Verordening 2019/630 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft minimale verliesdekking voor niet-renderende blootstellingen

1.

Wettekst

25.4.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 111/4

 

VERORDENING (EU) 2019/630 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 17 april 2019

tot wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 wat betreft minimale verliesdekking voor niet-renderende blootstellingen

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het bepalen van een integrale strategie om niet-renderende blootstellingen (non-performing exposures; NPE's) aan te pakken, is voor de Unie een belangrijk doel bij haar inspanningen om het financiële stelsel veerkrachtiger te maken. Hoewel de verantwoordelijkheid voor het aanpakken van NPE's in de eerste plaats bij de banken en de lidstaten berust, heeft het terugschroeven van het huidige hoge volume NPE's, het voorkomen van een buitensporige toename van NPE's in de toekomst en het voorkomen van het ontstaan van systeemrisico's in de niet-bancaire sector ook een duidelijke Uniedimensie. Gezien de verwevenheid van het bankbestel en het financiële bestel in de hele Unie, waar banken in meerdere jurisdicties en lidstaten actief zijn, bestaat er voor de lidstaten en voor de Unie in haar geheel een aanzienlijk risico op overloopeffecten, zowel wat betreft economische groei als qua financiële stabiliteit.

 

(2)

De financiële crisis heeft gezorgd voor een toename van NPE's in de banksector. De consumenten werden aanzienlijk getroffen door de recessie en de daling van de huizenprijzen die daarop volgden. Het waarborgen van de rechten van de consument overeenkomstig de Uniewetgeving ter zake, zoals de Richtlijnen 2008/48/EG (4) en 2014/17/EU (5) van het Europees Parlement en de Raad, is van essentieel belang bij het aanpakken van het vraagstuk van de NPE's. Richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad (6) bevordert snelle betaling door zowel bedrijven als overheden en draagt bij tot voorkoming van het soort toename van NPE's dat zich tijdens de jaren van de financiële crisis voordeed.

 

(3)

Een geïntegreerd financieel stelsel zal de economische en monetaire unie beter bestand maken tegen negatieve schokken door grensoverschrijdende particuliere risicodeling te vergemakkelijken, en zal tegelijkertijd de behoefte aan publieke risicodeling verminderen. Om die doelstellingen te verwezenlijken, dient de Unie de bankenunie te voltooien en de kapitaalmarktenunie verder te ontwikkelen. Voor de versterking van de bankenunie is het van essentieel belang dat mogelijke toekomstige accumulatie van NPE's wordt aangepakt, omdat dit van cruciaal belang is voor concurrentie in de banksector, het behoud van de financiële stabiliteit en het stimuleren van kredietverschaffing, om zodoende in de Unie banen en groei te scheppen.

 

(4)

In zijn Actieplan inzake niet-renderende leningen in Europa van 11 juli 2017 heeft de Raad diverse instellingen opgeroepen om passende maatregelen te treffen om het hoge volume NPE's in de Unie verder aan te pakken en de accumulatie ervan in de toekomst te voorkomen. Het actieplan tekent een integrale benadering uit die neerkomt op een mix van complementaire beleidsmaatregelen op de volgende vier terreinen: i) toezicht; ii) structurele hervormingen van de insolventie- en schuldinvorderingskaders; iii) ontwikkeling van secundaire markten voor noodlijdende activa; en iv) bevordering van de herstructurering van het bankwezen. De maatregelen op die terreinen moeten worden genomen op Unie- en nationaal niveau, waar passend. De Commissie heeft een vergelijkbaar voornemen aangekondigd in haar mededeling over de voltooiing van de bankenunie van 11 oktober 2017, waarin zij pleitte voor een totaalpakket voor het aanpakken van niet-renderende leningen (non-performing loans; NPL's) in de Unie.

 

(5)

Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7) vormt samen met Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (8) het rechtskader voor de prudentiële regels voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (gezamenlijk "instellingen" genoemd). Verordening (EU) nr. 575/2013 bevat onder meer bepalingen die rechtstreeks van toepassing zijn op instellingen waar het gaat om het bepalen van het eigen vermogen. Daarom dienen de bestaande prudentiële regels van Verordening (EU) nr. 575/2013 met betrekking tot het eigen vermogen te worden aangevuld met bepalingen waarbij een aftrekking van het eigen vermogen wordt verlangd wanneer NPE's onvoldoende gedekt zijn door voorzieningen of andere aanpassingen. Een dergelijk vereiste zou er in feite op neerkomen dat een prudentiële achtervang voor NPE's wordt gecreëerd die eenvormig van toepassing is op alle instellingen in de Unie en die ook instellingen omvat die actief zijn op de secundaire markt.

