Richtlijn 2019/692 - Wijziging van Richtlijn 2009/73/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas

1.

Wettekst

3.5.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 117/1

 

RICHTLIJN (EU) 2019/692 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 17 april 2019

tot wijziging van Richtlijn 2009/73/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 194, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's (2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De interne markt voor aardgas, die sinds 1999 overal in de Unie geleidelijk is ingevoerd, beoogt te zorgen voor echte keuzevrijheid voor alle eindafnemers in de Unie, zowel particulieren als ondernemingen, voor nieuwe zakelijke kansen, voor eerlijke concurrentievoorwaarden, voor concurrerende tarieven, voor efficiënte investeringssignalen en voor een betere dienstverlening, en bij te dragen tot leverings- en voorzieningszekerheid en tot duurzaamheid.

 

(2)

Richtlijnen 2003/55/EG (4) en 2009/73/EG (5) van het Europees Parlement en de Raad hebben aanzienlijk bijgedragen tot de totstandbrenging van de interne markt voor aardgas.

 

(3)

Deze richtlijn heeft tot doel obstakels voor de voltooiing van de interne markt voor aardgas, die het gevolg zijn van de niet-toepassing van de marktregels van de Unie op gastransmissieleidingen van en naar derde landen, weg te nemen. De bij deze richtlijn ingevoerde wijzigingen beogen ervoor te zorgen dat de regels die gelden voor gastransmissieleidingen tussen twee of meer lidstaten, binnen de Unie ook gelden voor gastransmissieleidingen van en naar derde landen. Dit zal zorgen voor de samenhang van het rechtskader binnen de Unie, terwijl concurrentieverstoringen op de interne energiemarkt van de Unie en negatieve effecten op de leverings- en voorzieningszekerheid worden voorkomen. Dit zal ook meer transparantie en rechtszekerheid bieden aan marktdeelnemers, in het bijzonder aan investeerders in gasinfrastructuur en systeemgebruikers, met betrekking tot de toepasselijke wettelijke regeling.

 

(4)

Om rekening te houden met het gebrek aan specifieke Unieregels die van toepassing zijn op gastransmissieleidingen van en naar derde landen vóór de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om afwijkingen van sommige bepalingen van Richtlijn 2009/73/EG toe te staan voor gastransmissieleidingen die vóór de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn reeds voltooid zijn. De datum voor de toepassing van andere ontvlechtingsmodellen dan ontvlechting van de eigendom moet worden aangepast voor gastransmissieleidingen van en naar derde landen.

 

(5)

Pijpleidingen die een olie- of gasproductieproject van een derde land verbinden met een verwerkingsinstallatie of met een aanlandingsterminal binnen een lidstaat, dienen als upstreampijpleidingnetten te worden beschouwd. Pijpleidingen die een olie- of gasproductieproject in een lidstaat verbinden met een verwerkingsinstallatie of met een aanlandingsterminal binnen een derde land, dienen voor de toepassing van deze richtlijn niet als upstreampijpleidingnetten te worden beschouwd, aangezien zulke pijpleidingen normaliter geen groot effect hebben op de interne energiemarkt.

 

(6)

Transmissiesysteembeheerders dienen de vrijheid te hebben technische overeenkomsten met transmissiesysteembeheerders of andere entiteiten in derde landen te sluiten over kwesties in verband met de exploitatie en de interconnectie van transmissiesystemen, mits de inhoud van die overeenkomsten verenigbaar is met het Unierecht.

 

(7)

Bestaande technische overeenkomsten tussen transmissiesysteembeheerders of andere entiteiten over de exploitatie van transmissieleidingen dienen van kracht te blijven, mits zij stroken met het Unierecht en de relevante besluiten van de nationale regulerende instantie.

