Verordening 2018/1091 - Geïntegreerde landbouwstatistieken

1.

Wettekst

7.8.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 200/1

 

VERORDENING (EU) 2018/1091 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 18 juli 2018

betreffende geïntegreerde landbouwstatistieken en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 1166/2008 en (EU) nr. 1337/2011

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 338,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2) stelt een kader vast voor Europese statistieken over de structuur van de landbouwbedrijven tot en met 2016. Die verordening moet derhalve worden ingetrokken.

 

(2)

Het programma van Europese enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven, dat in de Unie is uitgevoerd sinds 1966, moet worden voortgezet om de ontwikkelingen van de structuur van de landbouwbedrijven op het niveau van de Unie te onderzoeken en om de statistische kennisbasis te verschaffen die nodig is om het beleid op daarmee samenhangende gebieden, in het bijzonder het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), met inbegrip van plattelandsontwikkelingsmaatregelen, evenals het beleid van de Unie op het gebied van milieu, aanpassing aan en matiging van de klimaatverandering en bodemgebruik en een aantal doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling, vorm te geven, uit te voeren, te monitoren, te evalueren en te herzien. Deze kennisbasis is ook nodig om de impact van dat beleid op de vrouwelijke arbeidskrachten in landbouwbedrijven in te schatten.

 

(3)

De verzameling van statistische gegevens, met name over de structuur van landbouwbedrijven, moet onder meer tot doel hebben ervoor te zorgen dat er bij het besluitvormingsproces geactualiseerde gegevens voorhanden zijn met het oog op toekomstige hervormingen van het GLB.

 

(4)

Een internationale evaluatie van landbouwstatistieken heeft geleid tot de vaststelling van de mondiale strategie van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN (FAO) ter verbetering van de landbouw- en plattelandsstatistieken, die werd ondersteund door het statistiekcomité van de Verenigde Naties (United Nations Statistics Committee (UNSC)) in 2010. Europese landbouwstatistieken moeten, voor zover van toepassing, voldoen aan de aanbevelingen van de mondiale strategie ter verbetering van de landbouw- en plattelandsstatistieken, en aan die van het mondiale FAO-programma voor landbouwtellingen 2020.

 

(5)

Bij Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad (3) is een kader vastgesteld voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken op basis van gemeenschappelijke statistische beginselen. In die verordening worden kwaliteitscriteria vastgesteld en wordt verwezen naar de noodzaak de enquêtedruk voor de bevraagden zo veel mogelijk te beperken en er meer in het algemeen toe bij te dragen dat de administratieve lasten worden verminderd.

 

(6)

Voor de komende tien jaar moet een multifunctioneel statistisch programma voor landbouwbedrijven worden opgezet als kader voor geharmoniseerde, vergelijkbare en coherente statistieken. Die statistieken moeten gericht zijn op beleidsbehoeften.

 

(7)

De strategie voor de landbouwstatistieken voor 2020 en daarna, die in november 2015 is uitgestippeld door het Comité voor het Europees statistisch systeem (ESS-comité), beoogt twee kaderverordeningen vast te stellen die alle aspecten van landbouwstatistieken behelzen, met uitzondering van de Landbouwrekeningen. De onderhavige verordening is één van die kaderverordeningen.

 

(8)

Met het oog op de harmonisatie en vergelijkbaarheid van gegevens over de structuur van landbouwbedrijven en om tegemoet te komen aan de huidige behoeften van de integrale gemeenschappelijke marktordening, en met name de fruit- en wijnsector, moet Verordening (EU) nr. 1337/2011 van het Europees Parlement en de Raad (4) worden geïntegreerd met de structurele gegevens op het niveau van de landbouwbedrijven vanaf 2023 en worden vervangen door deze verordening. Daarom is het noodzakelijk dat die verordening wordt ingetrokken.

 

(9)

Vergelijkbare statistieken uit alle lidstaten over de structuur van de landbouwbedrijven zijn van belang om de ontwikkeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid vast te stellen. Daarom moet, voor zover mogelijk, voor variabelen worden gebruikgemaakt van standaardclassificaties en gemeenschappelijke definities.

 

(10)

De statistische gegevensregisters over landbouwbedrijven maken het mogelijk kern- en modulegegevens in kruistabellen op te nemen, zodat informatie kan worden opgevraagd op basis van variabelen zoals het geslacht van de bedrijfsleider van het landbouwbedrijf, de leeftijd van die bedrijfsleider, de eigendomsstructuur en de omvang van het landbouwbedrijf en de toepassing van milieumaatregelen. De resultaten zullen kunnen worden uitgesplitst naar de criteria van de kerngegevens en naar combinaties van criteria.

 

(11)

Het verzamelen van informatie over het geboortejaar, het aanvangsjaar als bedrijfsleider van het landbouwbedrijf en het geslacht kan gegevens opleveren voor de ontwikkeling van acties in verband met de generatiewissel en gendergerelateerde aspecten.

 

(12)

Om onder meer de basisregisters van landbouwbedrijven en de overige voor de stratificatie van steekproeven vereiste informatie te kunnen bijwerken, moet in de Unie ten minste om de tien jaar een telling van de landbouwbedrijven worden gehouden. De laatste telling vond plaats in 2009/2010.

 

(13)

De lidstaten waarin de fase van het veldwerk voor het enquêtereferentiejaar 2020 samenvalt met de geplande werkzaamheden voor de tienjaarlijkse volkstelling, moeten de mogelijkheid hebben de landbouwenquête met een jaar te vervroegen om de zware last van gelijktijdige uitvoering van deze twee grote operaties van gegevensverzameling te vermijden.

 

(14)

Om onnodige lasten voor landbouwbedrijven en nationale overheden te voorkomen, moeten drempels worden vastgesteld. Om de structuur van de Europese landbouw goed te kunnen analyseren, moeten de statistieken 98 % van de oppervlakte cultuurgrond en van het vee in landbouwbedrijven bestrijken. Dit betekent dat de in deze verordening vermelde drempels te hoog zijn in bepaalde lidstaten. De landbouwbedrijven die deze drempels niet halen, zijn echter zo klein dat een steekproefsgewijze gegevensverzameling per decennium volstaat om hun structuur en de gevolgen voor de productie te kunnen ramen, waardoor de kosten en lasten aanzienlijk verminderen, terwijl er toch effectief beleid kan worden ontworpen om kleine landbouwstructuren te ondersteunen en in stand te houden.

 

(15)

Het voor landbouwproductie gebruikte areaal moet onder de geïntegreerde landbouwstatistieken vallen, met inbegrip van de grond die door twee of meer landbouwbedrijven wordt gebruikt omdat er gemeenschappelijke rechten van toepassing zijn.

 

(16)

Er moet informatie worden verkregen over de vraag of een landbouwbedrijf is aangesloten bij een groep van ondernemingen waarvan de eenheden worden gecontroleerd door een moederbedrijf.

 

(17)

Om de last voor de respondenten te verminderen, moeten de nationale bureaus voor de statistiek en andere nationale autoriteiten toegang hebben tot administratieve gegevens, voor zover deze noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling, productie en verspreiding van Europese statistieken, in overeenstemming met artikel 17 bis van Verordening (EG) nr. 223/2009.

 

(18)

De lidstaten of de verantwoordelijke nationale autoriteiten moeten ernaar streven om de wijze waarop gegevens over landbouwbedrijven worden verzameld, zo veel mogelijk te moderniseren. Daartoe dient het gebruik van digitale oplossingen te worden bevorderd.

 

(19)

Met het oog op flexibiliteit voor het Europees statistisch systeem en de vereenvoudiging en modernisering van de landbouwstatistieken, moeten de te verzamelen variabelen worden ondergebracht in verschillende verzamelgroepen (kerngegevens en modules) die onderling verschillen qua frequentie en/of representativiteit.

 

(20)

De lasten en kosten voor de respondenten kunnen verder worden verlaagd door gegevens over het jaar dat onmiddellijk voorafgaat aan of volgt op het referentiejaar te hergebruiken. Dit is in het bijzonder pertinent voor aspecten waarvoor geen grote veranderingen van het ene op het andere jaar worden verwacht.

 

(21)

Met het oog op flexibiliteit en minder lasten voor de respondenten, de nationale bureaus voor de statistiek en andere nationale autoriteiten moet de lidstaten worden toegestaan om gebruik te maken van statistische enquêtes, administratieve bestanden en andere bronnen, methoden of innovatieve benaderingen, waaronder wetenschappelijk onderbouwde en goed gedocumenteerde methoden zoals verrekeningen, ramingen en modellen.

