Verordening 2019/1239 - Instelling van een Europees maritiem éénloketsysteem

1.

Wettekst

25.7.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 198/64

 

VERORDENING (EU) 2019/1239 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 20 juni 2019

tot instelling van een Europees maritiem éénloketsysteem en tot intrekking van Richtlijn 2010/65/EU

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 100, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Om het zeevervoer te vergemakkelijken en sneller te doen verlopen eist Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) dat de lidstaten aanvaarden dat de meldingsverplichtingen van schepen die aankomen in en vertrekken uit havens van de Unie, via één elektronisch loket worden vervuld.

 

(2)

Het zeevervoer is essentieel voor de handel en communicatie binnen en buiten de eengemaakte markt. Om het zeevervoer te vergemakkelijken en de administratieve lasten voor scheepvaartmaatschappijen verder te verminderen, moeten de informatieprocedures voor de vervulling van de meldingsverplichtingen die in de rechtshandelingen van de Unie, in internationale rechtshandelingen en in het nationale recht van de lidstaten aan de scheepvaartmaatschappijen zijn opgelegd, verder worden vereenvoudigd en geharmoniseerd, technologieneutraal zijn, en zodoende toekomstbestendige meldingsoplossingen bevorderen.

 

(3)

Zowel het Europees Parlement als de Raad heeft herhaaldelijk aangedrongen op meer interoperabiliteit en meer uitgebreide, gebruikersvriendelijke communicatie- en informatiestromen om de interne markt beter te doen functioneren en te voorzien in de behoeften van burgers en bedrijven.

 

(4)

Hoofddoel van deze verordening is geharmoniseerde regels te geven voor de verstrekking van voor een havenaanloop vereiste gegevens, met name door ervoor te zorgen dat de gegevens aan elk Europees maritiem éénloketsysteem op dezelfde wijze kunnen worden gemeld. Deze verordening heeft eveneens tot doel de informatiedoorgifte tussen melders, betrokken instanties en de aanbieders van havendiensten in de aanloophaven, en de overige lidstaten te vergemakkelijken. De toepassing van deze verordening mag de termijnen voor en de inhoud van de meldingsverplichtingen niet wijzigen en mag geen gevolgen hebben voor de opslag en de verwerking van informatie op Unie- of lidstatelijk niveau.

 

(5)

Het bestaande nationale maritiem éénloketsysteem in alle lidstaten moet behouden blijven en de basis vormen van een technologisch neutraal en interoperabel Europees maritiem éénloketsysteem (EMSWe). Het nationale maritiem éénloketsysteem moet voor zeevervoerondernemingen een integraal toegangspunt voor meldingen vormen, de gegevens van de melders verzamelen en toezenden aan alle betrokken bevoegde instanties en aanbieders van havendiensten.

 

(6)

Teneinde de nationale maritieme éénloketsystemen efficiënter te maken en op toekomstige ontwikkelingen voorbereid te zijn, moet het mogelijk zijn in de lidstaten de huidige regelingen te behouden of nieuwe in te voeren, teneinde het nationale maritieme éénloketsysteem te gebruiken voor het melden van soortgelijke informatie voor andere vervoerswijzen.

 

(7)

De front-end-interfaces van die nationale maritieme éénloketsystemen, aan de zijde van de melder, moeten op Unieniveau worden geharmoniseerd om meldingen te vergemakkelijken en de administratieve lasten verder te beperken. Die harmonisering moet worden verwezenlijkt door in elk nationaal maritiem éénloketsysteem gemeenschappelijke interfacesoftware te gebruiken die op Unieniveau is ontwikkeld en die voor informatie-uitwisseling tussen de systemen onderling zorgt. De lidstaten dienen zelf verantwoordelijk te zijn voor de integratie en het beheer van de interfacemodule en voor het regelmatig en tijdig updaten van de software wanneer de Commissie een nieuwe versie uitbrengt. De Commissie moet deze module ontwikkelen en indien nodig updates leveren, aangezien de ontwikkeling van digitale technologieën heel snel gaat en elke technologische oplossing door nieuwe ontwikkelingen snel achterhaald kan zijn.

 

(8)

Andere meldkanalen die lidstaten en dienstverleners ter beschikking stellen, zoals havencommunicatiesystemen, kunnen worden behouden als mogelijke toegangspunten voor melding en moeten kunnen functioneren als aanbieders van datadiensten.

