op accijnsproducten, dat is opgezet bij Beschikking nr. 1152/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad (13).

 

(44)

Wegens de onderlinge afhankelijkheid van de wijnmarkten en de handel tussen de lidstaten en derde landen moeten de verschillende autoriteiten die belast zijn met controles, nauw samenwerken. Met het oog op een doeltreffende samenwerking tussen de lidstaten bij de toepassing van de voorschriften in de wijnsector moeten de bevoegde autoriteiten van een lidstaat kunnen samenwerken met de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat. Daartoe moeten voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot wederzijdse bijstand op verzoek. Om op administratief vlak de afrekening van de kosten in verband met de monsternemingen, de verzending van de monsters, de analytische en organoleptische onderzoeken en de dienstverlening door een expert te vereenvoudigen, moet worden bepaald dat deze kosten worden gedragen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat die opdracht heeft gegeven tot de monsterneming of de dienstverlening door de expert.

 

(45)

Om de doeltreffendheid van de wederzijdse bijstand tussen de bevoegde autoriteiten te verhogen, moet deze verordening een bepaling bevatten over de bewijskracht van de vaststellingen die worden gedaan bij controles in het kader van deze verordening in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de controle is uitgevoerd.

 

(46)

Om fraude efficiënt te bestrijden, ernstige risico's op fraude te voorkomen, of passende maatregelen te nemen in gevallen waarin wordt vermoed of is geconstateerd dat wijnbouwproducten niet voldoen aan de Unievoorschriften, moeten de contactinstanties van de betrokken lidstaten elkaar daarover kunnen inlichten. Daartoe moeten de betrokken lidstaten gebruikmaken van de door de Commissie ter beschikking gestelde informatiesystemen.

 

(47)

Artikel 64 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 voorziet in administratieve sancties in geval van niet-naleving van de subsidiabiliteitscriteria, de verbintenissen of andere verplichtingen die voortvloeien uit de toepassing van de sectorale landbouwwetgeving. Overeenkomstig artikel 71, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 moet worden voorzien in administratieve sancties voor niet-toegestane aanplant. Met het oog op het afschrikkend effect moeten de lidstaten die sancties kunnen aanpassen aan de handelswaarde van de in de betrokken wijngaarden geproduceerde wijn. De minimumwaarde van die sancties moet overeenstemmen met het gemiddelde jaarinkomen per hectare wijnbouwoppervlakte op Unieniveau, gemeten in brutomarge per hectare. Afhankelijk van de duur van de niet-naleving moet de sanctie gradueel toenemen, te beginnen vanaf die minimumwaarde. In gebieden waar de op Unieniveau vastgestelde minimumwaarde lager ligt dan het geraamde gemiddelde jaarinkomen per hectare van het betrokken gebied, moeten de lidstaten ook de mogelijkheid krijgen voor de producenten hogere minimumsancties toe te passen. Een dergelijke verhoging van de minimumwaarde van de sancties moet in verhouding zijn tot het geraamde gemiddelde jaarinkomen per hectare voor het gebied waar de niet-toegestane wijnbouwoppervlakte ligt.

 

(48)

Voor een snelle en doeltreffende bescherming van de consumenten is het van essentieel belang te voorzien in de mogelijkheid tot schorsing van het gebruik van de begeleidende documenten en de certificeringsprocedures door marktdeelnemers van wie is geconstateerd of wordt vermoed dat zij zich niet hebben gehouden aan de Unievoorschriften inzake de productie of het vervoer van wijnbouwproducten, alsmede te voorzien in de mogelijkheid tot schorsing van het gebruik van vereenvoudigde regelingen of elektronische procedures voor de invoer als er fraude wordt gepleegd of de gezondheid van de consumenten gevaar loopt.

 

(49)

Met het oog op een doeltreffende toepassing van deze verordening en een adequate monitoring van de wijnmarkt moet worden voorzien in door de lidstaten toe te passen sancties met een afschrikwekkende werking die in verhouding staan tot de ernst en de herhaling van de niet-naleving, voor gevallen waarin niet wordt voldaan aan de verplichtingen om een in- en uitslagregister bij te houden, opgaven in te dienen of meldingen te doen.

 

(50)

Om te zorgen voor een gelijke behandeling van de marktdeelnemers moeten voorschriften worden vastgesteld die betrekking hebben op kennelijke fouten en uitzonderlijke omstandigheden.

 

(51)

Overeenkomstig artikel 223 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 moeten voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot de meldingen die de lidstaten aan de Commissie moeten doen. In dat verband moeten de aard en de soort van de te verstrekken informatie worden vastgesteld, alsmede de voorwaarden voor bekendmaking van die informatie.

 

(52)

Om de controle van door derde landen afgegeven documenten voor de invoer van wijnbouwproducten te vergemakkelijken, moet de Commissie een lijst opstellen van de door derde landen aangemelde bevoegde instanties, aangewezen instanties of diensten en gemachtigde wijnproducenten die dergelijke documenten kunnen opstellen, en die lijst openbaar maken. Om informatie- en bijstandsverzoeken tussen de lidstaten en de Commissie, enerzijds, en derde landen, anderzijds, te vergemakkelijken, moet ook de contactinstantie die in elk derde land is aangewezen om in contact te staan met de Commissie en de lidstaten, door de Commissie openbaar worden gemaakt.

 

(53)

Om de kwaliteit van wijnbouwproducten te kunnen garanderen, moeten bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot de implementatie van het verbod op intense persing van druiven. Om te controleren of dat verbod correct wordt toegepast, is een adequate monitoring vereist van de bijproducten van wijnbereiding en het eindgebruik ervan. Daartoe moeten voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot het minimale alcoholpercentage van bijproducten na het persen van de druiven, en met betrekking tot de voorwaarden voor de verplichte verwijdering van bijproducten die in het bezit zijn van natuurlijke of rechtspersonen of groeperingen van personen, onder toezicht van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Aangezien die voorwaarden rechtstreeks verband houden met de wijnbereiding, moeten zij samen met de oenologische procedés en de geldende beperkingen voor de productie van wijn worden opgenomen in Verordening (EG) nr. 606/2009. Die verordening moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

 

(54)

In het belang van de duidelijkheid en de rechtszekerheid moeten de bepalingen van de Verordeningen (EG) nr. 555/2008, (EG) nr. 606/2009 en (EG) nr. 607/2009 die bij de onderhavige verordening en bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 worden vervangen, worden geschrapt. Om dezelfde reden moeten Verordening (EG) nr. 436/2009 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/560 worden ingetrokken,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening worden voorschriften vastgesteld tot aanvulling van respectievelijk de Verordeningen (EU) nr. 1306/2013 en (EU) nr. 1308/2013 wat betreft:

 

a)

het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken;

 

b)

het wijnbouwkadaster;

 

c)

erkende begeleidende documenten, certificering en voorschriften voor de invoer van wijn;

 

d)

het in- en uitslagregister;

 

e)

de verplichte opgaven;

 

f)

controles en de analytische databank van isotopische gegevens;

 

g)

de bevoegde autoriteiten en de door hen te verlenen wederzijdse bijstand;

 

h)

sancties;

 

i)

meldingen en de bekendmaking van gemelde informatie.

Artikel 2

Definities

  • 1. 
    In deze verordening en in Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 wordt verstaan onder:
  • a) 
    „wijnbouwer”: een natuurlijke of rechtspersoon dan wel een groepering van natuurlijke of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groepering en haar leden volgens het nationale recht, waarvan het bedrijf zich bevindt op het grondgebied van de Unie, zoals gedefinieerd in artikel 52 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, in samenhang met artikel 355 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en die in het bezit is van een met wijnstokken beplante oppervlakte waarvan de opbrengst wordt gebruikt voor de commerciële productie van wijnbouwproducten of waarvoor een vrijstelling geldt omdat zij wordt gebruikt voor experimentele doeleinden of voor de teelt van moederplanten voor entstokken, als bedoeld in artikel 3, lid 2;
  • b) 
    „wijnbouwproducten”: de producten die zijn vermeld in deel XII van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1308/2013, met uitzondering van wijnazijn van de GN-codes 2209 00 11 en 2209 00 19;
  • c) 
    „wijnbouwperceel”: een perceel landbouwgrond als gedefinieerd in artikel 67, lid 4, onder a), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 dat is beplant met wijnstokken en dat ofwel gericht is op de commerciële productie van wijnbouwproducten ofwel valt onder de vrijstelling wegens gebruik voor experimentele doeleinden of voor de teelt van moederplanten voor entstokken, als bedoeld in artikel 3, lid 2;
  • d) 
    „uit productie genomen wijnbouwoppervlakte”: een met wijnstokken beplante oppervlakte waarop sinds meer dan vijf wijnoogstjaren niet langer regelmatig teeltwerkzaamheden ter verkrijging van een verhandelbaar product worden verricht, onverminderd specifieke door de lidstaten omschreven gevallen, en waarvoor de producent niet langer op basis van het rooien ervan recht heeft op een vergunning voor herbeplanting overeenkomstig artikel 66 van Verordening (EU) nr. 1308/2013;
  • e) 
    „oogster”: een natuurlijke of rechtspersoon dan wel een groepering van natuurlijke of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groepering en haar leden volgens het nationale recht, die de druivenoogst binnenhaalt van een met wijnstokken beplante oppervlakte om de geoogste druiven te verhandelen met het oog op de productie van wijnbouwproducten door derden, of om de druiven voor handelsdoeleinden in zijn of haar bedrijf te verwerken tot wijnbouwproducten of ze voor eigen rekening te laten verwerken;
  • f) 
    „verwerker”: een natuurlijke of rechtspersoon dan wel een groepering van natuurlijke of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groepering en haar leden volgens het nationale recht, door wie of in opdracht van wie wijn wordt verwerkt, met als resultaat wijn, likeurwijn, mousserende wijn of parelwijn, mousserende wijn of parelwijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd, mousserende kwaliteitswijn of aromatische mousserende kwaliteitswijn;
  • g) 
    „kleinhandelaar”: een natuurlijke of rechtspersoon dan wel een groepering van natuurlijke of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groepering en haar leden volgens het nationale recht, die beroepshalve een zakelijke activiteit verricht welke de rechtstreekse verkoop aan de consument omvat van wijn of most in kleine hoeveelheden, zoals door elke lidstaat bepaald met inachtneming van de bijzondere kenmerken van de handel en de distributiesector, met uitzondering van degenen die gebruikmaken van ruimten met voorzieningen voor de opslag of installaties voor het bottelen van wijnen in belangrijke hoeveelheden of die onverpakt vervoerde wijn ambulant verkopen;
  • h) 
    „bottelen”: het voor handelsdoeleinden verpakken van wijn als eindproduct in recipiënten met een inhoud van ten hoogste 60 liter;
  • i) 
    „bottelaar”: een natuurlijke of rechtspersoon dan wel een groepering van natuurlijke of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groepering en haar leden volgens het nationale recht, die wijn bottelt of voor eigen rekening laat bottelen;
  • j) 
    „handelaar”: een natuurlijke of rechtspersoon dan wel een groepering van natuurlijke of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groepering en haar leden volgens het nationale recht, anders dan een particuliere consument of kleinhandelaar, die voor handelsdoeleinden wijnbouwproducten in voorraad heeft of die betrokken is bij de handel in die producten en die producten eventueel ook bottelt, met uitzondering van distilleerderijen;
  • k) 
    „wijnoogstjaar”: het verkoopseizoen voor de wijnsector als bedoeld in artikel 6, onder d), van Verordening (EU) nr. 1308/2013.
  • 2. 
    Voor de toepassing van de hoofdstukken IV tot en met VIII van deze verordening, met uitzondering van artikel 47, en voor de toepassing van de hoofdstukken IV tot en met VII van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 wordt onder „producent” verstaan een natuurlijke of rechtspersoon dan wel een groepering van natuurlijke of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groepering en haar leden volgens het nationale recht, die zelf voor handelsdoeleinden verse druiven, most of jonge, nog gistende wijn tot wijn of most verwerkt of voor eigen rekening laat verwerken.
  • 3. 
    Voor de toepassing van artikel 10, lid 1, wordt onder „kleine producent” verstaan een producent die gemiddeld minder dan 1 000 hl wijn per wijnoogstjaar produceert, op basis van de gemiddelde jaarlijkse productie in ten minste drie opeenvolgende wijnoogstjaren.

De lidstaten kunnen besluiten dat onder de definitie van „kleine producent” geen producenten vallen die verse druiven, most of jonge, nog gistende wijn kopen om deze tot wijn te verwerken.

HOOFDSTUK II

VERGUNNINGENSTELSEL VOOR HET AANPLANTEN VAN WIJNSTOKKEN

Artikel 3

Oppervlakten die zijn vrijgesteld van het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken

  • 1. 
    Het in deel II, titel I, hoofdstuk III, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken is niet van toepassing op het beplanten of herbeplanten van de in artikel 62, lid 4, van die verordening bedoelde oppervlakten die voldoen aan de desbetreffende voorwaarden van de leden 2, 3 en 4 van het onderhavige artikel.
  • 2. 
    De bevoegde autoriteiten worden vooraf in kennis gesteld van het beplanten of herbeplanten van oppervlakten voor experimentele doeleinden of voor de teelt van moederplanten voor entstokken. Daarbij wordt alle relevante informatie gemeld over deze oppervlakten en over de periode waarin het experiment loopt of de periode waarin de teelt van moederplanten voor entstokken zal plaatsvinden. Ook de verlenging van die perioden wordt bij de bevoegde autoriteiten gemeld.

Als ervan wordt uitgegaan dat er geen risico op marktverstoring is, mogen de lidstaten besluiten dat de op deze oppervlakten geproduceerde druiven en de op basis daarvan verkregen wijnbouwproducten gedurende de in de eerste alinea vermelde perioden in de handel mogen worden gebracht. Aan het einde van deze perioden:

 

a)

verkrijgt de producent overeenkomstig artikel 64 of 68 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 een vergunning voor de betrokken oppervlakte zodat de op deze oppervlakte verbouwde druiven en de op basis daarvan verkregen wijnbouwproducten in de handel kunnen worden gebracht, of

 

b)

rooit hij deze oppervlakte op eigen kosten overeenkomstig artikel 71, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

Alle oppervlakten voor experimentele doeleinden of voor de teelt van moederplanten voor entstokken die ingevolge de toekenning van nieuwe aanplantrechten vóór 1 januari 2016 zijn aangeplant, blijven na die datum aan alle voor het gebruik van die rechten vastgestelde voorwaarden voldoen totdat het experiment of de teelt van moederplanten voor entstokken waarvoor die rechten waren toegekend, zijn afgelopen. Na het verstrijken van die perioden zijn de in de eerste en tweede alinea vastgestelde voorschriften van toepassing.

  • 3. 
    Voor het beplanten of herbeplanten van oppervlakten waarvan de opbrengst aan wijn of wijnbouwproducten uitsluitend bestemd is voor consumptie door de wijnbouwer en zijn gezin, gelden de volgende voorwaarden:
 

a)

de oppervlakte is niet groter dan 0,1 ha;

 

b)

de betrokken wijnbouwer produceert geen wijn of andere wijnbouwproducten voor handelsdoeleinden.

Voor de toepassing van dit lid mogen de lidstaten bepaalde organisaties die geen handelsactiviteiten verrichten, als equivalent aan het gezin van de wijnbouwer beschouwen.

De lidstaten kunnen beslissen dat de in de eerste alinea vermelde aanplant moet worden gemeld.

  • 4. 
    Een producent die een bepaalde met wijnstokken beplante oppervlakte heeft verloren als resultaat van verplichte aankopen in het openbaar belang overeenkomstig de nationale wetgeving, heeft het recht een nieuwe oppervlakte te beplanten op voorwaarde dat de nieuw beplante oppervlakte niet meer dan 105 % van de verloren oppervlakte, uitgedrukt in uitsluitend met wijnstokken beplante cultuurgrond, beslaat. De nieuw beplante oppervlakte wordt opgenomen in het wijnbouwkadaster.
  • 5. 
    De rooiing van oppervlakten die de in de leden 2 en 3 bedoelde vrijstelling genieten, leidt niet tot een herbeplantingsvergunning op grond van artikel 66 van Verordening (EU) nr. 1308/2013. Een dergelijke vergunning wordt echter wel verleend bij rooiing van nieuw beplante oppervlakten die onder de in lid 4 bedoelde vrijstelling vallen.

Artikel 4

Criteria voor de verlening van vergunningen

  • 1. 
    Indien een lidstaat het in artikel 64, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgelegde subsidiabiliteitscriterium toepast, zijn de voorschriften van afdeling A van bijlage I bij deze verordening van toepassing.

De lidstaten kunnen eveneens het aanvullende objectieve en niet-discriminerende criterium toepassen dat de aanvraag geen aanzienlijk risico op misbruik van de faam van specifieke beschermde geografische aanduidingen mag inhouden, hetgeen wordt verondersteld tenzij het bestaan van een dergelijk risico door de overheidsinstanties wordt aangetoond.

De voorschriften met betrekking tot de toepassing van dit aanvullende criterium zijn vastgesteld in afdeling B van bijlage I.

  • 2. 
    Een lidstaat die beslist bij het verlenen van vergunningen voor nieuwe aanplant een of meer van de in artikel 64, lid 1, onder a), b) en c), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde subsidiabiliteitscriteria en het in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde aanvullende criterium toe te passen, kan die criteria op het nationale niveau of op een lager territoriaal niveau toepassen.
  • 3. 
    Indien een lidstaat een of meer van de in artikel 64, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vermelde prioriteitscriteria toepast, zijn de voorschriften van de afdelingen A tot en met H van bijlage II bij deze verordening van toepassing.

De lidstaten kunnen eveneens de aanvullende objectieve en niet-discriminerende criteria toepassen die betrekking hebben op het eerdere gedrag van de producent en op non-profitorganisaties met een maatschappelijk doel die grond hebben gekregen die wegens terrorisme of andere vormen van misdaad werd geconfisqueerd. De voorschriften met betrekking tot de toepassing van deze aanvullende criteria zijn vastgesteld in afdeling I van bijlage II.

  • 4. 
    Een lidstaat die beslist bij het verlenen van vergunningen voor nieuwe aanplant een of meer van de in artikel 64, lid 2, onder a) tot en met h), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde prioriteitscriteria en de in lid 3 van het onderhavige artikel bedoelde aanvullende criteria toe te passen, kan die criteria hetzij eenvormig op nationaal niveau toepassen hetzij variërend in mate van belangrijkheid in de verschillende gebieden van de lidstaat.
  • 5. 
    Het gebruik van een of meer van de in artikel 64, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vermelde criteria als subsidiabiliteitscriteria op een van de in artikel 63, lid 2, van die verordening vermelde geografische niveaus wordt voor de toepassing van artikel 64, lid 1, onder d), van die verordening als naar behoren gerechtvaardigd beschouwd indien dit gebruik is bedoeld om een oplossing te bieden voor een specifiek probleem in de wijnsector dat zich op dat specifieke geografische niveau voordoet en enkel via een dergelijke beperking kan worden aangepakt.
  • 6. 
    Onverminderd de in de bijlagen I en II vastgestelde voorschriften met betrekking tot specifieke subsidiabiliteits- en prioriteitscriteria stellen de lidstaten waar nodig aanvullende maatregelen vast om te vermijden dat aanvragers van vergunningen de in die bijlagen bedoelde subsidiabiliteits- en prioriteitscriteria omzeilen.

Artikel 5

Vergunningen voor vervroegde herbeplanting

De lidstaten kunnen voor de verlening van een vergunning voor een producent die belooft een met wijnstokken beplante oppervlakte te zullen rooien overeenkomstig artikel 66, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013, eisen dat een zekerheid wordt gesteld.

In elk geval is, indien de producent de betrokken oppervlakte niet heeft gerooid aan het einde van het vierde jaar vanaf de datum waarop de nieuwe wijnstokken zijn aangeplant, artikel 71 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van toepassing voor de oppervlakte waar de beloofde rooiing niet is verricht.

Artikel 6

Herbeplantingsbeperkingen

De lidstaten kunnen de herbeplanting beperken op grond van artikel 66, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 indien de specifieke te herbeplanten oppervlakte ligt in een gebied waar de afgifte van vergunningen voor nieuwe aanplant overeenkomstig artikel 63, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is beperkt en op voorwaarde dat het besluit wordt gerechtvaardigd door de noodzaak een voldoende aangetoond risico op aanzienlijke waardevermindering van een bepaalde beschermde oorsprongsbenaming („BOB”) of beschermde geografische aanduiding („BGA”) te vermijden.

Het in de eerste alinea bedoelde risico op aanzienlijke waardevermindering is onbestaande indien:

 

a)

de specifieke te herbeplanten oppervlakte in hetzelfde BOB- of BGA-gebied ligt als de gerooide oppervlakte en de herbeplanting met wijnstokken voldoet aan dezelfde specificaties inzake BOB of BGA als de gerooide oppervlakte;

 

b)

de herbeplanting bedoeld is voor de productie van wijn zonder geografische aanduiding op voorwaarde dat de aanvrager dezelfde verbintenissen aangaat als vastgesteld in punt 2 van de afdelingen A en B van bijlage I bij deze verordening betreffende nieuwe aanplant.

