Besluit 2019/385 - Sluiting van het protocol tot uitvoering van de visserijovereenkomst met Ivoorkust (2018-2024)

1.

Wettekst

12.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 70/1

 

BESLUIT (EU) 2019/385 VAN DE RAAD

van 4 maart 2019

betreffende de sluiting van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Ivoorkust (2018-2024)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a), v), en artikel 218, lid 7,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring door het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt,

 

(1)

Op 17 maart 2008 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 242/2008 (2) tot sluiting van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Republiek Ivoorkust en de Europese Gemeenschap (3) (de „overeenkomst”) vastgesteld. De overeenkomst is vervolgens stilzwijgend verlengd en is nog steeds van kracht.

 

(2)

Het laatste protocol bij de overeenkomst is verstreken op 30 juni 2018.

 

(3)

De Commissie heeft namens de Unie onderhandeld over een nieuw protocol tot uitvoering van de overeenkomst (het „protocol”). Het protocol is op 16 maart 2018 geparafeerd.

 

(4)

Overeenkomstig Besluit (EU) 2018/1069 van de Raad (4) is het protocol ondertekend op 1 augustus 2018, onder voorbehoud van de sluiting ervan op een latere datum.

 

(5)

Het protocol wordt voorlopig toegepast met ingang van de datum van de ondertekening.

 

(6)

Het protocol heeft tot doel het voor de Unie en de Republiek Ivoorkust („Ivoorkust”) mogelijk te maken om nauwer samen te werken met het oog op de bevordering van een duurzaam visserijbeleid en een verantwoorde exploitatie van de visbestanden in de Ivoriaanse wateren, en Ivoorkust ondersteuning te bieden bij zijn inspanningen om een blauwe economie te ontwikkelen.

 

(7)

Het protocol moet worden goedgekeurd.

 

(8)

Bij artikel 9 van de overeenkomst is een gemengde commissie opgericht die belast is met de controle van de toepassing van de overeenkomst („de Gemengde Commissie”). Voorts kan de gemengde commissie overeenkomstig artikel 5, lid 4, en de artikelen 6 en 7 van het protocol bepaalde wijzigingen van het protocol goedkeuren. Om de goedkeuring van dergelijke wijzigingen te vergemakkelijken, dient de Commissie onder bepaalde voorwaarden te worden gemachtigd om deze wijzigingen goed te keuren volgens een vereenvoudigde procedure,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Ivoorkust (2018-2024) wordt namens de Unie goedgekeurd (5).

Artikel 2

De voorzitter van de Raad verricht namens de Unie de in artikel 14 van het protocol bedoelde kennisgeving.

Artikel 3

De Commissie wordt volgens de bepalingen en voorwaarden van de bijlage bij dit besluit gemachtigd om, namens de Unie, haar goedkeuring te hechten aan wijzigingen van het protocol die worden vastgesteld door de gemengde commissie.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 4 maart 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

  • A. 
    ANTON
 

  • (1) 
    Goedkeuring van 12 februari 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (2) 
    Verordening (EG) nr. 242/2008 van de Raad van 17 maart 2008 betreffende de sluiting van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en Ivoorkust (PB L 75 van 18.3.2008, blz. 51).
  • (4) 
    Besluit (EU) 2018/1069 van de Raad van 26 juli 2018 betreffende de ondertekening namens de Unie en de voorlopige toepassing van het Protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Ivoorkust (2018-2024) (PB L 194 van 31.7.2018, blz. 1).
 

BIJLAGE

REIKWIJDTE VAN DE VERLEENDE BEVOEGDHEDEN EN PROCEDURE VOOR DE VASTSTELLING VAN HET STANDPUNT VAN DE UNIE IN DE GEMENGDE COMMISSIE

 
 

1.

De Commissie is gemachtigd om met de Republiek Ivoorkust te onderhandelen en, waar passend en indien is voldaan aan punt 3, overeenstemming te bereiken over wijzigingen van het protocol die betrekking hebben op de volgende aspecten:

a)

herziening van de vangstmogelijkheden en daarmee verband houdende bepalingen overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van het protocol;

 

b)

aanpassing van de uitvoeringsbepalingen inzake de sectorale steun overeenkomstig artikel 6 van het protocol;

 

c)

beheersmaatregelen die onder de bevoegdheden van de gemengde commissie vallen overeenkomstig artikel 5, lid 4, van het protocol.

 
 

2.

In de gemengde commissie die bij de overeenkomst is opgericht:

a)

handelt de Unie in overeenstemming met de doelstellingen die zij in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid nastreeft;

 

b)

ijvert de Unie voor standpunten die in overeenstemming zijn met de desbetreffende voorschriften van de regionale organisaties voor visserijbeheer en die passen in de context van gezamenlijk beheer door de kuststaten.

 
 

3.

Als er in een vergadering van de gemengde commissie een besluit moet worden genomen over wijzigingen van het protocol als bedoeld in punt 1, wordt het nodige gedaan om ervoor te zorgen dat het namens de Unie in te nemen standpunt rekening houdt met de meest recente statistische, biologische en andere relevante informatie die aan de Commissie is toegezonden.

Daartoe zenden de diensten van de Commissie op basis van die informatie, en lang genoeg vóór de betrokken vergadering van de gemengde commissie, een document met de nadere bijzonderheden van het voorgestelde standpunt van de Unie ter bespreking en goedkeuring toe aan de Raad of zijn voorbereidende instanties.

 
 

4.

Met betrekking tot de in punt 1, onder a), bedoelde aspecten is voor de goedkeuring van het beoogde standpunt van de Unie door de Raad een gekwalificeerde meerderheid van stemmen vereist. In de andere gevallen wordt het in het voorbereidende document vervatte standpunt van de Unie geacht te zijn goedgekeurd, tenzij een aantal lidstaten die een blokkerende minderheid vormen, daartegen bezwaar maken tijdens een vergadering van de voorbereidende instantie van de Raad of binnen 20 dagen na ontvangst van het voorbereidende document, al naargelang hetgeen zich het eerst voordoet. Indien bezwaren worden gemaakt, wordt de zaak aan de Raad voorgelegd.

 
 

5.

Indien tijdens latere vergaderingen, ook ter plaatse, geen overeenstemming kan worden bereikt over het verwerken van nieuwe elementen in het door de Unie in te nemen standpunt, wordt de zaak voorgelegd aan de Raad of zijn voorbereidende instanties.

 
 

6.

De Commissie wordt verzocht te gelegener tijd stappen te ondernemen die noodzakelijk zijn voor de follow-up van het besluit van de gemengde commissie, met inbegrip van, waar passend, de bekendmaking van het betrokken besluit in het Publicatieblad van de Europese Unie en de indiening van voorstellen die nodig zijn voor de uitvoering van dat besluit.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.