Richtlijn 2018/1695 - Wijziging van de btw-richtlijn wat betreft de toepassing van de facultatieve verleggingsregeling voor leveringen van bepaalde fraudegevoelige goederen en diensten en van het snellereactiemechanisme tegen btw-fraude

1.

Wettekst

12.11.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 282/5

 

RICHTLIJN (EU) 2018/1695 VAN DE RAAD

van 6 november 2018

tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de toepassing van de facultatieve verleggingsregeling voor leveringen van bepaalde fraudegevoelige goederen en diensten en van het snellereactiemechanisme tegen btw-fraude

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 113,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Belastingfraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) leidt tot een aanzienlijke derving van begrotingsinkomsten en heeft een effect op de werking van de interne markt.

 

(2)

In artikel 199 bis van Richtlijn 2006/112/EG (3) van de Raad wordt de lidstaten het recht verleend te bepalen dat de btw ter zake van de in dit artikel genoemde goederenleveringen en diensten moet worden voldaan door de belastingplichtige aan wie de desbetreffende goederen of diensten worden geleverd of verstrekt (verleggingsregeling), teneinde meteen te kunnen optreden tegen het probleem van ploffraude in de intracommunautaire handel. De lidstaten kunnen dit mechanisme toepassen tot en met 31 december 2018, voor een minimumperiode van twee jaar.

 

(3)

De bijzondere maatregel van het snellereactiemechanisme (hierna „QRM” genoemd) die in artikel 199 ter van Richtlijn 2006/112/EG is vastgesteld, biedt de lidstaten een versnelde procedure waarmee zij de verleggingsregeling kunnen invoeren voor specifieke leveringen van goederen en diensten, teneinde plotse en grootschalige btw-fraude die tot aanzienlijke en onherstelbare financiële verliezen zou kunnen leiden, te bestrijden. In overeenstemming met artikel 3 van Richtlijn 2013/42/EU (4) van de Raad mogen de lidstaten de bijzondere QRM-maatregel toepassen tot en met 31 december 2018.

 

(4)

Op 8 maart 2018 heeft de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag voorgelegd over de effecten van de artikelen 199 bis en 199 ter van Richtlijn 2006/112/EG op de fraudebestrijding (het „verslag”).

 

(5)

Volgens dit verslag beschouwen de lidstaten en de belanghebbenden de verleggingsregeling van artikel 199 bis van Richtlijn 2006/112/EG over het algemeen als een effectief en efficiënt tijdelijk instrument om btw-fraude in de genoemde sectoren te bestrijden of fraude te voorkomen. De eis van een minimumperiode van twee jaar voor de toepassing van de in artikel 199 bis, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde maatregel bleek belemmerend te werken voor bepaalde lidstaten die de verleggingsregeling wilden invoeren maar niet aan deze voorwaarde voldeden. Daarom moet de eis van de minimumperiode van twee jaar uit die bepaling worden geschrapt.

 

(6)

Hoewel van de bijzondere QRM-maatregel van artikel 199 ter van Richtlijn 2006/112/EG nooit daadwerkelijk gebruik is gemaakt, zijn de lidstaten van mening dat hij dient te worden behouden als een nuttig instrument dat bij wijze van voorzorg kan worden ingezet in uitzonderlijke gevallen van btw-fraude.

 

(7)

Gelet op de bevindingen en conclusies van het verslag zijn de maatregelen van de artikelen 199 bis en 199 ter van Richtlijn 2006/112/EG nuttig gebleken als tijdelijke en doelgerichte maatregelen om btw-fraude te bestrijden. Deze maatregelen vervallen normaal op 31 december 2018, waardoor de lidstaten een efficiënt instrument om btw-fraude te bestrijden, zouden verliezen. Het is derhalve passend om de toepassing van deze maatregelen gedurende een beperkte tijd te verlengen, namelijk tot de beoogde inwerkingtreding van het definitieve btw-stelsel.

 

(8)

Richtlijn 2006/112/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2006/112/EG wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

In artikel 199 bis, lid 1, wordt de aanhef vervangen door:

„Tot en met 30 juni 2022 kunnen de lidstaten bepalen dat de btw moet worden voldaan door de belastingplichtige voor wie de volgende goederenleveringen of diensten worden verricht:”.