 

(8)

Indien dergelijke technische overeenkomsten bestaan, is het krachtens deze richtlijn niet noodzakelijk dat een internationale overeenkomst tussen een lidstaat en een derde land of een overeenkomst tussen de Unie en een derde land wordt gesloten met betrekking tot de exploitatie van de betrokken gastransmissieleiding.

 

(9)

De toepasselijkheid van Richtlijn 2009/73/EG op gastransmissieleidingen van en naar derde landen blijft beperkt tot het grondgebied van de lidstaten. Wat offshoregastransmissieleidingen betreft, dient Richtlijn 2009/73/EG van toepassing te zijn in de territoriale wateren van de lidstaat waar zich het eerste interconnectiepunt met het net van de lidstaten bevindt.

 

(10)

Bestaande overeenkomsten tussen een lidstaat en een derde land over de exploitatie van transmissieleidingen moeten van kracht kunnen blijven, overeenkomstig deze richtlijn.

 

(11)

Wat overeenkomsten of gedeelten van overeenkomsten met derde landen betreft die gevolgen kunnen hebben voor de gemeenschappelijke regels van de Unie, moet een coherente en transparante procedure worden ingesteld waarbij een lidstaat op eigen verzoek kan worden gemachtigd tot wijziging, verlenging, aanpassing, vernieuwing of sluiting van een overeenkomst met een derde land over de exploitatie van een transmissieleiding of een upstreampijpleidingnet tussen de lidstaat en een derde land. De procedure mag de uitvoering van deze richtlijn niet vertragen, dient de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten onverlet te laten, en dient van toepassing te zijn op zowel bestaande als nieuwe overeenkomsten.

 

(12)

Indien duidelijk is dat het voorwerp van een overeenkomst deels een bevoegdheid van de Unie is en deels van een lidstaat, is het van wezenlijk belang dat er nauwe samenwerking is tussen die lidstaat en de instellingen van de Unie.

 

(13)

Verordening (EU) 2015/703 van de Commissie (6), Verordening (EU) 2017/459 van de Commissie (7), Besluit 2012/490/EU van de Commissie (8), alsook de hoofdstukken III, V, VI en IX en artikel 28 van Verordening (EU) 2017/460 van de Commissie (9) zijn van toepassing op entrypunten van en exitpunten naar derde landen, met inachtneming van de relevante besluiten van de desbetreffende nationale regulerende instantie, terwijl Verordening (EU) nr. 312/2014 van de Commissie (10) uitsluitend van toepassing is op balanceringszones binnen de grenzen van de Unie.

 

(14)

Teneinde besluiten te nemen om een lidstaat te machtigen een overeenkomst met een derde land te wijzigen, te verlengen, aan te passen, te vernieuwen of te sluiten, of besluiten om die machtiging te weigeren, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden overgedragen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (11).

 

(15)

Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk zorgen voor samenhang van het rechtskader binnen de Unie terwijl concurrentieverstoringen in de interne energiemarkt van de Unie worden vermeden, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

 

(16)

Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken (12) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om, indien gerechtvaardigd, de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.

 

(17)

Richtlijn 2009/73/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtlijn 2009/73/EG

Richtlijn 2009/73/EG wordt als volgt gewijzigd:

 

1)

In artikel 2 wordt punt 17 vervangen door:

"17.   "interconnector": transmissieleiding die een grens tussen lidstaten overschrijdt of overspant met de bedoeling de nationale transmissiesystemen van die lidstaten aan elkaar te koppelen, of een transmissieleiding tussen een lidstaat en een derde land tot aan het grondgebied van de lidstaten of tot aan de territoriale wateren van die lidstaat;".