HOOFDSTUK III

WIJNBOUWKADASTER

Artikel 7

Minimaal in het wijnbouwkadaster op te nemen gegevens

  • 1. 
    Voor de toepassing van artikel 145, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 omvatten, in de lidstaten die het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken toepassen, de bijgewerkte gegevens in het wijnbouwkadaster ten aanzien van iedere wijnbouwer ten minste de in de bijlagen III en IV bij deze verordening bedoelde bijzonderheden en specificaties.
  • 2. 
    Voor de toepassing van artikel 145, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 omvatten, in de lidstaten die het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken niet toepassen maar die een nationaal steunprogramma voor de herstructurering of de omschakeling van wijngaarden toepassen, de bijgewerkte gegevens in het wijnbouwkadaster ten minste de in bijlage III bij deze verordening bedoelde vereenvoudigde bijzonderheden en specificaties.

HOOFDSTUK IV

BEGELEIDENDE DOCUMENTEN EN VOORSCHRIFTEN VOOR DE INVOER VAN WIJNBOUWPRODUCTEN

AFDELING I

BEGELEIDENDE DOCUMENTEN VOOR MONITORING EN CERTIFICERING VAN WIJNBOUWPRODUCTEN

Artikel 8

Algemene voorschriften

  • 1. 
    Voor de toepassing van artikel 147, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 verloopt elk vervoer van wijnbouwproducten tussen wijnbouwers, oogsters, producenten, verwerkers, bottelaars of handelaren, of van een van hen naar kleinhandelaren, onder dekking van een begeleidend document.

De in de eerste alinea bedoelde marktdeelnemers zijn in staat gedurende het gehele vervoer het begeleidend document aan de bevoegde autoriteiten over te leggen.

  • 2. 
    Het begeleidend document wordt voor slechts één zending gebruikt.
  • 3. 
    De lidstaten stellen een lijst op van de in dit artikel bedoelde marktdeelnemers en actualiseren die lijst. Indien een dergelijke lijst of register reeds voor andere doeleinden voorhanden is, kan die lijst of dat register ook voor de toepassing van deze verordening worden gebruikt.

Artikel 9

Vrijstellingen

  • 1. 
    In afwijking van artikel 8 is geen begeleidend document vereist voor:
 

a)

wijnbouwproducten die worden vervoerd van de wijngaard naar de bedrijfsruimte waar de wijn wordt bereid, tussen twee bedrijfsruimten van dezelfde onderneming of tussen de bedrijfsruimten van een producentengroepering, mits de producten niet van eigenaar veranderen, het vervoer plaatsvindt met het oog op wijnbereiding, verwerking, opslag of botteling, de totale over de weg af te leggen afstand niet meer dan 70 km bedraagt en het vervoer uitsluitend plaatsvindt op het grondgebied van één lidstaat of is toegestaan door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten;

 

b)

druivendraf en wijnmoer:

 

i)

die worden vervoerd naar een distilleerderij of een azijnfabriek, waarbij de producten vergezeld gaan van een vrachtbrief van de producent onder de voorwaarden die zijn vastgesteld door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het vervoer begint, of

 

ii)

die worden vervoerd met als doel ze onder toezicht van de bevoegde autoriteiten te onttrekken aan de wijnbereiding of aan enige andere verwerking van druiven, zoals bedoeld in artikel 14, lid 1, onder b), vii), en artikel 18, lid 2, van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274;

 

c)

druivensap en most van de GN-codes 2009 61 en 2009 69 die worden geleverd aan marktdeelnemers die niet actief zijn op het gebied van wijnbereiding, mits de producten vergezeld gaan van een handelsdocument;

 

d)

wijnbouwproducten die uitsluitend worden geproduceerd en vervoerd op het grondgebied van lidstaten die niet onderworpen zijn aan de verplichting een wijnbouwkadaster bij te houden overeenkomstig artikel 145, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013;

 

e)

de volgende wijnbouwproducten die uitsluitend op het grondgebied van een lidstaat worden vervoerd in recipiënten met een nominale inhoud van ten hoogste 60 liter:

 

i)

wijnbouwproducten in geëtiketteerde recipiënten met een nominale inhoud van niet meer dan 10 liter die zijn voorzien van een sluiting die niet opnieuw kan worden gebruikt, voor zover de totale hoeveelheid niet meer bedraagt dan:

 

5 liter of 5 kilogram in het geval van geconcentreerde druivenmost, al dan niet gerectificeerd;

 

100 liter voor alle overige producten;

 

ii)

wijn die of druivensap dat is bestemd voor diplomatieke vertegenwoordigingen, consulaire posten en daarmee gelijkgestelde instanties, binnen de grenzen van de hun toegekende vrijstellingen;

 

iii)

wijn of druivensap:

 

die of dat deel uitmaakt van goederen die worden vervoerd in verband met een verhuizing van particulieren, en die of dat niet voor verkoop is bestemd;

 

die of dat zich aan boord van schepen, vliegtuigen en treinen bevindt om daar te worden verbruikt;

 

iv)

wijn, gedeeltelijk gegiste wijn, gedeeltelijk gegiste druivenmost en druivenmost die wordt vervoerd door een particulier en die bestemd is voor gezinsverbruik bij de geadresseerde, mits de vervoerde hoeveelheid niet meer dan 30 liter bedraagt;

 

v)

een voor wetenschappelijke of technische proeven bestemd product, mits de totale vervoerde hoeveelheid niet meer dan één hectoliter bedraagt;

 

vi)

handelsmonsters;

 

vii)

monsters voor een bevoegde autoriteit of een aangewezen laboratorium.

  • 2. 
    In gevallen waarin geen begeleidend document is vereist, moeten de afzenders te allen tijde in staat zijn de juistheid te bewijzen van alle informatie die is opgenomen in hun in- en uitslagregister als bedoeld in hoofdstuk V of in andere registers die zijn vereist door de lidstaat waar het vervoer is begonnen.

Artikel 10

Erkende begeleidende documenten

  • 1. 
    De bevoegde autoriteiten erkennen de volgende documenten als begeleidende documenten, mits die documenten voldoen aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in de leden 2 tot en met 5 en in bijlage V:
 

a)

voor binnen een lidstaat of tussen lidstaten verzonden wijnbouwproducten, onverminderd het bepaalde onder b) van deze alinea:

 

i)

een van de documenten als bedoeld in artikel 21, lid 6, of artikel 26, lid 1, onder a), van Richtlijn 2008/118/EG voor producten die binnen de Unie worden vervoerd in het kader van een accijnsschorsingsregeling, mits de in artikel 21, lid 3, van die richtlijn bedoelde unieke administratieve referentiecode (hierna „ARC-nummer” genoemd) duidelijk herkenbaar is vermeld, het document is opgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 684/2009 van de Commissie (14) en, wanneer gebruik wordt gemaakt van het in artikel 26, lid 1, onder a), van Richtlijn 2008/118/EG bedoelde document, de afzender voldoet aan de in dat lid bepaalde voorwaarden;

 

ii)

voor binnen de Unie vervoerde accijnsgoederen, na de uitslag tot verbruik in de lidstaat waar het vervoer is begonnen, het vereenvoudigde begeleidende document als bedoeld in artikel 34, lid 1, van Richtlijn 2008/118/EG, dat is opgesteld en wordt gebruikt overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 3649/92 van de Commissie (15);

 

iii)

voor accijnsplichtige wijnbouwproducten die door kleine producenten worden verzonden overeenkomstig artikel 40 van Richtlijn 2008/118/EG, en voor niet-accijnsplichtige wijnbouwproducten, een van de volgende documenten, die zijn opgesteld volgens de door de lidstaat van verzending vastgestelde voorwaarden:

 

wanneer de lidstaat een informatiesysteem gebruikt, een gedrukte versie van het daarmee opgestelde elektronisch administratief document of elk ander handelsdocument waarop, op duidelijk identificeerbare wijze, de door het genoemde systeem aan dat elektronisch administratief document toegewezen specifieke administratieve referentiecode („OWB-code”) is vermeld, op voorwaarde dat het document volgens de toepasselijke nationale voorschriften is opgesteld;

 

wanneer de lidstaat geen informatiesysteem gebruikt, een administratief document of een handelsdocument met daarop de door de bevoegde autoriteit toegewezen OWB-code, op voorwaarde dat het document en een kopie daarvan zijn gevalideerd overeenkomstig lid 3 van dit artikel;

 

b)

voor wijnbouwproducten die worden verzonden naar een derde land of een van de in artikel 5, leden 2 en 3, van Richtlijn 2008/118/EG genoemde gebieden, een van de documenten als bedoeld onder a), i) of iii).

De in de eerste alinea, onder a), iii), tweede streepje, bedoelde documenten mogen slechts worden gebruikt tot en met 31 december 2020.

  • 2. 
    De in lid 1, eerste alinea, onder a), bedoelde documenten bevatten de in afdeling A van bijlage V bedoelde gegevens of geven de bevoegde autoriteiten toegang tot die gegevens.

Wanneer die documenten een ARC-nummer bevatten dat is toegewezen door een geautomatiseerd systeem, als bedoeld in artikel 21, lid 2, van Richtlijn 2008/118/EG, dan wel een OWB-code die is toegewezen door het door de lidstaat van verzending opgezette informatiesysteem, als bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder a), iii), eerste streepje, wordt de in afdeling A van bijlage V bij deze verordening bedoelde informatie in het gebruikte systeem opgenomen.

  • 3. 
    De in lid 1, eerste alinea, onder a), iii), tweede streepje, bedoelde documenten en een kopie daarvan worden vóór de verzending gevalideerd:
 

a)

door de datum, de handtekening van een functionaris van de bevoegde autoriteit en het door die functionaris aangebrachte stempel, of

 

b)

door de datum, de handtekening van de afzender en het door de afzender aanbrengen van, naargelang van het geval:

 

i)

een speciaal stempel overeenkomstig het model in afdeling C van bijlage V;

 

ii)

een door de bevoegde autoriteiten voorgeschreven zegel, of

 

iii)

een stempel van een door de bevoegde autoriteiten goedgekeurd stempelapparaat.

Het speciale stempel of het onder b) bedoelde voorgeschreven zegel mag door een daartoe gemachtigde drukkerij op de formulieren worden voorgedrukt.

  • 4. 
    Wanneer het wijnbouwproducten betreft die worden ingevoerd uit een derde land, verwijzen de in lid 1, eerste alinea, onder a), bedoelde documenten naar het certificaat dat overeenkomstig artikel 20 in het land van oorsprong is opgesteld.
  • 5. 
    In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten andere documenten erkennen als begeleidende documenten, met inbegrip van documenten die zijn opgesteld via een geautomatiseerde procedure waarin is voorzien als vereenvoudigde procedure, wanneer wijnbouwproducten uitsluitend op hun grondgebied worden vervoerd of rechtstreeks vanuit hun grondgebied worden uitgevoerd.

Artikel 11

Certificering van oorsprong of herkomst, kenmerken, oogstjaar of wijndruivenras en BOB of BGA

  • 1. 
    De in artikel 10, lid 1, eerste alinea, onder a), i) en iii), bedoelde documenten worden beschouwd als documenten die de oorsprong of herkomst, de kwaliteit en de kenmerken van het wijnbouwproduct, het oogstjaar of het druivenras of de druivenrassen waarvan het is verkregen, en, waar van toepassing, de BOB of BGA certificeren. Daartoe vult de afzender of een door de afzender gemachtigde persoon in vak 17l van die documenten de in deel I van bijlage VI bedoelde relevante informatie in.
  • 2. 
    De afzender bevestigt de juistheid van de op grond van lid 1 vereiste informatie op basis van het overeenkomstig hoofdstuk V bij te houden in- en uitslagregister of op basis van de gecertificeerde informatie in de begeleidende documenten die voor voorafgaande zendingen van het betrokken product zijn gebruikt, en de officiële conformiteitscontroles door de bevoegde autoriteiten overeenkomstig hoofdstuk VII.
  • 3. 
    Wanneer een lidstaat voor op zijn grondgebied geproduceerde wijnbouwproducten vereist dat een certificaat van een BOB of BGA wordt opgesteld door een daartoe aangewezen controleorgaan, bevat het begeleidend document een verwijzing naar dat certificaat, de naam en, in voorkomend geval, het elektronische adres van het controleorgaan.

Artikel 12

Certificering van uitgevoerde wijnbouwproducten

  • 1. 
    Wanneer de bevoegde autoriteiten van een derde land van bestemming een in artikel 11 bedoelde certificering vereisen voor naar dat derde land verzonden wijnbouwproducten, neemt die certificering een van de volgende vormen aan:
 

a)

het elektronisch administratief document of een ander handelsdocument dat wordt gebruikt overeenkomstig artikel 21, lid 6, van Richtlijn 2008/118/EG, of een document als bedoeld in artikel 10, lid 1, onder a), iii), van deze verordening, mits de afzender of een door de afzender gemachtigde persoon de in deel I van bijlage VI bij deze verordening bedoelde informatie vermeldt;

 

b)

een specifiek uitvoercertificaat dat is opgesteld overeenkomstig het model in deel II van bijlage VI bij deze verordening en de daar vermelde eisen.

  • 2. 
    Het in lid 1, onder b), bedoelde certificaat wordt geacht authentiek te zijn wanneer het is gevalideerd door de datum en de handtekening van de afzender of een door de afzender gemachtigde persoon en wanneer het ARC-nummer of de OWB-code die door de bevoegde autoriteit aan het begeleidend document is toegekend, door de afzender als administratieve referentie op het certificaat is vermeld.
  • 3. 
    Artikel 11, leden 2 en 3, zijn van overeenkomstige toepassing op de in lid 1 bedoelde certificering.

Artikel 13

Documenten die worden gebruikt als bewijs van uitvoer

  • 1. 
    Wanneer wijnbouwproducten onder dekking van een in artikel 10, lid 1, eerste alinea, onder a), i), bedoeld document in het verkeer worden gebracht, vormt het in artikel 28 van Richtlijn 2008/118/EG bedoelde bericht van uitvoer, dat door het douanekantoor van uitvoer is opgesteld overeenkomstig artikel 334 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie (16), het bewijs dat de producten het douanegebied van de Unie hebben verlaten.
  • 2. 
    Wanneer wijnbouwproducten onder dekking van een in artikel 10, lid 1, eerste alinea, onder a), iii), bedoeld document in het verkeer worden gebracht, wordt het bewijs dat de producten het douanegebied van de Unie hebben verlaten, geleverd overeenkomstig artikel 334 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447. In dat geval noteert de afzender of een door de afzender gemachtigde persoon op het begeleidend document de in artikel 331 van die verordening bedoelde referentie van de uitvoeraangifte die is afgegeven door het douanekantoor van uitvoer, met gebruikmaking van een van de in afdeling D van bijlage V bij deze verordening opgenomen vermeldingen.
  • 3. 
    Wijnbouwproducten die in het kader van de regeling passieve veredeling zoals bedoeld in artikel 210, onder d), van Verordening (EU) nr. 952/2013 overeenkomstig titel VII, hoofdstukken I en V, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie (17) en titel VII, hoofdstuk I, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 tijdelijk naar een van de lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) worden uitgevoerd met het oog op opslag, rijping en/of verpakking aldaar, gaan behalve van het begeleidend document vergezeld van het inlichtingenblad dat is vastgesteld bij de aanbeveling van de Internationale Douaneraad van 3 december 1963. In de voor de omschrijving van de goederen bestemde vakken van dat blad worden de omschrijving overeenkomstig de nationale en de Unievoorschriften en de hoeveelheden van de vervoerde wijnen vermeld.

Die gegevens worden overgenomen uit het origineel van het begeleidend document onder dekking waarvan deze wijnen zijn vervoerd tot het douanekantoor waar het inlichtingenblad wordt afgegeven. Op dat blad worden voorts de aard, de datum en het nummer genoteerd van het document dat de zending eerder heeft vergezeld.

In het geval dat in de eerste alinea bedoelde producten weer in het douanegebied van de Unie worden binnengebracht, wordt het inlichtingenblad naar behoren aangevuld door het bevoegde douanekantoor van de EVA. Dat document wordt beschouwd als evenwaardig aan het begeleidend document voor het vervoer tot het douanekantoor van bestemming van de Unie of het douanekantoor waar de producten tot verbruik in de handel worden gebracht, op voorwaarde dat in het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak van dat document de in de eerste alinea voorgeschreven gegevens zijn opgenomen.

Het betrokken douanekantoor in de Unie stempelt een door de geadresseerde of diens vertegenwoordiger bezorgde kopie of fotokopie van dat document af en geeft die kopie of fotokopie dan met het oog op toepassing van de onderhavige verordening aan de geadresseerde of diens vertegenwoordiger terug.

Artikel 14

Zending van niet-verpakte wijnbouwproducten

  • 1. 
    Wanneer geen gebruik wordt gemaakt van het in artikel 10, lid 1, eerste alinea, onder a), iii), eerste streepje, of artikel 10, lid 5, bedoelde geautomatiseerde systeem of informatiesysteem of wanneer dat systeem geen mogelijkheid biedt om de bevoegde autoriteit van de plaats van lossing in te lichten, legt de afzender van een zending van niet-verpakte wijnbouwproducten uiterlijk op het ogenblik waarop het vervoermiddel vertrekt, een kopie van het begeleidend document over aan de voor de plaats van lading territoriaal bevoegde autoriteit, ten aanzien van de volgende producten:
 

a)

producten van oorsprong uit de Unie, in een hoeveelheid van meer dan zestig liter:

 

i)

wijn die bestemd is om te worden verwerkt tot wijn met een BOB of BGA of wijn met een aanduiding van het wijndruivenras of de wijndruivenrassen (cepagewijn) of het oogstjaar, of bestemd is om te worden verpakt om als zodanig in de handel te worden gebracht;

 

ii)

gedeeltelijk gegiste druivenmost;

 

iii)

geconcentreerde druivenmost, al dan niet gerectificeerd;

 

iv)

verse druivenmost waarvan de gisting door toevoeging van alcohol is gestuit;

 

v)

druivensap;

 

vi)

geconcentreerd druivensap;

 

b)

producten die niet van oorsprong uit de Unie zijn, in een hoeveelheid van meer dan zestig liter:

 

i)

verse druiven, met uitzondering van tafeldruiven;

 

ii)

druivenmost;

 

iii)

geconcentreerde druivenmost, al dan niet gerectificeerd;

 

iv)

gedeeltelijk gegiste druivenmost;

 

v)

verse druivenmost waarvan de gisting door toevoeging van alcohol is gestuit;

 

vi)

druivensap;

 

vii)

geconcentreerd druivensap;

 

viii)

likeurwijn voor de bereiding van andere producten dan producten van GN-code 2204;

 

c)

producten, van om het even welke oorsprong, ongeacht de vervoerde hoeveelheid, onverminderd de in artikel 9 bedoelde vrijstellingen:

 

i)

wijnmoer;

 

ii)

druivendraf, bestemd voor een distilleerderij of voor een andere vorm van industriële verwerking;

 

iii)

piquette;

 

iv)

distillatiewijn;

 

v)

wijn van druiven van rassen die voor de administratieve eenheid waar deze druiven zijn geoogst, niet als wijndruivenrassen zijn opgenomen in de overeenkomstig artikel 81 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 door de lidstaten vastgestelde indeling;

 

vi)

producten die niet voor rechtstreekse menselijke consumptie mogen worden aangeboden of geleverd.

De voor de plaats van lading territoriaal bevoegde autoriteit stelt de voor de plaats van lossing territoriaal bevoegde autoriteit ervan op de hoogte dat het vervoer is begonnen.

  • 2. 
    In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten andere termijnen vaststellen voor het toezenden van een kopie van het begeleidend document ten aanzien van zendingen van wijnbouwproducten die uitsluitend op hun grondgebied worden vervoerd.

Artikel 15

Zendingen van producten uit derde landen of van producten van de Unie die aanvankelijk naar een derde land zijn uitgevoerd

  • 1. 
    Voor het vervoer binnen het douanegebied van de Unie van een zending van producten uit een derde land die in het vrije verkeer zijn gebracht, wordt het begeleidend document gebaseerd op het VI-1-document als bedoeld in artikel 20 of een gelijkwaardig document als bedoeld in artikel 26 of artikel 27, en bevat dat document de volgende informatie of geeft het de bevoegde autoriteiten toegang tot die informatie:
 

a)

het nummer van het VI-1-document of de verwijzing naar een van de documenten als bedoeld in de artikelen 26 en 27;

 

b)

de naam en het adres van de instantie van het derde land die het onder a) bedoelde document heeft ingevuld of toestemming heeft verleend voor het invullen van dat document door een producent;

 

c)

de datum waarop het onder a) bedoelde document is ingevuld.

De marktdeelnemer is in staat het VI-1-document, een gelijkwaardig document als bedoeld in artikel 26 of artikel 27 of het in artikel 22 bedoelde VI-2-uittreksel op elk verzoek van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten over te leggen.

  • 2. 
    Voor het vervoer binnen het douanegebied van de Unie van een zending van wijnbouwproducten van oorsprong uit de Unie die aanvankelijk naar een derde land of naar een gebied als bedoeld in artikel 5, leden 2 en 3, van Richtlijn 2008/118/EG zijn verzonden, bevat het begeleidend document de volgende informatie of geeft het de bevoegde autoriteiten toegang tot die informatie:
 

a)

de verwijzing naar het in artikel 10, lid 1, eerste alinea, onder b), van deze verordening bedoelde begeleidende document dat is opgesteld voor de eerste verzending, of

 

b)

de verwijzingen naar andere door de invoerder bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie overgelegde en door de bevoegde autoriteit bevredigend geachte documenten ten bewijze van de oorsprong van het product.

  • 3. 
    Bij gebruik van het in artikel 21, lid 2, van Richtlijn 2008/118/EG bedoelde geautomatiseerde systeem of van een door de lidstaat van verzending opgezet informatiesysteem, wordt de in de leden 1 en 2 van het onderhavige artikel bedoelde informatie opgenomen in het gebruikte systeem.