 

(9)

Teneinde onevenredige administratieve lasten te vermijden voor lidstaten die binnenstaten zijn en geen zeehavens hebben, moeten die lidstaten zijn vrijgesteld van de verplichting tot het ontwikkelen, instellen, besturen en ter beschikking stellen van een nationaal maritiem éénloketsysteem. Dit betekent dat, zolang zij van deze vrijstelling gebruikmaken, hen niet mag worden vereist dat zij voldoen aan de verplichtingen die zijn verbonden aan het ontwikkelen, opstellen, exploiteren en ter beschikking stellen van een nationaal maritiem éénloketsysteem.

 

(10)

Voor handmatige melding door melders moet een handzame grafische gebruikersinterface met gemeenschappelijke functionaliteiten deel uitmaken van de maritieme nationale éénloketsystemen. De lidstaten moeten de grafische gebruikersinterface voor handmatige gegevensinvoer door melders ook aanbieden in de vorm van uploadbare geharmoniseerde digitale spreadsheets. De Commissie en de lidstaten moeten niet alleen zorgen voor gemeenschappelijke functionaliteiten, maar ook de inspanningen coördineren opdat de gebruikservaring met deze grafische interfaces zo identiek mogelijk is.

 

(11)

Nieuwe digitale technologieën bieden steeds meer mogelijkheden om de zeevervoersector efficiënter te maken en de administratieve last te verminderen. Om de voordelen van die nieuwe technologieën zo snel mogelijk te kunnen benutten, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om de technische specificaties, normen en procedures voor een geharmoniseerde meldingsomgeving te wijzigen door middel van uitvoeringshandelingen. Dit moet marktspelers de flexibiliteit bieden om nieuwe digitale technologieën te ontwikkelen, en ook bij de evaluatie van deze verordening moet rekening worden gehouden met nieuwe technologie.

 

(12)

De melders moeten gepaste ondersteuning en informatie over de processen en technische eisen voor het gebruik van de nationale maritieme éénloketsystemen krijgen via gemakkelijk toegankelijke en gebruikersvriendelijke nationale websites met gemeenschappelijke „look-and-feel”-normen.

 

(13)

In het Verdrag inzake het vergemakkelijken van het internationale verkeer ter zee (FAL-Verdrag (4)) is bepaald dat overheidsinstanties in elk geval alleen de essentiële meldingsgegevens mogen eisen en het aantal elementen tot een minimum moeten beperken. Om de veiligheid van de scheepvaart te garanderen kunnen lokale omstandigheden evenwel specifieke informatie vereisen.

 

(14)

Opdat het EMSWe kan functioneren, moet er een uitgebreide dataset worden opgezet met alle informatie-elementen die nationale instanties of havenbedrijven voor administratieve of operationele doeleinden kunnen opvragen wanneer een schip een haven aandoet. Bij het aanleggen van de EMSWe-dataset moet de Commissie rekening houden met relevante internationale werkzaamheden. Aangezien de omvang van de meldingsverplichtingen per lidstaat verschilt, moet het nationaal maritiem éénloketsysteem van een bepaalde lidstaat zodanig worden ontworpen dat het de gegevens van het EMSWe ongewijzigd aanvaardt en geen rekening houdt met gegevens die voor die lidstaat niet relevant zijn.

 

(15)

In uitzonderlijke omstandigheden moet een lidstaat de melders kunnen verzoeken om aanvullende gegevenselementen. Van die uitzonderlijke omstandigheden kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer het dringend noodzakelijk is de binnenlandse orde en veiligheid te beschermen, of te reageren op een ernstige bedreiging voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu. Het begrip „buitengewone omstandigheden” moet strikt worden uitgelegd.

 

(16)

De toepasselijke meldingsverplichtingen in de rechtshandelingen van de Unie en in de internationale rechtshandelingen moeten worden opgenomen in de bijlage bij deze verordening. Deze meldingsverplichtingen moeten de basis vormen voor het aanleggen van de uitgebreide EMSWe-dataset. In de bijlage moet ook worden verwezen naar de relevante categorieën van meldingsverplichtingen op nationaal niveau. De lidstaten moeten de Commissie kunnen verzoeken om de EMSWe-dataset te wijzigen op grond van de meldingsverplichtingen in hun nationale wetgeving en voorschriften. In de rechtshandelingen van de Unie waarbij de EMSWe-dataset op grond van een meldingsverplichting in de nationale wetgeving en voorschriften wordt gewijzigd, moet uitdrukkelijk naar die nationale wetgeving en voorschriften worden verwezen.

