Verordening 2019/287 - Uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausules en andere mechanismen die de tijdelijke intrekking mogelijk maken van preferenties in bepaalde handelsovereenkomsten tussen de EU en derde landen

1.

Wettekst

22.2.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 53/1

 

VERORDENING (EU) 2019/287 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 13 februari 2019

tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausules en andere mechanismen die de tijdelijke intrekking mogelijk maken van preferenties in bepaalde handelsovereenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Unie sluit regelmatig handelsovereenkomsten met derde landen, waarin zij aan deze landen een preferentiële behandeling toekent. In dergelijke handelsovereenkomsten kunnen bilaterale vrijwaringsclausules en andere mechanismen voor de tijdelijke intrekking van tariefpreferenties of van andere vormen van preferentiële behandeling, zoals het stabilisatiemechanisme voor bepaalde gevoelige producten, worden opgenomen. De specifieke kenmerken van bepaalde producten die het voorwerp uitmaken van handelsovereenkomsten, en de kwetsbare situatie van de ultraperifere gebieden van de Unie, als bedoeld in artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), kunnen ad-hocbepalingen vereisen.

 

(2)

Er moeten procedures worden vastgesteld voor het waarborgen van de doeltreffende uitvoering van bilaterale vrijwaringsclausules en voor het opzetten andere mechanismen voor de tijdelijke intrekking van tariefpreferenties of andere vormen van preferentiële behandeling.

 

(3)

Deze verordening moet van toepassing zijn onverminderd in handelsovereenkomsten opgenomen specifieke bepalingen met betrekking tot vrijwaringsmaatregelen en andere mechanismen voor de tijdelijke intrekking van tariefpreferenties of van andere vormen van preferentiële behandeling, indien zulke specifieke bepalingen niet in overeenstemming zijn met deze verordening. Dergelijke specifieke bepalingen moeten in de bijlagen bij deze verordening worden opgenomen. Bij toekomstige handelsovereenkomsten met derde landen mag de Commissie derhalve niet worden belet om over dergelijke specifieke bepalingen te onderhandelen.

 

(4)

Vrijwaringsmaatregelen moeten alleen worden overwogen in gevallen waarin het betrokken product in dermate toegenomen hoeveelheden, in absolute zin of in verhouding tot de productie in de Unie, en onder zodanige voorwaarden in de Unie wordt ingevoerd dat de producenten in de Unie van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten hierdoor ernstige schade ondervinden of dreigen te ondervinden. De vorm van de vrijwaringsmaatregelen moet overeenkomen met een van de in de desbetreffende handelsovereenkomst genoemde mogelijkheden.

 

(5)

De follow-up en evaluatie van handelsovereenkomsten, het uitvoeren van onderzoeken en het waar nodig instellen van vrijwaringsmaatregelen moeten op zo transparant mogelijke wijze worden uitgevoerd.

 

(6)

De lidstaten moeten de Commissie in kennis stellen van alle ontwikkelingen op het gebied van de invoer die het opleggen van vrijwaringsmaatregelen zouden kunnen vereisen.

 

(7)

Betrouwbare statistieken in verband met alle invoer uit de betrokken landen naar de Unie zijn van cruciaal belang bij het bepalen of aan de voorwaarden voor het opleggen van vrijwaringsmaatregelen is voldaan.

 

(8)

Nauw toezicht op eventuele gevoelige producten zou tijdige besluiten met betrekking tot de mogelijke opening van onderzoeken en het daaropvolgend opleggen van vrijwaringsmaatregelen moeten vergemakkelijken. Daarom moet de Commissie vanaf de datum van de voorlopige toepassing van de desbetreffende handelsovereenkomst, of vanaf de datum van inwerkingtreding ervan, als er geen sprake is van voorlopige toepassing ervan, geregeld toezicht houden op de eventuele invoer van gevoelige producten. Dit toezicht moet worden uitgebreid tot andere producten of sectoren indien de betrokken bedrijfstak van de Unie daartoe een naar behoren gemotiveerd verzoek indient bij de Commissie.

 

(9)

Tevens moeten termijnen worden vastgesteld om onderzoeken in te stellen en om vast te stellen of vrijwaringsmaatregelen wenselijk zijn om een snelle afhandeling van de procedures te waarborgen en daardoor de rechtszekerheid voor de betrokken marktdeelnemers te vergroten.

 

(10)

Vrijwaringsmaatregelen mogen alleen na een onderzoek worden toegepast, maar de Commissie moet in kritieke omstandigheden voorlopige vrijwaringsmaatregelen kunnen nemen.

 

(11)

Vrijwaringsmaatregelen mogen enkel worden toegepast voor zover en zo lang zij noodzakelijk zijn om ernstige schade te voorkomen en aanpassingen te vergemakkelijken. Er moet een maximumduur voor vrijwaringsmaatregelen worden bepaald en er moeten specifieke bepalingen inzake de verlenging en evaluatie van die maatregelen worden vastgesteld.