 

(6)

De prudentiële achtervang mag de bevoegde lidstaten niet beletten hun toezichtbevoegdheden in overeenstemming met Richtlijn 2013/36/EU uit te oefenen. Indien bevoegde autoriteiten er in individuele gevallen van overtuigd zijn dat de NPE's van een bepaalde instelling, ondanks de toepassing van de bij deze verordening ingestelde prudentiële achtervang voor NPE's, onvoldoende zijn gedekt, moeten zij kunnen gebruikmaken van hun toezichtbevoegdheden krachtens Richtlijn 2013/36/EU, met inbegrip van de bevoegdheid om van de instellingen te eisen dat zij in verband met de eigenvermogensvereisten een specifiek voorzieningenbeleid voeren of activa op een specifieke wijze behandelen. In individuele gevallen kunnen de bevoegde autoriteiten bijgevolg verder gaan dan de in deze verordening neergelegde vereisten om te waarborgen dat NPE's voldoende zijn gedekt.

 

(7)

Met het oog op de toepassing van de prudentiële achtervang dienen in Verordening (EU) nr. 575/2013 duidelijke voorwaarden voor de classificatie van NPE's te worden opgenomen. Aangezien in Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie (9) reeds criteria voor NPE's zijn vastgelegd met het oog op toezichtrapportage, dient de classificatie van NPE's voort te bouwen op dat bestaande raamwerk. In Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 is sprake van blootstellingen in wanbetaling, zoals gedefinieerd ten behoeve van de berekening van eigenvermogensvereisten voor kredietrisico en van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige blootstellingen volgens het toepasselijke kader voor financiële verslaggeving. Aangezien respijtmaatregelen van invloed kunnen zijn op de vraag of een blootstelling als niet-renderend moet worden geclassificeerd, worden de classificatiecriteria aangevuld met duidelijke criteria over de effecten van respijtmaatregelen. Respijtmaatregelen moeten beogen de leningnemer weer in een duurzame situatie te brengen waarin hij de lening afbetaalt en moeten in overeenstemming zijn met de wetgeving van de Unie inzake consumentenbescherming en meer bepaald met de Richtlijnen 2008/48/EG en 2014/17/EU, maar kunnen verschillende rechtvaardigingsgronden en gevolgen hebben. Daarom dient te worden bepaald dat met een respijtmaatregel die voor een niet-renderende blootstelling wordt toegekend, de classificatie van die blootstelling als niet-renderend niet ten einde komt, tenzij bepaalde strenge criteria voor deze beëindiging zijn vervuld.

 

(8)

Hoe langer een blootstelling niet-renderend is, des te geringer de kans is om de waarde ervan in te vorderen. Daarom dient het deel van de blootstelling dat door voorzieningen, andere aanpassingen of aftrekkingen dient te worden gedekt, mettertijd toe te nemen, volgens een vooraf bepaald tijdschema. Voor door een instelling gekochte NPE's moet bijgevolg een tijdschema gelden dat ingaat op de dag waarop de NPE oorspronkelijk als niet-renderend is geclassificeerd, en niet op de dag van de aankoop ervan. Hiertoe moet de verkoper aan de koper meedelen op welke datum de blootstelling als niet-renderend is geclassificeerd.

 

(9)

Bij de berekening van de specifieke kredietrisicoaanpassingen moet rekening worden gehouden met gedeeltelijke afschrijvingen. Om te voorkomen dat de gedeeltelijke afschrijving dubbel wordt meegerekend, moet worden gebruikgemaakt van de oorspronkelijke blootstellingswaarde vóór de gedeeltelijke afschrijving. De opname van gedeeltelijke afschrijvingen op de lijst van middelen die kunnen worden gebruikt om aan de vereisten van de achtervang te voldoen, moet instellingen ertoe aanzetten om afschrijvingen tijdig te erkennen. Bij NPE's die door een instelling worden gekocht tegen een prijs die lager is dan het bedrag dat de debiteur verschuldigd is, moet de koper het verschil tussen de aankoopprijs en het bedrag dat de debiteur verschuldigd is op dezelfde manier behandelen als een gedeeltelijke afschrijving voor de toepassing van de prudentiële achtervang.

 

(10)

Van gedekte NPE's wordt doorgaans verwacht dat zij een minder aanzienlijk verlies met zich brengen dan niet-gedekte NPE's omdat de kredietprotectie die de NPE secureert, de instelling een specifieke vordering geeft op een activum of tegen een derde partij zonder dat de algemene vordering van de instelling op de leningnemer in wanbetaling daardoor afneemt. In het geval van een niet-gedekte NPE zou alleen de algemene vordering op de leningnemer in wanbetaling beschikbaar zijn. Gezien het grotere verwachte verlies op niet-gedekte NPE's dient een strikter tijdschema te worden toegepast.

 

(11)

Een blootstelling die slechts gedeeltelijk door toelaatbare kredietprotectie is gedekt, zou als gedekt moeten worden beschouwd voor het gedekte gedeelte, en als niet-gedekt voor het gedeelte dat niet door toelaatbare kredietprotectie is gedekt. Om vast te stellen welke delen van NPE's als gedekt of ongedekt moeten worden behandeld, moeten de criteria voor de toelaatbaarheid van kredietprotectie en voor de volledige en complete dekking van hypotheken die worden gebruikt om de eigenvermogensvereisten te berekenen, worden toegepast in overeenstemming met de betrokken benadering krachtens Verordening (EU) nr. 575/2013, met inbegrip van toepasselijke waardeaanpassing.