 

(22)

Het verzamelen van informatie over het gebruik van voedingstoffen en water en over landbouwproductiemethoden op landbouwbedrijven moet worden verbeterd om aanvullende statistieken te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van agro-ecologisch beleid en om de kwaliteit van de agromilieu-indicatoren te verbeteren.

 

(23)

Voor de geocodering van landbouwbedrijven moet worden gebruikgemaakt van de thematische categorie „statistische eenheden” overeenkomstig bijlage III bij Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad (5).

 

(24)

De Commissie moet de vertrouwelijkheid van de verstrekte gegevens respecteren in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 223/2009. De noodzakelijke bescherming van de vertrouwelijkheid van gegevens moet onder meer worden gewaarborgd door het gebruik van de locatiegegevens voor ruimtelijke analyse van informatie te beperken en door middel van een adequate aggregatie bij het publiceren van statistieken. Om die reden moeten een geharmoniseerde aanpak voor de bescherming van de vertrouwelijkheid en kwaliteitsaspecten voor de verspreiding van gegevens worden ontwikkeld en moeten inspanningen worden geleverd om de onlinetoegang tot officiële statistieken gemakkelijk en gebruikersvriendelijk te maken.

 

(25)

Elke verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening is onderworpen aan Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (6) en krachtens die verordening vastgestelde maatregelen en/of aan Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (7), naargelang van het geval.

 

(26)

Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad (8) strekt tot vaststelling van de in deze verordening bedoelde statistische classificatie van economische activiteiten in de Europese Unie met het oog op de vaststelling van de relevante populatie van landbouwbedrijven.

 

(27)

In overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad (9) moeten de territoriale eenheden worden gedefinieerd overeenkomstig de nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS).

 

(28)

Gedurende een aantal jaren moet financiering worden vereist van zowel de lidstaten als de Unie voor het uitvoeren van de gegevensverzameling. Daarom moet worden voorzien in een subsidie van de Unie ter ondersteuning van dat programma uit het Europees Landbouwgarantiefonds uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad (10).

 

(29)

Bij deze verordening worden voor de gehele looptijd van het desbetreffende meerjarig financieel kader (MFK) de financiële middelen vastgesteld die voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (11). Deze verordening bevat een bepaling voor de opstelling van de begroting voor verdere gegevensverzameling binnen het volgende MFK.

 

(30)

De economische aspecten van deze verordening moeten worden geëvalueerd voor de periode na 2020, rekening houdend met het nieuwe MFK en andere relevante veranderingen in instrumenten van de Unie. Op basis van die evaluatie moet de Commissie overwegen voorstellen te doen voor relevante wijzigingen van deze verordening.

 

(31)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de systematische productie van Europese statistieken van landbouwbedrijven in de Unie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt maar om redenen van coherentie en vergelijkbaarheid beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

 

(32)

Verordening (EG) nr. 223/2009 biedt een referentiekader voor Europese statistieken en verplicht de lidstaten te voldoen aan de statistische beginselen en kwaliteitscriteria die in die verordening worden uiteengezet. Kwaliteitsverslagen zijn essentieel voor het beoordelen en verbeteren van en het communiceren over de kwaliteit van de Europese statistieken. Het ESS-comité heeft zijn goedkeuring gehecht aan een ESS-norm voor de structuur van kwaliteitsverslagen in overeenstemming met artikel 12 van Verordening (EG) nr. 223/2009. Die ESS-norm moet bijdragen aan de harmonisatie van de kwaliteitsverslagen op grond van deze verordening.

 

(33)

Overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer is een effectbeoordeling uitgevoerd. Doel daarvan was het bij deze verordening ingestelde statistische programma de noodzakelijke effectiviteit te geven voor het bereiken van de doelstellingen en de budgettaire beperkingen vanaf de ontwerpfase in aanmerking te nemen.

 

(34)

Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de vaststelling van de beschrijvingen van de in deze verordening opgenomen variabelen en de technische aspecten van de te verstrekken gegevens, met een definitie van de variabelen en andere praktische regelingen voor de verzameling van ad-hocgegevens als vastgesteld in deze verordening, alsmede met betrekking tot de vaststelling van de praktische regelingen voor en de inhoud van de kwaliteitsverslagen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (12). Bij de uitoefening van die bevoegdheden moet de Commissie rekening houden met aspecten als de kosten en administratieve lasten voor de landbouwbedrijven en de lidstaten.

 

(35)

Teneinde rekening te houden met opkomende behoeften aan gegevens die hoofdzakelijk voortkomen uit nieuwe ontwikkelingen in de landbouw, herziene wetgeving en veranderende beleidsprioriteiten, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen ten aanzien van de wijziging van de lijst van gedetailleerde onderwerpen in deze verordening en het aanvullen van de relevante modulegegevens door nadere bepaling van de informatie die op ad-hocbasis moet worden verstrekt, zoals vastgesteld in deze verordening. Teneinde te zorgen voor compatibiliteit en een gemakkelijker gebruik van andere gegevensbronnen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de wijziging van de lijst van variabelen in deze verordening. Bij de uitoefening van die bevoegdheid moet de Commissie rekening houden met aspecten als de kosten en administratieve lasten voor de landbouwbedrijven en de lidstaten. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen geschieden in overeenstemming met de beginselen van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (13). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

 

(36)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd en heeft op 20 november 2017 advies uitgebracht (14).

 

(37)

Het ESS-comité is geraadpleegd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening strekt tot vaststelling van een kader voor Europese statistieken op het niveau van landbouwbedrijven en tot het integreren van informatie over de structuur met informatie over productiemethoden, plattelandsontwikkelingsmaatregelen, agromilieuaspecten en andere daarmee verband houdende informatie.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening zijn de volgende definities van toepassing:

  • a) 
    „landbouwbedrijf”: een technisch-economische eenheid onder één bedrijfsvoering die als hoofd- of nevenactiviteit economische activiteiten in de landbouw in de zin van Verordening (EG) nr. 1893/2006 verricht die behoren tot de groepen A.01.1, A.01.2, A.01.3, A.01.4, A.01.5 of tot „het in goede landbouw- en milieuconditie houden van landbouwgrond” van groep A.01.6 op het economisch grondgebied van de Unie. Van de activiteiten van categorie A.01.49 worden alleen de activiteiten „Fokken van semi-gedomesticeerde of andere levende dieren” (met uitzondering van het kweken van insecten) en „Bijenteelt en de productie van honing en bijenwas” in aanmerking genomen;
  • b) 
    „landbouweenheid op gemeenschappelijke grond”: een entiteit land waarop gemeenschappelijke rechten van toepassing zijn en die door twee of meer landbouwbedrijven wordt gebruikt voor landbouwproductie, maar niet aan een ervan is toegewezen;
  • c) 
    „regio”: een territoriale eenheid volgens de nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS), gedefinieerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1059/2003;
  • d) 
    „grootvee-eenheid”: een gestandaardiseerde meeteenheid aan de hand waarvan de verschillende categorieën vee bij elkaar kunnen worden opgeteld om met elkaar te kunnen worden vergeleken; de coëfficiënten om de grootvee-eenheden voor individuele categorieën vee vast te stellen, zijn opgenomen in bijlage I;
  • e) 
    „oppervlakte cultuurgrond (OCG)”: de voor landbouw gebruikte grondoppervlakte, met inbegrip van bouwland, blijvend grasland, meerjarige teelten en ander in gebruik zijnde landbouwgrond;
  • f) 
    „referentiejaar”: een kalenderjaar waarop de referentieperioden betrekking hebben;
  • g) 
    „tuin voor eigen gebruik”: grond die wordt gebruikt voor de productie van levensmiddelen voor eigen gebruik;
  • h) 
    „module”: een of meer gegevensreeksen die zijn georganiseerd om onderwerpen te bestrijken;
  • i) 
    „onderwerp”: de inhoud van de te verzamelen informatie over de statistische eenheden, waarbij elk onderwerp betrekking heeft op meerdere gedetailleerde onderwerpen;
  • j) 
    „gedetailleerd onderwerp”: de gedetailleerde inhoud van de te verzamelen informatie over de statistische eenheden met betrekking tot een specifiek onderwerp, waarbij elk gedetailleerd onderwerp meerdere variabelen omvat;
  • k) 
    „variabele”: een kenmerk van een eenheid onder observatie, dat voor meer dan één waarde uit een reeks waarden kan staan.

