Uitvoeringsverordening 2018/1912 - Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft bepaalde vrijstellingen voor intragemeenschappelijke handelingen

1.

Wettekst

7.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 311/10

 

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/1912 VAN DE RAAD

van 4 december 2018

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wat betreft bepaalde vrijstellingen voor intracommunautaire handelingen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 397,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

In haar mededeling van 7 april 2016 over een actieplan betreffende de btw heeft de Commissie aangekondigd dat zij voor de grensoverschrijdende „business-to-business”-handel tussen de lidstaten een voorstel voor een definitief stelsel voor de belasting over de toegevoegde waarde (btw) wilde indienen. De Raad heeft de Commissie in zijn conclusies van 8 november 2016 verzocht om in afwachting daarvan bepaalde verbeteringen aan de btw-regels van de Unie voor grensoverschrijdende transacties voor te stellen, waaronder die betreffende vrijstellingen voor intracommunautaire transacties.

 

(2)

In Richtlijn 2006/112/EG is een reeks voorwaarden vastgesteld om goederenleveringen bij bepaalde intracommunautaire transacties van de btw te mogen vrijstellen. Een van die voorwaarden is dat de goederen vanuit een lidstaat naar een andere zijn verzonden of vervoerd.

 

(3)

De uiteenlopende aanpak van de lidstaten bij de toepassing van deze vrijstellingen voor grensoverschrijdende transacties heeft evenwel tot moeilijkheden en rechtsonzekerheid voor de bedrijven geleid. Dit staat haaks op het streven naar een uitbreiding van het intracommunautaire handelsverkeer en de afschaffing van de fiscale grenzen. Het is derhalve belangrijk om de voorwaarden waaronder de vrijstellingen toepassing kunnen vinden, te specificeren en te harmoniseren.

 

(4)

Aangezien grensoverschrijdende btw-fraude hoofdzakelijk samenhangt met de vrijstelling voor intracommunautaire leveringen, dienen bepaalde omstandigheden te worden gespecificeerd waarin goederen moeten worden geacht vanuit het grondgebied van de lidstaat van levering te zijn verzonden of vervoerd.

 

(5)

Teneinde bedrijven een praktische oplossing aan te reiken alsook de belastingdiensten waarborgen te bieden, moeten in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad (2) twee weerlegbare vermoedens worden geïntroduceerd.

 

(6)

De vereenvoudigingsregelingen inzake voorraad op afroep moeten vergezeld gaan van passende registratieverplichtingen om te zorgen voor de juiste toepassing ervan.

 

(7)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

In hoofdstuk VIII wordt de volgende afdeling ingevoegd:

„Afdeling 2 bis

Vrijstellingen met betrekking tot intracommunautaire handelingen

(Artikelen 138 tot en met 142 van Richtlijn 2006/112/EG)

Artikel 45 bis

  • 1. 
    Voor de toepassing van de in artikel 138 van Richtlijn 2006/112/EG vastgestelde vrijstellingen geldt het vermoeden dat goederen zijn verzonden of vervoerd van een lidstaat naar een bestemming buiten zijn grondgebied maar binnen de Gemeenschap in elk van de volgende gevallen:
 

a)

de verkoper geeft aan dat de goederen door hemzelf of door een derde voor zijn rekening zijn verzonden of vervoerd, en ofwel is de verkoper in het bezit van ten minste twee niet-tegenstrijdige bewijsstukken als bedoeld in lid 3, onder a), afgegeven door twee verschillende partijen die onafhankelijk zijn van elkaar, van de verkoper en van de afnemer, ofwel is de verkoper in het bezit van één niet-tegenstrijdig bewijsstuk als bedoeld in lid 3, onder a), samen met één niet-tegenstrijdig bewijsstuk als bedoeld in lid 3, onder b), die de verzending of het vervoer bewijzen en die zijn uitgereikt door twee verschillende partijen die onafhankelijk zijn van elkaar, van de verkoper en van de afnemer;

 

b)

de verkoper is in het bezit van het volgende:

 

i)

een schriftelijke verklaring van de afnemer waarin wordt bevestigd dat de goederen door de afnemer of door een derde voor rekening van de afnemer zijn verzonden of vervoerd, en waarin de lidstaat van bestemming van de goederen is vermeld; die schriftelijke verklaring bevat: de datum van afgifte; de naam en het adres van de afnemer; de hoeveelheid en de aard van de goederen; de datum en plaats van aankomst van de goederen; in het geval van levering van vervoermiddelen, het identificatienummer van het vervoermiddel; en de identificatie van de persoon die de goederen namens de afnemer aanvaardt, en

 

ii)

ten minste twee niet-tegenstrijdige bewijsstukken als bedoeld in lid 3, onder a), die zijn uitgereikt door twee verschillende partijen die onafhankelijk zijn van elkaar, van de verkoper en van de afnemer, of één niet-tegenstrijdig bewijsstuk als bedoeld in lid 3, onder a), samen met één niet-tegenstrijdig bewijsstuk als bedoeld in lid 3, onder b), die de verzending of het vervoer bewijzen en die zijn uitgereikt door twee verschillende partijen die onafhankelijk zijn van elkaar, van de verkoper en van de afnemer.