 

(12)

Als de handelsovereenkomsten waarbij zij partij zijn dit vereisen, moet de Commissie overleg plegen met de betrokken landen die gevolgen ondervinden van vrijwaringsmaatregelen.

 

(13)

Teneinde de bijlage bij deze verordening te kunnen wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van het toevoegen of schrappen van vermeldingen betreffende: een handelsovereenkomst; specifieke bepalingen die zijn opgenomen in een handelsovereenkomst en verband houden met vrijwaringsmaatregelen of andere mechanismen voor de tijdelijke intrekking van tariefpreferenties of andere vormen van preferentiële behandeling die niet in overeenstemming zijn met deze verordening; producten die in een handelsovereenkomst als „gevoelig” worden aangemerkt; bepalingen die specifieke regels vaststellen voor andere mechanismen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (2). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.

 

(14)

Voor de uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausules of andere mechanismen en het instellen van transparante criteria voor de tijdelijke opschorting van tariefpreferenties of andere preferentiële behandelingen waarin de handelsovereenkomsten voorzien, zijn uniforme voorwaarden vereist wat betreft de vaststelling van voorlopige en definitieve vrijwaringsmaatregelen, de instelling van voorafgaande toezichtmaatregelen, de beëindiging van een onderzoek zonder maatregelen en de tijdelijke opschorting van de tariefpreferenties of andere preferentiële behandelingen.

 

(15)

Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (3).

 

(16)

Voor de vaststelling van voorafgaande toezichtmaatregelen en voorlopige vrijwaringsmaatregelen moet, gelet op de effecten van die maatregelen en de sequentiële logica ervan met betrekking tot de vaststelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen, de raadplegingsprocedure worden toegepast. Voor het instellen van definitieve vrijwaringsmaatregelen en voor de evaluatie van die maatregelen moet de onderzoeksprocedure worden toegepast.

 

(17)

De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen wanneer dit om dwingende redenen van urgentie noodzakelijk is, indien, in naar behoren gemotiveerde gevallen, een vertraging bij het instellen van voorlopige vrijwaringsmaatregelen moeilijk te herstellen schade zou veroorzaken of om negatieve gevolgen voor de markt van de Unie wegens een toename van de invoer te voorkomen.

 

(18)

Er dienen bepalingen betreffende de vertrouwelijke behandeling van informatie te worden vastgesteld om de openbaarmaking van bedrijfsgeheimen te voorkomen.

 

(19)

De Commissie moet bij het Europees Parlement en de Raad een jaarlijks verslag indienen over de uitvoering van de in de bijlage bij deze verordening opgenomen handelsovereenkomsten en de toepassing van de vrijwaringsmaatregelen,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

  • 1. 
    In deze verordening worden bepalingen vastgesteld voor de uitvoering van bilaterale vrijwaringsclausules en andere mechanismen voor de tijdelijke intrekking van tariefpreferenties of andere vormen van preferentiële behandeling, die zijn opgenomen in de in de bijlage bij deze verordening vermelde handelsovereenkomsten tussen de Unie en een of meer derde landen.

Deze bepalingen zijn van toepassing onverminderd in de handelsovereenkomsten en in de bijlage opgenomen specifieke bepalingen met betrekking tot vrijwaringsclausules of andere mechanismen voor de tijdelijke intrekking van tariefpreferenties of andere preferentiële behandelingen, wanneer dergelijke bepalingen niet in overeenstemming zijn met deze verordening.

Deze verordening belet de Commissie derhalve niet om in toekomstige handelsovereenkomsten over dergelijke specifieke bepalingen te onderhandelen.

  • 2. 
    Artikel 194 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) blijft van toepassing voor de toepassing van vrijwaringsmaatregelen voor de tijdelijke intrekking van tariefpreferenties of andere preferentiële behandelingen die zijn opgenomen in handelsovereenkomsten tussen de Unie en derde landen, die niet in de bijlage bij deze verordening worden vermeld.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1) 
    „overeenkomst”: een handelsovereenkomst die in de bijlage bij deze verordening wordt vermeld;
  • 2) 
    „bilaterale vrijwaringsclausule”: een bepaling die is vermeld in een overeenkomst inzake de tijdelijke opschorting van tariefpreferenties;
  • 3) 
    „belanghebbenden”: partijen die gevolgen ondervinden van de invoer van het product;
  • 4) 
    „bedrijfstak van de Unie”: het geheel van producenten in de Unie van het soortgelijke of rechtstreeks concurrerende product die op het grondgebied van de Unie hun bedrijf uitoefenen, of producenten in de Unie waarvan de gezamenlijke productie van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten een groot deel van de totale productie in de Unie van dat product uitmaakt; indien het soortgelijke of rechtstreeks concurrerende product slechts een van diverse producten is die worden vervaardigd door de producenten in de Unie, geldt deze definitie uitsluitend met betrekking tot de specifieke werkzaamheden die voor de productie van het soortgelijke of rechtstreeks concurrerende product nodig zijn;
  • 5) 
    „ernstige schade”: een aanmerkelijke algemene achteruitgang van de situatie van de bedrijfstak van de Unie;
  • 6) 
    „dreiging van ernstige schade”: een duidelijk risico op ernstige schade in de nabije toekomst, waarbij het bestaan van de dreiging van ernstige schade wordt bepaald op grond van verifieerbare informatie;
  • 7) 
    „gevoelig product”: een product dat in een specifieke overeenkomst is aangemerkt als relatief meer kwetsbaar voor een toename van de invoer dan andere producten;
  • 8) 
    „overgangsperiode”: een periode van tien jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van een overeenkomst, tenzij anders bepaald in de desbetreffende overeenkomst;
  • 9) 
    „betrokken land”: een derde land dat partij is bij een overeenkomst.