 

(12)

Er dient eenzelfde tijdschema te worden gehanteerd, ongeacht de reden waarom de blootstelling niet-renderend is. De prudentiële achtervang moet per blootstellingsniveau worden toegepast. Voor niet-gedekte NPE's moet een tijdschema van drie jaar gelden. Om instellingen en lidstaten in staat te stellen de doeltreffendheid van de herstructurerings- of uitwinningsprocedures te verbeteren en te erkennen dat NPE's die gedekt zijn door onroerende zekerheden of woonkredieten die worden gegarandeerd door een toelaatbare protectiegever als bedoeld in Verordening (EU) nr. 575/2013 langer een restwaarde zullen behouden nadat de lening is geclasseerd als niet-renderend, is het wenselijk een tijdschema van negen jaar te hanteren. Voor andere gedekte NPE's moet een tijdschema van zeven jaar gelden om volledige dekking op te bouwen.

 

(13)

Met het oog op de toepassing van de betrokken dekkingsfactor, moet het mogelijk zijn rekening te houden met respijtmaatregelen. Meer in het bijzonder moet de dekking als niet-renderend geclassificeerd blijven worden, maar moet de dekkingsvereiste gedurende een extra jaar stabiel blijven. Daarom moet de factor die van toepassing zou zijn gedurende het jaar waarin de respijtmaatregel is toegekend, gedurende twee jaar gelden. Indien de blootstelling na het verstrijken van het extra jaar nog steeds niet-renderend is, moet de toepasselijke factor worden vastgesteld alsof er geen respijtmaatregel is toegekend, daarbij rekening houdend met de datum waarop de blootstelling oorspronkelijk als niet-renderend werd geclassificeerd. Aangezien de toekenning van respijtmaatregelen niet tot enige arbitrage mag leiden, mag dat extra jaar alleen worden toegestaan met betrekking tot de eerste respijtmaatregel die is toegekend nadat de blootstelling als niet-renderend is geclassificeerd. Bovendien mag de periode van één jaar waarin de dekkingsfactor ongewijzigd blijft, niet leiden tot een verlenging van het tijdschema voor voorzieningen. Bijgevolg mogen eventuele respijtmaatregelen die worden toegekend in het derde jaar na de classificatie als NPE voor niet-gedekte blootstellingen, of in het zevende jaar na de classificatie als NPE voor gedekte blootstellingen, de volledige dekking van de NPE niet vertragen.

 

(14)

Om ervoor te zorgen dat een voorzichtige benadering wordt gevolgd bij de voor de kredietprotectie gehanteerde waardering van NPE's van instellingen, dient de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit; EBA) te onderzoeken of een gemeenschappelijke methodiek noodzakelijk is en, zo ja, er een uit te werken, met name wat betreft aannames met betrekking tot de invorderbaarheid en uitwinbaarheid, en eventueel inclusief minimumvereisten voor de aanpassing van de waardering van de kredietprotectie wat timing betreft.

 

(15)

Met het oog op een soepele overgang naar de nieuwe prudentiële achtervang dienen de nieuwe regels niet te worden toegepast met betrekking tot blootstellingen die vóór 26 april 2019 zijn geïnitieerd.

 

(16)

Om ervoor te zorgen dat de wijzigingen van Verordening (EU) nr. 575/2013 die bij de onderhavige verordening worden aangebracht, tijdig van toepassing worden, moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

 

(17)

Verordening (EU) nr. 575/2013 moet daarom dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) nr. 575/2013 wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

Aan artikel 36, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd:

 

"m)

het toepasselijke bedrag van ontoereikende dekking voor niet-renderende blootstellingen.".

 

2)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

"Artikel 47 bis

Niet-renderende blootstellingen

  • 1. 
    Voor de toepassing van artikel 36, lid 1, punt m), omvat "blootstelling" elk van de volgende elementen, op voorwaarde dat deze niet zijn opgenomen in de handelsportefeuille van de instelling:
 

a)

een schuldinstrument, daaronder begrepen een schuldtitel, een lening, een voorschot en een direct opvraagbaar deposito;

 

b)

een toegezegde lening, een financiële garantie of iedere andere gedane toezegging, ongeacht of deze herroepelijk of onherroepelijk zijn, met uitzondering van niet-opgenomen kredietfaciliteiten die te allen tijde onvoorwaardelijk en zonder kennisgeving kunnen worden geannuleerd, of die daadwerkelijk voorzien in een automatische annulering als gevolg van een verslechtering van de kredietwaardigheid van de kredietnemer.

  • 2. 
    Voor de toepassing van artikel 36, lid 1, punt m), is de blootstellingswaarde van een schuldinstrument de boekwaarde ervan, zonder daarbij rekening te houden met specifieke kredietrisicoaanpassingen, aanvullende waardeaanpassingen in overeenstemming met de artikelen 34 en 105, in overeenstemming met artikel 36, lid 1, punt m), afgetrokken bedragen, andere aftrekkingen van het eigen vermogen in verband met de blootstelling of gedeeltelijke afschrijvingen die zijn gedaan door de instelling sinds de laatste keer dat de blootstelling als niet-renderend werd geclassificeerd.

