Besluit 2019/638 - Standpunt EU tijdens de veertiende Conferentie van de partijen met betrekking tot bepaalde wijzigingen van de bijlagen II, VIII en IX bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan

1.

Wettekst

24.4.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 109/19

 

BESLUIT (EU) 2019/638 VAN DE RAAD

van 15 april 2019

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt tijdens de veertiende Conferentie van de partijen met betrekking tot bepaalde wijzigingen van de bijlagen II, VIII en IX bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan (het "Verdrag") is in 1992 in werking getreden en werd door de Unie gesloten door middel van Besluit 93/98/EEG van de Raad (1).

 

(2)

Aan het Verdrag en Besluit C(2001)107/FINAL van de Raad van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) inzake de herziening van Besluit C(92)39/FINAL betreffende het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen bestemd voor handelingen ter nuttige toepassing (het "OESO-besluit") wordt in de Unie uitvoering gegeven door Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (2).

 

(3)

Overeenkomstig het Verdrag overweegt de Conferentie van de partijen wijzigingen van het Verdrag en neemt zij die aan, naargelang de situatie vereist. Wijzigingen aan het Verdrag moeten worden vastgesteld tijdens een vergadering van de Conferentie van de partijen.

 

(4)

De Conferentie van de partijen zal tijdens haar veertiende vergadering naar verwachting wijzigingen aan de bijlagen bij het Verdrag overwegen en die aannemen. Die wijzigingen zouden vermeldingen toevoegen aan de bijlagen II en VIII bij het Verdrag en vermelding B3010 van bijlage IX bij het Verdrag herzien.

 

(5)

De partijen hebben op 26 oktober 2018 voorstellen van Noorwegen tot wijziging van de bijlagen II, VIII en IX bij het Verdrag ontvangen. Op 6 december 2018 hebben de partijen een gecorrigeerde versie van het voorstel tot wijziging van bijlage IX ontvangen. Op grond van de voorstellen zouden plastic afvalstoffen die speciale aandacht vereisen en gevaarlijke plastic afvalstoffen als bepaald in de nieuwe vermeldingen in de bijlagen II en VIII onder het controlesysteem van het Verdrag vallen, terwijl landen de handel in niet-gevaarlijke plastic afvalstoffen die in bijlage IX bij het Verdrag onder de herziene vermelding B3010 vallen, zouden kunnen voortzetten onder de huidige voorwaarden als die van het Verdragen.

 

(6)

De Unie dient de doelstellingen van de voorstellen tot wijzigingen van de bijlagen bij het Verdrag te steunen, aangezien die zullen bijdragen tot betere controles op de uitvoer van plastic afvalstoffen; tot het voorkomen van de uitvoer van plastic afvalstoffen naar landen met een tekortschietende infrastructuur voor de doeltreffende inzameling en een ecologisch verantwoord beheer van afvalstoffen; tot het ondersteunen van ecologisch verantwoord beheer van plastic afvalstoffen; tot het verminderen van het risico dat plastic afvalstoffen in het milieu terechtkomen en tot het voorkomen van het wereldwijde milieuprobleem van zwerfvuil in zee. De Unie dient echter ook wijzigingsvoorstellen te doen en te steunen met betrekking tot de door Noorwegen voorgestelde wijzigingen aan de bijlagen bij het Verdrag, teneinde de werkingssfeer van die wijzigingen te verduidelijken en de formulering ervan te verbeteren, en de datum waarop die wijzigingen van toepassing worden uit te stellen tot een geschikte datum na de in artikel 18 van het Verdrag voorziene datum, ten behoeve van een soepelere uitvoering en handhaving van de bijlagen.

 

(7)

Voor de overbrenging binnen de Unie en de EER van niet-gevaarlijke plastic afvalstoffen, waaronder bepaalde mengsels van niet-gevaarlijke plastic afvalstoffen, moet de huidige situatie behouden blijven en daarom moet daarvoor geen gebruik worden gemaakt van het controlesysteem dat resulteert uit de toevoeging van een vermelding aan bijlage II bij het Verdrag. De Unie dient daarvoor, voor zover nodig, gebruik te maken van de procedures van het OESO-Besluit en de inwerkingtreding van bilaterale, multilaterale of regionale overeenkomsten of regelingen met partijen of niet-partijen ten aanzien van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen of andere afvalstoffen overeenkomstig het Verdrag, om te voorkomen dat er als gevolg van de vaststelling van de wijziging aan bijlage II bij het Verdrag of de herziening van vermelding B3010 in bijlage IX bij het Verdrag extra controles komen op de overbrenging binnen de Unie en de EER van niet-gevaarlijke plastic afvalstoffen, waaronder mengsels van niet-gevaarlijke plastic afvalstoffen.