Artikel 3

Beginselen

  • 1. 
    Een vrijwaringsmaatregel kan in overeenstemming met deze verordening worden ingesteld wanneer een product van oorsprong uit een betrokken land in de Unie wordt ingevoerd:
 

a)

in zodanig toegenomen hoeveelheden, in absolute zin of in verhouding tot de productie in de Unie, en

 

b)

onder zodanige voorwaarden dat ernstige schade wordt of dreigt te worden veroorzaakt voor de bedrijfstak van de Unie, en

 

c)

dat de toename van de invoer voortkomt uit de gevolgen van verplichtingen uit hoofde van de desbetreffende overeenkomst, met inbegrip van de verlaging of de afschaffing van de douanerechten op dat product.

  • 2. 
    Een vrijwaringsmaatregel kan bestaan in:
 

a)

een opschorting van de verdere verlaging van het douanerecht op het betrokken product zoals voorzien in de lijst inzake tariefafschaffing van de overeenkomst met het betrokken land, of

 

b)

een verhoging van het douanerecht op het betrokken product tot maximaal het laagste van de volgende rechten:

 

i)

het op het betrokken product toegepaste meestbegunstigingsrecht dat geldt op het tijdstip waarop de vrijwaringsmaatregel wordt genomen, of

 

ii)

het basisdouanerecht zoals vermeld in de lijst inzake tariefafschaffing van de overeenkomst met het betrokken land.

Artikel 4

Toezicht

  • 1. 
    De Commissie houdt geregeld toezicht op de ontwikkeling van de invoerstatistieken van gevoelige producten die zijn vermeld in de bijlage bij deze verordening, bij elke overeenkomst. Daartoe werkt de Commissie samen met de lidstaten en de bedrijfstak van de Unie en wisselt zij op gezette tijden informatie met hen uit.
  • 2. 
    Op een naar behoren gemotiveerd verzoek van de betrokken bedrijfstak van de Unie kan de Commissie het toezicht als bedoeld in lid 1 uitbreiden naar andere producten of sectoren dan die welke in de bijlage zijn vermeld.
  • 3. 
    De Commissie dient jaarlijks een toezichtsverslag bij het Europees Parlement en de Raad in met statistieken over de invoer van gevoelige producten en de producten of sectoren waarnaar het toezicht is uitgebreid.

Artikel 5

Opening van een onderzoek

  • 1. 
    Op verzoek van een lidstaat, van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die optreedt namens de bedrijfstak van de Unie, of van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die optreedt namens de bedrijfstak van de Unie, of op eigen initiatief van de Commissie, wordt door de Commissie een onderzoek geopend wanneer er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is van ernstige schade of dreigende ernstige schade voor de bedrijfstak van de Unie, zoals vastgesteld op basis van de in artikel 6, lid 5, vermelde factoren.
  • 2. 
    Verzoeken tot opening van een onderzoek kunnen ook worden ingediend door de bedrijfstak van de Unie, of door een natuurlijke persoon of rechtspersoon die optreedt namens de bedrijfstak van de Unie of door een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid, gezamenlijk met de vakbonden. Bovendien mogen verzoeken tot opening van een onderzoek door de vakbonden worden ondersteund. Dit doet geen afbreuk aan het recht van de bedrijfstak van de Unie op intrekking van het verzoek.
  • 3. 
    Verzoeken tot opening van een onderzoek bevatten de volgende informatie:
 

a)

de mate en de omvang van de toename van de invoer van het betrokken product in absolute en relatieve cijfers;

 

b)

het door de toegenomen invoer veroverde deel van de binnenlandse markt en de wijzigingen met betrekking tot de bedrijfstak van de Unie in verband met de omvang van de verkoop, productie, productiviteit, bezettingsgraad, winst- en verliescijfers en werkgelegenheid.