Artikel 16

Weigering door de geadresseerde

Indien een deel of de totale hoeveelheid van een product dat onder dekking van een begeleidend document wordt vervoerd, wordt geweigerd door de geadresseerde, brengt deze op de achterzijde van het document de vermelding „geweigerd door de geadresseerde” alsmede de datum en zijn handtekening aan, in voorkomend geval aangevuld met de geweigerde hoeveelheid in liter of in kilogram.

In dat geval kan het betrokken product aan de afzender worden teruggezonden onder dekking van hetzelfde begeleidende document dan wel bij de vervoerder worden bewaard totdat een nieuw begeleidend document is opgesteld om het product bij het opnieuw verzenden ervan te vergezellen.

Artikel 17

Validering van het begeleidend document in het geval van een ernstige inbreuk of niet-naleving

  • 1. 
    Wanneer een bevoegde autoriteit constateert of gegronde redenen heeft om te vermoeden dat een afzender een wijnbouwproduct vervoert of heeft vervoerd waarvan de productieomstandigheden of de samenstelling niet in overeenstemming zijn met de Uniebepalingen of met de nationale bepalingen die op grond daarvan zijn vastgesteld, of ten aanzien waarvan een ernstige inbreuk is gepleegd met betrekking tot de begeleidende documenten, kan zij voorschrijven dat de afzender een nieuw begeleidend document voor dat wijnbouwproduct invult en het door de bevoegde autoriteit laat valideren.

De eventuele validatie kan gepaard gaan met voorwaarden inzake het verdere gebruik van het product of met een verbod op het in de handel brengen van het product. De validatie bevat het stempel van de bevoegde autoriteit, de handtekening van een functionaris van die autoriteit en de datum.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde autoriteit brengt de autoriteit die territoriaal bevoegd is voor de plaats van lading, op de hoogte. Wanneer het vervoer binnen de Unie plaatsvindt, wordt gezorgd voor wederzijdse bijstand of voor de melding van het vermoeden van niet-naleving overeenkomstig de artikelen 43 en 45.

Artikel 18

Maatregelen in het geval van niet-ernstige inbreuken ten aanzien van begeleidende documenten

  • 1. 
    Wanneer een bevoegde autoriteit vaststelt dat een zending waarvoor een begeleidend document is vereist, wordt vervoerd zonder een dergelijk document of onder dekking van een document dat onjuiste of onvolledige gegevens bevat, neemt zij de nodige maatregelen om dat vervoer te regulariseren, hetzij door eventuele materiële fouten te corrigeren hetzij door een nieuw document in te vullen.

De in de eerste alinea bedoelde autoriteit stempelt de documenten af die ingevolge die alinea zijn gecorrigeerd of ingevuld. De regularisatie van onregelmatigheden houdt het betrokken vervoer niet langer op dan strikt noodzakelijk is.

In het geval van herhaalde onregelmatigheden door dezelfde afzender brengt de in de eerste alinea, bedoelde autoriteit de autoriteit die territoriaal bevoegd is voor de plaats van lading, daarvan op de hoogte. Wanneer het vervoer binnen de Unie plaatsvindt, wordt gezorgd voor wederzijdse bijstand of voor de melding van het vermoeden van niet-naleving overeenkomstig de artikelen 43 en 45.

  • 2. 
    Indien een vervoer niet uit hoofde van lid 1, eerste alinea, kan worden geregulariseerd, wordt het door de in die alinea bedoelde autoriteit geblokkeerd. Die autoriteit stelt de afzender in kennis van de blokkering van dat vervoer en van de als gevolg daarvan genomen maatregelen. Die maatregelen kunnen een verbod op het in de handel brengen van het product inhouden.

Artikel 19

Overmacht of onvoorziene incidenten

Indien een zending waarvoor een begeleidend document is vereist, tijdens het vervoer als gevolg van overmacht of een onvoorzien incident moet worden gesplitst dan wel geheel of gedeeltelijk verloren gaat, verzoekt de vervoerder de bevoegde autoriteit die het dichtst bij de plaats is gevestigd waar het incident of de overmacht zich heeft voorgedaan, een relaas op te maken en de nodige maatregelen te nemen om het betrokken vervoer te regulariseren.

AFDELING II

BEGELEIDENDE DOCUMENTEN VOOR HET IN HET VRIJE VERKEER BRENGEN VAN INGEVOERDE WIJNBOUWPRODUCTEN

Artikel 20

Certificering van overeenstemming van ingevoerde wijnbouwproducten

  • 1. 
    Het begeleidend document voor de invoer van wijnbouwproducten omvat het respectievelijk in artikel 90, lid 3, onder a) en b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde certificaat en analyseverslag, die samen één document vormen (hierna „het VI-1-document” genoemd). Het deel „Analyseverslag” van het VI-1-document hoeft echter niet te worden ingevuld wanneer de producten niet bestemd zijn voor rechtstreekse menselijke consumptie.

Ten aanzien van de betrokken derde landen zijn de bevoegde instanties en aangewezen instanties of diensten in de zin van artikel 90, lid 3, onder a) en b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 die welke worden bedoeld in artikel 51, lid 1, onder a) en b).

  • 2. 
    Het VI-1-document wordt opgesteld en gebruikt overeenkomstig de artikelen 22 tot en met 25 en wordt beschouwd als een document dat certificeert dat het ingevoerde product:
 

a)

de kenmerken heeft van een wijnbouwproduct overeenkomstig het recht van de Unie of een bilaterale overeenkomst tussen de Unie en een derde land;

 

b)

is bereid uit druiven van een bepaald oogstjaar of van het aangegeven wijndruivenras of de aangegeven wijndruivenrassen;

 

c)

waar van toepassing, voldoet aan de specificaties van een geografische aanduiding op grond van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom van de Wereldhandelsorganisatie (hierna „TRIPS-overeenkomst” genoemd), de wetgeving van de Unie betreffende geografische aanduidingen of een overeenkomst ter erkenning en bescherming van geografische aanduidingen tussen de Unie en het derde land waaruit de wijn van oorsprong is.

Artikel 21

Vrijstellingen

In afwijking van artikel 90, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 gelden de volgende vrijstellingen:

 

a)

geen VI-1-document hoeft te worden overgelegd voor:

 

i)

producten in geëtiketteerde recipiënten met een nominale inhoud van ten hoogste 10 liter die zijn voorzien van een sluiting welke niet opnieuw kan worden gebruikt, voor zover de totale vervoerde hoeveelheid, ook wanneer deze uit verscheidene afzonderlijke zendingen bestaat, niet meer dan 100 liter bedraagt;

 

ii)

wijn en druivensap die deel uitmaken van de persoonlijke bezittingen van particulieren die hun normale verblijfplaats van een derde land naar de Unie overbrengen in de zin van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1186/2009;

 

iii)

zendingen wijn die door een particulier worden verzonden naar een andere particulier, in de zin van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1186/2009, tot een maximum van 30 liter per zending;

 

iv)

wijn, druivenmost en druivensap die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers in de zin van artikel 41 van Verordening (EG) nr. 1186/2009, tot een maximum van 30 liter per reiziger;

 

v)

wijn en druivensap die bestemd zijn voor tentoonstellingen als omschreven in artikel 90 van Verordening (EG) nr. 1186/2009, mits de betrokken producten zijn verpakt in geëtiketteerde recipiënten van ten hoogste 2 liter die zijn voorzien van een sluiting die niet opnieuw kan worden gebruikt;

 

vi)

hoeveelheden wijn, druivenmost en druivensap in andere recipiënten dan bedoeld in punt v) die worden ingevoerd voor wetenschappelijke en technische experimenten, tot een maximum van 100 liter;

 

vii)

wijn en druivensap die worden ingevoerd overeenkomstig het Verdrag van Wenen inzake diplomatieke betrekkingen van 18 april 1961, het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 24 april 1963 of andere consulaire verdragen of het Verdrag van New York inzake bijzondere missies van 16 december 1969;

 

viii)

wijn en druivensap in opslagplaatsen aan boord van schepen en vliegtuigen die internationaal vervoer verzorgen;

 

ix)

wijn en druivensap die van oorsprong zijn uit de Unie, daar zijn gebotteld, naar een derde land zijn uitgevoerd, naar het douanegebied van de Unie zijn teruggekeerd en daar in het vrije verkeer zijn gebracht;

 

b)

wanneer de betrokken wijn is verpakt in geëtiketteerde recipiënten met een inhoud van ten hoogste 60 liter welke zijn voorzien van een sluiting die niet opnieuw kan worden gebruikt, en voor zover deze wijn van oorsprong is uit een van de in de lijst in bijlage VII, deel IV, afdeling A, vermelde landen die bijzondere waarborgen hebben geboden welke door de Unie zijn aanvaard, hoeft het deel „Analyseverslag” van het VI-1-document slechts te worden ingevuld voor wat betreft:

 

i)

het effectieve alcoholvolumegehalte;

 

ii)

het totale gehalte aan zuren;

 

iii)

het totale gehalte aan zwaveldioxide.

Artikel 22

Voorschriften voor het opstellen van het VI-1-document en het VI-2-uittreksel

  • 1. 
    Het VI-1-document wordt opgesteld op een formulier dat overeenstemt met het model in deel I van bijlage VII en met de in die bijlage vermelde technische voorschriften.

Het wordt ondertekend door een functionaris van een bevoegde instantie en door een functionaris van een aangewezen instantie of dienst die is vermeld in de in artikel 51, lid 1, bedoelde lijst.

Het product gaat vergezeld van het originele VI-1-document en van een kopie daarvan.

Er kan een uittreksel, hierna „het VI-2-uittreksel” genoemd, worden opgesteld volgens het model in deel II van bijlage VII, waarin de gegevens zijn overgenomen die zijn vermeld in het VI-1-document of, in het geval waarin een VI-2-uittreksel is verstrekt, in dat VI-2-uittreksel, en dat door een douanekantoor van de Unie is geviseerd. Het product gaat vergezeld van het originele VI-2-uittreksel en van twee kopieën daarvan.

  • 2. 
    De VI-1-documenten en de VI-2-uittreksels worden voorzien van een volgnummer dat voor de VI-1-documenten wordt toegekend door de bevoegde instantie waarvan een functionaris het document ondertekent, en voor de VI-2-uittreksels door het douanekantoor dat het document afstempelt.

Artikel 23

Gebruik van het VI-1-document en de VI-2-uittreksels

Het origineel en de kopie van het VI-1-document of het origineel en de kopieën van het VI-2-uittreksel worden bij de vervulling van de douaneformaliteiten om de betrokken zending in het vrije verkeer te brengen, afgegeven aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat op het grondgebied waarvan deze verrichting plaatsheeft, en wel als volgt:

 

a)

de douaneautoriteit brengt aantekeningen aan op de achterzijde van het origineel en de kopie van het VI-1-document of van het origineel en de kopieën van het VI-2-uittreksel, geeft het originele VI-1-document of het origineel en een kopie van het VI-2-uittreksel terug aan de betrokkene en bewaart een kopie van het VI-1-document of VI-2-uittreksel gedurende ten minste vijf jaar;

 

b)

wanneer een zending opnieuw wordt verzonden voordat deze in het vrije verkeer is gebracht, overhandigt de nieuwe afzender aan de douaneautoriteit die toezicht houdt op de zending, het op die zending betrekking hebbende VI-1-document en VI-2-uittreksel of, wanneer die zending onder dekking van een eerder opgesteld VI-2-uittreksel en een later opgesteld VI-2-uittreksel verloopt, die twee VI-2-uittreksels.

Indien samen met het VI-1-document een VI-2-uittreksel wordt overgelegd, controleert de douaneautoriteit of de gegevens op het VI-1-document overeenstemmen met de gegevens op het VI-2-uittreksel. Indien samen met een eerder opgesteld VI-2-uittreksel een later opgesteld VI-2-uittreksel wordt overgelegd, controleert de douaneautoriteit of de gegevens op het eerder opgestelde VI-2-uittreksel overeenstemmen met de gegevens op het later opgestelde VI-2-uittreksel, en stempelt zij het laatstgenoemde document af, waarna dat document gelijkwaardig is aan het eerder opgestelde VI-2-uittreksel.

De douaneautoriteit brengt aantekeningen aan op de achterzijde van zowel het origineel als de kopie van het VI-1-document of van het eerder opgestelde VI-2-uittreksel.

De douaneautoriteit geeft het origineel van het VI-1-document en van alle VI-2-uittreksels terug aan de nieuwe afzender en bewaart de kopieën gedurende ten minste vijf jaar.

Bij wederuitvoer van een zending producten naar een derde land behoeft evenwel geen VI-2-uittreksel te worden opgesteld;

 

c)

wanneer een zending wordt gesplitst voordat zij in het vrije verkeer is gebracht, legt de betrokkene het origineel en de kopie van het VI-1-document of van het eerder opgestelde VI-2-uittreksel betreffende deze zending en, voor elke nieuwe zending, het origineel van het later opgestelde VI-2-uittreksel, samen met twee kopieën daarvan, voor aan de douanediensten onder wier toezicht de te splitsen zending is geplaatst.

De douaneautoriteit controleert voor elke nieuwe zending of de gegevens op het VI-1-document of op het eerder opgestelde VI-2-uittreksel overeenstemmen met de gegevens op het later opgestelde VI-2-uittreksel. Als dat het geval is stempelt de douaneautoriteit het laatstgenoemde document af, waarna het gelijkwaardig is aan het eerder opgestelde VI-2-uittreksel, en brengt zij aantekeningen aan op de achterzijde van zowel het origineel als de kopie van het VI-1-document of van het eerder opgestelde VI-2-uittreksel. De douaneautoriteit geeft het origineel van het later opgestelde VI-2-uittreksel en het origineel van het VI-1-document of van het eerder opgestelde VI-2-uittreksel terug aan de betrokkene en bewaart een kopie van elk van die documenten gedurende ten minste vijf jaar.

Artikel 24

Gebruik van het VI-1-document voor indirecte invoer

Wanneer een wijn is uitgevoerd uit een derde land op het grondgebied waarvan hij is bereid (hierna „het land van oorsprong” genoemd), naar een ander derde land (hierna „het land van uitvoer” genoemd) voordat hij wordt uitgevoerd naar de Unie, wordt het VI-1-document voor de betrokken wijn geldig geacht voor invoer in de Unie indien het is opgesteld door de bevoegde instanties van het land van uitvoer, zonder verdere analyses, op basis van een VI-1-document of een gelijkwaardig document dat is opgesteld door de bevoegde instanties van het land van oorsprong, mits die wijn:

 

a)

in het land van oorsprong is gebotteld en geëtiketteerd en er niets aan is gewijzigd, of

 

b)

in bulk is uitgevoerd uit het land van oorsprong en in het land van uitvoer is gebotteld en geëtiketteerd, zonder een andere bewerking te hebben ondergaan.

De bevoegde instantie van het land van uitvoer verklaart op het VI-1-document van dat land dat het om een in de eerste alinea bedoelde wijn gaat die aan de in die alinea gestelde voorwaarden voldoet.

Aan het VI-1-document van het land van uitvoer wordt het origineel of een gewaarmerkt afschrift van het VI-1-document of een equivalent daarvan van het land van oorsprong gehecht.

Voor de toepassing van dit artikel zijn de bevoegde instanties van de derde landen die welke zijn opgenomen in de in artikel 51, lid 1, bedoelde lijst.

Artikel 25

Bijzondere voorschriften inzake certificering voor bepaalde soorten wijn

  • 1. 
    Voor likeurwijn en distillatiewijn worden de VI-1-documenten slechts als geldig erkend als een bevoegde instantie die is opgenomen in de in artikel 51, lid 1, bedoelde lijst, in vak 14 de volgende vermelding heeft aangebracht:

„Hierbij wordt bevestigd dat de aan deze wijn toegevoegde alcohol uit wijnbouwproducten is verkregen”.

  • 2. 
    Het VI-1-document mag worden gebruikt om te certificeren dat een ingevoerde wijn een geografische aanduiding draagt overeenkomstig de TRIPS-overeenkomst, de wetgeving van de Unie betreffende geografische aanduidingen of een overeenkomst ter erkenning en bescherming van geografische aanduidingen tussen de Unie en het derde land waaruit de wijn van oorsprong is.

In een dergelijk geval wordt in vak 14 het volgende vermeld:

„Hierbij wordt bevestigd dat de wijn waarop dit document betrekking heeft, in het wijnbouwgebied is geproduceerd en dat de in vak 6 vermelde geografische aanduiding aan deze wijn is toegekend overeenkomstig de voorschriften van het land van oorsprong”.

  • 3. 
    De in de leden 1 en 2 bedoelde certificering in vak 14 gaat vergezeld van:
 

a)

de volledige naam en adresgegevens van de bevoegde instantie die het document afgeeft;

 

b)

de handtekening van een functionaris van de bevoegde instantie;

 

c)

het stempel van de bevoegde instantie.

Artikel 26

Vereenvoudigde procedure

  • 1. 
    Een VI-1-document dat is opgesteld door een wijnproducent in een van de derde landen die bijzondere waarborgen hebben geboden welke door de Unie zijn aanvaard, zoals vermeld in deel IV, afdeling B, van bijlage VII, wordt ten aanzien van de betrokken derde landen beschouwd als een VI-1-document dat is opgesteld door een bevoegde instantie of een aangewezen instantie of dienst, zoals vermeld in de in artikel 51, lid 1, bedoelde lijst, mits die producent individueel door de bevoegde instantie van dat derde land is gemachtigd en door die instantie wordt gecontroleerd.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde gemachtigde producenten gebruiken de VI-1-documenten en vullen die documenten in, waarbij zij met name opgave doen van:
 

a)

hun naam, adres en registratienummer in een van de derde landen die zijn vermeld in deel IV, afdeling B, van bijlage VII, in vak 1;

 

b)

de naam en het adres van de bevoegde instantie van het derde land die hun een machtiging heeft verleend, in vak 9;

 

c)

ten minste de in artikel 21, onder b), vermelde gegevens in vak 10.

De producenten ondertekenen op de daarvoor bestemde plaats in de vakken 9 en 10 na de woorden „naam en functie van de functionaris” te hebben doorgehaald.

Het stempel en de naam en het adres van de aangewezen instantie of dienst zijn niet vereist.

Artikel 27

Elektronisch document

  • 1. 
    Het VI-1-document kan worden vervangen door een elektronisch document voor de invoer in de Unie van wijnbouwproducten uit derde landen die beschikken over een controlesysteem dat overeenkomstig de tweede alinea door de Unie is aanvaard als gelijkwaardig aan het systeem dat op grond van de wetgeving van de Unie is ingesteld voor dezelfde producten.

Een controlesysteem van een derde land kan worden aanvaard als gelijkwaardig aan het systeem dat door de Unie voor dezelfde producten is ingesteld, indien dit systeem op zijn minst aan de volgende voorwaarden voldoet:

 

a)

het biedt voldoende garanties met betrekking tot de aard, de oorsprong en de traceerbaarheid van de wijnbouwproducten die op het grondgebied van het betrokken derde land worden geproduceerd of verhandeld;

 

b)

het staat borg voor toegang tot de gegevens die in het gebruikte elektronische systeem worden bewaard met betrekking tot de registratie en identificatie van marktdeelnemers, bevoegde instanties en aangewezen instanties en diensten;

 

c)

het garandeert dat de onder b) bedoelde gegevens kunnen worden gecontroleerd in het kader van onderlinge administratieve samenwerking.

Derde landen die beschikken over een controlesysteem dat door de Unie als gelijkwaardig in de zin van de tweede alinea wordt aanvaard, worden opgenomen in de lijst in bijlage VII, deel IV, afdeling C.

  • 2. 
    Het in lid 1 bedoelde elektronische document bevat op zijn minst de informatie die nodig is om het VI-1-document op te stellen, alsmede een unieke administratieve referentiecode die is toegekend door of onder controle van de bevoegde instanties van het derde land van uitvoer. Die code wordt vermeld op de handelsdocumenten die zijn vereist voor de invoer in het douanegebied van de Unie.
  • 3. 
    Het derde land van uitvoer geeft op verzoek van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de goederen in het vrije verkeer zullen worden gebracht, toegang tot het elektronische document of tot de gegevens die voor het opstellen ervan vereist zijn. Als het desbetreffende elektronische systeem niet toegankelijk is, kan ook worden verzocht om die gegevens in papieren vorm.
  • 4. 
    Voor het afleveren en het gebruik van de in artikel 22, lid 1, bedoelde VI-2-uittreksels kan eveneens worden gebruikgemaakt van geautomatiseerde systemen overeenkomstig nadere voorschriften die worden vastgesteld door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. De inhoud van een elektronisch VI-2-uittreksel is identiek aan die van de papieren versie ervan.

HOOFDSTUK V

IN- EN UITSLAGREGISTER

Artikel 28

Bijhouden van het in- en uitslagregister

  • 1. 
    In afwijking van artikel 147, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 en op voorwaarde dat de in- en uitgeslagen hoeveelheden en de voorraden te allen tijde kunnen worden gecontroleerd aan de hand van voor de financiële boekhouding gebruikte handelsdocumenten, moet het in- en uitslagregister (in dit hoofdstuk „het register” genoemd) niet worden bijgehouden door:
 

a)

marktdeelnemers die uitsluitend wijnbouwproducten in geëtiketteerde recipiënten met een nominale inhoud van ten hoogste 10 liter die zijn voorzien van een sluiting die niet opnieuw kan worden gebruikt, in voorraad hebben of te koop aanbieden, waarbij de totale hoeveelheid niet meer dan 5 liter of 5 kilogram bedraagt in het geval van geconcentreerde druivenmost, al dan niet gerectificeerd, en 100 liter voor alle andere producten;

 

b)

marktdeelnemers die uitsluitend voor verbruik ter plaatse bestemde dranken verkopen.

