Verordening 2019/491 - Verordening 2019/491 om de voortzetting van de territoriale samenwerkingsprogramma's Peace IV (Ierland-Verenigd Koninkrijk) en Verenigd Koninkrijk-Ierland (Ierland/Noord-Ierland/Schotland) mogelijk te maken in de context van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie

1.

Wettekst

27.3.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

LI 85/1

 

VERORDENING (EU) 2019/491 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 25 maart 2019

om de voortzetting van de territoriale samenwerkingsprogramma's Peace IV (Ierland-Verenigd Koninkrijk) en Verenigd Koninkrijk-Ierland (Ierland/Noord-Ierland/Schotland) mogelijk te maken in de context van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 178,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk kennisgegeven van zijn voornemen om zich uit de Unie terug te trekken krachtens artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). De Verdragen zullen niet langer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk vanaf de datum van inwerkingtreding van het terugtrekkingsakkoord of, bij gebreke daarvan, na verloop van twee jaar na de kennisgeving, te weten vanaf 30 maart 2019, tenzij de Europese Raad met instemming van het Verenigd Koninkrijk unaniem tot verlenging van deze termijn besluit.

 

(2)

De terugtrekking zal plaatsvinden tijdens de programmeringsperiode 2014-2020, waarin het Verenigd Koninkrijk deelneemt aan vijftien samenwerkingsprogramma's in het kader van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking”. Bij twee van die programma's, namelijk Peace IV (Ierland-Verenigd Koninkrijk) en Verenigd Koninkrijk-Ierland (Ierland/Noord-Ierland/Schotland) (hierna gezamenlijk de „samenwerkingsprogramma's” genoemd), is Noord-Ierland betrokken en wordt steun verleend voor vrede, verzoening en samenwerking tussen Noord en Zuid in het kader van het vredesakkoord van Noord-Ierland („Goede-Vrijdagakkoord”); de Unie wenst die programma's voort te zetten zelfs als het Verenigd Koninkrijk zich terugtrekt uit de Unie zonder dat een terugtrekkingsakkoord in werking is getreden tegen de datum vanaf welke de Verdragen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk krachtens artikel 50, lid 3, VEU. Daarom moet deze verordening beperkt blijven tot die samenwerkingsprogramma's.

 

(3)

De samenwerkingsprogramma's vallen met name onder Verordeningen (EU) nr. 1299/2013 (3), (EU) nr. 1303/2013 (4) en (EU, Euratom) 2018/1046 (5) van het Europees Parlement en de Raad. In deze verordening moeten bepalingen worden vastgesteld met het oog op de voortzetting van de samenwerkingsprogramma's overeenkomstig de genoemde verordeningen na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie.

 

(4)

Wat de samenwerkingsprogramma's betreft, is de beheersautoriteit ondergebracht in het speciale orgaan voor EU-programma's (Special EU Programmes Body, SEUPB), dat is opgericht in het kader van de „Agreement between the Government of Ireland and the Government of the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland establishing Implementation Bodies” (Overeenkomst tussen de regering van Ierland en de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot oprichting van uitvoeringsorganen), die op 8 maart 1999 is ondertekend. Aangezien Noord-Ierland bij de samenwerkingsprogramma's betrokken is, moeten de programma's worden voortgezet met de nodige aanvullende bepalingen.

 

(5)

Met het oog op de voortzetting van de samenwerkingsprogramma's moet worden verduidelijkt dat onverminderd artikel 20, leden 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 1299/2013, de betrokken samenwerkingsprogramma's de deelnemende regio's in het Verenigd Koninkrijk kunnen omvatten, die gelijkwaardig moeten zijn aan regio's van NUTS-niveau 3.

 

(6)

Met het oog op de voortzetting van de samenwerkingsprogramma's met financiering uit de algemene Uniebegroting moet een administratieve overeenkomst worden gesloten tussen de Commissie en de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk die moet ingaan op de datum vanaf welke de Verdragen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk, om de controles en audits van de samenwerkingsprogramma's mogelijk te maken. Als die controles en audits niet kunnen worden uitgevoerd, moet de Commissie de mogelijkheid hebben om betalingstermijnen uit te stellen, betalingen te schorsen en financiële correcties toe te passen overeenkomstig de artikelen 83, 142, 144 en 145 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

 

(7)

Overeenkomstig artikel 76 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 moeten de uitvoeringsbesluiten van de Commissie tot goedkeuring van het Peace IV-programma (Ierland-Verenigd Koninkrijk) van 30 november 2015 en het Interreg VA-programma van 12 februari 2015, financieringsbesluiten blijven in de zin van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 en derhalve een juridische verbintenis in de zin van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046. Het Verenigd Koninkrijk blijft aansprakelijk voor de financiële verplichtingen die het als lidstaat is aangegaan met betrekking tot deze juridische verbintenissen van de Unie.