 

(17)

Telkens wanneer gegevens vanuit een nationaal maritiem éénloketsysteem naar de bevoegde instanties worden gestuurd, moet dat gebeuren volgens de gemeenschappelijke eisen, formaten en codes met betrekking tot gegevens voor de meldingsverplichtingen en -formaliteiten zoals voorgeschreven in de in de bijlage vermelde rechtshandelingen van de Unie, en via de daarin vastgestelde IT-systemen, zoals de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) bedoelde technieken voor elektronische gegevensverwerking.

 

(18)

Bij de uitvoering van deze verordening moet rekening worden gehouden met de SafeSeaNet-systemen op nationaal en Unieniveau, die de uitwisseling en verzending tussen de lidstaten van gegevens die zijn ontvangen via het nationaal maritiem éénloketsysteem, verder moeten vergemakkelijken overeenkomstig Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (6).

 

(19)

Voor goederen zijn havens geen eindbestemming. Een efficiënte havenaanloop beïnvloedt de volledige logistieke keten voor het vervoer van goederen en passagiers van en naar havens. Om de interoperabiliteit, de multimodaliteit en de probleemloze integratie van het zeevervoer in de volledige logistieke keten te waarborgen en andere vervoerswijzen te bevorderen, moet het mogelijk zijn om via de nationale maritieme éénloketsystemen relevante gegevens, zoals aankomst- en vertrektijden, uit te wisselen met soortgelijke systemen voor andere vervoerswijzen.

 

(20)

Om het zeevervoer efficiënter te maken en om te voorkomen dat de gegevens die voor operationele doeleinden moeten worden verstrekt als een schip een haven aandoet, elkaar overlappen, moeten de gegevens die de melders invoeren in een nationaal maritiem éénloketsysteem ook worden gedeeld met bepaalde andere entiteiten, zoals haven- of terminalexploitanten, indien hiervoor toestemming is gegeven en rekening houdend met vertrouwelijkheid, commercieel gevoelige aspecten en wettelijke beperkingen. Doel van deze verordening is dat bij het vervullen van de meldingsverplichtingen de gegevensverwerking wordt verbeterd volgens het once-only principe.

 

(21)

Verordening (EU) nr. 952/2013 bepaalt dat voor goederen die in het douanegebied van de Unie worden binnengebracht, een summiere aangifte bij binnenbrengen moet worden gedaan, die langs elektronische weg moet worden ingediend bij de douaneautoriteiten. Gezien het belang van de gegevens in de summiere aangifte bij binnenbrengen voor het beheer van veiligheids- en financiële risico’s, wordt momenteel een specifiek elektronisch systeem ontwikkeld voor de indiening en het beheer van summiere aangiften bij binnenbrengen in het douanegebied van de Unie. Daardoor zullen summiere aangiften bij binnenbrengen niet kunnen worden ingediend via de geharmoniseerde meldingsinterfacemodule. Aangezien enkele gegevenselementen die worden ingediend in de summiere aangifte bij binnenbrengen ook vereist zijn voor het vervullen van andere douaneformaliteiten en maritieme meldingsverplichtingen wanneer een schip een haven in de Unie aandoet, moet het EMSWe ook de gegevenselementen van de summiere aangifte bij binnenbrengen kunnen verwerken. Ook moet de mogelijkheid worden overwogen dat de nationale maritieme éénloketsystemen relevante gegevens kunnen opvragen die al zijn ingediend via de summiere aangifte bij binnenbrengen.

 

(22)

Om meldingsverplichtingen volledig te harmoniseren, moeten maritieme en andere bevoegde autoriteiten samenwerken, zowel op nationaal als op Unieniveau. Nationale coördinatoren met specifieke verantwoordelijkheden moeten de doeltreffendheid van deze samenwerking en de vlot functionerende nationale maritieme éénloketsystemen verhogen.