  • 2. 
    De lidstaten kunnen voorschrijven dat handelaren zonder pakhuis het register moeten bijhouden, in welk geval zij de nodige regels en procedures kunnen vaststellen.
  • 3. 
    De lidstaten stellen een lijst op van de marktdeelnemers die het register moeten bijhouden, en actualiseren die lijst. Indien een dergelijke lijst of register reeds voor andere doeleinden voorhanden is, kan die lijst of dat register ook voor de toepassing van deze verordening worden gebruikt.
  • 4. 
    Het register wordt voor elke onderneming individueel bijgehouden.

Indien kleinhandelszaken die rechtstreeks aan de eindverbruiker verkopen, tot eenzelfde onderneming behoren en worden bevoorraad door een of meer centrale pakhuizen die tot die onderneming behoren, houdt, onverminderd lid 1, onder a), elk van die centrale pakhuizen een register bij met betrekking tot de producten die worden geleverd. Leveringen aan kleinhandelszaken worden in het register ingeschreven als uitgeslagen producten.

  • 5. 
    Het register wordt bijgehouden op de plaats waar de producten zijn opgeslagen.

Op voorwaarde dat de in- en uitgeslagen hoeveelheden en de voorraden te allen tijde op de plaats waar de producten daadwerkelijk zijn opgeslagen, aan de hand van andere bescheiden kunnen worden gecontroleerd, kunnen de bevoegde autoriteiten evenwel toestaan dat:

 

a)

het register in de hoofdvestiging van de onderneming wordt bijgehouden in het geval dat de producten zijn opgeslagen in verschillende pakhuizen van de onderneming die in dezelfde plaatselijke administratieve eenheid of in aangrenzende plaatselijke administratieve eenheden liggen;

 

b)

het register wordt bijgehouden door een gespecialiseerde onderneming.

Artikel 29

In de registers te vermelden verrichtingen

  • 1. 
    Marktdeelnemers die verplicht zijn een register bij te houden, vermelden de door hen toegepaste oenologische procedés, processen en behandelingen, in overeenstemming met de vereisten en oenologische procedés als bedoeld in artikel 78, lid 2, en artikel 80 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 en de bijlagen I A en I D bij Verordening (EG) nr. 606/2009, alsmede de experimentele toepassing van nieuwe oenologische procedés, waarbij een passende verwijzing wordt opgenomen naar de door de betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 606/2009 gegeven toestemming.
  • 2. 
    Indien de volgende verrichtingen plaatsvinden, worden zij vermeld in het register overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274, met inbegrip van gepaste verwijzingen naar meldingen aan de bevoegde autoriteiten overeenkomstig artikel 30, lid 2, indien de lidstaten daarin hebben voorzien:
 

a)

correctie van het alcoholgehalte van wijn (punt 40 en aanhangsel 10 van bijlage I A bij Verordening (EG) nr. 606/2009) en verlaging van het suikergehalte in most door membraankoppeling (punt 49 en aanhangsel 16 van bijlage I A bij Verordening (EG) nr. 606/2009);

 

b)

verrijking en verzoeting (delen I A en B van bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013; de artikelen 11 en 12 en de bijlagen I D en II van Verordening (EG) nr. 606/2009);

 

c)

aanzuring en ontzuring (delen I C en D van bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013; artikel 13 van Verordening (EG) nr. 606/2009 en de punten 12, 13, 46, 48 en 50 van bijlage I A bij die verordening);

 

d)

behandeling met kool voor oenologisch gebruik (punt 9 van bijlage I A bij Verordening (EG) nr. 606/2009);

 

e)

behandeling met kaliumferrocyanide (punt 26 van bijlage I A bij Verordening (EG) nr. 606/2009);

 

f)

behandeling Door elektrodialyse of met kationenwisselaars om de wijnsteen in wijn te stabiliseren of aanzuring door behandeling met kationenwisselaars (de punten 20, 36 en 43 van bijlage I A bij Verordening (EG) nr. 606/2009);

 

g)

toevoeging van dimethyldicarbonaat (dmdc) aan wijn (punt 34 van bijlage I A bij Verordening (EG) nr. 606/2009);

 

h)

gebruik van stukjes eikenhout bij de bereiding van wijn (punt 38 en aanhangsel 9 van bijlage I A bij Verordening (EG) nr. 606/2009);

 

i)

experimentele toepassing van nieuwe oenologische procedés (artikel 4 van Verordening (EG) nr. 606/2009);

 

j)

beheer van in wijn opgelost gas via membraancontactoren (punt 52 van bijlage I A bij Verordening (EG) nr. 606/2009);

 

k)

behandeling met behulp van een membraantechnologie in combinatie met actieve kool (punt 53 van bijlage I A bij Verordening (EG) nr. 606/2009);

 

l)

gebruik van de copolymeren polyvinylimidazol-polyvinylpyrrolidon (punt 54 van bijlage I A bij Verordening (EG) nr. 606/2009);

 

m)

gebruik van zilverchloride (punt 55 van bijlage I A bij Verordening (EG) nr. 606/2009).

  • 3. 
    Indien de volgende specifieke verrichtingen plaatsvinden, worden zij vermeld in het register:
 

a)

vermenging en versnijding als bedoeld in de artikelen 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 606/2009;

 

b)

botteling;

 

c)

bereiding van mousserende wijn van alle categorieën, van parelwijn en van parelwijn waaraan koolzuurgas is toegevoegd;

 

d)

bereiding van likeurwijn;

 

e)

bereiding van geconcentreerde druivenmost, al dan niet gerectificeerd;

 

f)

bereiding van distillatiewijn;

 

g)

verwerking van een product tot een product dat tot een andere categorie behoort, zoals gearomatiseerde wijn.

Wanneer een product wordt gebotteld, wordt opgave gedaan van het aantal gevulde recipiënten en van de inhoud daarvan.

Artikel 30

Nationale voorschriften

  • 1. 
    De lidstaten kunnen aanvullende voorschriften vaststellen inzake de gegevens die moeten worden geregistreerd met betrekking tot:
 

a)

producten in geëtiketteerde recipiënten met een nominale inhoud van ten hoogste 10 liter die zijn voorzien van een sluiting die niet opnieuw kan worden gebruikt, als bedoeld in artikel 28, lid 1, onder a), die bestemd zijn om op hun grondgebied te koop te worden aangeboden;

 

b)

bepaalde categorieën producten als bedoeld in artikel 14, lid 1, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274;

 

c)

bepaalde verrichtingen als bedoeld in artikel 29.

De lidstaten kunnen voorzien in een verplichting tot afzonderlijke registratie of tot aanpassing van het bestaande register.

  • 2. 
    Onverminderd de verplichting tot registratie van elke correctie van het alcoholgehalte, verrijking, aanzuring en ontzuring, als bedoeld in artikel 29, lid 2, onder a), b) en c), kunnen de lidstaten voorschrijven dat de marktdeelnemers die verantwoordelijk zijn voor de betrokken verrichtingen op het grondgebied van die lidstaten, die verrichtingen binnen een bepaalde termijn achteraf of, in het geval van verrijking, op voorhand melden aan hun bevoegde autoriteiten of instanties.

De in de eerste alinea bedoelde melding is niet vereist voor wijnbouwproducten ten aanzien waarvan de bevoegde controleautoriteiten van de lidstaten systematisch analytische controles van alle partijen producten verrichten.

HOOFDSTUK VI

OPGAVEN

Artikel 31

Productieopgaven

  • 1. 
    Producenten die gevestigd zijn in een lidstaat die verplicht is overeenkomstig artikel 145, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 een bijgewerkt wijnbouwkadaster bij te houden, dienen elk jaar bij de bevoegde autoriteiten van die lidstaat een productieopgave in met betrekking tot hun productie in het betrokken wijnoogstjaar in die lidstaat.

De lidstaten die een jaarlijks bijgewerkt wijnbouwkadaster hebben opgezet op basis waarvan een verband kan worden gelegd tussen de indieners van de opgaven, de opgegeven productie en de percelen waarop de betrokken wijngaarden liggen, kunnen de producenten vrijstellen van de verplichting om opgave te doen van de in artikel 22, lid 2, onder e), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 bedoelde informatie. In dat geval vullen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de opgaven zelf aan door de oppervlakte te vermelden op basis van de in dat kadaster opgenomen gegevens.

  • 2. 
    Oogsters die lid zijn van of verbonden zijn aan een of meer wijncoöperaties of producentengroeperingen en die hun hele productie van druiven of most aan die coöperaties of groeperingen leveren, waarbij zij zich het recht voorbehouden een voor hun gezinsverbruik bestemde hoeveelheid wijn te bereiden van minder dan 10 hectoliter, zijn vrijgesteld van de verplichting een productieopgave in te dienen, mits die wijncoöperaties of groeperingen verplicht zijn een productieopgave in te dienen.
  • 3. 
    De lidstaten die niet verplicht zijn overeenkomstig artikel 145, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 een bijgewerkt wijnbouwkadaster bij te houden, kunnen voorschrijven dat op hun grondgebied gevestigde producenten de in lid 1 bedoelde productieopgave indienen.

In dat geval is lid 2 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 32

Voorraadopgaven

  • 1. 
    Producenten, verwerkers, bottelaars en handelaren die over voorraden beschikken in een lidstaat die verplicht is om overeenkomstig artikel 145, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 een bijgewerkt wijnbouwkadaster bij te houden, dienen elk jaar bij de bevoegde autoriteit van die lidstaat een voorraadopgave in van de wijn en most die zij op 31 juli in voorraad hebben.
  • 2. 
    De lidstaten die niet verplicht zijn overeenkomstig artikel 145, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 een bijgewerkt wijnbouwkadaster bij te houden, kunnen voorschrijven dat op hun grondgebied gevestigde producenten, verwerkers, bottelaars en handelaren de in lid 1 bedoelde voorraadopgave indienen.

Artikel 33

Oogstopgaven

De lidstaten kunnen voorschrijven dat alle of, op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria, sommige oogsters bij de bevoegde autoriteiten een oogstopgave indienen met betrekking tot het wijnoogstjaar waarin de oogst is binnengehaald.

Artikel 34

Opgaven van behandeling of afzet

  • 1. 
    De lidstaten kunnen voorschrijven dat oogsters, producenten en handelaren van druiven, druivensap en most die vóór de datum waarop de productie- en oogstopgaven moeten worden ingediend, als vastgesteld in de artikelen 22 en 24 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274, voor de productie van wijn bestemde producten hebben behandeld of op de markt gebracht, bij de bevoegde autoriteiten een opgave van behandeling of afzet indienen met betrekking tot het wijnoogstjaar waarin de behandeling of de afzet heeft plaatsgevonden.
  • 2. 
    Wanneer de lidstaten overeenkomstig lid 1 voorschrijven dat oogsters een opgave van behandeling of afzet moeten indienen, zijn oogsters die lid zijn van of verbonden zijn aan een of meer wijncoöperaties of producentengroeperingen en die hun hele productie van druiven of most aan die wijncoöperaties of producentengroeperingen leveren, waarbij zij zich het recht voorbehouden een voor hun gezinsverbruik bestemde hoeveelheid wijn te bereiden van minder dan 10 hectoliter, vrijgesteld van de verplichting een dergelijke opgave in te dienen, mits die wijncoöperaties of groeperingen overeenkomstig lid 1 verplicht zijn een opgave van behandeling of afzet in te dienen.

Artikel 35

Gemeenschappelijke bepalingen

De lidstaten kunnen uitgebreidere informatie vereisen met betrekking tot het wijnbouwkadaster of de productie- of voorraadopgaven.

De lidstaten kunnen alle marktdeelnemers een vrijstelling verlenen van de verplichting om de in de artikelen 31 en 32 bedoelde opgaven in te dienen voor wijnoogstjaren waarin zij niets hebben geproduceerd of waarin zij geen voorraad overhielden.

HOOFDSTUK VII

CONTROLES, BEVOEGDE AUTORITEITEN, WEDERZIJDSE BIJSTAND EN SANCTIES

AFDELING I

CONTROLES, BEVOEGDE AUTORITEITEN, CONTACTINSTANTIES EN WEDERZIJDSE BIJSTAND

Artikel 36

Algemene beginselen

  • 1. 
    De lidstaten voorzien in controles voor zover deze noodzakelijk zijn om een correcte toepassing te waarborgen van de voorschriften voor het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken, het wijnbouwkadaster, begeleidende documenten en certificering, de invoer van wijn, het in- en uitslagregister en de verplichte opgaven, zoals die voor de wijnsector zijn vastgesteld in artikel 90 en in deel II, titel I, hoofdstuk III, en deel II, titel II, hoofdstuk II, afdeling 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 en in de onderhavige verordening. De lidstaten voorzien in een systeem van doeltreffende, op risico gebaseerde officiële controles.
  • 2. 
    De officiële controles worden verricht door de bevoegde autoriteit of autoriteiten overeenkomstig de algemene beginselen van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad (18), onverminderd de bepalingen van de onderhavige verordening en van hoofdstuk VI van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274.

Artikel 59 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 is van overeenkomstige toepassing op het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken.

  • 3. 
    De leden 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing op de controles van wijnbouwproducten met een BOB of BGA als bedoeld in deel II, titel II, hoofdstuk I, afdeling 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013, wat betreft de naleving van de eisen ten aanzien van het desbetreffende productdossier.

Artikel 37

Gemeenschappelijke bepalingen inzake controles

  • 1. 
    Zonder afbreuk te doen aan aselecte of op een risicoanalyse gebaseerde controles in de lidstaat van verzending, worden de controles uitgevoerd in de lidstaat waar de productie heeft plaatsgevonden.

Het aantal, de aard en de frequentie van steekproefsgewijze controles zijn van dien aard dat de controles representatief zijn voor het gehele grondgebied van de lidstaat en, waar van toepassing, overeenstemmen met de hoeveelheid wijnbouwproducten die worden geproduceerd, verhandeld of in voorraad gehouden met het oog op verhandeling.

  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde controles bestaan uit administratieve controles en, waar van toepassing, controles ter plaatse.

In voorkomend geval omvatten de administratieve controles kruiscontroles met onder meer de gegevens van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem als bedoeld in titel V, hoofdstuk II, van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

De controles ter plaatse worden onverwachts uitgevoerd. Zij mogen worden aangekondigd, maar slechts zolang van tevoren als strikt noodzakelijk is en voor zover het doel van de controle daardoor niet in gevaar komt. Behalve in behoorlijk gemotiveerde gevallen of voor die maatregelen waarvoor systematisch controles ter plaatse worden uitgevoerd, vindt de aankondiging nooit meer dan 48 uur van tevoren plaats. De controles worden verricht bij een steekproef van een voldoende hoog percentage producenten op basis van een risicoanalyse. Van elke controle ter plaatse wordt een controleverslag opgesteld aan de hand waarvan de bijzonderheden van de controle kunnen worden nagetrokken.

  • 3. 
    Met betrekking tot het wijnbouwkadaster verifiëren de lidstaten voor elke wijnbouwer en elke natuurlijke of rechtspersoon dan wel groepering van natuurlijke of rechtspersonen die een productieopgave als bedoeld in artikel 31 moet doen, of de structurele situatie volgens de in de bijlagen III en IV bedoelde dossiers over de wijnbouwer en de productie in overeenstemming is met de werkelijke situatie. De dossiers worden op basis van die verificatie aangepast.
  • 4. 
    Wijnen en andere wijnbouwproducten uit derde landen worden gecontroleerd in de lidstaat waar zij het grondgebied van de Unie binnenkomen op basis van het VI-1-document.

Artikel 38

Gecontroleerde personen

  • 1. 
    Natuurlijke of rechtspersonen en groeperingen van dergelijke personen van wie de beroepsactiviteiten aan de in deze verordening bedoelde controles worden onderworpen, hinderen deze controles niet, maar vergemakkelijken ze te allen tijde.
  • 2. 
    Marktdeelnemers van wie door een functionaris van een bevoegde autoriteit een monster wordt genomen:
 

a)

hinderen de monsterneming op geen enkele wijze, en

 

b)

verschaffen die functionarissen alle in het kader van deze verordening of Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 vereiste informatie.

Artikel 39

Analytische databank van isotopische gegevens

Het Europees referentiecentrum voor controles in de wijnsector houdt op het niveau van de Unie een analytische databank van isotopische gegevens bij op basis van gegevens die door de aangewezen laboratoria van de lidstaten zijn gemeld, en actualiseert die databank. Die gegevens zijn afkomstig van geharmoniseerde isotopenanalyse van de bestanddelen ethanol en water van wijnbouwproducten en maken relevante controles mogelijk gedurende het hele handelsproces, in overeenstemming met de analysemethoden die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 80, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 en de voorschriften en procedures van de artikelen 27, 28 en 29 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274.

Artikel 40

Bevoegde autoriteiten en contactinstanties

De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteiten aan die de in artikel 37 bedoelde controles moeten uitvoeren. Die autoriteiten beschikken over voldoende goed opgeleide en ervaren personeelsleden om die controles doeltreffend uit te voeren.

Een lidstaat die verscheidene bevoegde autoriteiten aanwijst om de naleving van de voorschriften ten aanzien van de wijnsector te controleren, omschrijft de specifieke taken van elk daarvan en coördineert hun werkzaamheden.

Elke lidstaat wijst één enkele contactinstantie aan die verantwoordelijk is voor de contacten met de Commissie, de contactinstanties van de andere lidstaten, en derde landen, en die verzoeken om administratieve bijstand ontvangt en doorstuurt.

Artikel 41

Bevoegdheden van functionarissen

De lidstaten treffen de nodige maatregelen om de functionarissen van hun bevoegde autoriteiten bij de vervulling van hun taak te helpen. Zij zorgen ervoor dat die functionarissen, waar van toepassing samen met functionarissen van andere daartoe gemachtigde instanties:

 

a)

toegang hebben tot de wijngaarden, tot de installaties voor de wijnbereiding, de opslag en de verwerking van wijnbouwproducten en tot de middelen voor het vervoer van deze producten;

 

b)

toegang hebben tot de bedrijfsruimten of pakhuizen en de vervoermiddelen van eenieder die wijnbouwproducten of producten die voor gebruik in de wijnsector bestemd kunnen zijn, met het oog op de verkoop in voorraad houdt, verhandelt of vervoert;

 

c)

een inventaris kunnen opmaken van de wijnbouwproducten en van de stoffen of producten die voor de bereiding van dergelijke producten bestemd kunnen zijn;

 

d)

monsters kunnen nemen van wijnbouwproducten, stoffen en producten die voor de bereiding van wijnbouwproducten bestemd kunnen zijn en van producten die met het oog op de verkoop in voorraad worden gehouden, worden verhandeld of vervoerd;

 

e)

inzage kunnen krijgen in de boekhoudkundige gegevens of andere voor de controle nuttige documenten, en daarvan kopieën of uittreksels kunnen maken;

 

f)

passende voorzorgsmaatregelen kunnen nemen in verband met de bereiding, het in voorraad hebben, het vervoer, de omschrijving, de presentatie en de afzet van een wijnbouwproduct of van een product dat voor de bereiding van een dergelijk product bestemd is, wanneer er een gegrond vermoeden bestaat dat een ernstige overtreding van de wetgeving van de Unie is begaan, vooral indien fraude of een risico voor de gezondheid wordt vermoed.

Artikel 42

Coördinatie van de controles en toegang tot informatie

Voor de controle van zendingen die worden verricht onder dekking van de in artikel 10 bedoelde begeleidende documenten, wordt de overeenkomstig artikel 40 aangewezen bevoegde autoriteiten toegang gegeven tot de informatie in het geautomatiseerde systeem als bedoeld in artikel 21 van Richtlijn 2008/118/EG en tot de informatie inzake de overbrengingen van wijnbouwproducten die worden overgebracht in het kader van de in hoofdstuk IV van die richtlijn bedoelde regelingen.

Die bevoegde autoriteiten wordt ook toegang verleend tot de informatie in de informatiesystemen die zijn opgezet om de overbrengingen te controleren van andere wijnbouwproducten dan die welke zijn bedoeld in de eerste alinea.

De overeenkomstig de eerste en de tweede alinea bijgehouden informatie wordt alleen gebruikt voor de toepassing van deze verordening.

Artikel 43

Wederzijdse bijstand

  • 1. 
    Een bevoegde autoriteit van een lidstaat die op het grondgebied van die lidstaat controles verricht, kan inlichtingen vragen bij een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat die direct of indirect belang kan hebben bij de controle. Een dergelijk verzoek verloopt via de in artikel 40, derde alinea, bedoelde contactinstanties en de bijstand wordt tijdig verleend.

Als de in de eerste alinea bedoelde controles betrekking hebben op een product van oorsprong uit een derde land en de verhandeling van dit product van specifiek belang kan zijn voor andere lidstaten, wordt de Commissie ingelicht.

De aangezochte autoriteit verstrekt de aanvragende autoriteit alle inlichtingen die deze nodig heeft om haar opdracht te vervullen.

  • 2. 
    Op een met redenen omkleed verzoek van de aanvragende autoriteit verricht de aangezochte autoriteit controles om het in het verzoek omschreven doel te bereiken of neemt zij de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat dergelijke controles worden verricht.