In de blootstellingswaarde van een schuldinstrument dat is aangeschaft tegen een prijs die lager is dan het door de debiteur verschuldigde bedrag, wordt het verschil tussen de aankoopprijs en het bedrag dat de debiteur verschuldigd is in aanmerking genomen voor de toepassing van artikel 36, lid 1, punt m).

Voor de toepassing van artikel 36, lid 1, punt m), is de blootstellingswaarde van een toegezegde lening, een financiële garantie of iedere andere toezegging als bedoeld in lid 1, punt b), van dit artikel, de nominale waarde ervan, die de maximale blootstelling van de instelling aan kredietrisico vertegenwoordigt, zonder daarbij rekening te houden met volgestorte of niet-volgestorte kredietprotectie. De nominale waarde van een toegezegde lening is het niet-opgenomen bedrag dat de instelling heeft toegezegd te zullen uitlenen en de nominale waarde van een financiële garantie is het maximumbedrag dat de entiteit zou kunnen moeten betalen indien de garantie wordt uitgewonnen.

Bij de in de derde alinea van dit lid genoemde nominale waarde mogen geen specifieke kredietrisicoaanpassingen, aanvullende waardeaanpassingen in overeenstemming met de artikelen 34 en 105, in overeenstemming met artikel 36, lid 1, punt m), afgetrokken bedragen of andere aftrekkingen van het eigen vermogen in verband met de blootstelling in aanmerking worden genomen.

  • 3. 
    Voor de toepassing van artikel 36, lid 1, punt m), worden de volgende blootstellingen geclassificeerd als niet-renderend:
 

a)

een blootstelling ten aanzien waarvan een wanbetaling geacht wordt te hebben plaatsgevonden in overeenstemming met artikel 178;

 

b)

een blootstelling die volgens het toepasselijke kader voor financiële verslaggeving als aan een bijzondere waardevermindering onderhevig geldt;

 

c)

een blootstelling op proef overeenkomstig lid 7, wanneer aanvullende respijtmaatregelen worden toegestaan of wanneer de blootstelling meer dan 30 dagen duurt;

 

d)

een blootstelling in de vorm van een krediettoezegging die, wanneer daarop wordt getrokken of daarvan anderszins wordt gebruikgemaakt, waarschijnlijk niet volledig zou worden afgelost zonder dat zekerheden worden gerealiseerd;

 

e)

een blootstelling in de vorm van een financiële garantie die waarschijnlijk door de gegarandeerde partij zal worden aangesproken, onder meer wanneer de onderliggende gegarandeerde blootstelling aan de criteria voldoet om als niet-renderend te worden beschouwd.

Voor de toepassing van punt a) worden, wanneer een instelling blootstellingen binnen de balanstelling heeft aan een debiteur met een betalingsachterstand van meer dan 90 dagen en die meer dan 20 % van de brutoboekwaarde van alle blootstellingen binnen de balanstelling aan die debiteur vertegenwoordigen, alle blootstellingen binnen en buiten de balanstelling aan die debiteur beschouwd als zijnde niet-renderend.

  • 4. 
    Blootstellingen waarvoor geen respijtmaatregel geldt, worden niet langer als niet-renderend geclassificeerd voor de toepassing van artikel 36, lid 1, punt m), wanneer aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
 

a)

de blootstelling voldoet aan de uitstapcriteria die door de instelling worden toegepast voor het beëindigen van de classificatie als aan een bijzondere waardevermindering onderhevig overeenkomstig het toepasselijke kader voor financiële verslaggeving en van de classificatie als in wanbetaling overeenkomstig artikel 178;

 

b)

de situatie van de debiteur is in die mate verbeterd dat de instelling ervan overtuigd is dat volledige en tijdige terugbetaling waarschijnlijk is;

 

c)

de debiteur heeft voor geen enkel bedrag een betalingsachterstand van meer dan 90 dagen.

  • 5. 
    Door de classificatie van een niet-renderende blootstelling als vast actief aangehouden voor verkoop overeenkomstig het toepasselijke kader voor financiële verslaggeving komt geen einde aan de classificatie als niet-renderende blootstelling voor de toepassing van artikel 36, lid 1, punt m).
  • 6. 
    Niet-renderende blootstellingen waarvoor respijtmaatregelen gelden, worden niet langer als niet-renderend geclassificeerd voor de toepassing van artikel 36, lid 1, punt m), wanneer aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
 

a)

de blootstellingen verkeren niet langer in een situatie die ertoe zou leiden dat zij op grond van lid 3 als niet-renderend zouden worden geclassificeerd;

 

b)

ten minste één jaar is verstreken sinds de datum waarop de respijtmaatregelen werden toegekend of, indien die later valt, de datum waarop de blootstellingen als niet-renderend werden geclassificeerd;

 

c)

na de respijtmaatregelen is er geen achterstallig bedrag en de instelling is, op basis van de analyse van de financiële situatie van de debiteur, overtuigd van de waarschijnlijkheid dat de blootstelling volledig en tijdig zal worden afgelost.