  • 4. 
    De aan een onderzoek onderworpen productomschrijving kan, afhankelijk van de specifieke marktomstandigheden, een of meer tariefposten of een of meer onderverdelingen van een of meer tariefposten daarvan omvatten, of kan een productsegmentatie volgen die in de bedrijfstak van de Unie algemeen wordt toegepast.
  • 5. 
    Een onderzoek kan ook worden geopend wanneer de toename van de invoer geconcentreerd is in een of meer lidstaten, op voorwaarde dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is van ernstige schade of dreigende ernstige schade voor de bedrijfstak van de Unie, zoals vastgesteld op basis van de in artikel 6, lid 5, vermelde factoren.
  • 6. 
    Voordat zij een onderzoek opent, verstrekt de Commissie de lidstaten het afschrift van het verzoek tot opening van het onderzoek. Wanneer de Commissie op grond van lid 1 voornemens is op eigen initiatief een onderzoek te openen, verstrekt zij de lidstaten informatie zodra zij heeft besloten dat het nodig is dat onderzoek te openen.
  • 7. 
    Wanneer het de Commissie duidelijk is dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is om het openen van een onderzoek te rechtvaardigen, opent de Commissie het onderzoek en maakt zij daartoe een bericht van opening van het onderzoek („het bericht van opening”) bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het onderzoek wordt geopend binnen een maand nadat de Commissie het verzoek op grond van lid 1 heeft ontvangen.
  • 8. 
    Het bericht van opening bevat de volgende elementen:
 

a)

een samenvatting van de door de Commissie ontvangen informatie en een verzoek de Commissie alle nuttige informatie toe te zenden;

 

b)

de termijn waarbinnen belanghebbenden hun standpunten schriftelijk kenbaar kunnen maken en informatie kunnen verstrekken aan de Commissie als die standpunten en die informatie bij het onderzoek in aanmerking moeten worden genomen;

 

c)

de termijn waarbinnen belanghebbenden een aanvraag kunnen indienen om overeenkomstig artikel 6, lid 9, door de Commissie te worden gehoord.

Artikel 6

Uitvoering van het onderzoek

  • 1. 
    Na de bekendmaking van het bericht van opening overeenkomstig artikel 5, leden 7 en 8, opent de Commissie een onderzoek.
  • 2. 
    De Commissie kan de lidstaten verzoeken informatie te verstrekken en de lidstaten nemen alle nodige maatregelen om aan dergelijk verzoeken te voldoen. Als de gevraagde informatie van algemeen belang is en als zij niet vertrouwelijk is in de zin van artikel 12, wordt zij toegevoegd aan het niet-vertrouwelijke dossier als bedoeld in lid 8 van dit artikel.
  • 3. 
    Het onderzoek wordt zo mogelijk afgesloten binnen zes maanden na de dag waarop het bericht van opening in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt. In uitzonderlijke omstandigheden, bijvoorbeeld bij de betrokkenheid van een ongewoon hoog aantal belanghebbenden of complexe marktsituaties, kan deze termijn met drie maanden worden verlengd. In dat geval informeert de Commissie alle belanghebbenden over de verlenging en zet zij de redenen daarvoor uiteen.
  • 4. 
    De Commissie wint alle informatie in die zij nodig acht om te bepalen of de in artikel 3, lid 1, bedoelde omstandigheden zich voordoen en controleert deze informatie indien nodig.
  • 5. 
    De Commissie evalueert alle ter zake doende factoren van objectieve en kwantificeerbare aard die van invloed zijn op de situatie van de bedrijfstak van de Unie, met name de snelheid en de omvang van de toename van de invoer van het betrokken product in absolute en relatieve cijfers, het door de toegenomen invoer veroverde deel van de binnenlandse markt en de wijzigingen met betrekking tot de bedrijfstak van de Unie in verband met de omvang van de verkoop, productie, productiviteit, bezettingsgraad, winst- en verliescijfers en werkgelegenheid. Deze lijst is niet uitputtend en de Commissie kan bij haar beoordeling van het bestaan van ernstige schade of een dreiging van ernstige schade ook rekening houden met andere relevante factoren zoals voorraden, prijzen, rendement van geïnvesteerd vermogen, kasstromen, het marktaandeel en andere factoren die de bedrijfstak van de Unie ernstige schade toebrengen, kunnen hebben toegebracht of dreigen toe te brengen.
  • 6. 
    Belanghebbenden die overeenkomstig artikel 5, lid 8, onder b), van deze verordening informatie hebben ingediend, en vertegenwoordigers van het betrokken land kunnen op schriftelijk verzoek inzage krijgen in alle informatie die de Commissie in het kader van het onderzoek heeft verkregen, met uitzondering van door de autoriteiten van de Unie of de autoriteiten van de lidstaten opgestelde interne documenten, voor zover deze informatie relevant is voor de presentatie van hun dossier, niet vertrouwelijk is in de zin van artikel 12 en door de Commissie bij het onderzoek wordt gebruikt. Belanghebbenden kunnen eveneens hun standpunt over deze informatie kenbaar maken. Als deze standpunten met voldoende voorlopig bewijsmateriaal worden onderbouwd, neemt de Commissie deze in aanmerking.
  • 7. 
    De Commissie draagt er zorg voor dat alle gegevens en statistieken die voor het onderzoek worden gebruikt, representatief, beschikbaar, begrijpelijk, transparant en verifieerbaar zijn.
  • 8. 
    Zodra het noodzakelijke technische kader voorhanden is, zorgt de Commissie voor een met een wachtwoord beveiligde onlinetoegang tot het niet-vertrouwelijke dossier (het „onlineplatform”), dat zij beheert en met behulp waarvan alle relevante niet-vertrouwelijke informatie in de zin van artikel 12 wordt verspreid. Aan belanghebbenden, lidstaten en het Europees Parlement wordt toegang tot het onlineplatform verleend.
  • 9. 
    De Commissie hoort belanghebbenden, met name indien zij binnen de in het bericht van opening dat is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, genoemde termijn hierom schriftelijk hebben verzocht en daarbij hebben aangetoond dat het resultaat van het onderzoek waarschijnlijk gevolgen voor hen zal hebben en dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen. De Commissie hoort belanghebbenden bij andere gelegenheden als daarvoor bijzondere redenen zijn.
  • 10. 
    De Commissie bevordert de toegang tot het onderzoek voor diverse en gefragmenteerde bedrijfstakken, die merendeels bestaan uit kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's), via een specifieke helpdesk voor kmo's, bijvoorbeeld door bewustmaking, door algemene informatie te verstrekken, uitleg over procedures te geven en aan te geven hoe verzoeken kunnen worden ingediend, door standaardvragenlijsten in alle officiële talen van de Unie beschikbaar te stellen en door algemene, niet-zaakgebonden vragen te beantwoorden. De helpdesk voor kmo's stelt standaardformulieren beschikbaar voor met het oog op de beoordeling van de representativiteit in te dienen statistieken en voor de vragenlijsten.
  • 11. 
    Als de informatie niet binnen de door de Commissie gestelde termijn wordt verstrekt, of als het onderzoek ernstig wordt belemmerd, kan de Commissie tot een besluit komen aan de hand van de beschikbare gegevens. Als de Commissie constateert dat een belanghebbende of een derde haar onjuiste of misleidende informatie heeft verstrekt, laat zij deze informatie buiten beschouwing en kan zij gebruikmaken van de beschikbare gegevens.
  • 12. 
    De Commissie stelt het ambt in van raadadviseur-auditeur, wiens bevoegdheden en verantwoordelijkheden worden omschreven in een door de Commissie vastgesteld mandaat en die erop toeziet dat de procedurele rechten van de belanghebbenden daadwerkelijk worden gewaarborgd.
  • 13. 
    De Commissie stelt het betrokken land of de betrokken landen schriftelijk in kennis van de opening van een onderzoek.