De aangezochte autoriteit gaat te werk alsof zij handelt voor eigen rekening.

  • 3. 
    Met instemming van de aangezochte autoriteit kan de aanvragende autoriteit functionarissen aanwijzen:
 

a)

hetzij om in de kantoren van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de aangezochte autoriteit is gevestigd, inlichtingen te verkrijgen over de toepassing van de relevante bepalingen inzake wijnbouwproducten van Verordening (EU) nr. 1308/2013, de onderhavige verordening en Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 of over daarmee verband houdende controles, met inbegrip van kopieën van vervoersdocumenten en andere documenten of van uittreksels uit registers;

 

b)

hetzij om aanwezig te zijn bij de controles waarom krachtens lid 2 is verzocht, nadat zij de aangezochte autoriteit daarvan tijdig vóór het begin van deze controles in kennis heeft gesteld.

De in de eerste alinea, onder a), bedoelde kopieën worden slechts met instemming van de aangezochte autoriteit gemaakt.

  • 4. 
    De functionarissen van de aangezochte autoriteit hebben te allen tijde de leiding over de verrichte controles op het grondgebied van de lidstaat waartoe zij behoren.
  • 5. 
    De functionarissen van de verzoekende autoriteit:
 

a)

leggen een schriftelijk mandaat over waarin hun identiteit en functie zijn vermeld;

 

b)

genieten, onverminderd de beperkingen die de lidstaat van de aangezochte autoriteit oplegt aan zijn eigen functionarissen bij de uitvoering van de betrokken controles:

 

i)

het recht van toegang als bedoeld in artikel 41, onder a) en b);

 

ii)

een recht van informatie over de resultaten van de door de functionarissen van de aangezochte autoriteit krachtens artikel 41, onder c) en e), verrichte controles.

  • 6. 
    De kosten van monsterneming, behandeling en verzending van het monster, alsmede de kosten van het analytisch en organoleptisch onderzoek in het kader van controles worden gedragen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat die om de monsterneming heeft verzocht. Deze kosten worden berekend aan de hand van de tarieven die gelden in de lidstaat op het grondgebied waarvan de werkzaamheden worden uitgevoerd.

Artikel 44

Bewijskracht

De vaststellingen die functionarissen van een bevoegde autoriteit van een lidstaat in het kader van de toepassing van deze afdeling kunnen doen, kunnen door de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten worden aangevoerd en hebben dezelfde waarde als vaststellingen van de nationale bevoegde autoriteiten.

Artikel 45

Melding van een vermoeden van niet-naleving

Wanneer een bevoegde autoriteit van een lidstaat een gegrond vermoeden heeft of er kennis van krijgt dat een wijnbouwproduct niet voldoet aan de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) nr. 1308/2013 betreffende wijnbouwproducten of aan de voorschriften die zijn vastgelegd in de onderhavige verordening en in Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274, of dat er frauduleuze handelingen hebben plaatsgevonden om het product te verkrijgen of te verhandelen, meldt de contactinstantie van die lidstaat dat onverwijld aan de contactinstantie van elke lidstaat waarvoor het gebrek aan overeenstemming met die voorschriften van specifiek belang is en van dien aard is dat het in die lidstaat tot bestuursrechtelijke maatregelen of rechtsvervolgingen aanleiding kan geven.

Wanneer de bevoegde autoriteiten van een lidstaat constateren of vermoeden dat wijnbouwproducten het voorwerp zijn geweest van een vervalsing die een gevaar kan vormen voor de gezondheid van de consument, of niet in overeenstemming zijn met artikel 80 of artikel 90 van Verordening (EU) nr. 1308/2013, meldt de contactinstantie van die lidstaat dat onverwijld, via het informatiesysteem van de Commissie, aan de Commissie, de contactinstanties van de andere lidstaten en, in voorkomend geval, de contactinstantie van de betrokken derde landen.

AFDELING II

SANCTIES

Artikel 46

Sancties en terugvordering van kosten voor niet-toegestane aanplant

De lidstaten leggen financiële sancties op aan producenten die de in artikel 71, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde verplichting niet naleven.

Het minimumbedrag van de financiële sanctie bedraagt:

 

a)

6 000 EUR per hectare wanneer de producent de volledige niet-toegestane aanplant rooit binnen vier maanden vanaf de datum waarop hij in kennis is gesteld van de onregelmatigheid, als bedoeld in artikel 71, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013;

 

b)

12 000 EUR per hectare wanneer de producent de volledige niet-toegestane aanplant rooit in de loop van het eerste jaar na het verstrijken van de termijn van vier maanden;

 

c)

20 000 EUR per hectare wanneer de producent de volledige niet-toegestane aanplant rooit na afloop van het eerste jaar na het verstrijken van de termijn van vier maanden.

Indien het geraamde jaarinkomen in het gebied waar de betrokken wijngaarden liggen, meer dan 6 000 EUR per hectare bedraagt, kunnen de lidstaten de in de tweede alinea vastgestelde minimumbedragen verhogen in evenredigheid met het geraamde gemiddelde jaarinkomen per hectare voor dat gebied.

Indien de lidstaat met eigen middelen voor de rooiing van de niet-toegestane aanplant zorgt, worden de krachtens artikel 71, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bij de betrokken producent in rekening gebrachte kosten op objectieve wijze berekend op basis van de arbeidskosten, het gebruik van machines en transport of andere gemaakte kosten. Deze kosten worden aan de toepasselijke sanctie toegevoegd.

Artikel 47

Sancties met betrekking tot begeleidende documenten en VI-1-documenten vanwege het niet naleven van bepaalde Unievoorschriften

  • 1. 
    De toepassing van de artikelen 10, 11 en 12 kan worden geschorst voor de in artikel 8, lid 1, bedoelde marktdeelnemers indien de bevoegde autoriteiten van een lidstaat vaststellen of vermoeden dat wijnbouwproducten het voorwerp zijn geweest van een vervalsing die een gevaar kan vormen voor de gezondheid van de consument, of niet in overeenstemming zijn met artikel 80 of artikel 90 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.
  • 2. 
    De toepassing van de artikelen 26 en 27 kan worden geschorst in het geval van de in lid 1 van dit artikel bedoelde vaststellingen of vermoedens met betrekking tot ingevoerde wijnen.

Artikel 48

Sancties vanwege het niet naleven van de verplichting om een in- en uitslagregister bij te houden, opgaven in te dienen of meldingen te doen

  • 1. 
    Er wordt een administratieve sanctie opgelegd aan marktdeelnemers die verplicht zijn om een in- en uitslagregister bij te houden, productie-, voorraad- of oogstopgaven in te dienen of de in artikel 30, lid 2, bedoelde verrichtingen aan de bevoegde autoriteiten te melden en die dat register niet bijhouden, niet binnen de in artikel 22, 23 en 24 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 bedoelde termijnen die opgaven indienen of niet binnen de door de lidstaat overeenkomstig artikel 30, lid 2, van de onderhavige verordening vastgestelde termijn die melding doen.
  • 2. 
    De in lid 1 bedoelde sancties behelzen de betaling van een bedrag en worden bepaald en toegepast door de lidstaten op basis van de waarde van de betrokken producten, de geraamde financiële voordelen of de economische schade als gevolg van fraude.
  • 3. 
    In het geval van een ernstige of herhaalde niet-naleving van de verplichting om binnen de in lid 1 bedoelde termijnen opgaven in te dienen, komt de marktdeelnemer voor het desbetreffende of het daaropvolgende begrotingsjaar niet in aanmerking voor de steunmaatregelen als bedoeld in de artikelen 47 en 50 van Verordening (EU) nr. 1308/2013, met inachtneming van het volgende:
 

a)

wanneer de in de artikelen 22, 23 en 24 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 bedoelde termijnen met niet meer dan 15 werkdagen zijn overschreden, worden alleen administratieve sancties in de zin van lid 2 van dit artikel toegepast;

 

b)

wanneer de bevoegde autoriteiten van een lidstaat een in lid 1 bedoelde opgave onvolledig of onjuist achten en wanneer de kennis van de ontbrekende of onjuiste gegevens van essentieel belang is voor een correcte toepassing van de bij de artikelen 47 en 50 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde steunmaatregelen, wordt de te betalen steun evenredig verlaagd met een bedrag dat de bevoegde autoriteit vaststelt naargelang van de ernst van de begane overtreding.

Artikel 49

Uitzonderlijke omstandigheden en kennelijke fouten

  • 1. 
    De sancties waarin deze verordening voorziet, worden niet opgelegd in het geval van uitzonderlijke omstandigheden in de zin van artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013.
  • 2. 
    Elke op grond van deze verordening bij een lidstaat ingediende mededeling of aanvraag kan na de indiening ervan te allen tijde worden aangepast in geval van kennelijke fouten die de bevoegde autoriteit als zodanig erkent.

HOOFDSTUK VIII

MELDINGEN

Artikel 50

Aard en soort van de informatie die moet worden gemeld

  • 1. 
    De lidstaten melden de volgende gegevens aan de Commissie:
 

a)

de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij ingevolge artikel 120, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1308/2013, de onderhavige verordening en Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 hebben vastgesteld;

 

b)

naam en adres van de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de officiële analyses, de administratieve certificeringsprocedure en de controles met betrekking tot de registers en begeleidende documenten;

 

c)

naam en adres van de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het verlenen van vergunningen voor het aanplanten van wijnstokken, voor het bijhouden en bijwerken van het wijnbouwkadaster en voor het indienen van een geactualiseerde inventaris van het productiepotentieel;

 

d)

de in bijlage II, afdeling H, eerste alinea, punten 1 en 2, bedoelde drempels;

 

e)

de door hen genomen maatregelen voor de tenuitvoerlegging van hoofdstuk VII, indien de melding van die maatregelen relevant is voor de samenwerking tussen de lidstaten, en de naam en het adres van de door de lidstaten aangewezen contactinstanties;

 

f)

de door hen toegepaste voorwaarden met betrekking tot het opstellen van de begeleidende documenten als bedoeld in artikel 10, lid 1, eerste alinea, onder a), iii), en onder b);

 

g)

de wijndruivenrassen die betrokken zijn bij de toepassing van artikel 81 en artikel 120, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

  • 2. 
    De lidstaten stellen de Commissie in kennis van elke wijziging van de naam of het adres van de bevoegde autoriteiten en van de contactinstanties die overeenkomstig lid 1 aan de Commissie zijn gemeld.
  • 3. 
    De in lid 1 bedoelde melding wordt gedaan overeenkomstig artikel 34 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274.

Artikel 51

Bekendmaking van gemelde informatie

  • 1. 
    De Commissie stelt op basis van de meldingen van de bevoegde autoriteiten van derde landen lijsten op met de volgende informatie, die zij actualiseert:
 

a)

naam en adres van de bevoegde instanties in het land van oorsprong van het product die verantwoordelijk zijn voor de afgifte van VI-1-documenten;

 

b)

naam en adres van de door het land van oorsprong aangewezen instanties of diensten of, wanneer die in het land van oorsprong niet bestaan, van een reeds goedgekeurd laboratorium buiten het land van oorsprong van het product, waar het gedeelte „Analyseverslag” van de VI-1-documenten wordt ingevuld;

 

c)

naam, adres en officieel registratienummer van de wijnproducenten en -verwerkers die door het land van oorsprong van het product gemachtigd zijn om VI-1-documenten op te stellen;

 

d)

naam en adres van één enkele contactinstantie die in elk derde land is aangewezen om verzoeken om administratieve bijstand te ontvangen en door te sturen en om haar land te vertegenwoordigen ten overstaan van de Commissie en de lidstaten.

  • 2. 
    De Commissie zorgt voor de bekendmaking van de naam en het adres van de in artikel 50, lid 1, onder b) en c), bedoelde bevoegde autoriteiten, van de in artikel 50, lid 1, onder c), bedoelde informatie met betrekking tot het productiepotentieel, van de naam en het adres van de in artikel 50, lid 1, onder e), bedoelde contactinstanties, van de in artikel 50, lid 1, onder g), bedoelde wijndruivenrassen en van de in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde lijsten.

HOOFDSTUK IX

WIJZIGINGEN, INTREKKINGEN, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 52

Wijziging van Verordening (EG) nr. 555/2008

Verordening (EG) nr. 555/2008 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

De artikelen 1, 21, 22, 23, 38 tot en met 54, 74, 83 tot en met 95 bis en 98 tot en met 102 worden geschrapt.

 

2)

De bijlagen IX tot en met XIII en XVI tot en met XXI worden geschrapt.

Artikel 53

Wijziging van Verordening (EG) nr. 606/2009

Verordening (EG) nr. 606/2009 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

De artikelen 12 en 13 worden geschrapt.

 

2)

De volgende artikelen 14 bis en 14 ter worden ingevoegd:

„Artikel 14 bis

Vaststelling van een minimaal alcoholpercentage voor bijproducten

  • 1. 
    Met inachtneming van deel II, afdeling D, punt 1, van bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 leggen de lidstaten een minimumpercentage vast voor het alcoholvolume dat bijproducten moeten hebben na de afscheiding van wijn in verhouding tot het alcoholvolume in de geproduceerde wijn. De lidstaten kunnen dat minimumpercentage differentiëren op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria.
  • 2. 
    Wanneer het door de lidstaten overeenkomstig lid 1 vastgelegde percentage niet wordt gehaald, levert de betrokken marktdeelnemer uit zijn eigen productie een hoeveelheid wijn die overeenstemt met de hoeveelheid die nodig is om het minimumpercentage te halen.
  • 3. 
    Met het oog op de vaststelling van het alcoholvolume dat de bijproducten moeten bevatten ten opzichte van het alcoholvolume in de geproduceerde wijn, wordt in de verschillende wijnbouwzones het volgende forfaitaire natuurlijke alcoholvolumegehalte voor wijn toegepast:
 

a)

8,0 % voor zone A;

 

b)

8,5 % voor zone B;

 

c)

9,0 % voor zone C I;

 

d)

9,5 % voor zone C II;

 

e)

10,0 % voor zone C III.

Artikel 14 ter

Wegwerken van bijproducten

  • 1. 
    De producenten onttrekken bijproducten van de wijnbereiding of van enige andere verwerking van druiven onder toezicht van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten aan de markt, met inachtneming van de vereisten inzake levering en registratie als vastgesteld in respectievelijk artikel 9, lid 1, onder b), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/273 van de Commissie (*1) en artikel 14, lid 1, onder b), vii), en artikel 18 van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 van de Commissie (*2).
  • 2. 
    De uitdemarktneming gebeurt onverwijld en uiterlijk aan het einde van het wijnoogstjaar waarin de bijproducten zijn verkregen, in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving van de Unie, in het bijzonder wat betreft het milieu.
  • 3. 
    De lidstaten kunnen beslissen dat producenten die in het betrokken wijnoogstjaar in hun eigen installaties zelf niet meer produceren dan 50 hectoliter wijn of most, hun bijproducten niet uit de markt hoeven te nemen.
  • 4. 
    De producenten kunnen aan de verplichting om de bijproducten van de wijnbereiding of van enige andere verwerking van druiven geheel of gedeeltelijk weg te werken, voldoen door de bijproducten te leveren voor distillatie. Het op die manier wegwerken van de bijproducten wordt gecertificeerd door een bevoegde autoriteit van de lidstaat.
  • 5. 
    De lidstaten kunnen op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria beslissen dat de levering voor distillatie van alle bijproducten van de wijnbereiding of van enige andere verwerking van druiven, dan wel van een deel van die bijproducten verplicht wordt voor alle producenten op hun grondgebied of voor een deel van hen.

(*1)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/273 van de Commissie van 11 december 2017 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken, het wijnbouwkadaster, begeleidende documenten en certificering, het in- en uitslagregister, de verplichte opgaven, meldingen en de bekendmaking van meegedeelde informatie, tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepasselijke controles en sancties, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 555/2008, (EG) nr. 606/2009 en (EG) nr. 607/2009 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 436/2009 van de Commissie en Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/560 van de Commissie (PB L 58 van 28.2.2018, blz. 1)."

(*2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 van de Commissie van 11 december 2017 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken, certificering, het in- en uitslagregister, verplichte opgaven en meldingen, en voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepasselijke controles, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/561 van de Commissie (PB L 58 van 28.2.2018, blz. 60).”."

Artikel 54

Wijziging van Verordening (EG) nr. 607/2009

In Verordening (EG) nr. 607/2009 wordt artikel 63 geschrapt.

Artikel 55

Intrekking

Verordening (EG) nr. 436/2009 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/560 worden ingetrokken.

Artikel 56

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 11 december 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER

 

  • (3) 
    Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („integrale-GMO-verordening”) (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
  • (4) 
    Verordening (EG) nr. 555/2008 van de Commissie van 27 juni 2008 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, wat betreft de steunprogramma's, de handel met derde landen, het productiepotentieel en de controles in de wijnsector (PB L 170 van 30.6.2008, blz. 1).
  • (5) 
    Verordening (EG) nr. 436/2009 van de Commissie van 26 mei 2009 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad met betrekking tot het wijnbouwkadaster, de verplichte opgaven en de samenstelling van gegevens voor het volgen van de markt, de begeleidende documenten voor zendingen van wijnbouwproducten en de bij te houden registers in de wijnsector (PB L 128 van 27.5.2009, blz. 15).
  • (6) 
    Verordening (EG) nr. 606/2009 van de Commissie van 10 juli 2009 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad, wat betreft de wijncategorieën, de oenologische procedés en de daarvoor geldende beperkingen (PB L 193 van 24.7.2009, blz. 1).
  • (7) 
    Verordening (EG) nr. 607/2009 van de Commissie van 14 juli 2009 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 479/2008 van de Raad wat betreft beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, traditionele aanduidingen, etikettering en presentatie van bepaalde wijnbouwproducten (PB L 193 van 24.7.2009, blz. 60).
  • (8) 
    Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/560 van de Commissie van 15 december 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken (PB L 93 van 9.4.2015, blz. 1).
  • (9) 
    Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 van de Commissie van 11 december 2017 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken, certificering, het in- en uitslagregister, verplichte opgaven en meldingen, en voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepasselijke controles, en tot intrekking van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/561 van de Commissie (zie bladzijde 60 van dit Publicatieblad).
  • Richtlijn 2008/118/EG van de Raad van 16 december 2008 houdende een algemene regeling inzake accijns en houdende intrekking van Richtlijn 92/12/EEG (PB L 9 van 14.1.2009, blz. 12).
  • Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
  • Verordening (EG) nr. 1186/2009 van de Raad van 16 november 2009 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (PB L 324 van 10.12.2009, blz. 23).
  • Beschikking nr. 1152/2003/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 juni 2003 betreffende geautomatiseerde verwerking van gegevens inzake het verkeer van en de controle op accijnsgoederen (PB L 162 van 1.7.2003, blz. 5).
  • Verordening (EG) nr. 684/2009 van de Commissie van 24 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2008/118/EG van de Raad wat betreft de geautomatiseerde procedures voor de overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing van accijns (PB L 197 van 29.7.2009, blz. 24).
  • Verordening (EEG) nr. 3649/92 van de Commissie van 17 december 1992 betreffende een vereenvoudigd geleidedocument voor het intracommunautaire verkeer van accijnsproducten die in de lidstaat van verzending tot verbruik zijn uitgeslagen (PB L 369 van 18.12.1992, blz. 17).
  • Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558).
  • Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1).
  • Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1).
 

BIJLAGE I

VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT HET IN ARTIKEL 64, LID 1, ONDER c), VAN VERORDENING (EU) Nr. 1308/2013 VERMELDE SUBSIDIABILITEITSCRITERIUM EN HET IN ARTIKEL 4, LID 1, VAN DE ONDERHAVIGE VERORDENING BEDOELDE AANVULLENDE CRITERIUM

  • A. 
    In artikel 64, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoeld criterium

Het in artikel 64, lid 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde criterium wordt geacht te zijn nageleefd indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

 

1.

de oppervlakte(n) die voor het eerst zal (zullen) worden beplant, is (zijn) bedoeld voor de productie van wijn met de specifieke BOB van het betrokken gebied; of,

 

2.

indien de oppervlakte(n) die voor het eerst zal (zullen) worden beplant, niet is (zijn) bedoeld voor de productie van wijn met de specifieke BOB, verbindt de aanvrager zich tot het volgende:

 

a)

de op deze nieuw beplante oppervlakten verbouwde druiven niet te gebruiken of in de handel te brengen voor de productie van wijn met een BOB, indien deze oppervlakten zich bevinden in gebieden die daarvoor in aanmerking komen;

 

b)

niet te rooien en te herbeplanten met als doel de herbeplante oppervlakte in aanmerking te doen komen voor de productie van druiven voor wijn met de specifieke BOB.

De aanvrager gaat de in punt 2 bedoelde verbintenissen aan gedurende een door de lidstaat te bepalen beperkte periode, die uiterlijk op 31 december 2030 afloopt.

  • B. 
    In artikel 4, lid 1, van de onderhavige verordening vermeld aanvullend criterium

Het in artikel 4, lid 1, van deze verordening vermelde aanvullende criterium wordt geacht te zijn nageleefd indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

 

1.

de oppervlakte(n) die voor het eerst zal (zullen) worden beplant, is (zijn) bedoeld voor de productie van wijn met de specifieke BGA van het betrokken gebied, of

 

2.

indien de oppervlakte(n) die voor het eerst zal (zullen) worden beplant, niet is (zijn) bedoeld voor de productie van wijn met de specifieke BGA, verbindt de aanvrager zich tot het volgende:

 

a)

de op deze nieuw beplante oppervlakten verbouwde druiven niet te gebruiken of in de handel te brengen voor de productie van wijn met een BGA, indien deze oppervlakten zich bevinden in gebieden die daarvoor in aanmerking komen;

 

b)

niet te rooien en te herbeplanten met als doel de herbeplante oppervlakte in aanmerking te doen komen voor de productie van druiven voor wijn met de specifieke BGA.