Artikel 3

Toepassingsgebied

  • 1. 
    De op grond van deze verordening vereiste gegevens moeten betrekking hebben op 98 % van de totale OCG (met uitzondering van tuinen voor eigen gebruik) en 98 % van de grootvee-eenheden van elke lidstaat.
  • 2. 
    Om aan die vereisten te voldoen, verstrekken de lidstaten gegevens die representatief zijn voor de landbouwbedrijven en de landbouweenheden op gemeenschappelijke grond die voldoen aan ten minste één van de in bijlage II vermelde fysieke drempels met betrekking tot de omvang van de landbouwgrond of het aantal grootvee-eenheden.
  • 3. 
    Indien het in lid 2 vastgestelde kader meer dan 98 % van de nationale landbouwproductie bestrijkt, gemeten in standaardopbrengst overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1198/2014 van de Commissie (15), mogen de lidstaten bij wijze van uitzondering, onder voorbehoud van voorafgaande goedkeuring door de Commissie (Eurostat), hogere fysieke of overeenkomstige economische drempelwaarden vaststellen om het kader te verkleinen, zolang de drempels van 98 % van de totale OCG (met uitzondering van tuinen voor eigen gebruik) en 98 % van grootvee-eenheden van de lidstaten worden bereikt.
  • 4. 
    Indien het krachtens lid 2 van dit artikel vastgestelde kader niet 98 % van de OCG en 98 % van de grootvee-eenheden bestrijkt, breiden de lidstaten het kader overeenkomstig artikel 6 uit door lagere drempelwaarden dan die bedoeld in lid 2 van dit artikel vast te stellen, of door aanvullende drempels vast te stellen, of beide.

Artikel 4

Gegevensbronnen en methoden

  • 1. 
    Ter verkrijging van de in deze verordening bedoelde gegevens gebruiken de lidstaten één of meer van de volgende bronnen of methoden, mits de informatie het mogelijk maakt statistieken te produceren die voldoen aan de kwaliteitsvereisten van artikel 11:
 

a)

statistische enquêtes;

 

b)

de in lid 2 van dit artikel omschreven administratieve gegevensbronnen;

 

c)

andere bronnen, methoden of innovatieve benaderingen.

  • 2. 
    De lidstaten kunnen gebruikmaken van de informatie afkomstig van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (16), de identificatie- en registratieregeling voor runderen die is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad (17), de identificatie-en registratieregeling voor schapen en geiten die is vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad (18), het wijnbouwkadaster dat is ingevoerd overeenkomstig artikel 145 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (19), en de registers van biologische bedrijven die zijn ingevoerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (20). De lidstaten mogen ook gebruikmaken van administratieve bronnen die verbonden zijn met specifieke plattelandsontwikkelingsmaatregelen.
  • 3. 
    Lidstaten die besluiten om de in lid 1, onder c), vermelde bronnen, methoden of innovatieve benaderingen te gebruiken, informeren de Commissie (Eurostat) hierover in het jaar voorafgaand aan het referentiejaar en geven nadere informatie over de kwaliteit van de gegevens uit deze bronnen, methoden of innovatieve benaderingen en over de te gebruiken gegevensverzamelingsmethoden.
  • 4. 
    De nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor de naleving van de voorschriften van deze verordening hebben recht op onmiddellijke en kosteloze toegang tot en gebruikmaking van gegevens, met inbegrip van individuele gegevens over landbouwbedrijven en persoonlijke gegevens over de houders ervan, die zijn opgenomen in de administratieve bestanden die op hun nationale grondgebied worden opgesteld overeenkomstig artikel 17 bis van Verordening (EG) nr. 223/2009. De nationale autoriteiten en de eigenaren van administratieve bestanden voorzien in de nodige samenwerkingsmechanismen.

Artikel 5

Structurele kerngegevens

  • 1. 
    De lidstaten verzamelen en verstrekken de in bijlage III opgesomde structurele kerngegevens („kerngegevens”) over de in artikel 3, leden 2 en 3, bedoelde landbouwbedrijven voor de referentiejaren 2020, 2023 en 2026. Het verzamelen van kerngegevens voor het referentiejaar 2020 gebeurt in de vorm van een telling.
  • 2. 
    Het verzamelen van kerngegevens voor de referentiejaren 2023 en 2026 mag plaatsvinden aan de hand van steekproeven. In dat geval zorgen de lidstaten ervoor dat de gewogen resultaten statistisch representatief zijn voor de landbouwbedrijven in elke regio en zo zijn ontworpen dat zij voldoen aan de in bijlage V bedoelde nauwkeurigheidseisen.
  • 3. 
    Wanneer een in bijlage III genoemde variabele zelden of niet voorkomt in een lidstaat, mag die variabele van de gegevensverzameling worden uitgesloten, mits de betrokken lidstaat de Commissie (Eurostat) in het kalenderjaar dat aan het referentiejaar voorafgaat, informatie verstrekt waarmee deze uitsluiting afdoende wordt gerechtvaardigd.
  • 4. 
    De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen die de beschrijvingen van de in bijlage III genoemde variabelen nader bepalen.

Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld uiterlijk op 28 februari 2019 voor het referentiejaar 2020, uiterlijk op 31 december 2021 voor het referentiejaar 2023, en uiterlijk op 31 december 2024 voor het referentiejaar 2026.

  • 5. 
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 16 gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van wijzigingen van de in bijlage III opgenomen variabelen, indien zulks nodig is met het oog op harmonisatie met de in artikel 4, lid 2, vermelde gegevensbronnen voor de jaren 2023 en 2026. Bij de uitvoering van haar bevoegdheid ziet de Commissie erop toe dat die gedelegeerde handelingen alleen de in bijlage III opgesomde variabelen vervangen die niet meer kunnen worden afgeleid uit de gespecificeerde gegevensbronnen. Bij vervanging zorgt de Commissie ervoor dat de nieuwe variabelen kunnen worden afgeleid uit de in artikel 4, lid 2, vermelde gegevensbronnen. Voorts ziet zij erop toe dat die gedelegeerde handelingen afdoende gerechtvaardigd zijn en geen aanzienlijke extra lasten of kosten met zich meebrengen voor de lidstaten of de respondenten.
  • 6. 
    Die gedelegeerde handelingen worden uiterlijk op 30 september 2021 vastgesteld voor het referentiejaar 2023 en uiterlijk op 30 september 2024 voor het referentiejaar 2026.

Artikel 6

Uitbreiding van het kader

  • 1. 
    De lidstaten die het kader overeenkomstig artikel 3, lid 4, uitbreiden, verstrekken kerngegevens over de landbouwbedrijven die deel uitmaken van de uitbreiding van dat kader voor het referentiejaar 2020, welke gegevens de in bijlage III vermelde informatie bevatten.
  • 2. 
    De gegevens over de bij de uitbreiding van het kader betrokken landbouwbedrijven kunnen worden verzameld aan de hand van steekproeven. In dat geval zorgen de lidstaten ervoor dat de gewogen resultaten statistisch representatief zijn voor de landbouwbedrijven in elke regio en zo zijn ontworpen dat zij voldoen aan de nauwkeurigheidseisen in bijlage V.

Artikel 7

Modulegegevens

  • 1. 
    De lidstaten verzamelen en verstrekken de modules over de in bijlage IV opgenomen onderwerpen en gedetailleerde onderwerpen voor de volgende referentiejaren:
 

a)

module „arbeidskrachten en andere winstgevende werkzaamheden” voor 2020, 2023 en 2026;

 

b)

module „plattelandsontwikkeling” voor 2020, 2023 en 2026;

 

c)

module „huisvesting van dieren en mestbeheer” voor 2020 en 2026;

 

d)

module „irrigatie” voor 2023;

 

e)

module „bodembeheerpraktijken” voor 2023;

 

f)

module „machines en apparatuur” voor 2023;

 

g)

module „boomgaard” voor 2023;

 

h)

module „wijngaard” voor 2026.

