Verordening 2018/673 - Wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen

1.

Wettekst

4.5.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

LI 114/1

 

VERORDENING (EU, Euratom) 2018/673 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 3 mei 2018

tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 224,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Gezien het advies van de Rekenkamer (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 van het Europees Parlement en de Raad (4) voert een specifieke Europese rechtsstatus in ten behoeve van Europese politieke partijen en daaraan verbonden Europese politieke stichtingen en voorziet in de financiering van die partijen en stichtingen uit de algemene begroting van de Europese Unie.

 

(2)

Het is gebleken dat Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 dient te worden gewijzigd om het doel ervan, namelijk het aanmoedigen en steunen van Europese politieke partijen en daaraan verbonden Europese politieke stichtingen bij hun streven een stevige band tot stand te brengen tussen het Europese maatschappelijk middenveld en de instellingen van de Unie, met name het Europees Parlement, beter te kunnen verwezenlijken.

 

(3)

In verband met wijzigingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (5) („het Financieel Reglement”) moet de definitie van „nationaal contactpunt” worden herzien. De relevante autoriteiten van de lidstaten moeten één of meer personen specifiek belasten met de uitwisseling van informatie in het kader van de toepassing van deze verordening. Daartoe zouden zij kunnen kiezen uit personen of instanties die reeds zijn belast met zaken die verband houden met het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting dat is opgezet en wordt beheerd door de Commissie om de financiële belangen van de Unie te beschermen.

 

(4)

Het is nodig er beter voor te zorgen dat Europese politieke partijen en daaraan verbonden Europese politieke stichtingen een daadwerkelijk transnationale dimensie hebben om een specifieke Europese rechtsstatus te verkrijgen door middel van registratie. Om de band tussen de politiek op nationaal niveau en die op Unieniveau te versterken en te voorkomen dat een en dezelfde nationale partij op oneigenlijke wijze meerdere Europese politieke partijen van een soortgelijke of identieke politieke richting opricht, mogen leden van eenzelfde nationale politieke partij niet in aanmerking worden genomen om te bepalen of de verschillende politieke allianties voldoen aan de minimale vertegenwoordigingsvereisten die van toepassing zijn op de registratie van die allianties als Europese politieke partij. Voor die minimale vertegenwoordigingsvereisten mogen derhalve slechts politieke partijen en geen individuele personen in aanmerking te worden genomen.

 

(5)

Europese politieke partijen en daaraan verbonden Europese politieke stichtingen dienen in staat te worden gesteld een groter deel van de kredieten te gebruiken die met het oog op hun financiering in de algemene begroting van de Europese Unie zijn opgenomen. Het maximale aandeel van de financiële bijdragen of subsidies uit de algemene begroting van de Europese Unie in de jaarlijkse vergoedbare kosten die in de begroting van een Europese politieke partij zijn opgenomen en in de subsidiabele kosten die een Europese politieke stichting heeft gemaakt, moet derhalve worden verhoogd.

 

(6)

Met het oog op transparantie en ter versterking van enerzijds het toezicht op en de democratische verantwoordingsplicht van de Europese politieke partijen en anderzijds de banden tussen Europese maatschappelijke organisaties en de instellingen van de Unie, met name het Europees Parlement, dient aan de toegang tot financiering uit de algemene begroting van de Europese Unie de voorwaarde te worden verbonden dat het politieke programma en het logo van de betrokken Europese politieke partij door de daarbij aangesloten EU-partijen op een duidelijk zichtbare en gebruikersvriendelijke wijze worden bekendgemaakt. Opneming van informatie over de genderbalans in iedere partij die is aangesloten bij de Europese politieke partij moet worden aangemoedigd.

 

(7)

Met het oog op een meer evenredige toewijzing van de middelen uit de algemene begroting van de Europese Unie, op een wijze die objectief in overeenstemming is met de electorale steun voor een Europese politieke partij, dient er een sterker verband te bestaan tussen de financiering van de Europese politieke partijen en, bij uitbreiding, van de daaraan verbonden Europese politieke stichtingen, en de aantoonbare steun van de kiezers. De regels voor de verdeling van de financiering dienen derhalve te worden aangepast om deze beter af te stemmen op het aantal zetels dat elke Europese politieke partij in het Europees Parlement heeft.

 

(8)

Indien een Europese politieke partij of een Europese politieke stichting door gewijzigde omstandigheden niet langer voldoet aan een of meer van de registratiecriteria, dient zij uit het register te worden geschrapt.

