Bevordering van gemeenschappelijke waarden, inclusief onderwijs en de Europese dimensie in lesgeven

1.

Wettekst

7.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 195/1

 

AANBEVELING VAN DE RAAD

van 22 mei 2018

inzake de bevordering van gemeenschappelijke waarden, inclusief onderwijs en de Europese dimensie in lesgeven

(2018/C 195/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 165 en 166,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Unie berust op de in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde gemeenschappelijke waarden en algemene beginselen inzake eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie streeft de Unie ernaar haar waarden te handhaven en zich ervoor in te zetten.

 

(2)

Geïnspireerd door deze waarden is de Unie erin geslaagd om mensen, gemeenschappen en landen samen te brengen in een uniek politiek project dat heeft geleid tot de langste periode van vrede in Europa, wat op zijn beurt heeft geleid tot sociale stabiliteit en economische welvaart. Doordat alle lidstaten de in het Verdrag vastgelegde waarden hebben aangenomen, is er een gemeenschappelijke basis die de Europese manier van leven en de Europese identiteit typeert en de Unie haar eigen plaats geeft op het wereldtoneel.

 

(3)

De Unie en haar lidstaten worden geconfronteerd met uiteenlopende uitdagingen zoals populisme, xenofobie, polariserend nationalisme, discriminatie, de verspreiding van nepnieuws en desinformatie, evenals radicalisering die tot gewelddadig extremisme leidt. Deze verschijnselen kunnen niet alleen een ernstige bedreiging vormen voor de fundamenten van onze democratieën, maar ook het vertrouwen in de rechtsstaat en de democratische instellingen ondermijnen en het gevoel van samenhorigheid in en tussen onze Europese samenlevingen schaden.

 

(4)

Als burgers daarentegen niet beseffen hoe en waarom de EU tot stand is gekomen en hoe zij in de basis functioneert, staat de deur open voor desinformatie en kunnen zij geen geïnformeerde mening vormen over de activiteiten van de Unie. Kennis van de diversiteit van de Unie en haar lidstaten versterkt wederzijds respect, begrip en samenwerking binnen en tussen de lidstaten.

 

(5)

Onderwijs in al zijn vormen en op alle niveaus en van jongs af aan speelt een cruciale rol bij het bevorderen van gemeenschappelijke waarden. Het draagt bij tot sociale inclusie doordat elk kind reële en gelijke kansen krijgt om te slagen. Het biedt mogelijkheden om actieve en kritische burgers te worden en vergroot de kennis van de Europese identiteit.

 

(6)

Tijdens de bijeenkomst over de Leidersagenda in november 2017 in Göteborg hebben de Europese leiders gesproken over het belang van onderwijs en cultuur voor de toekomst van Europa. Met het oog op deze besprekingen heeft de Commissie haar visie op een Europese onderwijsruimte uiteengezet en een aantal initiatieven voorgesteld in haar mededeling over „De Europese identiteit versterken via onderwijs en cultuur” (1), waarin staat dat „het versterken van onze Europese identiteit essentieel [blijft]; dat kan het best via onderwijs en cultuur”.

 

(7)

Na de bijeenkomst van de leiders in Göteborg heeft de Europese Raad in zijn conclusies van 14 december 2017 benadrukt dat onderwijs en cultuur een sleutelrol vervullen bij het opbouwen van inclusieve, hechte samenlevingen, en bij het op peil houden van ons concurrentievermogen (2).

 

(8)

Een van de doelstellingen van het ET 2020-kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (3), namelijk het bevorderen van kansengelijkheid, sociale cohesie en actief burgerschap, houdt in dat onderwijs interculturele competenties, democratische waarden en respect voor grondrechten moet bijbrengen, alle vormen van discriminatie en racisme moet voorkomen en bestrijden, en kinderen, jongeren en volwassenen in staat moet stellen positief met leeftijdgenoten met een andere achtergrond om te gaan.

 

(9)

De Verklaring van Parijs, die op 17 maart 2015 is goedgekeurd door de Europese ministers van Onderwijs, getuigt van het streven van de lidstaten om gemeenschappelijke waarden, kritisch denken en mediageletterdheid, en inclusief onderwijs en interculturele dialoog te bevorderen. Uit de reacties op een EU-brede openbare raadpleging (4) blijkt duidelijk dat inclusief onderwijs moet worden bevorderd. Slechts 16 % van de respondenten meent dat het onderwijs momenteel dit doel bereikt; 95 % van de respondenten vindt dat het onderwijs jongeren moet helpen inzicht te krijgen in het belang van gemeenschappelijke waarden en dat de Unie de lidstaten moet helpen bij de verwezenlijking van die taak (98 %).