Volledige en tijdige aflossing wordt niet waarschijnlijk geacht, tenzij de debiteur regelmatige en tijdige betalingen van bedragen heeft uitgevoerd die gelijk zijn aan een van de volgende bedragen:

 

a)

het bedrag dat achterstallig was voordat de respijtmaatregel werd toegekend, wanneer er achterstallige bedragen waren;

 

b)

het bedrag dat is afgeschreven in het kader van de toegekende respijtmaatregelen, wanneer er geen achterstallige bedragen waren.

  • 7. 
    Indien een niet-renderende blootstelling in overeenstemming met lid 6 niet langer als niet-renderend wordt geclassificeerd, geldt voor een dergelijke blootstelling een proefperiode totdat aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
 

a)

ten minste twee jaar zijn verstreken sinds de datum waarop de blootstelling waarvoor respijtmaatregelen gelden, werd geherclassificeerd als renderend;

 

b)

regelmatige en tijdige betalingen zijn gedaan voor ten minste de helft van de periode waarin voor de blootstelling een proefperiode gold, hetgeen heeft geresulteerd in de betaling van een aanzienlijk totaalbedrag van de hoofdsom of de rente;

 

c)

voor geen van de blootstellingen aan de debiteur bedraagt de betalingsachterstand meer dan 30 dagen.

Artikel 47 ter

Respijtmaatregelen

  • 1. 
    Een respijtmaatregel is een concessie die een instelling doet aan een debiteur die moeilijkheden met het nakomen van zijn financiële verplichtingen ondervindt of waarschijnlijk zal ondervinden. Een concessie kan een verlies voor de leninggever inhouden en betreft een van de volgende acties:
 

a)

een wijziging van de voorwaarden van een schuldverplichting, wanneer een dergelijke wijziging niet was toegestaan indien de debiteur geen moeilijkheden met het nakomen van zijn financiële verplichtingen had ondervonden;

 

b)

een volledige of gedeeltelijke herfinanciering van een schuldverplichting, wanneer een dergelijke herfinanciering niet was toegestaan indien de debiteur geen moeilijkheden met het nakomen van zijn financiële verplichtingen had ondervonden.

  • 2. 
    Ten minste de volgende situaties gelden als respijtmaatregelen:
 

a)

nieuwe contractvoorwaarden zijn voor de debiteur gunstiger dan de voorgaande contractvoorwaarden, indien de debiteur moeilijkheden met het nakomen van zijn financiële verplichtingen ondervindt of waarschijnlijk zal ondervinden;

 

b)

nieuwe contractvoorwaarden zijn voor de debiteur gunstiger dan contractvoorwaarden die dezelfde instelling aanbiedt aan debiteuren met een vergelijkbaar risicoprofiel op dat tijdstip, indien de debiteur moeilijkheden met het nakomen van zijn financiële verplichtingen ondervindt of waarschijnlijk zal ondervinden;

 

c)

de blootstelling op grond van de aanvankelijke contractvoorwaarden werd vóór de wijziging van de contractvoorwaarden als niet-renderend geclassificeerd of zou, indien de contractvoorwaarden niet waren gewijzigd, als niet-renderend zijn geclassificeerd;

 

d)

de maatregel resulteert in een volledige of gedeeltelijke annulering van de schuldverplichting;

 

e)

de instelling verleent haar goedkeuring voor de uitoefening van clausules waarmee de debiteur de contractvoorwaarden kan wijzigen, en de blootstelling was als niet-renderend geclassificeerd vóór de uitoefening van die clausules of zou als niet-renderend zijn geclassificeerd indien die clausules niet waren uitgeoefend;

 

f)

op of rond het tijdstip dat het krediet werd verleend, heeft de debiteur betalingen van de hoofdsom of de rente gedaan voor een andere schuldverplichting jegens dezelfde instelling die als niet-renderende blootstelling werd geclassificeerd of die zonder die betalingen als niet-renderend zou zijn geclassificeerd;

 

g)

de wijziging van de contractvoorwaarden behelst aflossingen die worden gedaan door inbezitneming van zekerheden, wanneer een dergelijke wijziging een concessie vormt.

  • 3. 
    De volgende omstandigheden vormen aanwijzingen dat mogelijkerwijs respijtmaatregelen zijn vastgesteld:
 

a)

voor het initiële contract was er tijdens de drie maanden voorafgaand aan de wijziging ervan ten minste eenmaal een betalingsachterstand van meer dan 30 dagen of zou er, zonder de wijziging, een betalingsachterstand van meer dan 30 dagen zijn;

 

b)

op of rond het tijdstip dat de kredietovereenkomst werd afgesloten, heeft de debiteur jegens dezelfde instelling betalingen van hoofdsom of rente gedaan voor een andere schuldverplichting waarvoor er tijdens de drie maanden voorafgaand aan het verlenen van een nieuw krediet ten minste eenmaal een betalingsachterstand van 30 dagen was;

 

c)

de instelling verleent haar goedkeuring voor de uitoefening van clausules waarmee de debiteur de contractvoorwaarden kan wijzigen, en de blootstelling heeft een betalingsachterstand van 30 dagen of zou een betalingsachterstand van 30 dagen hebben indien die clausules niet waren uitgeoefend.