De aanvrager gaat de in punt 2 bedoelde verbintenissen aan gedurende een door de lidstaat te bepalen beperkte periode, die uiterlijk op 31 december 2030 afloopt.

 

BIJLAGE II

VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT DE IN ARTIKEL 64, LID 2, ONDER a) TOT EN MET h), VAN VERORDENING (EU) Nr. 1308/2013 VERMELDE PRIORITEITSCRITERIA EN DE IN ARTIKEL 4, LID 3, VAN DE ONDERHAVIGE VERORDENING BEDOELDE AANVULLENDE CRITERIA

  • A. 
    In artikel 64, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoeld criterium
 
 

1.

Rechtspersonen, ongeacht hun rechtsvorm, worden geacht aan dit criterium te voldoen indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

 

a)

een natuurlijk persoon die voor het eerst wijnstokken plant en die bedrijfshoofd is („nieuwkomer”), heeft de daadwerkelijke en voortdurende zeggenschap over de rechtspersoon wat betreft beslissingen op het gebied van beheer, winst en financiële risico's. Als meerdere natuurlijke personen, onder wie een of meer personen die geen nieuwkomers zijn, deelnemen in het kapitaal of aan het beheer van de rechtspersoon, is de nieuwkomer, hetzij alleen, hetzij samen met andere personen, in staat die daadwerkelijke en voortdurende zeggenschap uit te oefenen; of

 

b)

als een rechtspersoon alleen of gezamenlijk onder de zeggenschap van een andere rechtspersoon valt, gelden de onder a) vermelde voorwaarden voor elke natuurlijke persoon die zeggenschap heeft over die andere rechtspersoon.

De onder a) en b) vermelde voorwaarden zijn van overeenkomstige toepassing op een groepering van natuurlijke personen, ongeacht de rechtspositie van de groepering en haar leden volgens het nationale recht.

 
 

2.

De lidstaten kunnen besluiten als aanvullende voorwaarde te stellen dat de aanvrager een natuurlijke persoon moet zijn die in het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend, ten hoogste 40 jaar is („jonge producent”).

De in punt 1 bedoelde rechtspersonen worden geacht te voldoen aan de in de eerste alinea van dit punt bedoelde aanvullende voorwaarde indien de in punt 1, onder a) en b), bedoelde natuurlijke persoon in het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend, niet ouder is dan 40 jaar.

De in de tweede alinea vastgestelde voorwaarden zijn van overeenkomstige toepassing op een groepering van natuurlijke personen als bedoeld in punt 1, tweede alinea.

 
 

3.

De lidstaten kunnen eisen dat de aanvragers zich ertoe verbinden de voor het eerst beplante oppervlakte(n) gedurende een periode van vijf jaar niet te verpachten of te verkopen aan een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon.

Indien de aanvrager een rechtspersoon of een groepering van natuurlijke personen is, kunnen de lidstaten ook eisen dat de aanvrager de daadwerkelijke en voortdurende zeggenschap over het bedrijf wat betreft beslissingen op het gebied van beheer, winst en financiële risico's gedurende een periode van vijf jaar niet overdraagt aan een of meer andere personen, tenzij die persoon of die personen voldoen aan de in de punten 1 en 2 vermelde voorwaarden die van toepassing waren op het moment dat de vergunningen werden verleend.

  • B. 
    In artikel 64, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoeld criterium

Het in artikel 64, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde criterium wordt geacht te zijn nageleefd indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

 

1.

De aanvrager verbindt er zich voor de nieuw aan te planten oppervlakte(n) of voor het volledige bedrijf toe om de voorschriften inzake biologische productie die in Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (1) en, indien van toepassing, in Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie (2) zijn vastgesteld, gedurende een periode van ten minste vijf tot zeven jaar na te leven. Deze periode loopt uiterlijk op 31 december 2030 af.

De lidstaten kunnen ervan uitgaan dat het criterium wordt nageleefd indien de aanvragers reeds wijnbouwers zijn op het moment dat de aanvraag wordt ingediend en zij de in de eerste alinea bedoelde voorschriften inzake biologische productie gedurende ten minste vijf jaar vóór de indiening van de aanvraag afdoend hebben toegepast op de hele met wijnstokken beplante oppervlakte op het desbetreffende bedrijf.

 

2.

De aanvrager verbindt zich ertoe gedurende een periode van ten minste vijf tot zeven jaar, die uiterlijk op 31 december 2030 afloopt, te voldoen aan een van de volgende richtsnoeren of certificeringsregelingen die verder reiken dan de in titel VI, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 vastgestelde toepasselijke dwingende normen:

 

a)

gewas- of sectorspecifieke richtsnoeren voor geïntegreerde gewasbescherming die geschikt zijn voor de wijnbouw, overeenkomstig artikel 14, lid 5, van Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad (3), ingeval deze bestaan;

 

b)

nationale certificeringsregelingen voor geïntegreerde productie die geschikt zijn voor de wijnbouw;

 

c)

nationale of regionale milieuregelingen waarin de naleving van de milieuwetgeving betreffende bodem- en/of waterkwaliteit, biodiversiteit, landschapsbehoud, matiging van en/of aanpassing aan de klimaatverandering wordt gecertificeerd en die relevant zijn voor de wijnbouw.

De onder b) en c) bedoelde certificeringsregelingen dienen te certificeren dat de landbouwer op zijn bedrijf praktijken in acht neemt die in overeenstemming zijn met de nationale voorschriften voor geïntegreerde productie of met de onder c) bedoelde doelstellingen. Die certificering wordt verricht door certificeringsinstanties die zijn geaccrediteerd overeenkomstig hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad (4) en die voldoen aan de toepasselijke geharmoniseerde normen inzake „conformiteitsbeoordeling — eisen voor certificatie-instellingen die certificaten toekennen aan producten, processen en diensten” of „conformiteitsbeoordeling — eisen voor instellingen die audits en certificatie van managementsystemen uitvoeren”.

De lidstaten kunnen ervan uitgaan dat het criterium wordt nageleefd indien de aanvragers reeds wijnbouwers zijn op het moment dat de aanvraag wordt ingediend en zij de in de eerste alinea bedoelde richtsnoeren of certificeringsregelingen gedurende ten minste vijf jaar vóór de indiening van de aanvraag afdoend hebben toegepast op de hele met wijnstokken beplante oppervlakte op het desbetreffende bedrijf.

 

3.

Indien in het (de) plattelandsontwikkelingsprogramma('s) van de lidstaten (een) specifiek(e) agromilieuklimaatactie(s) als bedoeld in artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) is (zijn) opgenomen, die van toepassing is (zijn) op met wijnstokken beplante oppervlakten en van belang is (zijn) voor de in de aanvraag aangegeven specifieke oppervlakte, en op voorwaarde dat voldoende middelen voorhanden zijn: de aanvrager komt in aanmerking en verbindt er zich toe voor de nieuw te beplanten oppervlakte een aanvraag voor dat type actie(s) in te dienen en de in het (de) respectieve plattelandsontwikkelingsprogramma('s) voor die specifieke agromilieuklimaatactie(s) vastgestelde verbintenissen na te leven.

 

4.

Het specifieke in de aanvraag opgegeven perceel ligt op terrasvormige hellingen.

De lidstaten kunnen ook eisen dat de producenten zich ertoe verbinden om op de oppervlakten die niet aan deze voorwaarden voldoen, gedurende een periode van ten minste vijf tot zeven jaar niet te rooien of te herbeplanten. Deze periode loopt uiterlijk op 31 december 2030 af.

  • C. 
    In artikel 64, lid 2, onder c), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoeld criterium

Het in artikel 64, lid 2, onder c), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde criterium wordt geacht te zijn nageleefd indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

 

1.

het (de) in de aanvraag opgegeven specifieke perce(e)l(en) kwam(en) in het bezit van de aanvrager door een uitwisseling met (een) ander(e) met wijnstokken beplant(e) perce(e)l(en) in het kader van een ruilverkavelingsproject;

 

2.

het (de) in de aanvraag opgegeven perce(e)l(en) is (zijn) niet beplant met wijnstokken of is (zijn) beplant met wijnstokken die een oppervlakte beslaan die kleiner is dan de oppervlakte(n) die door de uitvoering van het betrokken ruilverkavelingsproject verloren is (zijn) gegaan;

 

3.

de totale oppervlakte waarvoor een vergunning wordt aangevraagd, is niet groter dan het eventuele verschil tussen de met wijnstokken beplante oppervlakte in het perceel dat de aanvrager voordien bezat en de in de aanvraag opgegeven oppervlakte.

  • D. 
    In artikel 64, lid 2, onder d), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoeld criterium

Het in artikel 64, lid 2, onder d), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde criterium wordt geacht te zijn nageleefd indien het (de) specifieke in de aanvraag opgegeven perce(e)l(en) in een van de volgende soorten gebieden ligt (liggen):

 

1.

gebieden die worden gekenmerkt door droogte, met een ratio tussen de jaarlijkse neerslag en de jaarlijkse potentiële evapotranspiratie van minder dan 0,5;

 

2.

gebieden met een ondiepe worteldiepte (minder dan 30 cm);

 

3.

gebieden met een ongunstige bodemtextuur en steenachtigheid, overeenkomstig de definitie en drempels die zijn vastgesteld in bijlage III bij Verordening (EU) nr. 1305/2013;

 

4.

gebieden op steile hellingen met een hellingsgraad van meer dan 15 %;

 

5.

gebieden in berggebieden die hoger liggen dan 500 m, met uitzondering van hoogvlakten;

 

6.

gebieden in de in artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermelde ultraperifere gebieden van de Unie en op de kleinere eilanden van de Egeïsche Zee in de zin van Verordening (EU) nr. 229/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6) of op kleine eilanden met een totale landoppervlakte van ten hoogste 250 km2 die te kampen hebben met structurele of sociaaleconomische beperkingen.

De lidstaten kunnen ook eisen dat de producenten zich ertoe verbinden om in de gebieden die niet met natuurlijke of andere specifieke beperkingen te kampen hebben, gedurende een periode van ten minste vijf tot zeven jaar niet te rooien of te herbeplanten. Deze periode loopt uiterlijk op 31 december 2030 af.

Indien voor een of meer van de in de eerste alinea vermelde gebieden niet afdoende kan worden aangetoond dat zij voldoen aan dit prioriteitscriterium, kunnen de lidstaten uiterlijk tot en met 2018 besluiten deze gebieden uit te sluiten voor het prioriteitscriterium.

  • E. 
    In artikel 64, lid 2, onder e), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoeld criterium

Het in artikel 64, lid 2, onder e), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde criterium wordt geacht te zijn nageleefd indien de economische duurzaamheid van het betrokken project is vastgesteld op basis van een of meer van de volgende standaardmethoden voor financiële analyse van landbouwinvesteringsprojecten:

 

1.

netto contante waarde,

 

2.

interne opbrengstvoet,

 

3.

kosten-batenverhouding,

 

4.

terugverdientijd,

 

5.

marginale nettowinst.

De toegepaste methode moet aangepast zijn aan het type aanvrager.

Voorts moeten de lidstaten eisen dat de aanvrager de nieuwe wijnstokken aanplant volgens de in de aanvraag vermelde technische kenmerken.

  • F. 
    In artikel 64, lid 2, onder f), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoeld criterium

Het in artikel 64, lid 2, onder f), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde criterium wordt geacht te zijn nageleefd indien het potentieel voor verhoging van het concurrentievermogen wordt vastgesteld op basis van een van de volgende overwegingen:

 

1.

de oppervlakten die voor het eerst zullen worden beplant door een bestaande wijnbouwer, kunnen schaalvoordelen opleveren door een aanzienlijke daling van de eenheidskosten van de nieuw te beplanten oppervlakte ten opzichte van het gemiddelde van reeds bestaande wijngaarden op het bedrijf of van de gemiddelde situatie in de regio;

 

2.

de oppervlakten die voor het eerst zullen worden beplant door een bestaande wijnbouwer, kunnen zorgen voor een betere aanpassing aan de marktvraag door een verhoging van de voor de opbrengsten verkregen prijs of een toename van de afzetmogelijkheden ten opzichte van de reeds bestaande wijngaarden op het bedrijf of van de gemiddelde situatie in de regio;

 

3.

de oppervlakten die voor het eerst zullen worden beplant door een nieuwkomer in de sector, kunnen zorgen voor een landbouwproductiemodel dat winstgevender is dan het gemiddelde in de regio.

De lidstaten kunnen nadere bepalingen vaststellen betreffende de overwegingen in de punten 1, 2 en 3.

Voorts moeten de lidstaten eisen dat de aanvrager de nieuwe wijnstokken aanplant volgens de in de aanvraag vermelde technische kenmerken.

  • G. 
    In artikel 64, lid 2, onder g), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoeld criterium

Het in artikel 64, lid 2, onder g), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde criterium wordt geacht te zijn nageleefd indien het (de) te beplanten perce(e)l(en) in het geografische productiegebied van een bestaande BOB of BGA is (zijn) gelegen, indien de te produceren druiven bestemd zijn voor wijn met een BOB of BGA, en aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

 

1.

het (de) te beplanten perce(e)l(en) heeft (hebben) betere bodem- en klimaatkenmerken dan gemiddeld het geval is bij de andere percelen met wijngaarden die voldoen aan de specificaties inzake de geografische aanduiding in dezelfde regio;

 

2.

het (de) aan te planten druivenras(sen) of de respectieve klo(o)n(en) is (zijn) beter aangepast aan de specifieke bodem- en klimaatomstandigheden van het (de) te beplanten perce(e)l(en) dan percelen in dezelfde regio met soortgelijke bodem- en klimaatkenmerken met wijngaarden die voldoen aan de specificaties inzake de geografische aanduiding, maar waarop andere druivenrassen of klonen van hetzelfde (dezelfde) ras(sen) worden geteeld;

 

3.

het (de) aan te planten druivenras(sen) of de respectieve klo(o)n(en) draagt (dragen) bij tot een grotere diversiteit aan druivenrassen of klonen van bestaande rassen in hetzelfde geografische productiegebied van de BOB of BGA;

 

4.

de leivorm(en) of het wijnbouwsysteem die zullen worden toegepast op de voor het eerst te beplanten oppervlakte(n), kunnen de kwaliteit van de druiven meer verhogen dan de leivormen en/of systemen die meestal worden gebruikt in hetzelfde geografische productiegebied van de BOB of BGA.

De lidstaten kunnen nadere bepalingen vaststellen betreffende de voorwaarden in de punten 1 tot en met 4.

Voorts moeten de lidstaten eisen dat de aanvrager de nieuwe wijnstokken aanplant volgens de in de aanvraag vermelde technische kenmerken.

De lidstaten kunnen dit prioriteitscriterium toepassen op aanvragen voor nieuwe aanplant in een gebied dat is afgebakend in het technische dossier bij de aanvraag tot bescherming van een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding die wordt behandeld in het kader van een inleidende nationale procedure of die door de Commissie wordt onderzocht. In dat geval zijn de in de punten 1 tot en met 4 vermelde voorwaarden van overeenkomstige toepassing.

  • H. 
    In artikel 64, lid 2, onder h), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoeld criterium

Het in artikel 64, lid 2, onder h), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde criterium wordt geacht te zijn nageleefd indien de omvang van het bedrijf van de aanvrager op het moment van de aanvraag voldoet aan de drempels die de lidstaten op basis van objectieve criteria op nationaal of regionaal niveau moeten vaststellen. Deze drempels moeten worden vastgesteld op:

 

1.

ten minste 0,5 ha voor kleine bedrijven;

 

2.

ten hoogste 50 ha voor middelgrote bedrijven.

De lidstaten kunnen bovendien eisen dat wordt voldaan aan een of meer van de volgende voorwaarden:

 

1.

de omvang van het bedrijf van de aanvrager zal toenemen door de nieuwe aanplant;

 

2.

de aanvrager beschikt op het moment dat de aanvraag wordt ingediend, reeds over een met wijnstokken beplante oppervlakte die niet onder de in artikel 62, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 vastgestelde vrijstellingen valt.

  • I. 
    In artikel 4, lid 3, van deze verordening vermelde aanvullende criteria
  • I. 
    „Eerder gedrag van de producent”

Het in artikel 4, lid 3, van deze verordening bedoelde aanvullende criterium wordt geacht te zijn nageleefd indien de aanvrager geen wijnstokken heeft die zijn aangeplant zonder vergunning als bedoeld in artikel 71 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 of zonder aanplantrecht als bedoeld in de artikelen 85 bis en 85 ter van Verordening (EG) nr. 1234/2007.

De lidstaten kunnen bovendien eisen dat wordt voldaan aan een of meer van de volgende voorwaarden:

 

1.

geen enkele vergunning die voorheen aan de aanvrager was verleend overeenkomstig artikel 64 van Verordening (EU) nr. 1308/2013, is verlopen door niet-benutting;

 

2.

de aanvrager heeft de in de afdelingen A en B van bijlage I, de afdelingen A, B en D tot en met G van deze bijlage en de in punt II van deze afdeling bedoelde verbintenissen niet geschonden;

 

3.

de aanvrager beschikt niet over met wijnstokken beplante oppervlakten die sinds minstens acht jaar niet meer in productie zijn.

II.    „Non-profitorganisaties met een maatschappelijk doel die grond hebben gekregen die wegens terrorisme of andere vormen van misdaad werd geconfisqueerd”

Het in artikel 4, lid 3, van deze verordening vermelde aanvullende criterium wordt geacht te zijn nageleefd indien de aanvrager een rechtspersoon is, ongeacht de rechtsvorm, en indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

 

1.

de aanvrager is een non-profitorganisatie met een maatschappelijk doel als enige activiteit;

 

2.

de aanvrager gebruikt de geconfisqueerde gronden uitsluitend voor maatschappelijke doeleinden op grond van artikel 10 van Richtlijn 2014/42/EU van het Europees Parlement en de Raad (7).

De lidstaten kunnen ook eisen dat de aanvragers die aan dit criterium voldoen, zich ertoe verbinden de voor het eerst beplante oppervlakte(n) gedurende een door de lidstaat te bepalen periode niet te verpachten of te verkopen aan een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon. Deze periode loopt uiterlijk op 31 december 2030 af.

 

  • (1) 
    Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1).
  • (2) 
    Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PB L 250 van 18.9.2008, blz. 1).
  • (3) 
    Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 71).
  • (4) 
    Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).
  • (5) 
    Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).
  • (6) 
    Verordening (EU) nr. 229/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 houdende specifieke maatregelen op landbouwgebied ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad (PB L 78 van 20.3.2013, blz. 41).
  • (7) 
    Richtlijn 2014/42/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de bevriezing en confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie (PB L 127 van 29.4.2014, blz. 39).
 

BIJLAGE III

INFORMATIE DIE MINIMAAL IN HET WIJNBOUWKADASTER MOET WORDEN OPGENOMEN EN DIE MOET WORDEN BIJGEWERKT, EN DE SPECIFICATIES TEN AANZIEN VAN DIE INFORMATIE, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 7

  • 1. 
    DOSSIER OVER DE WIJNBOUWER

1.1.   Identificatie en ligging

 

1.

Identiteit van de wijnbouwer (moet compatibel zijn met het in artikel 68, lid 1, onder f), van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde systeem om de identiteit van elke begunstigde te registreren en met de door de lidstaat bijgehouden registers of informatie).

 

2.

Lijst en ligging van de wijnbouwpercelen die niet worden geacht alleen uit productie genomen wijnbouwoppervlakten te omvatten (de identificatie moet compatibel zijn met het in de artikel 68, lid 1, onder b), en artikel 70, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde systeem voor de identificatie van de landbouwpercelen).

1.2.   Kenmerken van de met wijnstokken beplante oppervlakte(n) op het wijnbouwperceel

Deze informatie moet voor elk wijnbouwperceel afzonderlijk in het dossier over de wijnbouwer worden opgenomen. Indien de wijnbouwpercelen homogeen genoeg zijn, kunnen de gegevens echter betrekking hebben op een geheel dat uit verscheidene aan elkaar grenzende (delen van) percelen bestaat, mits de identificatie van elk perceel gegarandeerd blijft.

 

1.

Identificatie van het wijnbouwperceel: het systeem voor de identificatie van de wijnbouwpercelen wordt opgezet op basis van kaarten, kadastrale documenten of andere cartografische gegevens. Er wordt gebruikgemaakt van technieken die steunen op een geautomatiseerd geografisch identificatiesysteem, inclusief orthobeelden van lucht- of satellietopnamen, met een homogene norm die een precisie waarborgt die ten minste overeenkomt met die van kaarten op schaal 1:5 000 (of 1:10 000 wanneer de opnamen zijn verkregen in het kader van langetermijncontracten die vóór november 2012 zijn gesloten) waarbij rekening wordt gehouden met de omtrek en de conditie van het perceel. Dit geschiedt met inachtneming van de bestaande Unienormen.

 

2.

Oppervlakte van het wijnbouwperceel

In het geval dat wijnstokken met andere gewassen worden gecombineerd:

 

a)

totale oppervlakte van het betrokken perceel;

 

b)

met wijnstokken beplante oppervlakte, bepaald door omrekening in zuivere teelt (voor de omrekening worden door de lidstaat vastgestelde passende coëfficiënten gebruikt).

 

3.