 

(8)

Vanaf de datum waarop de Verdragen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk, zal het Verenigd Koninkrijk niet langer deel uitmaken van het tot de Unie behorende deel van het programmagebied in de zin van artikel 20, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1299/2013. Daarom moeten de bepalingen van die verordening inzake de subsidiabiliteit van concrete acties afhankelijk van de plaats van uitvoering worden aangepast.

 

(9)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie de voortzetting van de samenwerkingsprogramma's mogelijk te maken, niet voldoende door de afzonderlijke lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

 

(10)

Om ervoor te zorgen dat de in deze verordening opgenomen maatregelen meteen kunnen worden toegepast, moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze verordening dient slechts van toepassing te zijn indien geen met het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 50, lid 2, VEU gesloten terugtrekkingsakkoord in werking is getreden uiterlijk op de datum waarop de Verdragen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 50, lid 3, VEU,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

  • 1. 
    Deze verordening bevat bepalingen om de gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie aan te pakken indien geen met het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 50, lid 2, VEU gesloten terugtrekkingsakkoord in werking is getreden uiterlijk op de datum waarop de Verdragen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 50, lid 3, VEU, evenals bepalingen in verband met de voortzetting van de volgende twee onder Verordening (EU) nr. 1299/2013 vallende samenwerkingsprogramma's met deelname van het Verenigd Koninkrijk (hierna gezamenlijk de „samenwerkingsprogramma's” genoemd):
 

1.

Peace IV (Ierland-Verenigd Koninkrijk);

 

2.

Verenigd Koninkrijk-Ierland (Ierland/Noord-Ierland/Schotland).

  • 2. 
    Verordening (EU) nr. 1299/2013 blijft van toepassing op de samenwerkingsprogramma's, onder voorbehoud van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 2

Geografische reikwijdte

Onverminderd artikel 20, leden 2 en 3, van Verordening (EU) nr. 1299/2013 kunnen de betrokken samenwerkingsprogramma's de deelnemende regio's in het Verenigd Koninkrijk omvatten, die gelijkwaardig zijn aan regio's van NUTS-niveau 3.

Artikel 3

Programma-autoriteiten

In afwijking van artikel 21, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1299/2013:

 

blijft het speciale orgaan voor EU-programma's (Special EU Programmes Body, SEUPB) waar de beheersautoriteit en de certificeringsautoriteit van de samenwerkingsprogramma's zijn ondergebracht, zijn functies uitoefenen;

 

blijft het ministerie van Financiën van Noord-Ierland de auditautoriteit van de samenwerkingsprogramma's.

Artikel 4

Bevoegdheden van de Commissie met betrekking tot controles

De toepassing van de regels inzake de controles en audit van de samenwerkingsprogramma's wordt overeengekomen tussen de Commissie en de autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk. De controles en audits bestrijken de volledige looptijd van de samenwerkingsprogramma's.

Als de nodige controles en audits van de samenwerkingsprogramma's niet kunnen worden uitgevoerd in alle betrokken regio's, wordt dit beschouwd als een ernstige tekortkoming in het beheers- en controlesysteem voor de toepassing van maatregelen overeenkomstig de artikelen 83, 142, 144 en 145 van Verordening (EU) nr. 1303/2013.

Artikel 5

Subsidiabiliteit van concrete acties afhankelijk van de plaats van uitvoering

Het bij artikel 20, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1299/2013 vastgestelde plafond is niet van toepassing op de samenwerkingsprogramma's.

Artikel 6

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van de dag na die waarop de Verdragen ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 50, lid 3, VEU.

Deze verordening is echter niet van toepassing als een overeenkomstig artikel 50, lid 2, VEU met het Verenigd Koninkrijk gesloten terugtrekkingsakkoord tegen de in de tweede alinea van dit artikel bedoelde datum in werking is getreden.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 25 maart 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • A. 
    TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

  • G. 
    CIAMBA
 

  • (1) 
    Standpunt van 20 februari 2019 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt).
  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 13 maart 2019 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt) en Besluit van de Raad van 19 maart 2019.
  • (3) 
    Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling „Europese territoriale samenwerking” (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 259).
  • (4) 
    Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).
  • (5) 
    Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.