  • 2. 
    Het toepassingsgebied van deze gegevensverzamelingen omvat de landbouwbedrijven als bedoeld in artikel 3, leden 2 en 3.
  • 3. 
    De modulegegevensverzameling kan worden verricht aan de hand van steekproeven van landbouwbedrijven. In dat geval zorgen de lidstaten ervoor dat de gewogen resultaten statistisch representatief zijn voor de landbouwbedrijven in elke regio en zo zijn ontworpen dat zij voldoen aan de nauwkeurigheidseisen in bijlage V.
  • 4. 
    De modules worden verzameld door middel van substeekproeven van de landbouwbedrijven waarvoor kerngegevens verzameld worden. De modules geven de situatie in het referentiejaar weer, maar mogen gebaseerd zijn op het jaar dat rechtstreeks voorafgaat aan of volgt op het referentiejaar voor de in lid 1, onder f), g) en h), van dit artikel bedoelde modules. Hoe dan ook moet elk register met informatie over modules vergezeld gaan van de kerngegevens die zijn vermeld in bijlage III.
  • 5. 
    Lidstaten met ten minste 1 000 hectare van een bepaalde individuele teelt die is bedoeld in de gedetailleerde onderwerpen van de module „boomgaard” in bijlage IV, waarvan de productie geheel of voornamelijk voor de markt is bestemd, voeren de module „boomgaard” voor die specifieke teelt uit.
  • 6. 
    Lidstaten met ten minste 1 000 hectare wijngaarden met druiven voor de productie van wijn, waarvan de productie geheel of voornamelijk voor de markt is bestemd, voeren de module „wijngaard” uit.
  • 7. 
    Lidstaten met minder dan 2 % van de OCG aan irrigeerbaar areaal, en zonder NUTS 2 regio's met minstens 5 % van de OCG aan irrigeerbaar areaal, zijn vrijgesteld van de module „irrigatie”.
  • 8. 
    De lidstaten stellen de Commissie (Eurostat) uiterlijk eind juni van het jaar voorafgaand aan het referentiejaar in kennis van gevallen als bedoeld in de leden 5, 6 en 7.
  • 9. 
    Wanneer een variabele in een bepaalde lidstaat zelden of niet voorkomt, mag die variabele worden uitgesloten van de verzameling van gegevens waarover informatie moet worden verstrekt, mits die lidstaat de Commissie (Eurostat) in het kalenderjaar dat aan het referentiejaar voorafgaat, informatie verstrekt waarmee deze uitsluiting afdoende wordt gerechtvaardigd.

Artikel 8

Technische specificatie voor de modulegegevens

  • 1. 
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen die de volgende technische elementen van de te verstrekken gegevens nader bepalen voor elke module en het bijbehorende onderwerp en gedetailleerd onderwerp zoals opgenomen in bijlage IV:
 

a)

de lijst van variabelen;

 

b)

de beschrijvingen van de variabelen.

Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld uiterlijk op 28 februari 2019 voor het referentiejaar 2020, uiterlijk op 31 december 2021 voor het referentiejaar 2023, en uiterlijk op 31 december 2024 voor het referentiejaar 2026.

  • 2. 
    Wanneer de Commissie overeenkomstig lid 1 de uitvoeringshandelingen tot nadere bepaling van de lijst van variabelen vaststelt, ziet zij erop toe dat er in totaal niet meer dan 300 kern- en modulevariabelen zijn in 2020, niet meer dan 470 in 2023 en niet meer dan 350 in 2026.
  • 3. 
    Voor de jaren 2023 en 2026 is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 16 gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van wijzigingen van de in bijlage IV opgenomen gedetailleerde onderwerpen. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid ziet de Commissie erop toe dat die gedelegeerde handelingen niet leiden tot een aanzienlijke toename van de door het aantal variabelen opgelegde lasten. In het bijzonder ziet de Commissie erop toe dat de gedelegeerde handelingen niet leiden tot een toename van het aantal variabelen als bedoeld in lid 2 van dit artikel, en dat voor elke module maximaal 20 % van de in bijlage IV genoemde gedetailleerde onderwerpen door middel van gedelegeerde handelingen wordt gewijzigd. Indien 20 % minder dan één gedetailleerd onderwerp vertegenwoordigt, mag echter wel één gedetailleerd onderwerp worden gewijzigd.
  • 4. 
    Deze gedelegeerde handelingen worden uiterlijk op 30 september 2021 vastgesteld voor het referentiejaar 2023 en uiterlijk op 30 september 2024 voor het referentiejaar 2026.
  • 5. 
    De in de leden 1 en 2 bedoelde uitvoeringshandelingen en de in lid 3 bedoelde gedelegeerde handelingen leggen geen significante extra kosten op die leiden tot een onevenredige en ongerechtvaardigde last voor landbouwbedrijven en voor lidstaten.

Artikel 9

Ad-hocgegevens

  • 1. 
    De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 16 gedelegeerde handelingen vast te stellen die de in bijlage IV opgenomen modulegegevens aanvullen, indien verzameling van aanvullende informatie noodzakelijk wordt geacht. In die gedelegeerde handelingen wordt het volgende gespecificeerd:
 

a)

de onderwerpen en gedetailleerde onderwerpen die in de ad-hocmodule moeten worden verstrekt en de redenen voor deze aanvullende statistische behoeften;

 

b)

het referentiejaar.

  • 2. 
    De Commissie is bevoegd in lid 1 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen met ingang van het referentiejaar 2023 en vervolgens om de drie jaar. Voor referentiejaren waarin gegevensverzameling in de vorm van een telling plaatsvindt, stelt zij geen ad-hocmodules voor.
  • 3. 
    De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen voor het verstrekken van:
 

a)

een lijst van bij de Commissie (Eurostat) in te dienen variabelen, met maximaal 20 variabelen en de desbetreffende meeteenheden;

 

b)

de beschrijvingen van de variabelen;

 

c)

de nauwkeurigheidseisen;

 

d)

de referentieperiodes;

 

e)

de indieningsdatums.

Deze uitvoeringshandelingen worden uiterlijk twaalf maanden vóór het begin van het referentiejaar vastgesteld overeenkomstig de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

  • 4. 
    De in lid 1 van dit artikel bedoelde gedelegeerde handelingen en de in lid 3 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen leggen geen significante extra kosten op die leiden tot een onevenredige en ongerechtvaardigde last voor landbouwbedrijven en voor lidstaten.

Artikel 10

Referentieperiode

De verzamelde informatie heeft betrekking op een enkel referentiejaar dat gemeenschappelijk is voor alle lidstaten, onder verwijzing naar de situatie gedurende een vastgestelde termijn of op een vastgestelde datum, en wel als volgt:

 

a)

Voor variabelen inzake landbouwgrond betreft het gebruik van de grond het referentiejaar. Wanneer op hetzelfde perceel opeenvolgende gewassen worden geteeld, refereert het landgebruik aan een gewas dat gedurende het referentiejaar wordt geoogst (ongeacht wanneer het betrokken gewas wordt ingezaaid).

 

b)

Voor variabelen inzake irrigatie en bodembeheerpraktijken is de referentieperiode een periode van twaalf maanden eindigend binnen het referentiejaar, die door elke lidstaat wordt vastgesteld met als doel alle betrokken productiecycli te bestrijken.

 

c)

Voor variabelen inzake de veestapel, huisvesting van dieren en mestbeheer stelt elke lidstaat een gemeenschappelijke referentiedatum binnen het referentiejaar vast. De variabelen inzake mestbeheer betreffen de periode van twaalf maanden waarbinnen die datum valt.

 

d)

Voor variabelen inzake arbeidskrachten stelt elke lidstaat een referentieperiode van twaalf maanden vast die eindigt op een referentiedatum binnen het referentiejaar.

 

e)

Voor variabelen inzake plattelandsontwikkelingsmaatregelen die worden toegepast op de afzonderlijke landbouwbedrijven, is de referentieperiode de periode van drie jaar die eindigt op 31 december van het referentiejaar.

 

f)

Voor alle andere variabelen stelt elke lidstaat een gemeenschappelijke referentiedatum binnen het referentiejaar vast.

Artikel 11

Kwaliteit

  • 1. 
    De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat gegevens en metagegevens van goede kwaliteit worden toegezonden.
  • 2. 
    Voor de toepassing van deze verordening gelden de kwaliteitscriteria van artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 223/2009.
  • 3. 
    De Commissie (Eurostat) beoordeelt de kwaliteit van de ingediende gegevens en metagegevens.
  • 4. 
    Daartoe delen de lidstaten, voor elk onder deze verordening vallend referentiejaar, een kwaliteitsverslag bij de Commissie (Eurostat) in met een beschrijving van het statistische proces en met name:
 

a)

metagegevens waarin wordt beschreven welke methode is gebruikt en hoe de technische specificaties zijn verwezenlijkt ten opzichte van de bij deze verordening vastgestelde technische specificaties;

 

b)

informatie over de naleving van de minimumeisen voor de gebruikte steekproefkaders, mede bij de ontwikkeling en de actualisering ervan, als bepaald in deze verordening.

De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin de praktische regelingen en de inhoud van de kwaliteitsverslagen worden bepaald. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 17, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure en brengen geen aanzienlijke extra lasten of kosten mee voor de lidstaten.

  • 5. 
    De lidstaten stellen de Commissie (Eurostat) onverwijld in kennis van elke relevante informatie of wijziging in verband met de uitvoering van deze verordening die van invloed kan zijn op de kwaliteit van de ingediende gegevens.
  • 6. 
    De lidstaten verstrekken de Commissie (Eurostat) desgevraagd de aanvullende verduidelijking die nodig is om de kwaliteit van de statistische informatie te beoordelen.