Oppervlakte van het wijnbouwperceel of, in voorkomend geval, door omrekening in zuivere teelt bepaalde oppervlakte, als volgt uitgesplitst naar de met wijnstokken beplante oppervlakte(n) (de informatie moet compatibel zijn met de mededeling overeenkomstig artikel 33, lid 1, onder a), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 en deel I van bijlage IV bij die verordening, op basis waarvan, in voorkomend geval, 1 % van de beplante oppervlakte als bedoeld in artikel 63, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 wordt berekend):

 

a)

oppervlakte(n) die zijn beplant met wijnstokken die in aanmerking komen voor de productie van wijn met BOB;

 

b)

oppervlakte(n) die zijn beplant met wijnstokken die in aanmerking komen voor de productie van wijn met BGA:

 

en die eveneens in aanmerking komen voor de productie van wijn met BOB en wijn zonder BOB/BGA;

 

en die alleen in aanmerking komen voor de productie van wijn met BGA en wijn zonder BOB/BGA;

 

c)

oppervlakte(n) die zijn beplant met wijnstokken die alleen in aanmerking komen voor de productie van wijn zonder BOB/BGA, maar die gelegen is (zijn) in een geografisch productiegebied van een BOB/BGA;

 

d)

oppervlakte(n) die zijn beplant met wijnstokken die alleen in aanmerking komen voor de productie van wijn zonder BOB/BGA, en die niet in een geografisch productiegebied van een BOB/BGA gelegen is (zijn);

 

e)

met wijnstokken beplante oppervlakte(n) met een andere bestemming.

 

4.

Wijndruivenrassen, oppervlakten die er naar schatting mee zijn beplant en aandelen daarvan in het betrokken wijnbouwperceel, alsmede de kleur van de druiven (de informatie moet compatibel zijn met de informatie die wordt verstrekt op grond van Verordening (EU) nr. 1337/2011 van het Europees Parlement en de Raad (1)).

 

5.

Jaar van aanplant of, als dat niet bekend is, geschatte leeftijd van het betrokken wijnbouwperceel (de informatie moet compatibel zijn met de informatie die wordt verstrekt op grond van Verordening (EU) nr. 1337/2011).

 

6.

Met wijnstokken beplante oppervlakte waarop overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 een herstructurering of een omschakeling plaatsvindt (de informatie moet compatibel zijn met de mededelingen overeenkomstig de tabellen in de delen IV, V en VI van bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274).

 

7.

Met wijnstokken beplante oppervlakte die overeenkomstig artikel 47 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 groen wordt geoogst (de informatie moet compatibel zijn met de mededelingen overeenkomstig de tabellen in de delen IV, V en VI van bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274).

De in de punten 6 en 7 bedoelde informatie moet eveneens gegevens omvatten over alle oppervlakten waarop een herstructurering of een omschakeling plaatsvindt of die groen worden geoogst overeenkomstig de artikelen 46 en 47 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 (de informatie moet compatibel zijn met de mededelingen overeenkomstig bijlage IV of IV bis en bijlage VI bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1150 van de Commissie (2)).

Indien alle met wijnstokken beplante oppervlakten die zijn opgegeven in het dossier over de wijnbouwer, uit productie zijn genomen of voor andere doeleinden dan de wijnbouw worden gebruikt, moet het dossier uit het wijnbouwkadaster worden verwijderd dan wel worden gemarkeerd en moeten de desbetreffende oppervlakten in mindering worden gebracht op de in punt 1.2 van deze bijlage bedoelde oppervlakten.

1.3.   Opgaven

Oogstopgave (de informatie moet compatibel zijn met de oogstopgaven als bedoeld in artikel 33).

  • 2. 
    DOSSIER OVER DE PRODUCTIE

2.1.   Identificatie

Identificatie van de natuurlijke of rechtspersoon dan wel de groepering van natuurlijke of rechtspersonen die een productieopgave als bedoeld in artikel 31 moet doen.

2.2.   Opgaven

 

a)

Productieopgave (de informatie moet compatibel zijn met de productieopgaven als bedoeld in artikel 31).

 

b)

Voorraadopgave (de informatie moet compatibel zijn met de voorraadopgaven als bedoeld in artikel 32).

 

  • (1) 
    Verordening (EU) nr. 1337/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende Europese statistieken van meerjarige teelten en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 357/79 van de Raad en Richtlijn 2001/109/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 347 van 30.12.2011, blz. 7).
  • (2) 
    Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1150 van de Commissie van 15 april 2016 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat de nationale steunprogramma's in de wijnsector betreft (PB L 190 van 15.7.2016, blz. 23).
 

BIJLAGE IV

MINIMAAL IN HET WIJNBOUWKADASTER OP TE NEMEN AANVULLENDE INFORMATIE EN DE SPECIFICATIES TEN AANZIEN VAN DIE INFORMATIE, ALS BEDOELD IN ARTIKEL 7, LID 1

  • 1. 
    DOSSIER OVER DE WIJNBOUWER

1.1.   Identificatie en ligging

 

1.

Aangevraagde vergunningen die zijn verleend maar in het kader waarvan nog geen aanplant heeft plaatsgevonden, en de overeenkomstige specifieke oppervlakte (de informatie moet compatibel zijn met de meldingen overeenkomstig artikel 33, lid 2, onder a), en de tabellen van deel IV van bijlage IV bij Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274).

 

2.

Aanplantrechten (per type) tot de uiterste datum voor omzetting in vergunningen zoals vastgesteld door de lidstaten (de informatie moet compatibel zijn met de kennisgeving die uiterlijk op 1 maart 2016 moest worden ingediend, als bedoeld in artikel 11 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/561 (1) en in tabel A van bijlage VII bij die verordening).

1.2.   Kenmerken van de met wijnstokken beplante oppervlakte(n) op de wijnbouwpercelen

Deze informatie moet voor elk wijnbouwperceel afzonderlijk in het dossier over de wijnbouwer worden opgenomen. Indien de wijnbouwpercelen homogeen genoeg zijn, kunnen de gegevens echter betrekking hebben op een geheel dat uit verscheidene aan elkaar grenzende (delen van) percelen bestaat, mits de identificatie van elk perceel gegarandeerd blijft.

 

1.

Oppervlakten(n) waarvoor de volgende vrijstellingen van het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken gelden:

 

a)

oppervlakten die worden aangeplant of herbeplant voor experimentele doeleinden (met inbegrip van oppervlakten met wijndruivenrassen die niet zijn ingedeeld overeenkomstig artikel 81 van Verordening (EU) nr. 1308/2013);

 

b)

oppervlakten die worden aangeplant of herbeplant voor de teelt van moederplanten voor entstokken.

 

2.

Oppervlakten die na 31 december 2015 zonder vergunning met wijnstokken zijn beplant en niet-toegestane oppervlakten die gerooid zijn (de informatie moet compatibel zijn met de mededeling overeenkomstig artikel 33, lid 1, onder e), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/274 en deel III van bijlage IV bij die verordening).

 

3.

Oppervlakten die vóór 1 januari 2016 zonder aanplantrecht met wijnstokken zijn beplant en oppervlakten met onrechtmatige aanplant die gerooid zijn (de informatie moet compatibel zijn met de mededelingen overeenkomstig artikel 58, lid 2, van Verordening (EG) nr. 555/2008 en de tabellen 3 en 7 van bijlage XIII bij die verordening).

 

  • (1) 
    Uitvoeringsverordening (EU) 2015/561 van de Commissie van 7 april 2015 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het vergunningenstelsel voor het aanplanten van wijnstokken (PB L 93 van 9.4.2015, blz. 12).
 

BIJLAGE V

BEGELEIDENDE DOCUMENTEN

  • A. 
    VOORSCHRIFTEN VOOR HET GEBRUIK VAN BEGELEIDENDE DOCUMENTEN

De in artikel 10, lid 2, bedoelde informatie wordt weergegeven in de vorm van gegevenselementen die zijn opgenomen in kolom nr. 1 van de onderstaande tabel.

Voor de in artikel 10, lid 1, eerste alinea, onder a), i) en iii), bedoelde documenten worden de gegevenselementen geïdentificeerd door de nummers en letters in de kolommen A en B van de in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 684/2009 opgenomen tabellen (kolom nr. 2 van de onderstaande tabel).

Voor de in artikel 10, lid 1, eerste alinea, onder a), ii), bedoelde documenten worden de gegevenselementen geïdentificeerd door de nummers en letters in Verordening (EEG) nr. 3649/92 (kolom nr. 3 van de onderstaande tabel).

De volgorde en de plaatsing van de gegevenselementen worden door de lidstaten vastgesteld op basis van de in afdeling B van deze bijlage vastgestelde regels.

 

1

2

3

Referentienummer: aan elke zending moet een referentienummer worden toegekend dat het mogelijk maakt die zending in de boeken van de afzender te identificeren. Dat nummer is, afhankelijk van het geval, het ARC-nummer, de OWB-code of het aan het begeleidend document (administratief of handelsdocument) toegewezen referentienummer van het vereenvoudigd begeleidend document.

Nr. 1d

Nr. 2

Afzender: volledige naam en adresgegevens, met inbegrip van de postcode, en, indien van toepassing, het accijnsnummer (volgens het systeem voor de uitwisseling van accijnsgegevens (SEED)) van de erkende entrepothouder of geregistreerde afzender.

Nr. 2

Nr. 1

Plaats van verzending: de daadwerkelijke plaats van verzending in het geval dat de goederen niet worden verzonden vanaf het adres van de afzender.

Nr. 3

Nr. 1

Geadresseerde: volledige naam en adresgegevens, met inbegrip van de postcode, en, indien van toepassing, het SEED-accijnsnummer van de erkende entrepothouder of geregistreerde geadresseerde.

Nr. 5

Nr. 4

Plaats van levering: de plaats waar de goederen daadwerkelijk worden geleverd in het geval dat zij niet op het adres van de geadresseerde worden geleverd.

Nr. 7

Nr. 7

Bevoegde autoriteiten van de plaats van verzending: naam en adres van de bevoegde autoriteit die is belast met de controle op het opstellen van het begeleidend document op de plaats van verzending. Dit gegeven hoeft alleen bij verzending naar een andere lidstaat en bij uitvoer uit de Unie te worden vermeld.

Nr. 10

Vak A

Vervoerder: naam en adres van de persoon die verantwoordelijk is voor het eerste vervoer (indien het een andere persoon dan de afzender betreft)

Nr. 15

Nr. 5

Andere gegevens betreffende het vervoer: a) het soort vervoermiddel (vrachtwagen, bestelwagen, tankwagen, personenwagen, wagon, tankwagon, vliegtuig, vaartuig); b) het kenteken of, voor vaartuigen, de naam (facultatieve vermeldingen). Bij verandering van vervoermiddel vermeldt de vervoerder die het product inlaadt, de volgende gegevens op de achterzijde van het document: — de datum van verzending, — het soort vervoermiddel en het kenteken in het geval van een voertuig of de naam in het geval van een vaartuig, — zijn familienaam en voornaam of zijn firmanaam, alsmede zijn postadres, met inbegrip van de postcode. Bij verandering van de plaats van levering: de werkelijke plaats van levering.

Nr. 16

Nr. 5

GN-code

Nr. 17c

Nr. 9

Omschrijving van het product: overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1308/2013 en eventuele geldende nationale bepalingen, en met name de verplichte aanduidingen.

Nr. 17p

Nr. 8

Omschrijving van de colli met goederen: identificatienummers en aantal colli, aantal verpakkingen binnen de colli. Voor andere documenten dan die bedoeld in artikel 10, lid 1, eerste alinea, onder a), i), mag de beschrijving worden vervolgd op een afzonderlijk blad dat aan elk exemplaar wordt gehecht. Daartoe kan een paklijst worden gebruikt.

Nr. 17.1

Nr. 8

In het geval van onverpakte producten: — voor wijnen, het effectieve alcoholgehalte, — voor ongegiste producten, de brekingsindex of de volumieke massa, — voor nog gistende producten, het totale alcoholgehalte, — voor wijnen met een gehalte aan suikerresidu dat meer dan 4 g per liter bedraagt, behalve het effectieve alcoholgehalte ook het totale alcoholgehalte.

Nr. 17 g en 17o

Nr. 8

Facultatieve vermeldingen voor onverpakte producten: wanneer wijnen bedoeld in de punten 1 tot en met 9, 15 en 16 van deel II van bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 onverpakt worden vervoerd, omvat de omschrijving van het product de in artikel 120 van die verordening bedoelde facultatieve aanduidingen voor zover die aanduidingen voorkomen in de etikettering of het de bedoeling is ze daarin op te nemen.

Nr. 17p

Nr. 8

Hoeveelheid: — in het geval van onverpakte producten, de totale nettohoeveelheid, — in het geval van verpakte producten, het aantal recipiënten die het product bevatten.

Nr. 17d/f en 17.l

Nr. 8

Certificeringen: certificering BOB, certificering BGA of certificering van het oogstjaar of van het wijndruivenras of de wijndruivenrassen: zie de artikelen 11 en 12.

Nr. 17l

Nr. 14

Categorie wijnbouwproducten

Nr. 17.2a

Nr. 8

Code wijnbouwzone

Nr. 17.2b

Nr. 8

Code wijnbehandeling

Nr. 17.2.1a

Nr. 8

Certificaat — uitvoercontrole indien van toepassing

Nr. 18

A

De datum waarop het vervoer begint en, indien voorgeschreven door de lidstaat op het grondgebied waarvan het vervoer begint, het uur van vertrek.

Nr. 18

Nr. 15

Visum van de bevoegde instantie van de plaats van verzending, voor andere documenten dan die bedoeld in artikel 10, lid 1, eerste alinea, onder a), i) (indien vereist).

Nr. 18

Nr. 15

  • B. 
    AANWIJZINGEN VOOR HET OPSTELLEN EN HET GEBRUIK VAN BEGELEIDENDE DOCUMENTEN
  • 1. 
    Algemene voorschriften
 
 

1.1.

Wanneer de in artikel 10, lid 1, eerste alinea, onder a), i), bedoelde documenten een ARC-nummer bevatten dat is toegewezen door een geautomatiseerd systeem, als bedoeld in artikel 21, lid 2, van Richtlijn 2008/118/EG, dan wel een OWB-code die is toegewezen door een door de lidstaat van verzending opgezet informatiesysteem, als bedoeld in artikel 10, lid 1, eerste alinea, onder a), iii), wordt de in afdeling A bedoelde informatie in het gebruikte systeem opgenomen.

 
 

1.2.

De in artikel 10, lid 1, eerste alinea, onder a), iii), tweede streepje, bedoelde documenten bevatten in het hoofd het logo van de Unie, de vermelding „Europese Unie”, de naam van de lidstaat van verzending, en een teken of logo ter identificatie van de lidstaat van verzending.

De in artikel 10, lid 1, eerste alinea, onder a), i) en ii), en onder a), iii), eerste streepje, bedoelde documenten mogen de in de eerste alinea van dit punt bedoelde elementen bevatten.

 
 

1.3.

De vermeldingen op de in artikel 10, lid 1, bedoelde documenten zijn leesbaar en onuitwisbaar ingevuld. Het document mag doorhalingen noch verbeteringen bevatten.

Elke voorgeschreven kopie van een document wordt voorzien van de vermelding „kopie” of van een gelijkwaardige vermelding.

 
 

1.4.

Eén enkel document kan worden opgesteld om vanaf eenzelfde afzender naar eenzelfde geadresseerde middels één zending het volgende te vervoeren:

 

a)

verscheidene partijen die tot dezelfde productcategorie behoren; of

 

b)

verscheidene partijen die tot verschillende productcategorieën behoren, voor zover die partijen zich bevinden in recipiënten met een nominale inhoud van ten hoogste 60 liter die zijn geëtiketteerd en zijn voorzien van een sluiting die niet opnieuw kan worden gebruikt.

 
 

1.5.

In het in artikel 17, lid 1, bedoelde geval of in het geval dat de bevoegde autoriteit het begeleidende document voor de zending opstelt, is het document slechts geldig indien het vervoer begint uiterlijk op de vijfde werkdag die volgt op, naargelang van het geval, de datum van validering of de dag waarop het document is opgesteld.

 
 

1.6.

In het geval dat producten in gescheiden compartimenten van dezelfde vervoersrecipiënt worden vervoerd of tijdens een transport worden vermengd, moet voor elk deel een begeleidend document worden opgesteld, ongeacht of dat deel afzonderlijk wordt vervoerd dan wel wordt opgenomen in een mengsel. Op dit document wordt overeenkomstig de door elke lidstaat vastgestelde regels het gebruik van het mengsel vermeld.

De lidstaten kunnen de afzenders of een gemachtigde echter toestaan slechts één enkel begeleidend document op te stellen voor de totale door de menging verkregen hoeveelheid product. In dat geval bepaalt de bevoegde instantie op welke wijze het bewijs moet worden geleverd van de categorie, de oorsprong en de hoeveelheid van de verschillende geladen producten.

  • 2. 
    Bijzondere voorschriften

2.1.   Vermeldingen die tot de omschrijving van het product behoren

 

a)

Productcategorie

Beschrijf zo nauwkeurig mogelijk het soort product aan de hand van een vermelding die in overeenstemming is met de Unievoorschriften, bijvoorbeeld: wijn met BOB of BGA/wijn zonder BOB of BGA/cepagewijn zonder BOB/BGA/druivenmost voor wijn met BOB of BGA/wijn van een bepaald oogstjaar zonder BOB/BGA.

 

b)

Vervoer als onverpakt product

Wanneer wijnen bedoeld in de punten 1 tot en met 9, 15 en 16 van deel II van bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 onverpakt worden vervoerd, omvat de omschrijving van het product de in artikel 120 van die verordening bedoelde facultatieve aanduidingen voor zover die aanduidingen voorkomen in de etikettering of het de bedoeling is ze daarin op te nemen.

 

c)

Alcoholgehalte en volumieke massa

In het geval van producten die onverpakt of in niet-geëtiketteerde recipiënten met een nominale inhoud van ten hoogste 60 liter worden vervoerd:

 

i)

wordt het effectieve alcoholgehalte van de wijn, behalve voor jonge, nog gistende wijnen, of het totale alcoholgehalte van jonge, nog gistende wijnen en van gedeeltelijk gegiste druivenmost uitgedrukt in % vol en tienden van een % vol;

 

ii)

wordt de brekingsindex van druivenmost bepaald volgens de door de Unie erkende meetmethode. Vermeld wordt het resultaat daarvan, uitgedrukt als potentieel alcoholgehalte in % vol. In plaats van dit gegeven kan de volumieke massa worden vermeld, uitgedrukt in gram per cm3;

 

iii)

wordt de volumieke massa van druivenmost waarvan de gisting door toevoeging van alcohol is gestuit, uitgedrukt in gram per cm3 en wordt het effectieve alcoholgehalte van dit product uitgedrukt in % vol en tienden % vol;

 

iv)

wordt het suikergehalte van geconcentreerde druivenmost, van gerectificeerde geconcentreerde druivenmost en van geconcentreerd druivensap uitgedrukt in het totale suikergehalte in gram per liter of per kilogram;

 

v)

kan het effectieve alcoholgehalte van druivendraf en wijnmoer facultatief worden vermeld, uitgedrukt in liter zuivere alcohol per 100 kg.

Deze gegevens worden uitgedrukt met gebruikmaking van de overeenstemmingstabellen die door de Unie zijn erkend in de voorschriften betreffende de analysemethoden.

 

d)

Toleranties

Onverminderd de bepalingen van de Unie waarbij grenswaarden voor bepaalde wijnbouwproducten zijn vastgesteld, worden de volgende toleranties gehanteerd:

 

i)

voor de vermelding van het effectieve of het totale alcoholgehalte, een tolerantie van ± 0,2 % vol;

 

ii)

voor de vermelding van de volumieke massa, een tolerantie van 6 tienduizendsten (± 0,0006);

 

iii)

voor de vermelding van het suikergehalte, een tolerantie van ± 3 %.

 

e)

Andere vermeldingen voor onverpakt vervoerde producten:

 

i)

Wijnbouwzone

De wijnbouwzone van oorsprong van het vervoerde product wordt overeenkomstig de in aanhangsel I van bijlage VII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013 opgenomen definities vermeld met gebruikmaking van de volgende afkortingen: A, B, C I, C II, C III a) en C III b).

 

ii)

Verrichtingen die hebben plaatsgevonden

De verrichtingen die het vervoerde product heeft ondergaan, worden vermeld aan de hand van de volgende tussen haakjes geplaatste cijfers:

 

0

het product heeft geen enkele van de hierna genoemde verrichtingen ondergaan;

1

het product is verrijkt;

2

het product is aangezuurd;

3

het product is ontzuurd;

4

het product is verzoet;

5

het product is het resultaat van een verwerking tot distillatiewijn;

6

aan het product is een product toegevoegd dat van oorsprong is uit een andere geografische eenheid dan de in de omschrijving vermelde eenheid;

7

aan het product is een product toegevoegd dat is verkregen van een ander wijnstokras dan het in de omschrijving vermelde ras;

8

aan het product is een product toegevoegd dat is geoogst in een ander jaar dan het in de omschrijving vermelde jaar;

9

het product is bereid met gebruikmaking van stukjes eikenhout;

10

bij de bereiding van het product is op experimentele basis een nieuw oenologisch procedé toegepast;

11

het alcoholgehalte van het product is gecorrigeerd;

12

andere, die moeten worden gepreciseerd. Voorbeelden:

 

a)

voor een wijn van oorsprong uit zone B die is verrijkt, wordt vermeld: B (5);

 

b)

voor druivenmost van oorsprong uit zone C III b) die is aangezuurd, wordt vermeld: C III b) (2).