 

2)

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in lid 8 wordt de eerste alinea vervangen door:

"8.   Indien het transmissiesysteem op 3 september 2009 toebehoorde aan een verticaal geïntegreerd bedrijf, kan een lidstaat besluiten lid 1 niet toe te passen. Wat betreft het gedeelte van het transmissiesysteem dat een lidstaat met een derde land verbindt tussen de grens van die lidstaat en het eerste connectiepunt met het net van die lidstaat, indien het transmissiesysteem op 23 mei 2019 toebehoort aan een verticaal geïntegreerd bedrijf, kan een lidstaat besluiten lid 1 niet toe te passen.";

 

b)

lid 9 wordt vervangen door:

"9.   Indien het transmissiesysteem op 3 september 2009 toebehoorde aan een verticaal geïntegreerd bedrijf en er regelingen van kracht zijn die een effectievere onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder waarborgen dan de bepalingen van hoofdstuk IV, kan een lidstaat besluiten lid 1 van dit artikel niet toe te passen.

Wat betreft het gedeelte van het transmissiesysteem dat een lidstaat met een derde land verbindt tussen de grens van die lidstaat en het eerste connectiepunt met het net van die lidstaat, indien het transmissiesysteem op 23 mei 2019 toebehoort aan een verticaal geïntegreerd bedrijf en er regelingen van kracht zijn die een effectievere onafhankelijkheid van de transmissiesysteembeheerder waarborgen dan de bepalingen van hoofdstuk IV, kan die lidstaat besluiten lid 1 van dit artikel niet toe te passen.".

 

3)

In artikel 14 wordt lid 1 vervangen door:

"1.   Indien het transmissiesysteem op 3 september 2009 toebehoorde aan een verticaal geïntegreerd bedrijf, kan een lidstaat besluiten artikel 9, lid 1, niet toe te passen en op voorstel van de eigenaar van het transmissiesysteem een onafhankelijke systeembeheerder aan te wijzen.

Wat betreft het gedeelte van het transmissiesysteem dat een lidstaat met een derde land verbindt tussen de grens van die lidstaat en het eerste connectiepunt met het net van die lidstaat, indien het transmissiesysteem op 23 mei 2019 toebehoort aan een verticaal geïntegreerd bedrijf, kan die lidstaat besluiten artikel 9, lid 1, niet toe te passen en op voorstel van de eigenaar van het transmissiesysteem een onafhankelijke systeembeheerder aan te wijzen.

De aanwijzing van een onafhankelijke systeembeheerder moet door de Commissie worden goedgekeurd.".

 

4)

In artikel 34 wordt lid 4 vervangen door:

"4.   In geval van een grensoverschrijdend geschil wordt de regeling voor geschillenbeslechting toegepast van de lidstaat die rechtsmacht heeft over het upstreampijpleidingnet waartoe de toegang wordt geweigerd. Wanneer bij grensoverschrijdende geschillen meer dan één lidstaat bevoegd is voor het betrokken net, plegen de betrokken lidstaten overleg met elkaar om ervoor te zorgen dat de bepalingen van deze richtlijn consequent worden toegepast. Indien het upstreampijpleidingnet begint in een derde land en ten minste met één lidstaat verbonden is, overleggen de betrokken lidstaten met elkaar, en raadpleegt de lidstaat waar zich het eerste connectiepunt met het net van de lidstaten bevindt, het betrokken derde land waar het upstreampijpleidingnet begint, teneinde ervoor te zorgen dat, wat het betrokken net betreft, deze richtlijn consequent wordt toegepast op het grondgebied van de lidstaten.".

 

5)

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

 

a)

in lid 1 wordt punt e) vervangen door:

 

"e)

de ontheffing gaat niet ten koste van de mededinging op de relevante markten waarop de investering waarschijnlijk een effect zal hebben, van het efficiënte functioneren van de interne markt voor aardgas, van het efficiënte functioneren van de betrokken gereguleerde systemen of van de leverings- en voorzieningszekerheid inzake aardgas in de Unie.";

 

b)

lid 3 wordt vervangen door:

"3.   De in hoofdstuk VIII bedoelde regulerende instantie kan per geval een besluit nemen over de in de leden 1 en 2 bedoelde ontheffing.