 

2)

Artikel 199 ter wordt vervangen door:

„Artikel 199 ter

  • 1. 
    Een lidstaat kan, in gevallen van dwingende urgentie en overeenkomstig leden 2 en 3, de ontvanger als de tot voldoening van de btw gehouden persoon voor specifieke leveringen van goederen en diensten aanwijzen, in afwijking van artikel 193 en als een bijzondere maatregel in het kader van het snellereactiemechanisme (QRM) tegen plotse en grootschalige btw-fraude die tot aanzienlijke en onherstelbare financiële verliezen zou kunnen leiden.

De bijzondere QRM-maatregel is onderworpen aan het nemen van passende controlemaatregelen door de lidstaat met betrekking tot de belastingplichtigen die de goederen of diensten leveren waarop die maatregel van toepassing is, en de duur ervan mag de termijn van negen maanden niet overschrijden.

  • 2. 
    Een lidstaat die een bijzondere QRM-maatregel als bepaald in lid 1 wil invoeren, zendt een kennisgeving aan de Commissie door middel van het overeenkomstig lid 4 opgestelde standaardformulier, en zendt deze kennisgeving tegelijkertijd aan de overige lidstaten. De lidstaat deelt de Commissie mee om welke sector het gaat, de vorm en de kenmerken van de fraude, het bestaan van dwingende redenen van urgentie, het plotse en grootschalige karakter van de fraude alsmede de gevolgen ervan in termen van aanzienlijke en onherstelbare financiële verliezen. Indien de Commissie meent niet over alle noodzakelijke gegevens te beschikken, neemt zij binnen twee weken na ontvangst van de kennisgeving contact op met de betrokken lidstaat en deelt zij hem mee welke aanvullende gegevens vereist zijn. Elke aanvullende inlichting die door de betrokken lidstaat aan de Commissie verstrekt wordt, zal tegelijkertijd aan de overige lidstaten toegezonden worden. Indien de aanvullende gegevens niet toereikend zijn, stelt de Commissie de betrokken lidstaat daarvan binnen een week in kennis.

De lidstaat die een bijzondere QRM-maatregel als bepaald in lid 1 van dit artikel wil invoeren, dient tegelijkertijd ook een verzoek in bij de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 395, leden 2 en 3.

In gevallen van dwingende urgentie als omschreven in lid 1 van dit artikel wordt de procedure van artikel 395, leden 2 en 3, voltooid binnen zes maanden na ontvangst van het verzoek door de Commissie.

  • 3. 
    Zodra de Commissie over alle gegevens beschikt die zij nodig acht voor de beoordeling van de kennisgeving als bedoeld in lid 2, eerste alinea, stelt zij de lidstaten daarvan in kennis. Wanneer zij bezwaar maakt tegen de bijzondere QRM-maatregel, brengt zij binnen de maand volgend op die kennisgeving een negatief advies uit, en brengt zij de betrokken lidstaat en het btw-comité hiervan op de hoogte. Wanneer de Commissie geen bezwaar maakt, bevestigt zij dit binnen dezelfde termijn schriftelijk aan de betrokken lidstaat en aan het btw-comité. De lidstaat kan de bijzondere QRM-maatregel vaststellen vanaf de datum van ontvangst van deze bevestiging. Bij het beoordelen van de kennisgeving houdt de Commissie rekening met de standpunten van andere lidstaten die haar schriftelijk zijn toegezonden.
  • 4. 
    De Commissie stelt bij uitvoeringshandeling een standaardformulier vast voor de indiening van de in lid 2 bedoelde kennisgeving van de QRM-maatregel en de in lid 2, eerste alinea, bedoelde gegevens. Deze uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 5 bedoelde onderzoeksprocedure.
  • 5. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 (*1) van het Europees Parlement en de Raad van toepassing, en het comité te dien einde is het bij artikel 58 van Verordening (EU) nr. 904/2010 (*2) van de Raad ingestelde comité.
  • 6. 
    De bijzondere QRM-maatregel als bepaald in lid 1 is van toepassing tot en met 30 juni 2022.

(*1)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13)."

(*2)  Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 268 van 12.10.2010, blz. 1).”."

 

3)

In artikel 395 wordt lid 5 geschrapt.

Artikel 2

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 6 november 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

  • H. 
    LÖGER
 

  • (1) 
    Advies van 3 oktober 2018 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (2) 
    Advies van 11 juli 2018 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (3) 
    Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).
  • (4) 
    Richtlijn 2013/42/EU van de Raad van 22 juli 2013 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft een snellereactiemechanisme tegen btw-fraude (PB L 201 van 26.7.2013, blz. 1).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.