De vermeldingen over de wijnbouwzone en over de verrichtingen vormen een aanvulling op de andere vermeldingen die tot de omschrijving van het product behoren, en worden in hetzelfde gezichtsveld aangebracht als die andere vermeldingen.

2.2.   Vermeldingen over de nettohoeveelheid

 

a)

voor druiven, geconcentreerde druivenmost, gerectificeerde geconcentreerde druivenmost en geconcentreerd druivensap en voor druivendraf en wijnmoer: in ton of in kilogram, aangegeven met het symbool „t” respectievelijk „kg”;

 

b)

voor andere producten: in hectoliter of in liter, aangegeven met het symbool „hl” respectievelijk „l”.

Voor de vermelding van de hoeveelheid van onverpakt vervoerde producten geldt een tolerantie van 1,5 % van de totale nettohoeveelheid.

  • C. 
    SPECIAAL STEMPEL ALS BEDOELD IN ARTIKEL 10, LID 3, EERSTE ALINEA, ONDER b), i)
 
 

1.

Symbool van de lidstaat

 
 

2.

Territoriaal bevoegde autoriteit

 
 

3.

Waarmerk

  • D. 
    VERMELDINGEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13, LID 2
 

In het Bulgaars

:

Изнесено: Декларация за износ № … от [дата]

In het Deens

:

Udførsel: Udførselsangivelse-nr.: … af [dato]

In het Duits

:

Ausgeführt: Ausfuhranmeldung Nr. … vom [Datum]

In het Engels

:

Exported: Export declaration No … of [date]

In het Ests

:

Eksporditud: Ekspordideklaratsiooni nr …, … [kuupäev]

In het Fins

:

Viety: Vienti-ilmoitus nro …, … [päiväys]

In het Frans

:

Exporté: Déclaration d'exportation no … du [date]

In het Grieks

:

Εξαχθέν: Δήλωση εξαγωγής αριθ. … της [ημερομηνία]

In het Hongaars

:

Exportálva: Exportnyilatkozat-sz.: …, [dátum]

In het Italiaans

:

Esportato: Dichiarazione di esportazione n. … del [data]

In het Kroatisch

:

Izvezeno: Izvozna deklaracija br. ….[datum]

In het Lets

:

Eksportēts: [datums] Eksporta deklarācija Nr. …

In het Litouws

:

Eksportuota: Eksporto deklaracija Nr. …, [data]

In het Maltees

:

Esportat: Dikjarazzjoni tal-esportazzjoni nru … ta” [data]

In het Nederlands

:

Uitgevoerd: Uitvoeraangifte nr. … van [datum]

In het Pools

:

Wywieziono: Zgłoszenie eksportowe nr … z dnia [data]

In het Portugees

:

Exportado: Declaração de exportação n.o … de [data]

In het Roemeens

:

Exportat: Declarație de export nr. … din [data]

In het Sloveens

:

Izvoženo: Izvozna deklaracija št. … z dne [datum]

In het Slowaaks

:

Vyvezené: Vývozné vyhlásenie č. … zo dňa [dátum]

In het Spaans

:

Exportado: Declaración de exportación no … de [fecha]

In het Tsjechisch

:

Vyvezeno: Vývozní prohlášení č. … ze dne [datum]

In het Zweeds

:

Exporterad: Export deklaration nr … av den [datum].

 

BIJLAGE VI

CERTIFICAAT VAN OORSPRONG OF HERKOMST EN VAN DE KENMERKEN VAN WIJNBOUWPRODUCTEN, HET WIJNOOGSTJAAR OF HET (DE) DRUIVENRASSEN WAARVAN DE PRODUCTEN ZIJN VERKREGEN, EN VAN DE BOB OF BGA VAN WIJNEN VAN DE UNIE

(artikel 11, lid 1, en artikel 12, lid 1)

DEEL I

Relevante informatie als bedoeld in artikel 11, lid 1, en artikel 12, lid 1, onder a)

Informatie die moet worden vermeld in vak 17l van het begeleidend document of op het handelsdocument dat wordt gebruikt overeenkomstig artikel 21, lid 6, van Richtlijn 2008/118/EG of artikel 12, lid 1, onder a), van deze verordening

Ik, ondergetekende, verantwoordelijk voor de hier vermelde producten, verklaar dat deze producten zijn geproduceerd en gebotteld in [lidstaat of Europese Unie] en dat:

 

1.

zij voldoen aan de voorschriften voor etikettering en presentatie met betrekking tot:

 

a)

de beschermde oorsprongsbenaming (BOB) of beschermde geografische aanduiding (BGA) nr. […, …], geregistreerd in het door de Unie aangelegde „E-Bacchusregister”, overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 607/2009;

 

b)

het wijnoogstjaar, overeenkomstig artikel 120 van Verordening (EU) nr. 1308/2013;

 

c)

het wijndruivenras of de wijndruivenrassen („cepagewijnen”), overeenkomstig de artikelen 81 en 120 van Verordening (EU) nr. 1308/2013;

 

2.

alle producten voldoen aan de bepalingen inzake de productie en het vrijgeven van producten voor rechtstreekse menselijke consumptie overeenkomstig de wetgeving van de Unie;

 

3.

de producten zijn geproduceerd aan de hand van erkende productiemethoden en niet specifiek zijn geproduceerd voor de uitvoer, en

 

4.

het authentieke producten betreft die geschikt zijn voor menselijke consumptie in de Unie.

 

Handtekening en datum

Naam en functie van de producent/verwerker

Door de bevoegde autoriteit toegewezen administratieve referentie

„ARC-nummer” of „OWB-code”

DEEL II

Specifiek uitvoercertificaat als bedoeld in artikel 12, lid 1, onder b)

  • A. 
    MODEL
 

UITVOERCERTIFICAAT VOOR WIJN

Voor wijnen die vanuit de Europese Unie worden uitgevoerd naar …

Dit is een multifunctioneel certificaat, opgesteld overeenkomstig artikel 12 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/273 en gebruikt als

certificaat van oorsprong, gezondheidscertificaat en certificaat van echtheid

Europese Unie

 

2.

Afzender:

 

2a.

Identificatie:

A.

Exporteur:

 

Aa.

Identificatie:

3.

Plaats van verzending:

A1.

Bedrijfsruimte:

5.

Identiteit van het vervoermiddel (soort):

6.

Referentie:

B.

Importeur:

Ba.

Plaats van levering:

17p.

Omschrijving

17df.

Hoeveelheid (liter)

Bijzonderheden

17l.

Certificering:

Ik, ondergetekende, verantwoordelijk voor deze producten voor uitvoer, verklaar dat de volgende informatie correct is:

De hierboven vermelde producten zijn geproduceerd en gebotteld in de Europese Unie/in …

Alle producten voldoen aan de bepalingen inzake de productie en het vrijgeven van producten voor rechtstreekse menselijke consumptie overeenkomstig het recht van de EU.

De producten zijn geproduceerd aan de hand van normale en erkende productiemethoden en zijn niet specifiek geproduceerd voor de uitvoer en

het betreft authentieke producten die geschikt zijn voor menselijke consumptie in de Europese Unie.

De hierboven vermelde producten zijn geproduceerd en gebotteld overeenkomstig de EU-voorschriften als wijnen:

 

met een beschermde oorsprongsbenaming (BOB) of beschermde geografische aanduiding (BGA), die is geregistreerd in het door de Unie aangelegde „E-Bacchusregister” overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 607/2009;

 

met aanduiding van het wijnoogstjaar, overeenkomstig artikel 120 van Verordening (EU) nr. 1308/2013;

 

met aanduiding van het wijndruivenras of wijndruivenrassen („cepagewijnen”), overeenkomstig de artikelen 81 en 120 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.

Aanvullende certificering (facultatief)

Logo van de lidstaat

10.

De controleautoriteiten bevestigen dat de afzender van de in dit certificaat omschreven wijnbouwproducten is geregistreerd door en valt onder …met de verplichting dat alle wijnbouwproducten worden geregistreerd en worden onderworpen aan toezicht en inspectie door de bevoegde autoriteiten.

18.

Handtekening

Datum:

18a.

Door de bevoegde autoriteiten toegewezen unieke administratieve referentie

Naam en functie

(artikel 10, lid 1, eerste alinea, onder a), i) en iii), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/273)

ARC/OWB

De afzender (of diens vertegenwoordiger) die de bovenstaande gegevens certificeert

(artikel 12, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/273)

  • B. 
    VOORSCHRIFTEN VOOR HET GEBRUIK VAN HET SPECIFIEKE UITVOERCERTIFICAAT

De in het certificaat op te nemen informatie, als bedoeld in artikel 12, lid 1, onder b), wordt weergegeven in de vorm van gegevenselementen die zijn opgenomen in kolom nr. 1 van de onderstaande tabel.

Die elementen worden geïdentificeerd door de nummers en letters in kolom nr. 2 van de onderstaande tabel:

 

1

2

Afzender: volledige naam en adres, met inbegrip van de postcode

Identificatie: het accijnsnummer (volgens het systeem voor de uitwisseling van accijnsgegevens (SEED)) of een verwijzing naar het nummer in de lijst of het register als bedoeld in artikel 8, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/273 van de Commissie

Nr. 2

Plaats van verzending: de daadwerkelijke plaats van verzending in het geval dat de goederen niet worden verzonden vanaf het adres van de afzender.

Nr. 3

Exporteur: volledige naam en adresgegevens

Nr. A

Bedrijfsruimte: de daadwerkelijke plaats van verzending in het geval dat de goederen niet worden verzonden vanaf het adres van de exporteur.

Nr. A1

Identiteit van het vervoermiddel: container, vaartuig, vliegtuig ….

Nr. 5

Referentie: naam en identiteit van het vervoermiddel

Nr. 6

Importeur: volledige naam en adresgegevens

Nr. B

Plaats van levering: de plaats waar de goederen daadwerkelijk worden geleverd in het geval dat zij niet op het adres van de importeur worden geleverd.

Nr. Ba

Logo van de lidstaat van verzending en naam, adres en contactpersoon van de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het controleren van de afzender op de plaats van verzending

Facultatieve specifieke vereisten: bevestiging door de controleautoriteiten van het volgende: „Er is voorzien in een interne kwaliteitscontrole met het oog op de overeenstemming van de producten.”

Nr. 10

Omschrijving van het product: overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1308/2013 en eventuele geldende nationale bepalingen, en met name de verplichte aanduidingen. Voor bijzonderheden van de omschrijving kan in dit vak worden verwezen naar afzonderlijke documenten.

Nr. 17p

Hoeveelheid: — in het geval van onverpakte producten, de totale nettohoeveelheid, — in het geval van verpakte producten, het aantal recipiënten die het product bevatten

Nr. 17d/f

Certificering:

certificering van oorsprong of herkomst en van de naleving van de bepalingen inzake de productie en het vrijgeven van producten voor rechtstreekse menselijke consumptie overeenkomstig het Unierecht, onder gebruikmaking van normale en goedgekeurde productiemethoden (oenologische praktijken, technische hulpstoffen en additieven);

certificering van de BOB of BGA, certificering van het wijnoogstjaar of het wijndruivenras of de wijndruivenrassen, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1308/2013.

Aanvullende certificering (facultatief): kan door de afzender worden ingevuld met een of meer van de volgende facultatieve vermeldingen:

 

Mijn bedrijf past een kwaliteitsbeheerssysteem toe.

 

De vervaardiging en de verkoop van de bovengenoemde producten zijn toegestaan in de EU overeenkomstig nationale en EU-wetgeving.

 

Een aselecte steekproef van de producten wordt onderzocht in officiële laboratoria.

 

Op basis van een analyse door een derde partij is de radioactiviteit van cesium 134 + 137 voor deze producten niet hoger dan [gelijk aan] … Bq/kg (zie bijgevoegde documentatie en testrapporten)

 

Andere certificering

Nr. 17l

Handtekening, naam en functie van de ondertekenaar en datum van ondertekening

Nr. 18

Referentienummer: aan elk certificaat moet een referentienummer worden toegekend dat het mogelijk maakt die zending in de boeken van de afzender te identificeren. Dat nummer is, afhankelijk van het geval, het ARC-nummer dat of de OWB-code die is toegewezen aan het begeleidend document (administratief of handelsdocument).

Nr. 18a

 

BIJLAGE VII

VEREISTEN VOOR HET VI-1-DOCUMENT EN DE VI-2-UITTREKSELS

DEEL I

Model van het VI-1-document als bedoeld in artikel 22

 

1.

Exporteur (naam en adres)

DERDE LAND VAN AFGIFTE:

VI 1

Volgnummer

DOCUMENT VOOR DE INVOER IN DE EUROPESE UNIE VAN WIJN, DRUIVENSAP OF DRUIVENMOST

2.

Geadresseerde (naam en adres)

3.

Douanestempel (niet invullen, uitsluitend voor EU-gebruik)

4.

Wijze van en bijzonderheden betreffende het vervoer

5.

Plaats van lossing (indien verschillend van 2)

6.

Omschrijving van het ingevoerde product

7.

Hoeveelheid in l/hl/kg (1)

8.

Aantal recipiënten

9.

CERTIFICAAT

Het hierboven omschreven product (2) ☐ is/☐ is niet bestemd voor rechtstreekse menselijke consumptie, voldoet aan de definities en wijncategorieën van de Europese Unie en is bereid overeenkomstig oenologische procedés die zijn (2) ☐ aanbevolen en gepubliceerd door de OIV/☐ toegestaan door de Unie.

Volledige naam en adresgegevens van de bevoegde autoriteit:

Plaats en datum:

Stempel:

Handtekening, naam en functie van de functionaris:

10.

ANALYSEVERSLAG (met de analytische kenmerken van het hierboven omschreven product)

VOOR DRUIVENMOST EN DRUIVENSAP

 

Volumieke massa:

VOOR WIJN EN GEDEELTELIJK GEGISTE DRUIVENMOST

Totaal alcoholgehalte:

Effectief alcoholgehalte:

VOOR ALLE PRODUCTEN

Totaal droge stof:

Totaal zwaveldioxidegehalte:

Totaalgehalte aan zuren:

Gehalte aan vluchtige zuren:

Gehalte aan citroenzuur:

Volledige naam en adresgegevens van de aangewezen instantie of dienst (laboratorium):

Stempel:

Plaats en datum:

Handtekening, naam en functie van de functionaris:

Aangerekende hoeveelheden (hoeveelheden die in het vrije verkeer zijn gebracht of waarvoor uittreksels zijn afgegeven)

 

Hoeveelheid

11.

Nummer en datum van het douanedocument waarmee de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht en van het uittreksel

12.

Volledige naam en adresgegevens van de geadresseerde (uittreksel)

13.

Stempel van de bevoegde autoriteit

Beschikbaar

     

Aangerekend

Beschikbaar

     

Aangerekend

Beschikbaar

     

Aangerekend

Beschikbaar

     

Aangerekend

14.

Andere opmerkingen

DEEL II

Model van het VI-2-uittreksel als bedoeld in artikel 22

 

EUROPESE UNIE

LIDSTAAT VAN AFGIFTE:

1.

Afzender (naam en adres)

VI 2

Volgnummer

UITTREKSEL VAN EEN DOCUMENT VOOR DE INVOER IN DE EUROPESE UNIE VAN WIJN, DRUIVENSAP OF DRUIVENMOST

2.

Geadresseerde (naam en adres)

3.

Uittreksel van het VI-1-document

4.

Uittreksel van het VI-2-uittreksel

nr.

nr.

afgegeven door (naam van het derde land):

geviseerd door (naam en volledig adres van het douanekantoor van de Unie):

op:

op:

5.

Omschrijving van het ingevoerde product

6.

Hoeveelheid in l/hl/kg (3)

7.

Aantal recipiënten

8.

VERKLARING VAN DE AFZENDER (4)

Voor het hierboven omschreven product is het in vak 3 vermelde VI-1-document ☐/het in vak 4 vermelde uittreksel ☐ opgesteld, omvattende:

☐ een CERTIFICAAT waarbij wordt bevestigd dat het hierboven omschreven product ☐ bestemd is/☐ niet bestemd is voor rechtstreekse menselijke consumptie, voldoet aan de definities en wijncategorieën van de Europese Unie en is bereid overeenkomstig oenologische procedés (4) die zijn ☐ aanbevolen en gepubliceerd door de OIV/☐ toegestaan door de Unie.

☐ een ANALYSEVERSLAG waarbij wordt bevestigd dat dit product de volgende analytische kenmerken vertoont:

VOOR DRUIVENMOST EN DRUIVENSAP

 

Volumieke massa:

VOOR WIJN EN GEDEELTELIJK GEGISTE DRUIVENMOST

Totaal alcoholgehalte:

Effectief alcoholgehalte:

VOOR ALLE PRODUCTEN

Totaal droge stof:

Totaal zwaveldioxidegehalte:

Totaalgehalte aan zuren:

Gehalte aan vluchtige zuren:

Gehalte aan citroenzuur:

☐ een ANNOTATIE (4) van de bevoegde instantie die bevestigt dat:

 

de wijn waarop dit document betrekking heeft, in het wijnbouwgebied is geproduceerd en dat de in vak 5 vermelde geografische aanduiding aan deze wijn is toegekend overeenkomstig de voorschriften van het land van oorsprong;

 

de aan deze wijn toegevoegde alcohol uit wijnbouwproducten is verkregen.

Handtekening:

9.

DOUANE

Voor eensluidend gewaarmerkt afschrift

Plaats en datum:

Handtekening:

Stempel:

Volledige naam en adresgegevens van het douanekantoor:

Aangerekende hoeveelheden (hoeveelheden die in het vrije verkeer zijn gebracht of waarvoor uittreksels zijn afgegeven)

 

Hoeveelheid

10.

Nummer en datum van het douanedocument waarmee de goederen in het vrije verkeer zijn gebracht en van het uittreksel

11.

Volledige naam en adresgegevens van de geadresseerde (uittreksel)

12.

Stempel van de bevoegde autoriteit

Beschikbaar

     

Aangerekend

Beschikbaar

     

Aangerekend

Beschikbaar

     

Aangerekend

Beschikbaar

     

Aangerekend

13.

Andere opmerkingen

DEEL III

Aanwijzingen voor het invullen van het VI-1-document en de VI-2-uittreksels

Het VI-1-document en de VI-2-uittreksels moeten worden ingevuld in machineschrift of met de hand of door middel van andere technieken die door een officiële instantie als gelijkwaardig zijn erkend. Wanneer uittreksels met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te geschieden. Schrappingen of overschrijvingen zijn niet toegestaan. Eventuele wijzigingen worden aangebracht door de onjuiste gegevens door te halen en, in voorkomend geval, de gewenste gegevens toe te voegen. Elke aldus aangebrachte wijziging moet door de schrijver ervan worden goedgekeurd en, naargelang van het geval, door de bevoegde instantie, het aangewezen laboratorium of de douaneautoriteiten worden geviseerd.

  • A. 
    Afdrukken van het VI-1-document en de VI-2-uittreksels
 
 

1.

Het formaat van het formulier moet ongeveer 210 × 297 mm zijn.

 
 

2.

Het document en de uittreksels moeten in een van de officiële talen van de Unie worden gedrukt. Voor VI-2-uittreksels wordt de taal van de uittreksels vastgesteld door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de uittreksels moeten worden geviseerd.

  • B. 
    Invullen van het VI-1-document en de VI-2-uittreksels

Het document en de uittreksels moeten worden ingevuld in de taal waarin zij zijn gedrukt.

Elk document of uittreksel wordt voorzien van een volgnummer dat wordt toegekend:

 

a)

in het geval van het VI-1-document door de bevoegde instantie die het deel „certificaat” invult,

 

b)

voor de VI-2-uittreksels door het douanekantoor dat deze viseert.

  • C. 
    Inhoud
 

Vak 1

:

Exporteur: volledige naam en volledig adres in het betrokken derde land

Vak 2

:

Geadresseerde: volledige naam en volledig adres in de EU

Vak 4

:

(VI-1-document) Wijze van en bijzonderheden betreffende het vervoer:

 

Vermeld alleen het middel voor vervoer naar de plaats van binnenkomst in de EU

 

Vermeld wijze van vervoer (vaartuig, vliegtuig enz.); vermeld de naam van het schip enz.

Vak 6

:

(Vak 5 voor VI-2) Omschrijving van het ingevoerde product:

 

verkoopbenaming (zoals vermeld op het etiket, bv. naam van de producent of het wijnbouwgebied, merknaam enz.),

 

naam van het land van herkomst,

 

de geografische aanduiding, voor zover de wijn voor een dergelijke aanduiding in aanmerking komt,

 

effectief alcoholvolumegehalte,

 

kleur van het product („rood”, „rosé” of „wit”),

 

code van de gecombineerde nomenclatuur (GN-code).

DEEL IV

Lijst van de in artikel 21, onder b), artikel 26 en artikel 27 bedoelde derde landen

 

A.

Lijst van derde landen als bedoeld in artikel 21, onder b):

 

Australië

 

Chili

 

B.

Lijst van derde landen als bedoeld in artikel 26:

 

Australië

 

Chili

 

Verenigde Staten van Amerika

 

C.

Lijst van derde landen als bedoeld in artikel 27:

—.

 

  • (1) 
    Doorhalen wat niet van toepassing is.
  • (2) 
    Plaats een kruisje in het desbetreffende vakje.
  • (3) 
    Doorhalen wat niet van toepassing is.
  • (4) 
    Plaats een kruisje in het desbetreffende vakje.
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.