 

(10)

Uit het Eurydice-verslag 2017 over burgerschapsvorming op school in Europa blijkt dat burgerschapsonderwijs momenteel veel aandacht krijgt in een aantal Europese landen. Toch beschikt bijna de helft van de landen nog altijd niet over een beleid om burgerschapsvorming op te nemen in de initiële lerarenopleiding. Daarom moeten leerkrachten door middel van maatregelen worden ondersteund en in staat gesteld om een open leercultuur en -omgeving te ontwikkelen en om te gaan met diversiteit met het oog op de ontwikkeling van burgerschapscompetenties, de overdracht van het gedeelde Europese erfgoed en het uitdragen van gemeenschappelijke waarden, en als rolmodel te kunnen dienen voor hun leerlingen.

 

(11)

Radicalisering die tot gewelddadig extremisme leidt, is nog altijd een acuut probleem in verschillende lidstaten. Het bevorderen van gemeenschappelijke waarden als katalysator voor sociale cohesie en integratie, onder meer via beleidsmaatregelen op het gebied van onderwijs, draagt in belangrijke mate bij tot de oplossing hiervan. Om de lidstaten te ondersteunen bij hun inspanningen heeft de Europese Commissie in juli 2017 een deskundigengroep op hoog niveau inzake radicalisering opgericht (5), die zal bepalen welke ondersteunende maatregelen kunnen worden genomen, onder meer op het gebied van onderwijs.

 

(12)

De meest recente resultaten van het PISA-onderzoek 2017 en de Onderwijs- en opleidingsmonitor 2017 tonen een duidelijk verband tussen ongelijkheden op onderwijsgebied en de sociaal-economische achtergrond van studenten. Uit de gegevens van PISA blijkt dat studenten uit armere gezinnen drie keer meer kans lopen om slechter te presteren dan hun meer bemiddelde tegenhangers en dat studenten met een migrantenachtergrond tweemaal zoveel kans lopen om laag te scoren als andere studenten. Om de marginalisering van jongeren te voorkomen, is het van essentieel belang dat de onderwijsstelsels inclusief en rechtvaardig zijn, zodat zij hechte samenlevingen bevorderen en de fundamenten leggen voor actief burgerschap en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt.

 

(13)

De International Civic and Citizenship Education Study 2016 van de International Association for the Evaluation of Educational Achievement geeft aan dat nationale en Europese identiteiten positief naast elkaar kunnen bestaan en niet met elkaar in tegenspraak zijn. De studie toont ook aan dat studenten met hogere niveaus van maatschappelijke kennis zich in het algemeen toleranter opstellen.

 

(14)

Uit Eurobarometer-enquêtes blijkt dat mensen maar weinig weten over de Unie. Volgens een opiniepeiling uit 2014 heeft 44 % van de mensen het gevoel dat ze niet goed weten hoe de Unie werkt, terwijl uit een enquête van 2011 blijkt dat een relatieve meerderheid vindt dat zij niet veel weet over de Europese Unie. In dezelfde studie wordt ook aangetoond dat een derde van de respondenten niet precies weet hoeveel landen deel uitmaken van de Unie. Uit de Eurobarometer-enquête van 2017 blijkt dat 89 % van de jonge Europeanen het erover eens is dat de nationale regeringen het onderwijs over hun rechten en plichten als burgers van de Unie moeten versterken. Tot slot blijkt uit de meest recente Eurobarometer-enquête dat volgens 35 % van de ondervraagden vergelijkbare onderwijsnormen heel nuttig zouden zijn voor de toekomst van Europa.

 

(15)

Tegen deze achtergrond is het van essentieel belang dat de lidstaten hun inspanningen opvoeren om alle doelstellingen van de Verklaring van Parijs van 2015 te verwezenlijken. Het is vooral ook belangrijk om gemeenschappelijke waarden te blijven bevorderen als katalysator voor samenhang en inclusie, alsook de ontwikkeling van participatieve leeromgevingen op alle niveaus van onderwijs aan te moedigen, de opleiding van leerkrachten inzake burgerschap en diversiteit te verbeteren en de mediageletterdheid en het kritisch denkvermogen van alle leerlingen te stimuleren.