  • 4. 
    Voor de toepassing van dit artikel worden de moeilijkheden die een debiteur ondervindt bij het nakomen van zijn financiële verplichtingen beoordeeld op debiteurniveau, rekening houdend met alle juridische entiteiten binnen de groep van de debiteur die in de boekhoudkundige consolidatie van de groep vallen, en de natuurlijke personen die zeggenschap over die groep uitoefenen.

Artikel 47 quater

Aftrekking voor niet-renderende blootstellingen

  • 1. 
    Voor de toepassing van artikel 36, lid 1, punt m), bepalen instellingen het van tier 1-kernkapitaalbestanddelen af te trekken toepasselijke bedrag aan onvoldoende dekking afzonderlijk voor elke niet-renderende blootstelling, door het in punt b) van dit lid bepaalde bedrag af te trekken van het in punt a) van dit lid bepaalde bedrag, indien het in punt a) bedoelde bedrag hoger is dan het in punt b) bedoelde bedrag:
 

a)

de som van:

 

i)

het eventuele niet-gedekte deel van iedere niet-renderende blootstelling, vermenigvuldigd met de in lid 2 genoemde toepasselijke factor;

 

ii)

het eventuele gedekte deel van iedere niet-renderende blootstelling, vermenigvuldigd met de in lid 3 genoemde toepasselijke factor;

 

b)

de som van de volgende elementen voor zover die betrekking hebben op dezelfde niet-renderende blootstelling:

 

i)

specifieke kredietrisicoaanpassingen;

 

ii)

aanvullende waardeaanpassingen overeenkomstig de artikelen 34 en 105;

 

iii)

andere eigenvermogensverlagingen;

 

iv)

voor instellingen die de risicogewogen posten volgens de interneratingbenadering berekenen: de absolute waarde van de in overeenstemming met artikel 36, lid 1, punt d), afgetrokken bedragen die betrekking hebben op niet-renderende blootstellingen, wanneer de aan elke niet-renderende blootstelling toe te schrijven absolute waarde wordt bepaald door het vermenigvuldigen van de in overeenstemming met artikel 36, lid 1, punt d), afgetrokken bedrag met het aandeel van de verwachte verliespost op de niet-renderende blootstelling in de totale verwachte verliesposten voor blootstellingen in wanbetaling of niet in wanbetaling, al naargelang;

 

v)

indien een niet-renderende blootstelling wordt gekocht voor een prijs die lager is dan het door de debiteur verschuldigde bedrag, het verschil tussen de aankoopprijs en het bedrag dat de debiteur verschuldigd is;

 

vi)

door de instelling afgeschreven bedragen sinds de blootstelling als niet-renderend werd geclassificeerd.

Het gedekte deel van een niet-renderende blootstelling is dat deel van de blootstelling dat, ten behoeve van de berekening van eigenvermogensvereisten krachtens titel II van deel drie, geacht wordt gedekt te zijn door een volgestorte kredietprotectie of niet-volgestorte kredietprotectie, of geheel en volledig gedekt te zijn door hypotheken.

Het niet-gedekte deel van een niet-renderende blootstelling stemt overeen met het eventuele verschil tussen de waarde van de blootstelling als bedoeld in artikel 47 bis, lid 1, en het eventuele gedekte deel van de blootstelling.

  • 2. 
    Voor de toepassing van lid 1, onder a), i), zijn de volgende factoren van toepassing:
 

a)

0,35 voor het niet-gedekte deel van een niet-renderende blootstelling, toe te passen in de periode van de eerste tot en met de laatste dag van het derde jaar na de classificatie ervan als niet-renderend;

 

b)

1 voor het niet-gedekte deel van een niet-renderende blootstelling, toe te passen vanaf de eerste dag van het vierde jaar na de classificatie ervan als niet-renderend;

  • 3. 
    Voor de toepassing van lid 1, onder a), ii), zijn de volgende factoren van toepassing:
 

a)

0,25 voor het gedekte deel van een niet-renderende blootstelling, toe te passen in de periode van de eerste tot en met de laatste dag van het vierde jaar na de classificatie ervan als niet-renderend;

 

b)

0,35 voor het gedekte deel van een niet-renderende blootstelling, toe te passen in de periode van de eerste tot en met de laatste dag van het vijfde jaar na de classificatie ervan als niet-renderend;

 

c)

0,55 voor het gedekte deel van een niet-renderende blootstelling, toe te passen in de periode van de eerste tot en met de laatste dag van het zesde jaar na de classificatie ervan als niet-renderend;