 

(9)

Met het oog op de rechtszekerheid en transparantie dient uitdrukkelijk te worden bepaald dat een Europese politieke partij of een Europese politieke stichting binnen een redelijke termijn uit het register kan worden geschrapt, indien zij onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt en op basis van de verstrekte informatie is besloten tot registratie van die partij of stichting.

 

(10)

De bescherming van de financiële belangen van de Unie dient te worden versterkt door te bepalen dat in geval van inbreuk de ten onrechte uitgekeerde bijdragen uit de algemene begroting van de Europese Unie daadwerkelijk worden teruggevorderd van de natuurlijke personen die voor de inbreuk verantwoordelijk zijn, rekening houdend, in voorkomend geval, met de uitzonderlijke omstandigheden met betrekking tot die natuurlijke personen.

 

(11)

Teneinde de gevolgen van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014, zoals gewijzigd bij deze verordening, te evalueren aan de hand van uitvoerige informatie over de praktische werking ervan, dient de datum van de voorgestelde volledige toetsing te worden uitgesteld. Bij die volledige toetsing moet bijzondere aandacht worden verleend aan de implicaties voor de positie van kleine Europese politieke partijen en de daaraan verbonden Europese politieke stichtingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 als gewijzigd bij deze verordening.

 

(12)

De nieuwe voorschriften inzake de bekendmaking van het politieke programma en het logo van de Europese politieke partijen dienen zo veel mogelijk reeds van toepassing te zijn ten aanzien van verzoeken om financiering voor 2019, het jaar waarin de eerstvolgende verkiezingen voor het Europees Parlement zullen plaatsvinden. Er moet derhalve in deze verordening in een overgangsregeling worden voorzien.

 

(13)

Ten einde ervoor te zorgen dat de wijzigingen op Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 die bij deze verordening worden aangebracht tijdig van toepassing zijn, moet deze verordening in werking treden op de datum van de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

 

(14)

Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Overweging 12 wordt vervangen door:

 

„(12)

Europese politieke partijen en daaraan verbonden Europese politieke stichtingen die als zodanig op Unieniveau erkenning willen in de vorm van een Europese rechtsstatus en middelen uit de algemene begroting van de Europese Unie willen ontvangen, dienen bepaalde beginselen in acht te nemen en aan bepaalde voorwaarden te voldoen. Europese politieke partijen en daaraan verbonden Europese politieke stichtingen dienen met name, en in het bijzonder in hun programma en activiteiten, de waarden te eerbiedigen waarop de Unie berust, zoals bedoeld in artikel 2 VEU, te weten eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren.”.

 

2)

De volgende overweging wordt ingevoegd:

 

„(30 bis)

Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) heeft tot taak overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad (*1) strafbare feiten in de context van de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen te onderzoeken die de financiële belangen van de Unie schaden, in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad (*2). De verplichting krachtens artikel 24 van Verordening (EU) 2017/1939 geldt voor de Autoriteit.

(*1)  Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie („EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1)."

(*2)  Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).”"

 

3)

In artikel 2 wordt punt 10 vervangen door:

„(10)   „nationaal contactpunt”: één of meer personen die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat specifiek is/zijn belast met de uitwisseling van informatie inzake de toepassing van deze verordening;”.

 

4)

Artikel 3, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in punt b) wordt de eerste alinea vervangen door:

„de bij haar aangesloten partijen worden in ten minste een vierde van de lidstaten vertegenwoordigd door leden van het Europees Parlement, of leden van nationale dan wel regionale parlementen, of leden van regionale assemblees, of”;

 

b)

het volgende punt wordt ingevoegd:

 

„(b bis)

de bij haar aangesloten partijen zijn geen lid van een andere Europese politieke partij.”.

 

5)

De eerste alinea van artikel 10, lid 3, wordt vervangen door:

„Het Europees Parlement, handelend op eigen initiatief of naar aanleiding van een met redenen omkleed verzoek van een groep burgers ingediend overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van zijn Reglement, of de Raad dan wel de Commissie kan bij de Autoriteit een verzoek indienen tot verificatie van de naleving door een specifieke Europese politieke partij of Europese politieke stichting van de in artikel 3, lid 1, onder c) en artikel 3, lid 2, onder c), vastgelegde voorwaarden. In dergelijke gevallen en in de in artikel 16, lid 3, onder a), bedoelde gevallen, vraagt de Autoriteit het overeenkomstig artikel 11 opgerichte comité van onafhankelijke vooraanstaande personen om advies ter zake. Het comité brengt zijn advies binnen twee maanden uit.”.