Artikel 12

Indiening van gegevens en metagegevens en uiterste termijnen

  • 1. 
    Voor het referentiejaar 2020 dienen de lidstaten binnen 15 maanden na afloop van dat referentiejaar gevalideerde kern- en modulegegevens en een kwaliteitsverslag bij de Commissie (Eurostat) in.
  • 2. 
    Voor de referentiejaren 2023 en 2026 dienen de lidstaten binnen twaalf maanden na afloop van het betreffende referentiejaar gevalideerde kern- en modulegegevens en een kwaliteitsverslag bij de Commissie (Eurostat) in.
  • 3. 
    De bij de Commissie (Eurostat) ingediende gegevens betreffen het niveau van individuele landbouwbedrijven. De modulegegevens en de ad-hocgegevens moeten worden verbonden met de in bijlage III vermelde kerngegevens op het niveau van individuele landbouwbedrijven voor hetzelfde referentiejaar. De verstrekte gegevens omvatten de extrapolatiefactoren en informatie over de stratificatie.
  • 4. 
    De lidstaten dienen de gegevens en metagegevens in met gebruikmaking van een door de Commissie (Eurostat) voorgeschreven technisch formaat. De gegevens en metagegevens worden bij de Commissie (Eurostat) ingediend via de diensten van het centrale toegangspunt.

Artikel 13

Bijdrage van de Unie

  • 1. 
    Voor de uitvoering van deze verordening kent de Unie financiële steun toe aan de nationale instituten voor de statistiek en andere nationale instanties zoals bedoeld in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 223/2009, voor
 

a)

de ontwikkeling of tenuitvoerlegging van gegevensvereisten, of beide;

 

b)

de ontwikkeling van methoden voor de modernisering van statistische systemen die zijn gericht op een hogere kwaliteit of op lagere kosten en voor de verlichting van de administratieve lasten van het produceren van geïntegreerde landbouwstatistieken door gebruik te maken van de in artikel 4 bedoelde bronnen en methoden.

  • 2. 
    De lidstaten ontvangen subsidies van de Unie om de kosten te dekken van de in de artikelen 5, 6 en 7 vermelde gegevensverzamelingen, binnen de grenzen van de in artikel 14 vermelde financiële middelen.
  • 3. 
    De in lid 2 bedoelde financiële bijdrage van de Unie mag niet meer bedragen dan 75 % van de subsidiabele kosten, met inachtneming van de in de leden 4 en 5 vermelde maximumbedragen.
  • 4. 
    Voor de gecombineerde kosten van de verzamelingen van kerngegevens en modulegegevens voor 2020 wordt de financiële bijdrage van de Unie beperkt tot de onderstaande maximumbedragen:
 

a)

voor Luxemburg en Malta: elk 50 000 EUR;

 

b)

voor Ierland, Kroatië, Litouwen en Oostenrijk: elk 1 000 000 EUR;

 

c)

voor Bulgarije, Duitsland, Hongarije, Portugal en het Verenigd Koninkrijk: elk 2 000 000 EUR;

 

d)

voor Frankrijk, Griekenland en Spanje: elk 3 000 000 EUR;

 

e)

voor Italië, Polen en Roemenië: elk 4 000 000 EUR;

 

f)

voor alle andere lidstaten: elk 300 000 EUR.

  • 5. 
    Voor het verzamelen van de kerngegevens en modulegegevens in 2023 en 2026 worden de in lid 4 vermelde bedragen verlaagd met 50 %, onverminderd het bepaalde in het kader van het MFK voor de periode na 2020.
  • 6. 
    Voor het verzamelen van de in artikel 9 bedoelde ad-hocgegevens kent de Unie subsidies toe aan de nationale instituten voor de statistiek en andere nationale instanties als bedoeld in artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 223/2009, om de kosten van de verrichting van een ad-hocgegevensverzameling te dekken. Die financiële bijdrage van de Unie bedraagt niet meer dan 90 % van de subsidiabele kosten.
  • 7. 
    De financiële bijdrage van de Unie voor de in lid 2 van dit artikel bedoelde subsidies wordt verstrekt door het Europees Landbouwgarantiefonds uit hoofde van artikel 4, lid 2, onder d), van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

Artikel 14

Financiële middelen

  • 1. 
    De financiële middelen van de Unie voor de uitvoering van het programma van gegevensverzamelingen voor het referentiejaar 2020 — met inbegrip van de kredieten die nodig zijn voor het beheer, het onderhoud en de ontwikkeling van de databanksystemen die bij de Commissie worden gebruikt voor de verwerking van de door de lidstaten overeenkomstig deze verordening verstrekte gegevens — bedragen 40 000 000 EUR voor de periode 2018-2020 en vallen onder het MFK 2014-2020.
  • 2. 
    Na de inwerkingtredingsdatum van het MFK voor de periode na 2020 wordt het bedrag voor de periode na 2020 vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad, op voorstel van de Commissie.

Artikel 15

Bescherming van de financiële belangen van Unie

  • 1. 
    De Commissie neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde activiteiten, de financiële belangen van de Unie worden beschermd door de toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere illegale handelingen, zulks door de uitvoering van consequente en doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door de terugvordering van de ten onrechte uitgekeerde bedragen en, in voorkomend geval, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties.
  • 2. 
    De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer hebben de bevoegdheid om, op basis van documenten en controles ter plaatse, audits uit te voeren bij alle subsidieontvangers, contractanten en subcontractanten en derden die uit hoofde van het programma rechtstreeks of onrechtstreeks middelen van de Unie hebben ontvangen.
  • 3. 
    Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan controles en verificaties ter plaatse uitvoeren bij marktdeelnemers die direct of indirect bij dergelijke financiering betrokken zijn, overeenkomstig de procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (21) en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (22), om vast te stellen of er — in verband met een subsidieovereenkomst, een subsidiebesluit of een direct dan wel indirect in het kader van deze verordening gefinancierd contract — sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad.
  • 4. 
    De samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties en de subsidieovereenkomsten en -besluiten, voortvloeiend uit de toepassing van deze verordening, verlenen de Commissie, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid om dergelijke audits en controles en verificaties ter plaatse uit te voeren.
  • 5. 
    Wanneer de uitvoering van een handeling geheel of gedeeltelijk wordt uitbesteed of verder wordt gedelegeerd of wanneer hiervoor een overheidsopdracht moet worden geplaatst of financiële steun moet worden verleend aan een derde partij, wordt in het contract, de subsidieovereenkomst of het subsidiebesluit bepaald dat de contractant of de begunstigde elke betrokken derde partij ertoe moet verplichten die bevoegdheden van de Commissie, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk te aanvaarden.
  • 6. 
    De leden 4 en 5 zijn van toepassing onverminderd de leden 1, 2 en 3.

Artikel 16

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

  • 1. 
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
  • 2. 
    De in artikel 5, lid 6, artikel 8, lid 3, en artikel 9, lid 1, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 27 augustus 2018. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
  • 3. 
    Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 5, lid 6, artikel 8, lid 3, en artikel 9, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
  • 4. 
    Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
  • 5. 
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
  • 6. 
    Een overeenkomstig artikel 5, lid 6, artikel 8, lid 3, en artikel 9, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 17

Comitéprocedure

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het bij Verordening (EG) nr. 223/2009 ingestelde ESS-comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 18

Verslag van de Commissie

Uiterlijk op 31 december 2024 en na raadpleging van het ESS-comité, dient de Commissie een verslag over de uitvoering en verwezenlijking van de doelstellingen van deze verordening in bij het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 19

Afwijkingen

In afwijking van artikel 5, artikel 6, lid 1, artikel 7, lid 1, onder a), b) en c), artikel 8, lid 2, artikel 12, lid 1, artikel 13, lid 4, artikel 14, lid 1, en bijlage V, worden de verwijzingen naar het jaar 2020 voor Griekenland en Portugal indien nodig vervangen door verwijzingen naar het jaar 2019.