Voordat een besluit over de ontheffing wordt genomen, gaat de nationale regulerende instantie, of in voorkomend geval een andere bevoegde instantie van die lidstaat, over tot raadpleging van:

 

a)

de nationale regulerende instanties van de lidstaten wier markten waarschijnlijk een effect zullen ondervinden van de nieuwe infrastructuur, en

 

b)

de nationale regulerende instanties van de derde landen wier betrokken infrastructuur verbonden is met het Unienet dat onder het rechtsgebied van een lidstaat valt en begint of eindigt in een of meer derde landen.

Indien de geraadpleegde autoriteiten van de derde landen niet binnen een redelijke termijn of binnen een vastgelegde termijn van ten hoogste drie maanden reageren, kan de betrokken nationale regulerende instantie het vereiste besluit nemen.";

 

c)

in lid 4 wordt de tweede alinea vervangen door:

"Indien alle betrokken regulerende instanties binnen zes maanden vanaf de datum waarop de laatste regulerende instantie het verzoek om ontheffing heeft ontvangen, overeenstemming hebben bereikt over dit verzoek, stellen zij het Agentschap op de hoogte van hun besluit. Indien de betrokken infrastructuur een transmissieleiding is tussen een lidstaat en een derde land kan de nationale regulerende instantie, of in voorkomend geval een andere bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zich het eerste interconnectiepunt met het net van de lidstaten bevindt, alvorens een besluit over de ontheffing te nemen, de relevante bevoegde autoriteit van dat derde land raadplegen, teneinde ervoor te zorgen dat, wat de betrokken infrastructuur betreft, deze richtlijn consequent wordt toegepast op het grondgebied en, in voorkomend geval, in de territoriale wateren van die lidstaat. Indien de geraadpleegde autoriteit van het derde land niet binnen een redelijke of vastgelegde termijn van ten hoogste drie maanden reageert, kan de betrokken nationale regulerende instantie het vereiste besluit nemen.".

 

6)

In artikel 41, lid 1, wordt punt c) vervangen door:

 

"c)

samenwerken in verband met grensoverschrijdende kwesties met de regulerende instantie of instanties van de betrokken lidstaten en met het Agentschap. Met betrekking tot de infrastructuur van en naar een derde land kan de regulerende instantie van de lidstaat waar zich het eerste interconnectiepunt met het net van de lidstaten bevindt, samenwerken met de bevoegde autoriteiten van het derde land, na overleg met de regulerende instanties van de andere betrokken lidstaten, teneinde, wat deze infrastructuur betreft, deze richtlijn consequent toe te passen op het grondgebied van de lidstaten;".

 

7)

Aan artikel 42 wordt het volgende lid toegevoegd:

"6.   Regulerende instanties, of in voorkomend geval andere bevoegde autoriteiten, kunnen overleg plegen en samenwerken met de betrokken autoriteiten van derde landen wat de exploitatie van de gasinfrastructuur van en naar derde landen betreft, om ervoor te zorgen dat deze richtlijn met betrekking tot de betrokken infrastructuur consequent wordt toegepast op het grondgebied en in de territoriale wateren van een lidstaat.".

 

8)

Het volgende artikel wordt ingevoegd:

"Artikel 48 bis

Technische overeenkomsten over de exploitatie van transmissieleidingen

Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de vrijheid van transmissiesysteembeheerders of andere marktdeelnemers om technische overeenkomsten over kwesties in verband met de exploitatie van transmissieleidingen tussen een lidstaat en een derde land van kracht te laten blijven of te sluiten, voor zover die overeenkomsten verenigbaar zijn met het Unierecht en met desbetreffende besluiten van de nationale regulerende instanties van de betrokken lidstaten. Van dergelijke overeenkomsten wordt kennisgegeven aan de regulerende instanties van de betrokken lidstaten.".