 

(16)

Ervoor zorgen dat alle lerenden, ook lerenden met een migratieachtergrond, uit sociaal-economisch achtergestelde milieus, met bijzondere behoeften of met een handicap — in lijn met het Gehandicaptenverdrag — effectieve gelijke toegang hebben tot hoogwaardig inclusief onderwijs, is absoluut noodzakelijk om te komen tot hechtere samenlevingen. In dit verband kunnen de lidstaten profiteren van bestaande instrumenten van de Unie, met name Erasmus+, de Europese structuur- en investeringsfondsen, Creatief Europa, Europa voor de burger, het programma „Rechten, gelijkheid en burgerschap”, het Europees Solidariteitskorps en Horizon 2020, evenals de hulp en de deskundigheid van het Europees Agentschap voor bijzondere onderwijsbehoeften en inclusief onderwijs.

 

(17)

Het Erasmus+-programma illustreert dat mobiliteit en grensoverschrijdende contacten een efficiënte manier zijn om zich bewust te worden van de Europese identiteit. Het is van essentieel belang dat alle categorieën lerenden in Europa in gelijke mate gebruikmaken van de mogelijkheden die worden geboden door het programma, met name via schooluitwisselingen tussen de lidstaten. Virtuele mobiliteit, bijvoorbeeld via e-twinning, is een uitstekend instrument om directe contacten te leggen tussen leerlingen, en zal in de komende jaren op grotere schaal worden ontwikkeld, samen met fysieke mobiliteit.

 

(18)

Door toevoeging van een Europese dimensie aan lesgeven worden lerenden geholpen om de Europese identiteit in al haar diversiteit te ervaren en naast hun lokale, regionale en nationale identiteiten en tradities ook een sterkere positieve en inclusieve Europese betrokkenheid te voelen. Bovendien is dit belangrijk om een betere kennis van de Unie en van de lidstaten te bevorderen.

 

(19)

Deze aanbeveling is volledig in overeenstemming met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. De inhoud van deze aanbeveling laat de bestaande nationale initiatieven op deze gebieden, met name inzake nationale burgerschapsvorming, onverlet.

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

De lidstaten zouden het volgende moeten doen:

Bevordering van gemeenschappelijke waarden

 
 

1.

ervoor zorgen dat de gemeenschappelijke waarden die zijn vastgelegd in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, van jongs af aan en op alle onderwijsniveaus en in alle onderwijsvormen, vanuit het oogpunt van een leven lang leren, meer worden gedeeld met het oog op meer sociale cohesie en een sterker positief en inclusief gevoel van samenhorigheid op lokaal, regionaal, nationaal en Unieniveau;

 
 

2.

verder uitvoeren van de voornemens in de Verklaring van Parijs, met name door:

a)

het bevorderen van actieve burgerschaps- en ethische vorming en een open klasklimaat met het oog op de ontwikkeling van tolerante en democratische opvattingen en sociale, interculturele en burgerschapscompetenties;

 

b)

het stimuleren van kritisch denkvermogen en mediageletterdheid, met name bij het gebruik van internet en sociale media, om de burgers bewuster te maken van de risico’s inzake betrouwbaarheid van informatiebronnen en hen te helpen hun gezond verstand te gebruiken;

 

c)

het gebruiken van bestaande of, waar nodig, ontwikkelen van nieuwe structuren die de actieve deelname van leerkrachten, ouders, studenten en de bredere gemeenschap aan scholen bevorderen, en

 

d)

het ondersteunen van mogelijkheden voor jongeren tot democratische participatie en actieve, kritische en verantwoordelijke betrokkenheid bij de gemeenschap;

 
 

3.

doeltreffend gebruikmaken van bestaande instrumenten om burgerschapsvorming te bevorderen, zoals het door de Raad van Europa ontwikkelde kader voor competenties voor een democratische cultuur.

Verstrekking van inclusief onderwijs

 
 

4.

Inclusief onderwijs voor alle leerlingen bevorderen, met name door:

a)

alle lerenden van jongs af aan en gedurende het hele leven hoogwaardig onderwijs te bieden;

 

b)

alle leerlingen, onder wie leerlingen uit sociaal-economisch achtergestelde milieus, met een migratieachtergrond, met speciale behoeften of met uitzonderlijke talenten, de nodige steun te bieden in overeenstemming met hun bijzondere behoeften;

 

c)

de overgang tussen de verschillende onderwijstrajecten en -niveaus te vergemakkelijken en adequate onderwijs- en loopbaanbegeleiding te bevorderen;

 
 

5.

op vrijwillige basis doeltreffend gebruikmaken van het Europees Agentschap voor bijzondere onderwijsbehoeften en inclusief onderwijs om succesvolle inclusieve benaderingen in hun onderwijsstelsels te implementeren en te monitoren.