Artikel 20

Intrekking

  • 1. 
    Verordening (EU) nr. 1337/2011 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2022.
  • 2. 
    Verordening (EG) nr. 1166/2008 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2019.
  • 3. 
    Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 21

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 18 juli 2018.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • A. 
    TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

  • J. 
    BOGNER-STRAUSS
 

  • (1) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 3 juli 2018 (nog niet bekendgemaakt in de het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 16 juli 2018.
  • (2) 
    Verordening (EG) nr. 1166/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende enquêtes naar de structuur van de landbouwbedrijven en de enquête naar de productiemethoden in de landbouw en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 571/88 van de Raad (PB L 321 van 1.12.2008, blz. 14).
  • (3) 
    Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).
  • (4) 
    Verordening (EU) nr. 1337/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende Europese statistieken van meerjarige teelten en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 357/79 van de Raad en Richtlijn 2001/109/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 347 van 30.12.2011, blz. 7).
  • (5) 
    Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1).
  • (6) 
    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
  • (7) 
    Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
  • (8) 
    Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).
  • (9) 
    Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).
  • Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549).
  • Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
  • Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1198/2014 van de Commissie van 1 augustus 2014 tot aanvulling van Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Unie (PB L 321 van 7.11.2014, blz. 2).
  • Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).
  • Verordening (EG) nr. 1760/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juli 2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad (PB L 204 van 11.8.2000, blz. 1).
  • Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de Richtlijnen 92/102/EEG en 64/432/EEG (PB L 5 van 9.1.2004, blz. 8).
  • Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).
  • Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1).
  • Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
  • Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
 

BIJLAGE I

Coëfficiënten voor de grootvee-eenheden

 

Diersoort

Kenmerk van dier

Coëfficiënt

Runderen

Jonger dan een jaar

0,400

Tussen één en twee jaar oud

0,700

Mannelijke runderen van twee jaar en ouder

1,000

Vaarzen van twee jaar en ouder

0,800

Melkkoeien

1,000

Andere koeien

0,800

Schapen en geiten

0,100

Varkens

Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg

0,027

Fokzeugen met een levend gewicht van 50 kg of meer

0,500

Andere varkens

0,300

Pluimvee

Mesthoenders

0,007

Leghennen

0,014

Ander pluimvee

 

Kalkoenen

0,030

Eenden

0,010

Ganzen

0,020

Struisvogels

0,350

Ander pluimvee, niet elders genoemd

0,001

Moederkonijnen (voedsters)

0,020

 

BIJLAGE II

Lijst van fysieke drempels  (1)

 

Post

Drempel

OCG

5 ha

Bouwland

2 ha

Aardappelen

0,5 ha

Verse groenten en aardbeien

0,5 ha

Aromatische planten, geneeskrachtige kruiden en specerijen, bloemen en sierplanten, zaden en zaailingen, boomkwekerijen

0,2 ha

Fruitbomen, kleinfruit, notenbomen, citrusbomen, andere meerjarige teelten met uitzondering van boomkwekerijen, wijngaarden en olijfbomen

0,3 ha

Wijngaarden

0,1 ha

Olijfbomen

0,3 ha

Broeikassen

100 m2

Gekweekte paddenstoelen

100 m2

Vee

1,7 grootvee-eenheden

 

  • (1) 
    Voor de posten gelden de in de lijst opgenomen drempels.
 

BIJLAGE III

Structurele kerngegevens: Variabelen

 

Algemene variabelen

Eenheden/Categorieën voor waarden

Informatie uit enquêtes

 

Identificatiecode van het landbouwbedrijf

Identificatiecode van landbouwbedrijf

Ligging van het landbouwbedrijf

 

Geografische locatie

De celcode van het statistische eenhedenraster van INSPIRE voor pan-Europees gebruik.

NUTS 3-regio

NUTS 3-code

Het landbouwbedrijf heeft gebieden met natuurlijke beperkingen in de zin van Verordening (EU) nr. 1305/2013.

L/M/O/N (1)

Rechtspersoonlijkheid van het landbouwbedrijf

 

De juridische en economische aansprakelijkheid voor het landbouwbedrijf berust bij:

 

Natuurlijke persoon die „enig bedrijfshoofd” op een zelfstandig landbouwbedrijf is

ja/neen

Zo ja, is het bedrijfshoofd tevens de bedrijfsleider?

ja/neen

Zo nee, is de bedrijfsleider een familielid van het bedrijfshoofd?

ja/neen

Zo ja, is de bedrijfsleider de echtgenoot/echtgenote van het bedrijfshoofd?

ja/neen

Gedeeld eigenaarschap

ja/neen

Twee of meer natuurlijke personen die partners zijn op een landbouwbedrijf met meerhoofdige bedrijfsvoering

ja/neen

Rechtspersoon

ja/neen

Zo ja, is het landbouwbedrijf onderdeel van een groep bedrijven?

ja/neen

Het landbouwbedrijf is een eenheid op gemeenschappelijke grond

ja/neen

Het bedrijfshoofd ontvangt EU-steun voor grond of dieren op het landbouwbedrijf en valt dus onder het geïntegreerd beheers- en controlesysteem

ja/neen

 

Het bedrijfshoofd is een jonge landbouwer of een nieuwkomer in de landbouw die om die reden in de voorgaande drie jaar financiële steun heeft ontvangen in het kader van het GLB

ja/neen

Bedrijfsleider van het landbouwbedrijf

 

Geboortejaar

jaar

Geslacht

man/vrouw

Landbouwwerkzaamheden op het landbouwbedrijf (behalve huishoudelijk werk)

AJE-klassen (2)

 

Aanvangsjaar als bedrijfsleider van het landbouwbedrijf

jaar

Landbouwopleiding van bedrijfsleider

opleidingscodes

Beroepsopleiding in de voorgaande twaalf maanden

ja/neen

Exploitatievorm van de OCG (met betrekking tot het bedrijfshoofd)

 

Landbouw op eigen grond

ha

Landbouw op gepachte grond

ha

Deelpacht of andere exploitatievorm

ha

Gemeenschappelijke grond

ha

Biologische landbouw

ja/neen

Totale OCG van het landbouwbedrijf waarop biologische landbouwproductiemethoden worden toegepast die volgens nationale regels of regels van de Europese Unie worden gecertificeerd

ha

Totale OCG van het landbouwbedrijf waarop wordt overgeschakeld op biologische productiemethoden die volgens nationale regels of regels van de Europese Unie zullen worden gecertificeerd

ha

 

Deelname aan andere milieucertificeringsregelingen

ja/neen

 

Variabelen inzake de grond

Totaal hoofdareaal

waarvan gecertificeerde biologische landbouw of in overschakelingsfase

OCG

ha

ha

Bouwland

ha

ha

Granen voor korrelwinning (inclusief zaaizaad)

ha

ha

Zachte tarwe en spelt

ha

ha

Harde tarwe

ha

ha

Rogge en mengsels van wintergranen (mengkoren)

ha

 

Gerst

ha

 

Mengsels van haver en zomergranen (andere graanmengsels dan mengkoren)

ha

 

Korrelmaïs en zaad-spil-mengsel

ha

 

Triticale

ha

 

Kafferkoren

ha

 

Andere granen, niet elders genoemd (boekweit, gierst, kanariezaad enz.)

ha

 

Rijst

ha

 

Drooggeoogste peulvruchten en eiwitrijke gewassen voor korrelwinning (inclusief zaden en mengsels van granen en peulvruchten)

ha

ha

Erwten, bonen en niet-bittere lupinen

ha

 

Hakvruchten

ha

ha

Aardappelen (inclusief pootaardappelen)

ha

ha

Suikerbieten (exclusief zaaizaad)

ha

ha

Andere hakvruchten, niet elders genoemd

ha

 

Handelsgewassen

ha

ha

Oliehoudende zaden

ha

ha

Kool- en raapzaad

ha

 

Zonnebloemzaad

ha

 

Sojabonen

ha

ha

Lijnzaad

ha

 

Andere oliehoudende gewassen, niet elders genoemd

ha

 

Vezelgewassen

ha

 

Vezelvlas

ha

 

Hennep

ha

 

Katoen

ha

 

Andere vezelgewassen, niet elders genoemd

ha

 

Tabak

ha

 

Hop

ha

 

Aromatische planten, geneeskrachtige kruiden en specerijen

ha

 

Energiegewassen, niet elders genoemd

ha

 

Andere handelsgewassen, niet elders genoemd

ha

 

Groen geoogste akkerbouwgewassen

ha

ha

Tijdelijk grasland

ha

ha

Groen geoogste peulgewassen

ha

ha

Voedermaïs

ha

 

Andere groen geoogste granen (exclusief snijmaïs)

ha

 

Andere groen geoogste akkerbouwgewassen, niet elders genoemd

ha

 

Verse groenten (inclusief meloenen) en aardbeien

ha

ha

Verse groenten (inclusief meloenen) en aardbeien in gewasrotatie met tuinbouwgewassen (tuinbouwmatig geteeld)

ha

 

Verse groenten (inclusief meloenen) en aardbeien in gewasrotatie met gewassen die geen tuinbouwgewassen zijn (akkerbouwmatig geteeld)

ha

 

Bloemen en sierplanten (exclusief boomkwekerijgewassen)

ha

 