 

6)

In artikel 17 wordt lid 4 vervangen door:

„4.   Financiële bijdragen of subsidies uit de algemene begroting van de Europese Unie bedragen niet meer dan 90 % van de jaarlijkse vergoedbare kosten die in de begroting van een Europese politieke partij zijn opgenomen en niet meer dan 95 % van de subsidiabele kosten die een Europese politieke stichting heeft gemaakt. Europese politieke partijen mogen het ongebruikte deel van de toegekende bijdrage van de Unie binnen één jaar na de toekenning ervan gebruiken om vergoedbare kosten te dekken. Bedragen die na dit begrotingsjaar ongebruikt blijven, worden overeenkomstig het Financieel Reglement teruggevorderd.”.

 

7)

Aan artikel 18 wordt het volgende lid toegevoegd:

„2 bis.   Een Europese politieke partij voegt bij haar verzoek bewijsstukken toe waaruit blijkt dat de bij haar aangesloten EU-partijen doorgaans gedurende de twaalf maanden die aan de uiterste datum voor indiening van het verzoek voorafgaan, op hun website, op een duidelijk zichtbare en gebruikersvriendelijke wijze, het politieke programma en het logo van de Europese politieke partij hebben geplaatst.”.

 

8)

Artikel 19, lid 1, wordt vervangen door:

„1.   De kredieten die beschikbaar zijn voor die Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen waaraan overeenkomstig artikel 18 bijdragen of subsidies zijn toegekend, worden jaarlijks als volgt verdeeld:

 

10 % wordt gelijkelijk verdeeld tussen de begunstigde Europese politieke partijen,

 

90 % wordt over de begunstigde Europese politieke partijen verdeeld in verhouding tot het aantal gekozen leden in het Europees Parlement.

Dezelfde verdeelsleutel wordt gebruikt voor het toekennen van financiering aan Europese politieke stichtingen, op grond van hun banden met een Europese politieke partij.”.

 

9)

Artikel 27, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

punt b) wordt vervangen door:

 

„b)

indien na toepassing van de procedures van artikel 10, leden 2 tot en met 5, is vastgesteld dat de partij of de stichting niet langer voldoet aan een of meer van de in artikel 3, lid 1 of 2, vastgelegde voorwaarden;”;

 

b)

het volgende punt wordt ingevoegd:

 

„b bis)

indien het besluit tot registratie van de partij of stichting in kwestie berust op onjuiste of misleidende informatie waarvoor de verzoekende partij verantwoordelijk is, of indien dergelijk besluit met bedrog is verkregen, of”.

 

10)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 27 bis

Verantwoordelijkheid van natuurlijke personen

Wanneer de Autoriteit in de situaties bedoeld in artikel 27, lid 2, onder a), v) of vi), een financiële sanctie oplegt, kan zij, met het oog op de terugvordering als bedoeld in artikel 30, lid 2, bepalen dat een natuurlijke persoon die lid is van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan van de Europese politieke partij of Europese politieke stichting, of die ten aanzien van de Europese politieke partij of Europese politieke stichting vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid heeft, tevens verantwoordelijk is voor de inbreuk in de volgende gevallen:

 

a)

in de situatie bedoeld in artikel 27, lid 2, onder a), v), indien de natuurlijke persoon bij de in die bepaling bedoelde rechterlijke beslissing ook verantwoordelijk is gesteld voor de onwettige activiteiten in kwestie;

 

b)

in de situatie bedoeld in artikel 27, lid 2, onder a), vi), indien de natuurlijke persoon ook verantwoordelijk is voor de gedragingen of onjuistheden in kwestie.”.

 

11)

Artikel 30, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

de eerste alinea wordt vervangen door:

„Een Europese politieke partij of een Europese politieke stichting waaraan een sanctie is opgelegd wegens een in artikel 27, lid 1 en lid 2, onder a), v) en vi), genoemde inbreuk, voldoet om die reden niet meer aan de voorwaarden van artikel 18, lid 2. De ordonnateur van het Europees Parlement beëindigt daarop het besluit of de overeenkomst tot toekenning op grond van deze verordening van een bijdrage of subsidie uit de begroting van de Unie en vordert het bedrag terug dat op grond van het besluit of de overeenkomst tot toekenning van een bijdrage of subsidie ten onrechte is uitbetaald, met inbegrip van alle ongebruikte Uniemiddelen uit voorgaande jaren. De ordonnateur van het Europees Parlement vordert tevens bedragen die op grond van het besluit of de overeenkomst tot toekenning van een bijdrage of subsidie ten onrechte zijn uitbetaald terug van een natuurlijke persoon ten aanzien van wie een besluit krachtens artikel 27 bis, is genomen, rekening houdend, in voorkomend geval, met de uitzonderlijke omstandigheden met betrekking tot die natuurlijke persoon.”;