 

(8)

Er dient een standpunt te worden bepaald dat namens de Unie op de veertiende vergadering van de Conferentie van de partijen betreffende de wijzigingen aan de bijlagen II, VIII en IX bij het Verdrag moet worden ingenomen, omdat die wijzigingen bindend zullen zijn voor de Unie en beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, meer specifiek op Verordening (EG) nr. 1013/2006,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

  • 1. 
    Het standpunt dat namens de Unie dient te worden ingenomen tijdens de veertiende vergadering van de Conferentie van de partijen bij het Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan (het "Verdrag") luidt dat de vaststelling van de wijzigingen aan de bijlagen II, VIII en IX bij het Verdrag die vermeldingen voor plastic afvalstoffen toevoegen of herzien, wordt gesteund, met dien verstande dat:
 

a)

de Unie de wijzigingsvoorstellen van Noorwegen tot toevoeging van een nieuwe vermelding voor niet-gevaarlijke plastic afvalstoffen aan bijlage II bij het Verdrag steunt (die onder het controlesysteem van het Verdrag vallen), mits wordt verduidelijkt dat die vermelding tevens betrekking heeft op mengsels van niet-gevaarlijke plastic afvalstoffen en dat die vermelding duidelijk wordt gedefinieerd, onder meer door een duidelijke formulering van vermelding B3010 in bijlage IX bij het Verdrag, teneinde de uitvoering en handhaving van de verplichtingen van de partijen in verband met de nieuwe vermelding voor niet-gevaarlijke plastic afvalstoffen in bijlage II bij het Verdrag te faciliteren;

 

b)

de Unie de wijzigingsvoorstellen van Noorwegen tot toevoeging van een nieuwe vermelding voor gevaarlijke plastic afvalstoffen aan bijlage VIII bij het Verdrag steunt (die onder het controlesysteem vallen), mits wordt verduidelijkt dat die vermelding tevens betrekking heeft op mengsels van gevaarlijke plastic afvalstoffen;

 

c)

de Unie het voorstel van Noorwegen tot herziening van vermelding B3010 voor niet-gevaarlijke plastic afvalstoffen in bijlage IX bij het Verdrag steunt (die niet onder het controlesysteem vallen, tenzij dergelijke afvalstoffen een tot een categorie van bijlage I bij het Verdrag behorende stof in zulke mate bevatten dat zij een in bijlage III bij het Verdrag opgenomen gevaarlijke eigenschap vertonen), mits dat voorstel aangepast wordt teneinde:

 

i)

de werkingssfeer ervan te verduidelijken, zodat uitsluitend niet-gemengde plasticmaterialen die bestemd zijn voor recycling of voor het gereedmaken voor hergebruik, en bij voorkeur beperkt tot handeling R3 in bijlage IV bij het Verdrag, worden opgenomen in die vermelding;

 

ii)

de tekst van vermelding B3010 in bijlage IX bij het Verdrag te verbeteren en de definitie ervan te vereenvoudigen, teneinde de uitvoering en handhaving van de verplichtingen van de partijen in verband met de herziening van die vermelding, met name daar die vermelding gekoppeld is aan de voorgestelde vermelding voor niet-gevaarlijke plastic afvalstoffen van bijlage II bij het Verdrag, te faciliteren;

 

d)

de Unie voorstelt en steun verleent om voor de wijzigingen een toepassingsdatum vast te stellen die later is dan de in artikel 18 van het Verdrag voorziene datum.

  • 2. 
    Indien er tijdens de veertiende vergadering van de Conferentie van de partijen bij het Verdrag een nieuwe vermelding voor niet-gevaarlijke plastic afvalstoffen in bijlage II of de herziene vermelding B3010 wordt vastgesteld, of beide, doet de Unie voor zover nodig al hetgeen waartoe zij op grond van het OESO-besluit en artikel 11 van het Verdrag verplicht is om te waarborgen dat de bestaande controles op de overbrenging van niet-gevaarlijke plastic afvalstoffen, waaronder bepaalde mengsels van niet-gevaarlijke plastic afvalstoffen, binnen de Unie en de EER onverlet blijven.

Artikel 2

De vertegenwoordigers van de Unie kunnen in het licht van ontwikkelingen tijdens de veertiende vergadering van de Conferentie van de partijen het in artikel 1 bedoelde standpunt in overleg met de lidstaten nader uitwerken en goedkeuren, tijdens coördinatievergaderingen ter plaatse zonder een nader besluit van de Raad.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 15 april 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

  • P. 
    DAEA
 

  • (1) 
    Besluit 93/98/EEG van de Raad van 1 februari 1993 betreffende de sluiting namens de Gemeenschap van het Verdrag inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan (Verdrag van Bazel) (PB L 39 van 16.2.1993, blz. 1).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.