Zaai- en plantgoed

ha

ha

Overige gewassen op bouwland, niet elders genoemd

ha

 

Braakland

ha

 

Blijvend grasland

ha

ha

Grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst

ha

ha

Weiden met geringe opbrengst

ha

ha

Blijvend grasland dat niet langer voor productiedoeleinden wordt gebruikt en voor financiële steun in aanmerking komt

ha

 

Meerjarige teelten (inclusief jonge en tijdelijk verlaten aanplant, met uitzondering van arealen die uitsluitend voor eigen gebruik produceren)

ha

ha

Fruit, kleinfruit en noten (exclusief citrusvruchten, druiven en aardbeien)

ha

ha

Pitvruchten

ha

 

Steenvruchten

ha

 

Fruit van subtropische en tropische breedten

ha

 

Kleinfruit (exclusief aardbeien)

ha

 

Noten

ha

 

Citrusvruchten

ha

ha

Druiven

ha

 

Druiven voor de productie van wijn

ha

ha

Druiven voor de productie van wijn met een beschermde oorsprongsbenaming (BOB)

ha

 

Druiven voor de productie van wijn met een beschermde geografische aanduiding (BGA)

ha

 

Druiven voor de productie van andere wijn, niet elders genoemd (exclusief BOB/BGA)

ha

 

Tafeldruiven

ha

 

Druiven voor de productie van rozijnen

ha

 

Olijven

ha

ha

Boomkwekerijgewassen

ha

 

Andere meerjarige teelten met inbegrip van andere meerjarige teelten voor menselijke consumptie

ha

 

Kerstbomen

ha

 

Tuinen voor eigen gebruik

ha

 

Andere landbouwgrond

ha

 

Oppervlakte niet in gebruik zijnde cultuurgrond

ha

 

Bosareaal

ha

 

Hakhout met korte omlooptijd

ha

 

Overig areaal (gebouwen, erven, wegen, vijvers en andere niet-productieve oppervlakten)

ha

 

Bijzondere arealen van het landbouwbedrijf

   

Gekweekte paddenstoelen

ha

 

Andere OCG onder glas of andere betreedbare beschermingsafdekking

ha

 

Groenten, met inbegrip van meloenen en aardbeien onder glas of andere betreedbare beschermingsafdekking

ha

ha

Bloemen en sierplanten (exclusief boomkwekerijgewassen) onder glas of andere betreedbare beschermingsafdekking

ha

 

Andere gewassen op bouwland onder glas of andere betreedbare beschermingsafdekking

ha

 

Meerjarige teelten onder glas of andere betreedbare beschermingsafdekking

ha

 

Andere OCG onder glas of andere betreedbare beschermingsafdekking, niet elders genoemd

ha

 

Irrigatie op cultuurgrond in de openlucht

   

Totaal irrigeerbaar areaal

ha

 
 

Variabelen inzake vee

Totaal aantal dieren

waarvan gecertificeerde biologische landbouw of in overschakelingsfase

Runderen

 

stuks

Runderen jonger dan een jaar

stuks

 

Runderen tussen één en twee jaar oud

stuks

 

Mannelijke runderen tussen één en twee jaar oud

stuks

 

Vaarzen tussen één en twee jaar oud

stuks

 

Mannelijke runderen van twee jaar en ouder

stuks

 

Vrouwelijke runderen van twee jaar en ouder

stuks

 

Vaarzen van twee jaar en ouder

stuks

 

Koeien

stuks

 

Melkkoeien

stuks

stuks

Andere koeien

stuks

stuks

Buffelkoeien

stuks

ja/neen

Schapen en geiten

   

Schapen (alle leeftijden)

stuks

stuks

Vrouwelijke dieren voor de voortplanting

stuks

 

Andere schapen

stuks

 

Geiten (alle leeftijden)

stuks

stuks

Vrouwelijke dieren voor de voortplanting

stuks

 

Andere geiten

stuks

 

Varkens

 

stuks

Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg

stuks

 

Fokzeugen met een levend gewicht van 50 kg of meer

stuks

 

Andere varkens

stuks

 

Pluimvee

 

stuks

Mesthoenders

stuks

stuks

Leghennen

stuks

stuks

Ander pluimvee

stuks

 

Kalkoenen

stuks

 

Eenden

stuks

 

Ganzen

stuks

 

Struisvogels

stuks

 

Ander pluimvee, niet elders genoemd

stuks

 

Konijnen

   

Vrouwelijke dieren voor de voortplanting

stuks

 

Bijen

bijenkorven

 

Herten

ja/neen

 

Pelsdieren

ja/neen

 

Dieren, niet elders genoemd

ja/neen

 
 

  • (1) 
    L — Andere dan berggebieden met aanzienlijke natuurlijke beperkingen; M — Achtergebleven berggebied; O — Ander gebied met specifieke beperkingen; N- Normaal gebied (geen achtergebleven gebied). Deze classificatie kan in de toekomst worden aangepast in het licht van ontwikkelingen van het GLB.
  • (2) 
    Arbeidsjaareenheid (AJE), percentageklasse 2: (> 0-< 25), (≥ 25-< 50), (≥ 50-< 75), (≥ 75-< 100), (100)
 

BIJLAGE IV

Onderwerpen en gedetailleerde onderwerpen binnen de modulegegevens

 

Module

Onderwerp

Gedetailleerd onderwerp

Arbeidskrachten en andere winstgevende werkzaamheden

Beheer landbouwbedrijf

Bedrijfshoofd

Arbeidsinput

Genderevenwicht

Veiligheidsmaatregelen, inclusief veiligheidsplan voor het landbouwbedrijf

Familiearbeidskrachten

Arbeidsinput

Aantal betrokken personen

Genderevenwicht

Niet-familiearbeidskrachten

Arbeidsinput

Aantal werkzame personen

Genderevenwicht

Niet-regelmatig werkzame arbeidskrachten in dienst van het landbouwbedrijf

Arbeidsinput door contractanten

 

Andere rechtstreeks met het landbouwbedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden

Soorten activiteiten

Belang voor het landbouwbedrijf

Arbeidsinput

 

Andere niet rechtstreeks met het landbouwbedrijf verband houdende winstgevende werkzaamheden

Arbeidsinput

Plattelandsontwikkeling

Landbouwbedrijven ondersteund door plattelandsontwikkelingsmaatregelen

Advies-, bedrijfsbeheers- en bedrijfsverzorgingsdiensten

Ontwikkeling van landbouwbedrijven en ondernemingen

Kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen

Investeringen in materiële activa

Herstel van door natuurrampen of rampzalige gebeurtenissen beschadigd agrarisch productiepotentieel en invoering van passende preventieve acties

Investeringen in de ontwikkeling van het bosareaal en de verbetering van de levensvatbaarheid van bossen