 

9)

De volgende artikelen worden ingevoegd:

"Artikel 49 bis

Afwijkingen met betrekking tot transmissieleidingen van en naar derde landen

  • 1. 
    Wat gastransmissieleidingen tussen een lidstaat en een derde land betreft die vóór 23 mei 2019 voltooid zijn, kan de lidstaat waar zich het eerste connectiepunt van die transmissieleiding met het net van de lidstaat bevindt, ertoe besluiten af te wijken van de artikelen 9, 10, 11 en 32 en artikel 41, leden 6, 8 en 10, voor de gedeelten van de gastransmissieleiding die zich op zijn grondgebied en in zijn territoriale wateren bevinden, indien daarvoor objectieve redenen bestaan zoals de mogelijkheid om de gedane investering terug te verdienen of de behoefte aan leverings- en voorzieningszekerheid, mits de afwijking niet ten koste gaat van de mededinging, van het efficiënte functioneren van de interne markt voor aardgas of van de leverings- en voorzieningszekerheid in de Unie.

De afwijking is in de tijd beperkt tot maximaal 20 jaar op basis van een objectieve rechtvaardiging, kan, mits gerechtvaardigd, worden verlengd, en kan onderworpen zijn aan voorwaarden die bijdragen tot de verwezenlijking van de hierboven vermelde eisen.

Dergelijke afwijkingen zijn niet van toepassing op transmissieleidingen tussen een lidstaat en een derde land dat ertoe gehouden is deze richtlijn om te zetten en deze effectief in zijn rechtsorde ten uitvoer legt overeenkomstig een met de Unie gesloten overeenkomst.

  • 2. 
    Indien de betrokken transmissieleiding zich op het grondgebied van meer dan één lidstaat bevindt, besluit de lidstaat op wiens grondgebied zich het eerste connectiepunt met het net van de lidstaten bevindt, na overleg met alle betrokken lidstaten, of hij een afwijking voor die transmissieleiding verleent.

Op verzoek van de betrokken lidstaten kan de Commissie besluiten om als waarnemer te fungeren in het overleg tussen de lidstaat op wiens grondgebied zich het eerste connectiepunt bevindt en het derde land met betrekking tot de consequente toepassing van deze richtlijn op het grondgebied en in de territoriale wateren van de lidstaat waar het eerste interconnectiepunt zich bevindt, ook met betrekking tot het verlenen van afwijkingen voor zulke transmissielijnen.

  • 3. 
    Besluiten op grond van de leden 1 en 2 worden uiterlijk op 24 mei 2020 genomen. De lidstaten stellen de Commissie van dergelijke besluiten in kennis en maken deze bekend.

Artikel 49 ter

Machtigingsprocedure

  • 1. 
    Onverminderd andere Unierechtelijke verplichtingen en de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten kunnen bestaande overeenkomsten tussen een lidstaat en een derde land over de exploitatie van een gastransmissieleiding of een upstreampijpleidingnet van kracht blijven tot de inwerkingtreding van een latere overeenkomst tussen de Unie en het betrokken derde land of totdat de procedure uit hoofde van de leden 2 tot en met 15 van dit artikel van kracht wordt.
  • 2. 
    Onverminderd de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten stelt een lidstaat die voornemens is onderhandelingen met een derde land aan te knopen teneinde een overeenkomst over de exploitatie van een transmissieleiding met dit land te wijzigen, te verlengen, aan te passen, te vernieuwen of te sluiten betreffende zaken die geheel of gedeeltelijk onder deze richtlijn vallen, de Commissie schriftelijk van dat voornemen in kennis.

Een dergelijke kennisgeving gaat vergezeld van de relevante ondersteunende stukken en van een opgave van de bepalingen waarover zal worden onderhandeld of heronderhandeld, de onderhandelingsdoelen en alle andere relevante informatie, en wordt ten minste vijf maanden voor de beoogde start van de onderhandelingen aan de Commissie toegezonden.