De afnemer moet de onder b), i), bedoelde schriftelijke verklaring uiterlijk op de tiende dag van de maand volgende op de levering aan de verkoper bezorgen.

  • 2. 
    Een belastingdienst kan een vermoeden uit hoofde van lid 1 weerleggen.
  • 3. 
    Voor de toepassing van lid 1 wordt het volgende aanvaard als bewijs van verzending of vervoer:
 

a)

documenten met betrekking tot de verzending of het vervoer van de goederen, zoals een ondertekend CMR-document of een ondertekende CMR-vrachtbrief, een cognossement, een factuur voor het luchtvrachtvervoer van de goederen of een factuur van de vervoerder van de goederen;

 

b)

de volgende documenten:

 

i)

een verzekeringsovereenkomst voor de verzending of het vervoer van de goederen of bankdocumenten die de betaling van de verzending of het vervoer of de verzending staven;

 

ii)

officiële documenten uitgereikt door een openbare instantie, zoals een notaris, waarin de aankomst van de goederen in de lidstaat van bestemming wordt bevestigd;

 

iii)

een ontvangstbewijs van een entrepothouder afgegeven in de lidstaat van bestemming, waarin de opslag van de goederen in die lidstaat wordt bevestigd.”.

 

2)

In hoofdstuk X wordt de volgende afdeling ingevoegd:

„Afdeling 1 bis

Algemene verplichtingen

(Artikelen 242 tot en met 243 van Richtlijn 2006/112/EG)

Artikel 54 bis

  • 1. 
    Het register als bedoeld in artikel 243, lid 3, van Richtlijn 2006/112/EG dat wordt bijgehouden door elke belastingplichtige die in het kader van regelingen inzake voorraad op afroep goederen overbrengt, bevat de volgende informatie:
 

a)

de lidstaat waaruit de goederen zijn verzonden of vervoerd, en de datum van verzending of vervoer van de goederen;

 

b)

het btw-identificatienummer van de belastingplichtige voor wie de goederen zijn bestemd, toegekend door de lidstaat waarnaar de goederen worden verzonden of vervoerd;

 

c)

de lidstaat waarnaar de goederen worden verzonden of vervoerd, het btw-identificatienummer van de entrepothouder, het adres van het entrepot waar de goederen bij aankomst worden opgeslagen en de datum van aankomst van de goederen in het entrepot;

 

d)

de waarde, de beschrijving en de hoeveelheid van de in het entrepot aangekomen goederen;

 

e)

het btw-identificatienummer van de belastingplichtige die in de in artikel 17 bis, lid 6, van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde omstandigheden de onder punt b) van dit lid bedoelde persoon vervangt;

 

f)

de maatstaf van heffing, de beschrijving en de hoeveelheid van de geleverde goederen en de datum waarop de levering van de in artikel 17 bis, lid 3, onder a), van Richtlijn 2006/112/EG bedoelde goederen plaatsvindt, en het btw-identificatienummer van de koper;

 

g)

de maatstaf van heffing, de beschrijving en de hoeveelheid van de goederen, de datum waarop één van de bedoelde omstandigheden zich voordoet en de respectieve grond overeenkomstig artikel 17 bis, lid 7 van Richtlijn 2006/112/EG;

 

h)

de waarde, de beschrijving en de hoeveelheid van de teruggezonden goederen en de datum van terugzending van de goederen als bedoeld in artikel 17 bis, lid 5, van Richtlijn 2006/112/EG.

  • 2. 
    Het register als bedoeld in artikel 243, lid 3, van Richtlijn 2006/112/EG dat moet worden bijgehouden door elke belastingplichtige aan wie goederen worden geleverd in het kader van regelingen inzake voorraad op afroep, bevat de volgende informatie:
 

a)

het btw-identificatienummer van de belastingplichtige die goederen overbrengt in het kader van regelingen inzake voorraad op afroep;

 

b)

de beschrijving en de hoeveelheid van de voor hem bestemde goederen;

 

c)

de datum van aankomst in het entrepot van de voor hem bestemde goederen;

 

d)

de maatstaf van heffing, de beschrijving en de hoeveelheid van de aan hem geleverde goederen en de datum waarop de intracommunautaire verwerving van de goederen als bedoeld in artikel 17 bis, lid 3, onder b), van Richtlijn 2006/112/EG plaatsvindt;

 

e)

de beschrijving en de hoeveelheid van de goederen en de datum waarop de goederen in opdracht van de onder a) bedoelde belastingplichtige uit het entrepot worden verwijderd;

 

f)

de beschrijving en de hoeveelheid van de vernietigde of verdwenen goederen en de datum van vernietiging, verlies of diefstal van de voordien in het entrepot aangekomen goederen of de datum waarop de vernietiging of verdwijning van de goederen is vastgesteld;

Ingeval de goederen in het kader van regelingen inzake voorraad op afroep worden verzonden of vervoerd naar een entrepothouder die niet de belastingplichtige is voor wie de goederen zijn bestemd, hoeft de onder de punten c), e) en f) van de eerste alinea bedoelde informatie niet in het register van die belastingplichtige te worden opgenomen.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2020.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 december 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

  • H. 
    LÖGER
 

  • (2) 
    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 77 van 23.3.2011, blz. 1).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.