Artikel 7

Voorafgaande toezichtmaatregelen

  • 1. 
    De Commissie kan voorafgaande toezichtmaatregelen met betrekking tot de invoer van een product uit een betrokken land vaststellen als de invoer van dat product zich dusdanig ontwikkelt dat een van de situaties als bedoeld in de artikelen 3 en 5 zou kunnen ontstaan. Die voorafgaande toezichtmaatregelen worden vastgesteld door middel van uitvoeringshandelingen volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.
  • 2. 
    Voorafgaande toezichtmaatregelen gelden gedurende beperkte tijd. Behoudens andersluidende bepalingen vervallen deze maatregelen aan het einde van het tweede halfjaar volgende op het halfjaar waarin zij werden ingesteld.

Artikel 8

Instelling van voorlopige vrijwaringsmaatregelen

  • 1. 
    In kritieke omstandigheden waarin bij vertraging waarschijnlijk moeilijk te herstellen schade zou ontstaan en onmiddellijke maatregelen noodzakelijk zijn, stelt de Commissie voorlopige vrijwaringsmaatregelen vast op grond van een door haar gedane voorlopige vaststelling op basis van de in artikel 6, lid 5, vermelde factoren dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal voorhanden is waaruit blijkt dat een product van oorsprong uit het betrokken land wordt ingevoerd:
 

a)

in zodanig toegenomen hoeveelheden, in absolute zin of in verhouding tot de productie in de Unie, en

 

b)

onder zodanige voorwaarden dat ernstige schade wordt of dreigt te worden veroorzaakt voor de bedrijfstak van de Unie, en

 

c)

dat de toename van de invoer het gevolg is van de verlaging of de afschaffing van de douanerechten op dat product.

Die voorlopige vrijwaringsmaatregelen worden vastgesteld door middel van uitvoeringshandelingen volgens de in artikel 17, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

  • 2. 
    Wegens naar behoren gemotiveerde dwingende urgentie stelt de Commissie, als een lidstaat om een onmiddellijk optreden van de Commissie verzoekt en aan de voorwaarden van lid 1 van dit artikel is voldaan, overeenkomstig de in artikel 17, lid 4, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast. Binnen vijf werkdagen na ontvangst van het verzoek neemt de Commissie een besluit.
  • 3. 
    Voorlopige vrijwaringsmaatregelen zijn niet langer dan 200 kalenderdagen van toepassing.
  • 4. 
    Wanneer de voorlopige vrijwaringsmaatregelen worden ingetrokken omdat uit het onderzoek blijkt dat niet aan de voorwaarden van artikel 3, lid 1, is voldaan, worden de douanerechten die uit hoofde van die voorlopige vrijwaringsmaatregelen zijn geïnd, automatisch terugbetaald.
  • 5. 
    Voorlopige vrijwaringsmaatregelen zijn van toepassing op elk product dat na de datum van inwerkingtreding van die maatregelen in het vrije verkeer wordt gebracht. Deze maatregelen vormen evenwel geen belemmering voor het in het vrije verkeer brengen van producten die reeds op weg zijn naar de Unie en waarvan de bestemming niet kan worden gewijzigd.