 

d)

0,70 voor het deel van een niet-renderende blootstelling dat gedekt is door onroerend goed krachtens titel II van deel drie, of dat een woonkrediet is dat gedekt is door een toelaatbare protectiegever als bedoeld in artikel 201, toe te passen in de periode van de eerste tot en met de laatste dag van het zevende jaar na de classificatie ervan als niet-renderend;

 

e)

0,80 voor het deel van een niet-renderende blootstelling dat gedekt is door andere volgestorte of niet-volgestorte kredietprotectie krachtens titel II van deel drie, toe te passen in de periode van de eerste tot en met de laatste dag van het zevende jaar na de classificatie ervan als niet-renderend;

 

f)

0,80 voor het deel van een niet-renderende blootstelling dat gedekt is door onroerend goed krachtens titel II van deel drie, of dat een woonkrediet is dat gedekt is door een toelaatbare protectiegever als bedoeld in artikel 201, toe te passen in de periode van de eerste tot en met de laatste dag van het achtste jaar na de classificatie ervan als niet-renderend;

 

g)

1 voor het deel van een niet-renderende blootstelling dat gedekt is door andere volgestorte of niet-volgestorte kredietprotectie krachtens titel II van deel drie, toe te passen vanaf de eerste dag van het achtste jaar na de classificatie ervan als niet-renderend;

 

h)

0,85 voor het deel van een niet-renderende blootstelling dat gedekt is door onroerend goed krachtens titel II van deel drie, of dat een woonkrediet is dat gedekt is door een toelaatbare protectiegever als bedoeld in artikel 201, toe te passen in de periode van de eerste tot en met de laatste dag van het negende jaar na de classificatie ervan als niet-renderend;

 

i)

1 voor het deel van een niet-renderende blootstelling dat gedekt is door onroerend goed krachtens titel II van deel drie, of dat een woonkrediet is dat gedekt is door een toelaatbare protectiegever als bedoeld in artikel 201, toe te passen vanaf de eerste dag van het tiende jaar na de classificatie ervan als niet-renderend.

  • 4. 
    In afwijking van lid 3 zijn de volgende factoren van toepassing op het deel van de niet-renderende blootstelling dat wordt gegarandeerd of verzekerd door een officiële exportkredietinstelling:
 

a)

0 voor het gedekte deel van de niet-renderende blootstelling, toe te passen in de periode tussen één jaar en zeven jaar na de classificatie ervan als niet-renderend; en

 

b)

1 voor het gedekte deel van de niet-renderende blootstelling, toe te passen vanaf de eerste dag van het achtste jaar na de classificatie ervan als niet-renderend.

  • 5. 
    De EBA beoordeelt het scala praktijken dat wordt gehanteerd voor de waardering van gedekte niet-renderende blootstellingen, en kan richtsnoeren uitwerken tot nadere invulling van een gemeenschappelijke methodiek, met onder meer mogelijke minimumvereisten voor herwaardering wat betreft tijdschema en ad-hocmethoden, voor de prudentiële waardering van in aanmerking komende vormen van volgestorte en niet-volgestorte kredietprotectie, met name wat betreft aannames met betrekking tot de invorderbaarheid en uitwinbaarheid ervan. Die richtsnoeren kunnen tevens een gemeenschappelijke methodiek omvatten voor de vaststelling van het gedekte deel van een niet-renderende blootstelling als bedoeld in lid 1.

Deze richtsnoeren worden bekendgemaakt in overeenstemming met artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1093/2010.

  • 6. 
    In afwijking van lid 2, is, indien voor een blootstelling een respijtmaatregel is toegekend tussen een en twee jaar na de classificatie ervan als niet-renderend, de factor die overeenkomstig lid 2 van toepassing is op de datum waarop de respijtmaatregel wordt toegekend, van toepassing voor een aanvullende periode van één jaar.

In afwijking van lid 3 is, indien voor een blootstelling een respijtmaatregel is toegekend tussen twee en zes jaar na de classificatie ervan als niet-renderend, de factor die overeenkomstig lid 3 van toepassing is op de datum waarop de respijtmaatregel wordt toegekend, van toepassing voor een aanvullende periode van één jaar.

Dit lid is uitsluitend van toepassing met betrekking tot de eerste respijtmaatregel die is toegekend sinds de classificatie van de blootstelling als niet-renderend.".

 

3)

In artikel 111, lid 1, eerste alinea, wordt de inleidende tekst vervangen door:

"1.   De blootstellingswaarde van een actiefpost bestaat uit de boekwaarde die overblijft na toepassing van specifieke kredietrisicoaanpassingen overeenkomstig artikel 110, aanvullende waardeaanpassingen overeenkomstig de artikelen 34 en 105, in overeenstemming met artikel 36, lid 1, punt m), afgetrokken bedragen, en andere eigenvermogensverlagingen in samenhang met de actiefpost. De blootstellingswaarde van een in bijlage I vermelde post buiten balanstelling is het volgende percentage van de nominale waarde ervan na aftrek van specifieke kredietrisicoaanpassingen en in overeenstemming met artikel 36, lid 1, punt m), afgetrokken bedragen:".