 

b)

de tweede alinea wordt vervangen door:

„In geval van dergelijke beëindiging blijven betalingen door de ordonnateur van het Europees Parlement beperkt tot de door de Europese politieke partij gedane vergoedbare uitgaven of de door de Europese politieke stichting gemaakte subsidiabele kosten tot aan de datum waarop het besluit tot beëindiging in werking treedt.”.

 

12)

Artikel 32, lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

punt i) wordt vervangen door:

 

„i)

een beschrijving van de aan Europese politieke partijen verleende technische ondersteuning;”;

 

b)

punt j) wordt vervangen door:

 

„j)

het in artikel 38 bedoelde evaluatieverslag van het Europees Parlement over de toepassing van deze verordening en de gefinancierde activiteiten, en”;

 

c)

het volgende punt wordt toegevoegd:

 

„k)

een bijgewerkte lijst van leden van het Europees Parlement die lid zijn van een Europese politieke partij.”.

 

13)

Artikel 34 wordt vervangen door:

„Artikel 34

Recht te worden gehoord

Alvorens de Autoriteit of de ordonnateur van het Europees Parlement een besluit neemt dat de rechten van een Europese politieke partij, een Europese politieke stichting, een verzoekende partij als bedoeld in artikel 8 of een in artikel 27 bis bedoelde natuurlijke persoon kan schaden, hoort zij/hij de vertegenwoordigers van de betreffende Europese politieke partij, Europese politieke stichting of verzoekende partij, of de betrokken natuurlijke persoon. De Autoriteit dan wel het Europees Parlement vermeldt naar behoren de redenen voor haar of zijn besluit.”.

 

14)

Artikel 38 wordt vervangen door:

„Artikel 38

Evaluatie

Het Europees Parlement publiceert, na raadpleging van de Autoriteit, uiterlijk op 31 december 2021 en daarna om de vijf jaar een verslag over de toepassing van deze verordening en over de gefinancierde activiteiten. Eventuele in het statuut en de financieringsstelsels aan te brengen wijzigingen worden in het verslag vermeld.

De Commissie dient uiterlijk zes maanden na de publicatie van het verslag van het Europees Parlement een verslag in over de toepassing van deze verordening, met, indien nodig, een wetgevingsvoorstel tot wijziging van deze verordening, waarin bijzondere aandacht wordt verleend aan de implicaties voor de positie van kleine Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van een wetgevingsvoorstel ter wijziging van deze verordening.”.

 

15)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

„Artikel 40 bis

Overgangsbepaling

  • 1. 
    De vóór 4 mei 2018 toepasselijke bepalingen van deze verordening blijven van toepassing op rechtshandelingen en vastleggingen met betrekking tot de financiering op Europees niveau van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen die zijn vastgesteld voor het begrotingsjaar 2018.
  • 2. 
    Met betrekking tot verzoeken om financiering voor het begrotingsjaar 2019 en in afwijking van artikel 18, lid 2 bis, verzoekt de ordonnateur van het Europees Parlement een Europese politieke partij, voordat hij over een verzoek om financiering beslist, om verstrekking van de in artikel 18, lid 2 bis, bedoelde bewijsstukken slechts voor een periode vanaf 5 juli 2018.
  • 3. 
    Europese politieke partijen die vóór 4 mei 2018 geregistreerd zijn, dienen uiterlijk op 5 juli 2018 documenten in waaruit blijkt dat zij voldoen aan de in artikel 3, lid 1, onder b) en b bis), genoemde voorwaarden.
  • 4. 
    De Autoriteit schrapt een Europese politieke partij en de daaraan verbonden Europese stichting uit het register als de betrokken partij binnen de in lid 3 genoemde termijn niet aantoont dat zij aan de in artikel 3, lid 1, onder b) en b bis) genoemde voorwaarden voldoet.”

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 3 mei 2018.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • A. 
    TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

  • L. 
    PAVLOVA
 

  • (3) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 17 april 2018 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 26 april 2018.
  • (4) 
    Verordening (EU, Euratom) nr. 1141/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen (PB L 317 van 4.11.2014, blz. 1).
  • (5) 
    Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.