Agromilieubetalingen, klimaatbetalingen

Biologische landbouw

Betalingen in het kader van de Natura 2000-richtlijn en de kaderrichtlijn water

Betalingen voor gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen

Dierenwelzijn

Risicobeheer

Huisvesting van dieren en mestbeheer

Huisvesting van dieren

Huisvesting van runderen

Huisvesting van varkens

Huisvesting van leghennen

Gebruik van voedingsstoffen en mest op het landbouwbedrijf

Bemeste OCG

Door het landbouwbedrijf uitgevoerde of ingevoerde mest

Biologische en op afval gebaseerde meststoffen, anders dan dierlijke mest

Bemestingstechnieken

Onderwerkingstijd per soort toediening

Voorzieningen voor mest

Mestopslagvoorzieningen en -capaciteit

Irrigatie

Irrigatiepraktijken

Beschikbaarheid van irrigatie

Irrigatiemethoden

Bron van het voor irrigatie gebruikte water

Technische gegevens van de irrigatie-installatie

Gewassen die tijdens een periode van twaalf maanden zijn geïrrigeerd

Granen voor korrelwinning

Drooggeoogste peulvruchten en eiwitrijke gewassen voor korrelwinning

Hakvruchten

Handelsgewassen

Groen geoogste akkerbouwgewassen

Overige gewassen op bouwland

Blijvend grasland

Meerjarige teelten

Bodembeheermethoden

Bodembeheermethoden in de openlucht

Bewerken van de bodem

Bodembedekking van bouwland

Gewasrotatie op bouwland

Ecologisch aandachtsgebied

Machines, werktuigen en installaties

Machines en werktuigen

Internetvoorzieningen

Basismachines

Gebruik van precisielandbouw

Machines voor het beheer van de veestapel

Opslagruimte voor landbouwproducten

Installaties

Installaties voor de opwekking van hernieuwbare energie op landbouwbedrijven

Boomgaard

Pitvruchten

Appels: Oppervlakte per leeftijdsklasse van aanplant

Appels: Oppervlakte per aanplantingsdichtheid van de bomen

Peren: Oppervlakte per leeftijdsklasse van aanplant

Peren: Oppervlakte per aanplantingsdichtheid van de bomen

Steenvruchten

Perziken: Oppervlakte per leeftijdsklasse van aanplant

Perziken: Oppervlakte per aanplantingsdichtheid van de bomen

Nectarines: Oppervlakte per leeftijdsklasse van aanplant

Nectarines: Oppervlakte per aanplantingsdichtheid van de bomen

Abrikozen: Oppervlakte per leeftijdsklasse van aanplant

Abrikozen: Oppervlakte per aanplantingsdichtheid van de bomen

Citrusvruchten

Sinaasappelen: Oppervlakte per leeftijdsklasse van aanplant

Sinaasappelen: Oppervlakte per aanplantingsdichtheid van de bomen

Kleine citrusvruchten: Oppervlakte per leeftijdsklasse van aanplant

Kleine citrusvruchten: Oppervlakte per aanplantingsdichtheid van de bomen

Citroenen: Oppervlakte per leeftijdsklasse van aanplant

Citroenen: Oppervlakte per aanplantingsdichtheid van de bomen

Olijven

Oppervlakte per leeftijdsklasse van aanplant

 

Oppervlakte per aanplantingsdichtheid van de bomen

Tafeldruiven en druiven voor de productie van rozijnen

Tafeldruiven: Oppervlakte per leeftijdsklasse van aanplant

 

Tafeldruiven: Oppervlakte per aanplantingsdichtheid van de wijnstokken

 

Druiven voor de productie van rozijnen: Oppervlakte per leeftijdsklasse van aanplant

 

Druiven voor de productie van rozijnen: Oppervlakte per aanplantingsdichtheid van de wijnstokken

Wijngaard

Druiven voor de productie van wijn

Areaal en leeftijd

 

Druivenrassen

Aantal rassen

   

Code en areaal

 

BIJLAGE V

Nauwkeurigheidseisen

De kerngegevens (in 2023 en 2026) en de modulegegevens moeten statistisch representatief zijn voor de betrokken populaties van landbouwbedrijven als omschreven in de onderstaande nauwkeurigheidstabel op het niveau van de NUTS 2-regio's in termen van de grootte en het type van de landbouwbedrijven, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad (1), Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1198/2014 van de Commissie en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/220 van de Commissie (2).

De nauwkeurigheidseisen zijn van toepassing op de variabelen in de onderstaande tabel.

De gegevens in de kaderuitbreiding in 2020 zijn statistisch representatief voor de betrokken populatie op het niveau van de NUTS 2-regio's zoals gedefinieerd in de onderstaande tabel.

Bovendien zijn de nauwkeurigheidseisen in de tabel van toepassing op alle NUTS 2-regio's met ten minste:

 

5 000 landbouwbedrijven in de betrokken populatie voor de modules „boomgaard” en „wijngaard”;

 

10 000 landbouwbedrijven in de betrokken populatie voor de kerngegevens, voor alle andere modules en voor de gegevens in de kaderuitbreiding.

Voor NUTS 2-regio's met minder bedrijven zijn de nauwkeurigheidseisen in de tabel van toepassing op de desbetreffende NUTS 1-regio's met minstens:

 

500 landbouwbedrijven in de betrokken populatie voor de modules „boomgaard” en „wijngaard”;

 

1 000 landbouwbedrijven in de betrokken populatie voor kerngegevens, alle andere modules en de gegevens voor de kaderuitbreiding.

Een nationale precisie van maximaal 5 % relatieve standaardafwijking is vereist voor de variabelen van de modules „boomgaard” en „wijngaard” waarop geen nauwkeurigheidseis voor NUTS 2- of NUTS 1-regio's van toepassing is.

Een nationale precisie van maximaal 7,5 % relatieve standaardafwijking is vereist voor alle variabelen van de andere modules waarop geen nauwkeurigheidseis voor NUTS 2- of NUTS 1-regio's van toepassing is.

Nauwkeurigheidstabel

 

Betrokken populatie

Variabelen waarop nauwkeurigheidseisen van toepassing zijn

Prevalentie in de betrokken populatie

Relatieve standaardafwijking

Kerngegevens in 2023 en 2026 en

module „arbeidskrachten en andere winstgevende werkzaamheden”

Zoals gedefinieerd in artikel 5 voor de kerngegevens en in artikel 7 voor de module „arbeidskrachten en andere winstgevende werkzaamheden”.

Variabelen grond

 

Granen voor korrelwinning (inclusief zaaizaad)

 

Oliehoudende zaden

 

Groen geoogste akkerbouwgewassen

 

Verse groenten (inclusief meloenen), aardbeien, bloemen en sierplanten (met uitzondering van boomkwekerijgewassen)

 

Blijvend grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst

 

Fruit, kleinfruit, noten en citrusvruchten (exclusief druiven en aardbeien)

 

Druiven

 

Olijven

7,5 % of meer van de OCG in de regio

< 5 %

Variabelen vee

 

Melkkoeien

 

Andere koeien

 

Andere runderen (runderen jonger dan een jaar, runderen tussen één en twee jaar oud, mannelijke runderen van twee jaar en ouder, vaarzen van twee jaar en ouder)

 

Fokzeugen met een levend gewicht van 50 kg of meer

 

Biggen met een levend gewicht van minder dan 20 kg en andere varkens

 

Schapen en geiten

 

Pluimvee

7,5 % of meer van het aantal grootvee-eenheden in de regio en 5 % of meer van de variabele in het land

< 5 %

Kerngegevens voor kaderuitbreiding in 2020

Als gedefinieerd in artikel 6

Variabelen grond

 

Bouwland

 

Blijvend grasland, exclusief weiden met geringe opbrengst

 

Meerjarige teelten

7,5 % of meer van de OCG in de regio

< 7,5 %

Variabelen vee

 

Totaal aantal grootvee-eenheden

5 % of meer van de variabele in het land

< 7,5 %

Module „plattelandsontwikkeling” en

module „machines, werktuigen en installaties”

Als gedefinieerd in artikel 7

Variabelen grond zoals voor de module „arbeidskrachten en andere winstgevende werkzaamheden”

7,5 % of meer van de OCG in de regio

< 7,5 %

Variabelen vee zoals voor de module „arbeidskrachten en andere winstgevende werkzaamheden”

7,5 % of meer van het aantal grootvee-eenheden in de regio en 5 % of meer van de variabele in het land

< 7,5 %

Module „huisvesting van dieren en mestbeheer”

De subreeks van de populatie landbouwbedrijven zoals gedefinieerd in artikel 7 met ten minste een van de volgende: runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee

Variabelen vee zoals voor de module „arbeidskrachten en andere winstgevende werkzaamheden”

7,5 % of meer van het aantal grootvee-eenheden in de regio en 5 % of meer van de variabele in het land

< 7,5 %

Module „irrigatie”

De subreeks van de populatie landbouwbedrijven zoals gedefinieerd in artikel 7 met irrigeerbaar areaal

Variabelen grond

 

Totaal irrigeerbaar areaal

7,5 % of meer van de OCG in de regio

< 7,5 %

Module „bodembeheermethoden”

De subreeks van de populatie landbouwbedrijven zoals gedefinieerd in artikel 7 met bouwland

Variabelen grond

 

Bouwland

7,5 % of meer van de OCG in de regio

< 7,5 %

Module „boomgaard”

De subreeks van de populatie landbouwbedrijven zoals gedefinieerd in artikel 7 met een boomgaardvariabele die voldoet aan de in artikel 7, lid 5, vastgestelde drempelwaarde

Variabelen boomgaard

 

De variabelen van de boomgaard waaronder appels, peren, abrikozen, perziken, nectarines, sinaasappelen, kleine citrusvruchten, citroenen, olijven, tafeldruiven, druiven voor de productie van rozijnen die voldoen aan de in artikel 7, lid 5, vastgestelde drempelwaarde

5 % of meer van de OCG in de regio

< 7,5 %

Module „wijngaard”

De subreeks van de populatie landbouwbedrijven zoals gedefinieerd in artikel 7 met druiven voor de productie van wijn

Variabelen wijngaard

 

Druiven voor de productie van wijn

5 % of meer van de OCG in de regio

< 7,5 %

 

  • (1) 
    Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Gemeenschap (PB L 328 van 15.12.2009, blz. 27).
  • (2) 
    Uitvoeringsverordening (EU) 2015/220 van de Commissie van 3 februari 2015 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Unie (PB L 46 van 19.2.2015, blz. 1).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.