Artikel 9

Beëindiging van onderzoeken en procedures zonder maatregelen

  • 1. 
    Als uit een onderzoek blijkt dat niet aan de voorwaarden van artikel 3, lid 1, is voldaan, maakt de Commissie overeenkomstig de in artikel 17, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure een besluit bekend waarmee het onderzoek en de procedure worden beëindigd.
  • 2. 
    De Commissie publiceert een verslag met haar bevindingen en gemotiveerde conclusies over alle relevante feitelijke en juridische kwesties, waarbij zij terdege rekening houdt met de bescherming van vertrouwelijke informatie in de zin van artikel 12.

Artikel 10

Instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen

  • 1. 
    Als uit een onderzoek blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 3, lid 1, is voldaan, kan de Commissie overeenkomstig de onderzoeksprocedure bedoeld in artikel 17, lid 3, definitieve vrijwaringsmaatregelen vaststellen.
  • 2. 
    De Commissie publiceert een verslag met een samenvatting van de voor de vaststelling relevante concrete feiten en overwegingen, waarbij zij terdege rekening houdt met de bescherming van vertrouwelijke informatie in de zin van artikel 12.

Artikel 11

Duur en evaluatie van vrijwaringsmaatregelen

  • 1. 
    Een vrijwaringsmaatregel blijft niet langer van kracht dan nodig is om ernstige schade aan de bedrijfstak van de Unie te voorkomen of te verhelpen en de bedrijfstak van de Unie te helpen zich aan te passen. De maatregel mag niet langer dan twee jaar van kracht zijn, tenzij deze termijn overeenkomstig lid 2 wordt verlengd.
  • 2. 
    De in lid 1 vermelde oorspronkelijke duur van een vrijwaringsmaatregel kan met maximaal twee jaar worden verlengd, mits de maatregel nodig blijft om ernstige schade aan de bedrijfstak van de Unie te voorkomen of te verhelpen en er bewijzen zijn dat de bedrijfstak van de Unie zich aanpast.
  • 3. 
    Een lidstaat, een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die optreedt namens de bedrijfstak van de Unie, of een vereniging die zelf geen rechtspersoonlijkheid heeft en die optreedt namens de bedrijfstak van de Unie, kan om een verlenging als bedoeld in lid 2 van dit artikel verzoeken. In dat geval doet de Commissie voor zij een besluit neemt over de verlenging, een evaluatie om te onderzoeken of aan de in lid 2 van dit artikel neergelegde voorwaarden is voldaan, gezien de in artikel 6, lid 5, bedoelde factoren. De Commissie kan op eigen initiatief een dergelijke evaluatie doen op voorwaarde dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is dat aan de in lid 2 van dit artikel neergelegde voorwaarden is voldaan. De vrijwaringsmaatregel blijft van kracht in afwachting van de resultaten van die evaluatie.
  • 4. 
    Het bericht van opening van de evaluatie bedoeld in lid 3 van dit artikel wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 5, leden 7 en 8. De evaluatie wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 6.
  • 5. 
    Op een besluit over verlenging op grond van lid 2 van dit artikel zijn de artikelen 9 en 10 van toepassing.
  • 6. 
    De totale duur van een vrijwaringsmaatregel bedraagt maximaal vier jaar, met inbegrip van de periode waarin een eventuele voorlopige vrijwaringsmaatregel van toepassing is, de oorspronkelijke toepassingsduur en de eventuele verlenging daarvan.