  • 3. 
    Na een kennisgeving op grond van lid 2 machtigt de Commissie de betrokken lidstaat om formele onderhandelingen met een derde land aan te knopen voor wat betreft het gedeelte dat van invloed kan zijn op de gemeenschappelijke regels van de Unie, tenzij zij oordeelt dat het aanknopen van die onderhandelingen:
 

a)

in strijd zou zijn met het Unierecht op een andere grond dan een onverenigbaarheid die voortvloeit uit de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten;

 

b)

schadelijk zou zijn voor het functioneren van de interne markt voor aardgas, het concurrentievermogen of de leverings- en voorzieningszekerheid in een lidstaat of in de Unie;

 

c)

afbreuk zou doen aan de doelstellingen van lopende onderhandelingen of intergouvernementele overeenkomsten tussen de Unie en een derde land;

 

d)

discriminerend zou zijn.

  • 4. 
    Bij het verrichten van de beoordeling uit hoofde van lid 3 houdt de Commissie rekening met de vraag of de beoogde overeenkomst betrekking heeft op een transmissieleiding of upstreampijpleiding die met nieuwe aardgasbronnen bijdraagt tot de diversificatie van de aardgastoevoer en -leveranciers.
  • 5. 
    Binnen negentig dagen na ontvangst van de in lid 2 bedoelde kennisgeving stelt de Commissie een besluit vast waarbij een lidstaat wordt gemachtigd, of waarbij het een lidstaat wordt geweigerd, om onderhandelingen aan te knopen teneinde een overeenkomst met een derde land te wijzigen, te verlengen, aan te passen, te vernieuwen of te sluiten. Als aanvullende informatie vereist is voor de vaststelling van een besluit, gaat de termijn van negentig dagen in op de datum waarop die aanvullende informatie is ontvangen.
  • 6. 
    Ingeval de Commissie een besluit vaststelt waarbij het een lidstaat wordt geweigerd om onderhandelingen aan te knopen teneinde een overeenkomst met een derde land te wijzigen, te verlengen, aan te passen, te vernieuwen of te sluiten, stelt zij de betrokken lidstaat daarvan in kennis en geeft zij een motivering hiervoor.
  • 7. 
    Besluiten waarbij een lidstaat wordt gemachtigd, of waarbij het een lidstaat wordt geweigerd, om onderhandelingen aan te knopen teneinde een overeenkomst met een derde land te wijzigen, te verlengen, aan te passen, te vernieuwen of te sluiten, worden door middel van uitvoeringshandelingen volgens de in artikel 51, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld.
  • 8. 
    De Commissie kan richtsnoeren beschikbaar stellen en kan verzoeken om in de beoogde overeenkomst bepaalde clausules op te nemen om ervoor te zorgen dat de overeenkomst verenigbaar is met het Unierecht, overeenkomstig Besluit (EU) 2017/684 van het Europees Parlement en de Raad (*1).
  • 9. 
    De Commissie wordt in de verschillende stadia op de hoogte gehouden van de voortgang en de resultaten van de onderhandelingen tot wijziging, verlenging, aanpassing, vernieuwing of sluiting van een overeenkomst, en kan overeenkomstig Besluit (EU) 2017/684 verzoeken aan de onderhandelingen tussen de lidstaat en het derde land deel te nemen.
  • 10. 
    De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van de op grond van lid 5 vastgestelde besluiten.
  • 11. 
    Alvorens een overeenkomst met een derde land te ondertekenen, stelt de betrokken lidstaat de Commissie in kennis van het resultaat van de onderhandelingen en zendt hij de Commissie de tekst van de onderhandelde overeenkomst toe.
  • 12. 
    Na ontvangst van de kennisgeving op grond van lid 11, beoordeelt de Commissie de door onderhandelingen tot stand gekomen overeenkomst op grond van lid 3. Wanneer de Commissie oordeelt dat de onderhandelingen hebben geleid tot een overeenkomst die voldoet aan lid 3, machtigt zij de lidstaat de overeenkomst te ondertekenen en te sluiten.
  • 13. 
    Binnen negentig dagen na ontvangst van de in lid 11 bedoelde kennisgeving neemt de Commissie een besluit waarbij een lidstaat wordt gemachtigd, of waarbij het een lidstaat wordt geweigerd, om een overeenkomst met een derde land te ondertekenen en te sluiten. Als aanvullende informatie vereist is voor de vaststelling van een besluit, gaat de termijn van negentig dagen in op de datum waarop die aanvullende informatie is ontvangen.
  • 14. 
    Indien de Commissie op grond van lid 13 een besluit neemt waarbij een lidstaat wordt gemachtigd om een overeenkomst met een derde land te ondertekenen en te sluiten, stelt de betrokken lidstaat de Commissie in kennis van de sluiting en inwerkingtreding van de overeenkomst, alsook van alle toekomstige wijzigingen in de status van die overeenkomst.
  • 15. 
    Indien de Commissie op grond van lid 13 een besluit neemt waarbij het een lidstaat wordt geweigerd om een overeenkomst met een derde land te ondertekenen en te sluiten, stelt zij de betrokken lidstaat daarvan in kennis en geeft zij een motivering hiervoor.