Bevordering van een Europese dimensie in lesgeven

 
 

6.

een Europese dimensie in lesgeven bevorderen, met name door het stimuleren van:

a)

kennis van de Europese context en gemeenschappelijk erfgoed en waarden en een besef van de eenheid en verscheidenheid, op sociaal, cultureel en historisch gebied, van de Unie en de lidstaten van de Unie;

 

b)

kennis van het ontstaan, de waarden en de werking van de Unie;

 

c)

de deelname van studenten en leerkrachten aan het e-twinning-netwerk, grensoverschrijdende mobiliteit en transnationale projecten, met name voor scholen;

 

d)

kleinschalige projecten om mensen in leeromgevingen bewust te maken van en meer inzicht te geven in de Europese Unie, met name via rechtstreekse contacten met jongeren, zoals een jaarlijkse viering, op vrijwillige basis, van een „Dag van de Europese Unie” in leeromgevingen.

Ondersteuning van onderwijzend personeel en lesgeven

 
 

7.

Onderwijzend personeel helpen om gemeenschappelijke waarden te bevorderen en inclusief onderwijs aan te bieden, door:

a)

maatregelen om onderwijzend personeel in staat te stellen om niet alleen gemeenschappelijke waarden over te brengen en actief burgerschap te bevorderen, maar ook een gevoel van samenhorigheid uit te dragen en in te spelen op de uiteenlopende behoeften van lerenden, en

 

b)

het bevorderen van initiële en voortgezette opleiding, uitwisselingen en intercollegiaal leren en intercollegiaal advies en begeleiding en mentoring voor onderwijzend personeel.

Uitvoeringsmaatregelen

 
 

8.

evalueren van de bestaande beleidsmaatregelen en praktijken op het gebied van onderwijs, opleiding en niet-formeel leren en, waar nodig, verbeteren teneinde gevolg te geven aan deze aanbevelingen;

 
 

9.

bepalen van behoeften en vergroten van de publieke betrokkenheid, met gebruikmaking van bestaande gegevens of, indien nodig, verzameling van nieuwe gegevens met het oog op een betere empirisch onderbouwde beleidsvorming met betrekking tot de sociale en maatschappelijke aspecten van onderwijs en opleiding;

 
 

10.

blijven samenwerken op EU-niveau in strategische kaders voor samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding, jeugd, sport en cultuur door middel van intercollegiaal leren, intercollegiaal advies en de uitwisseling van goede praktijken met het oog op de bevordering van gemeenschappelijke waarden;

 
 

11.

met het oog op de uitvoering van deze aanbevelingen doeltreffend gebruikmaken van de financieringsinstrumenten van de EU, met name Erasmus+, de Europese structuur- en investeringsfondsen, Creatief Europa, Europa voor de burger, het programma „Rechten, gelijkheid en burgerschap” en Horizon 2020.

WAARDEERT HET VOORNEMEN VAN DE COMMISSIE OM

 
 

12.

de lidstaten bij de uitvoering van de bepalingen van deze aanbeveling te ondersteunen via de beschikbare financierings- en andere instrumenten, zoals het Erasmus+-programma, met name via leermobiliteit op alle onderwijsniveaus, met de nadruk op scholen, transnationale projecten, het e-twinning-netwerk en de Jean Monnet-activiteiten;

 
 

13.

nationale en regionale beleidshervormingen en praktijkverbeteringen te ondersteunen in het kader van ET 2020 voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding of een eventueel vervolgkader;

 
 

14.

waar nodig, praktische referentie-instrumenten en richtsnoeren voor beleidsmakers en praktijkmensen te ontwikkelen en deze regelmatig te evalueren en onderzoek en betrokkenheid van belanghebbenden te ondersteunen om aan kennisbehoeften te voldoen;

 
 

15.

de maatregelen die ingevolge deze aanbeveling zijn genomen te evalueren en te beoordelen, met name in het kader van ET 2020, met inbegrip van de Onderwijs- en opleidingsmonitor.

Gedaan te Brussel, 22 mei 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

  • K. 
    VALTSJEV
 

  • (1) 
    COM(2017) 673 final.
  • (2) 
    EUCO 19/1/17 REV 1.
  • (3) 
    Gezamenlijk verslag 2015 van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) — Nieuwe prioriteiten voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (PB C 417 van 15.12.2015, blz. 25).
  • (4) 
    SWD (2018) 13 final.
  • (5) 
    Besluit van de Commissie van 27 juli 2017 tot oprichting van een deskundigengroep op hoog niveau van de Commissie inzake radicalisering. (PB C 252 van 3.8.2017, blz. 3).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.