Artikel 12

Vertrouwelijkheid

  • 1. 
    De op grond van deze verordening verkregen informatie wordt uitsluitend gebruikt voor het doel waarvoor zij werd gevraagd.
  • 2. 
    Informatie van vertrouwelijke aard en op vertrouwelijke basis verstrekte informatie die op grond van deze verordening is ontvangen, worden niet bekendgemaakt zonder de uitdrukkelijke toestemming van degene die de informatie heeft verstrekt.
  • 3. 
    Bij elk verzoek om vertrouwelijke behandeling wordt aangegeven waarom de informatie vertrouwelijk zou moeten zijn. Belanghebbenden die vertrouwelijke informatie verstrekken, dienen daarvan een niet-vertrouwelijke samenvatting in. Deze samenvatting moet voldoende gedetailleerd zijn om een redelijk inzicht te verschaffen in de wezenlijke inhoud van de vertrouwelijke informatie. In buitengewone omstandigheden kunnen belanghebbenden aangeven dat deze informatie niet kan worden samengevat. In dergelijke gevallen moet de belanghebbende aangeven waarom het niet mogelijk is de informatie samen te vatten. Wanneer blijkt dat een verzoek om vertrouwelijke behandeling niet gerechtvaardigd is en wanneer diegene die de informatie heeft verstrekt, deze noch openbaar wil maken noch toestemming wil geven tot bekendmaking ervan in algemene termen of in samengevatte vorm, kan deze informatie buiten beschouwing worden gelaten.
  • 4. 
    Informatie wordt in elk geval als vertrouwelijk beschouwd wanneer de bekendmaking daarvan ernstige nadelige gevolgen kan hebben voor degene die de informatie heeft verstrekt of van wie de informatie afkomstig is.
  • 5. 
    De leden 1 tot en met 4 laten het recht van de autoriteiten van de Unie om algemene informatie te vermelden, en in het bijzonder te verwijzen naar de motivering van de op grond van deze verordening genomen besluiten, onverlet. De autoriteiten van de Unie houden echter rekening met het rechtmatige belang dat de betrokken natuurlijke en rechtspersonen erbij hebben dat hun zakengeheimen niet worden bekendgemaakt.

Artikel 13

Verslag

  • 1. 
    De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad jaarlijks een verslag in over de toepassing, uitvoering en naleving van de verplichtingen opgenomen in elke overeenkomst, onder meer met betrekking tot het hoofdstuk inzake handel en duurzame ontwikkeling, indien de overeenkomst een dergelijk hoofdstuk bevat, en in deze verordening.
  • 2. 
    Het verslag omvat informatie over de toepassing van voorlopige en definitieve vrijwaringsmaatregelen, voorafgaande toezichtmaatregelen, regionale toezichtmaatregelen en vrijwaringsmaatregelen, de beëindiging van onderzoeken en procedures zonder maatregelen en informatie over de activiteiten van de diverse instanties die bevoegd zijn voor de uitvoering van de overeenkomst, en over de activiteiten van de interne adviesgroepen.
  • 3. 
    Het verslag bevat een samenvatting van de statistieken en beschrijft de ontwikkeling van de handel met elk betrokken land.
  • 4. 
    Het Europees Parlement kan de Commissie binnen twee maanden nadat deze haar verslag heeft ingediend, op een vergadering van zijn bevoegde commissie uitnodigen om alle aspecten met betrekking tot de uitvoering van deze verordening uiteen te zetten en toe te lichten.
  • 5. 
    Uiterlijk drie maanden na de indiening van haar verslag bij het Europees Parlement en de Raad maakt de Commissie het verslag openbaar.

Artikel 14

Andere mechanismen en criteria voor de tijdelijke intrekking van tariefpreferenties of andere vormen van preferentiële behandeling

  • 1. 
    Wanneer een overeenkomst voorziet in andere mechanismen of criteria die het mogelijk maken de tariefpreferenties of andere preferentiële behandelingen ten aanzien van bepaalde producten tijdelijk in te trekken, zoals stabilisatiemechanismen voor de ultraperifere gebieden van de Unie, stelt de Commissie, indien aan de voorwaarden van de desbetreffende overeenkomst is voldaan, uitvoeringshandelingen vast:
 

a)

waarmee de tariefpreferenties of andere preferentiële behandelingen voor het betrokken product worden opgeschort of de niet-opschorting ervan wordt bevestigd;

 

b)

waarmee de tariefpreferenties of andere preferentiële behandelingen opnieuw worden ingesteld wanneer aan de voorwaarden van de desbetreffende overeenkomst is voldaan;

 

c)

waarmee de opschorting wordt aangepast om aan de voorwaarden van de desbetreffende overeenkomst te voldoen, of

 

d)

waarmee elke andere maatregel wordt genomen die in de overeenkomst is vastgelegd.

Die handelingen worden volgens de in artikel 17, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

  • 2. 
    Als vertraging bij het treffen van in lid 1 van dit artikel genoemde maatregelen moeilijk te herstellen schade zou veroorzaken, of om negatieve gevolgen voor de markt van de Unie te voorkomen, in het bijzonder wegens een toename van de invoer, of zoals anders bepaald in de desbetreffende overeenkomst, stelt de Commissie, om naar behoren gemotiveerde dwingende redenen van urgentie, volgens de in artikel 17, lid 4, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast.

Artikel 15

Gedelegeerde handelingen

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 16 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlage te wijzigen door toevoeging of schrapping van vermeldingen betreffende:

 

a)

een overeenkomst;

 

b)

specifieke bepalingen als bedoeld in artikel 1, lid 1, tweede alinea;

 

c)

gevoelige producten;

 

d)

bepalingen tot vaststelling van specifieke regels voor in artikel 14 bedoelde andere mechanismen, onder meer met betrekking tot, in voorkomend geval, toezicht, monitoring, termijnen voor onderzoeken, en verslaglegging.