(*1)  Besluit (EU) 2017/684 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2017 tot instelling van een mechanisme voor informatie-uitwisseling met betrekking tot intergouvernementele overeenkomsten en niet-bindende instrumenten tussen lidstaten en derde landen op energiegebied, en tot intrekking van Besluit nr. 994/2012/EU (PB L 99 van 12.4.2017, blz. 1)."."

Artikel 2

Omzetting

  • 1. 
    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 24 februari 2020 aan deze richtlijn te voldoen, onder voorbehoud van eventuele afwijkingen op grond van artikel 49 bis van Richtlijn 2009/73/EG. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

In afwijking van de eerste alinea zijn door land ingesloten lidstaten die geen geografische grenzen en geen transmissieleidingen met derde landen hebben er niet toe gehouden bepalingen in werking te doen treden die noodzakelijk zijn om aan deze richtlijn te voldoen.

In afwijking van de eerste alinea zijn Cyprus en Malta er vanwege hun geografische ligging niet toe gehouden bepalingen in werking te doen treden die noodzakelijk zijn om aan deze richtlijn te voldoen zolang zij niet beschikken over infrastructuur die hen met derde landen verbindt, waaronder upstreampijpleidingnetten.

  • 2. 
    De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 17 april 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • A. 
    TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

  • G. 
    CIAMBA
 

  • (3) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 4 april 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 15 april 2019.
  • (4) 
    Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (PB L 176 van 15.7.2003, blz. 57).
  • (5) 
    Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94).
  • (6) 
    Verordening (EU) 2015/703 van de Commissie van 30 april 2015 tot vaststelling van een netcode inzake interoperabiliteit en gegevensuitwisseling (PB L 113 van 1.5.2015, blz. 13).
  • (7) 
    Verordening (EU) 2017/459 van de Commissie van 16 maart 2017 tot vaststelling van een netcode betreffende capaciteitstoewijzingsmechanismen in gastransmissiesystemen en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 984/2013 (PB L 72 van 17.3.2017, blz. 1).
  • (8) 
    Besluit 2012/490/EU van de Commissie van 24 augustus 2012 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten (PB L 231 van 28.8.2012, blz. 16).
  • (9) 
    Verordening (EU) 2017/460 van de Commissie van 16 maart 2017 tot vaststelling van een netcode betreffende geharmoniseerde transmissietariefstructuren voor gas (PB L 72 van 17.3.2017, blz. 29).
  • Verordening (EU) nr. 312/2014 van de Commissie van 26 maart 2014 tot vaststelling van een netcode inzake gasbalancering van transmissienetten (PB L 91 van 27.3.2014, blz. 15).
  • Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.