 

4)

Artikel 127, lid 1, wordt vervangen door:

"1.   Aan het niet-gedekte gedeelte van een post ten aanzien waarvan zich met betrekking tot een debiteur een wanbetaling overeenkomstig artikel 178 heeft voorgedaan of, bij blootstellingen met betrekking tot particulieren en kleine partijen, aan het niet-gedekte gedeelte van een kredietfaciliteit ten aanzien waarvan zich een wanbetaling overeenkomstig artikel 178 heeft voorgedaan, wordt een risicogewicht toegekend van:

 

a)

150 % wanneer het totaal van de specifieke kredietrisicoaanpassingen en van de in overeenstemming met artikel 36, lid 1, punt m), afgetrokken bedragen minder dan 20 % van het niet-gedekte deel van de blootstellingswaarde bedraagt indien die specifieke kredietrisicoaanpassingen en aftrekkingen niet zouden worden toegepast;

 

b)

100 % wanneer het totaal van de specifieke kredietrisicoaanpassingen van de in overeenstemming met artikel 36, lid 1, punt m), afgetrokken bedragen niet minder dan 20 % van het niet-gedekte deel van de blootstellingswaarde bedraagt indien deze specifieke kredietrisicoaanpassingen en aftrekkingen niet zouden worden toegepast.".

 

5)

Artikel 159 wordt vervangen door:

"Artikel 159

Behandeling van verwachte verliesposten

De instellingen brengen de overeenkomstig artikel 158, leden 5, 6 en 10, berekende verwachte verliesposten in mindering op de algemene en specifieke kredietrisicoaanpassingen overeenkomstig artikel 110, de aanvullende waardeaanpassingen overeenkomstig de artikelen 34 en 105 en de andere eigenvermogensverlagingen die verband houden met die blootstellingen, met uitzondering van de aftrekkingen in overeenstemming met artikel 36, lid 1, punt m). Het overeenkomstig artikel 166, lid 1, bepaalde disagio op in de balans opgenomen blootstellingen die in staat van wanbetaling zijn gekocht, wordt op dezelfde wijze behandeld als specifieke kredietrisicoaanpassingen. Specifieke kredietrisicoaanpassingen ten aanzien van blootstellingen waarbij sprake is van wanbetaling, mogen niet worden gebruikt om verwachte verliesposten op andere blootstellingen te dekken. Verwachte verliesposten voor gesecuritiseerde blootstellingen en met die blootstellingen samenhangende algemene en specifieke kredietrisicoaanpassingen worden niet bij die berekening betrokken.".

 

6)

Artikel 178, lid 1, punt b), wordt vervangen door:

 

"b)

de debiteur is meer dan 90 dagen achterstallig bij het nakomen van een aanzienlijke kredietverplichting jegens de instelling, de moederonderneming of een van haar dochterondernemingen. De bevoegde autoriteiten kunnen de termijn van 90 dagen vervangen door een termijn van 180 dagen voor blootstellingen die zijn gedekt door niet-zakelijk onroerend goed of zakelijk onroerend goed van kmo's en die kunnen worden ingedeeld in de categorie blootstellingen met betrekking tot particulieren en kleine partijen, alsmede voor blootstellingen met betrekking tot publiekrechtelijke lichamen. De termijn van 180 dagen geldt niet voor de doeleinden van artikel 36, lid 1, punt m), of artikel 127.".

 

7)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 469 bis

Afwijking van aftrekkingen van tier 1-kernkapitaalbestanddelen voor niet-renderende blootstellingen

In afwijking van artikel 36, lid 1, punt m), trekken instellingen van tier 1-kernkapitaalbestanddelen niet het toepasselijke bedrag aan onvoldoende dekking voor niet-renderende blootstellingen af wanneer de blootstelling vóór 26 april 2019 werd geïnitieerd.

Indien de voorwaarden van een blootstelling die vóór 26 april 2019 werd geïnitieerd, door de instelling zodanig worden gewijzigd dat daarmee de blootstelling van de instelling aan de debiteur toeneemt, wordt de blootstelling geacht te zijn geïnitieerd op de datum vanaf welke de wijziging van toepassing is, en is zij niet langer onderworpen aan de in de eerste alinea vastgestelde afwijking.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 17 april 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • A. 
    TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

  • G. 
    CIAMBA
 

  • (3) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 14 maart 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 9 april 2019.
  • (4) 
    Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad (PB L 133 van 22.5.2008, blz. 66).
  • (5) 
    Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB L 60 van 28.2.2014, blz. 34).
  • (6) 
    Richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (PB L 48 van 23.2.2011, blz. 1).
  • (7) 
    Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
  • (8) 
    Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).
  • (9) 
    Uitvoeringsverordening (EU) nr. 680/2014 van de Commissie van 16 april 2014 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen voor wat betreft de rapportage aan de toezichthoudende autoriteit door instellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 191 van 28.6.2014, blz. 1).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.