Artikel 16

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

  • 1. 
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
  • 2. 
    De in artikel 15 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 14 maart 2019. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met dezelfde termijnen verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden vóór het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
  • 3. 
    Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 15 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
  • 4. 
    Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
  • 5. 
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
  • 6. 
    Een overeenkomstig artikel 15 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of als zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie heeft meegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 17

Comitéprocedure

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2015/478 van het Europees Parlement en de Raad (5) ingestelde comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
  • 3. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
  • 4. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 4 daarvan, van toepassing.

Artikel 18

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 13 februari 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • A. 
    TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

  • G. 
    CIAMBA
 

  • (1) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 15 januari 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en het besluit van de Raad van 28 januari 2019.
  • (3) 
    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
  • (4) 
    Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).
  • (5) 
    Verordening (EU) 2015/478 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer (PB L 83 van 27.3.2015, blz. 16).
 

BIJLAGE

SPECIFIEKE BEPALINGEN DIE IN DE OVEREENKOMSTEN ZIJN OPGENOMEN EN DIE DOOR DE VERORDENING WORDEN UITGEVOERD

Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Singapore

 

Toepassingsdatum

xx/xx/xxxx

Bilaterale vrijwaringsclausule

Artikel 3.10 (Toepassing van een bilaterale vrijwaringsmaatregel)

In de overeenkomst opgenomen specifieke bepaling(en):

Artikel 3.9, onder b):

 

„b)

„overgangsperiode” staat voor een periode van tien jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.”

Artikel 3.11, lid 5:

 

„5.

Geen van beide partijen mag een bilaterale vrijwaringsmaatregel als vermeld in artikel 3.10, lid 1, toepassen (Toepassing van bilaterale vrijwaringsmaatregel):

 

c)

na afloop van de overgangsperiode, behalve met instemming van de andere partij.”

Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Socialistische Republiek Vietnam

 

Toepassingsdatum

xx/xx/xxxx

Bilaterale vrijwaringsclausule

Artikel 3.10 (Toepassing van een bilaterale vrijwaringsmaatregel)

In de overeenkomst opgenomen specifieke bepaling(en):

Artikel 3.9, onder c):

 

„c)

Onder „overgangsperiode” wordt verstaan een periode van tien jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.”

Artikel 3.11, lid 6:

 

„6.

Een partij mag een vrijwaringsmaatregel niet toepassen:

 

c)

na afloop van de overgangsperiode, behalve met toestemming van de andere partij.”

Economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en Japan

 

Toepassingsdatum

xx/xx/xxxx

Bilaterale vrijwaringsclausule:

Artikel 2.5 (Landbouwvrijwaringen) en artikel 5.2 (Toepassing van bilaterale vrijwaringsmaatregelen)

In de overeenkomst opgenomen speciale bepaling(en):

Artikel 5.1, onder d):

 

„d)

„overgangsperiode”: wat een bepaald goed van oorsprong betreft, de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst tot tien jaar na de datum waarop de tariefverlaging of -afschaffing voor dat goed is voltooid overeenkomstig bijlage 2-A.”

Artikel 18 (Vrijwaring) van bijlage 2-C over motorvoertuigen en onderdelen:

 

„1.

Elke partij behoudt zich het recht voor om binnen tien jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst gelijkwaardige concessies of andere gelijkwaardige verplichtingen op te schorten wanneer de andere partij:

 

a)

een in aanhangsel 2-C-1 vermeld VN-reglement niet toepast of de toepassing daarvan beëindigt, of

 

b)

andere regelgeving invoert of wijzigt waardoor de voordelen van de toepassing van een in aanhangsel 2-C-1 vermeld VN-reglement ongedaan gemaakt of beperkt worden.

 

2.

Opschortingen ingevolge lid 1 blijven slechts van kracht totdat een besluit is genomen overeenkomstig de in artikel 19 van deze bijlage beschreven versnelde procedure voor de beslechting van geschillen of totdat een eerdere oplossing is gevonden die voor elke partij aanvaardbaar is, ook als die via het in artikel 19, onder b), van deze bijlage bedoelde overleg wordt gevonden.”

 

Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement en de Commissie

Het Europees Parlement en de Commissie zijn het eens over het belang van nauwe samenwerking bij de tenuitvoerlegging van de overeenkomsten die worden vermeld in de bijlage bij de Verordening (EU) 2019/287 van het Europees Parlement en de Raad van 13 februari 2019 tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausules en andere mechanismen die de tijdelijke intrekking mogelijk maken van preferenties in bepaalde handelsovereenkomsten tussen de Europese Unie en derde landen. Met dat doel besluiten zij dat wanneer het Europees Parlement een aanbeveling aanneemt om een vrijwaringsonderzoek te openen, de Commissie zorgvuldig zal onderzoeken of aan de in de verordening opgenomen voorwaarden voor een opening ambtshalve is voldaan. Wanneer de Commissie van mening is dat dit niet het geval is, dient zij een verslag in bij de bevoegde commissie van het Europees Parlement met een toelichting van alle factoren die voor de opening van een dergelijk onderzoek relevant zijn.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.