 

(23)

Om de via de nationale maritieme éénloketsystemen verstrekte gegevens te kunnen hergebruiken en het indienen van gegevens door melders te vergemakkelijken, moeten gemeenschappelijke databanken worden aangelegd. Een EMSWe-scheepsdatabank moet worden opgezet die een referentielijst bevat van scheepsgegevens en vrijstellingen van meldingsplicht, zoals meegedeeld aan de respectieve nationale maritieme éénloketsystemen. Om het indienen van gegevens door melders te vergemakkelijken, moet een gemeenschappelijke locatiedatabank worden opgezet die een referentielijst bijhoudt van locatiecodes, waaronder de VN-code voor handels- en vervoerslocaties (UN/LOCODE), de specifieke SafeSeaNet-codes en de havenfaciliteitcodes zoals opgenomen in het Global Integrated Shipping Information System (GISIS) van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). Voorts moet een gemeenschappelijke Hazmat-databank worden opgezet die een lijst bevat van gevaarlijke en verontreinigende stoffen die moeten worden aangemeld bij de nationale maritieme éénloketsystemen overeenkomstig Richtlijn 2002/59/EG en FAL 7 van de IMO, rekening houdend met de relevante gegevenselementen van de IMO-verdragen en -codes.

 

(24)

De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening door bevoegde instanties moet geschieden overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (7). De verwerking van persoonsgegevens door de Commissie in het kader van deze verordening moet voldoen aan Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (8).

 

(25)

De persoonsgegevens mogen uitsluitend worden verwerkt met het oog op het functioneren van het EMSWe en de nationale maritieme éénloketsystemen, die niet mogen worden gebruikt om nieuwe toegangsrechten tot persoonsgegevens te verlenen.

 

(26)

Aan de Commissie moet de bevoegdheid worden toegekend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen zodat deze verordening kan worden aangevuld door de vaststelling en de wijziging van de EMSWe-dataset en door de vaststelling van definities, categorieën en specificaties van de gegevenselementen en door de wijziging van de bijlage zodat de bestaande nationale meldingsverplichtingen kunnen worden opgenomen en rekening kan worden houden met nieuwe meldingsverplichtingen die in rechtshandelingen van de Unie worden vastgesteld. De Commissie moet waarborgen dat de gemeenschappelijke gegevenseisen, -formaten en -codes die zijn vastgesteld in de in de bijlage genoemde rechtshandelingen van de Unie en internationale rechtshandelingen, worden geëerbiedigd. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden passende raadplegingen houdt, onder meer op deskundigenniveau, en wel overeenkomstig de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (9). Met name om gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen te waarborgen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.

 

(27)

Bij het voorbereiden van gedelegeerde handelingen, moet de Commissie ervoor zorgen dat de deskundigen uit de lidstaten en het bedrijfsleven op een transparante manier en ruim tevoren worden geraadpleegd.

 

(28)

Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (10).

 

(29)

In het bijzonder moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor de vaststelling van de functionele en technische specificaties, de kwaliteitscontrolemechanismen en de procedures voor de uitrol, het onderhoud en het gebruik van de geharmoniseerde interfacemodule en de daarmee verband houdende geharmoniseerde elementen van de nationale maritieme éénloketsystemen. Aan de Commissie moeten eveneens uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor de vaststelling van de technische specificaties, normen en procedures voor de gemeenschappelijke diensten van het EMSWe.

 

(30)

Deze verordening moet worden gebaseerd op Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad (11), waarin voorwaarden zijn vastgesteld waaronder lidstaten bepaalde vormen van elektronische identificatie van natuurlijke personen en rechtspersonen erkennen die onder een aangemeld stelsel voor elektronische identificatie van een andere lidstaat vallen. In Verordening (EU) nr. 910/2014 zijn de voorwaarden bepaald waaronder de gebruikers hun elektronische identificatie- en authenticatiemiddelen kunnen gebruiken om toegang te krijgen tot online openbare diensten in grensoverschrijdende situaties.

 

(31)

De Commissie moet deze verordening evalueren. Er moet informatie worden verzameld om deze evaluatie te onderbouwen en om het functioneren van deze verordening te toetsen aan de beoogde doelstellingen. De Commissie moet ook onder meer de toegevoegde waarde evalueren van een gecentraliseerd en geharmoniseerd Europees meldingssysteem, zoals een centrale meldingsinterface.

 

(32)

Richtlijn 2010/65/EU moet dan ook worden ingetrokken vanaf de toepassingsdatum van deze verordening.

 

(33)

De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (12) geraadpleegd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Bij deze verordening wordt een kader ingesteld voor een technologisch neutraal en interoperabel Europees maritiem éénloketsysteem (EMSWe), met geharmoniseerde interfaces, dat de elektronische overdracht faciliteert van gegevens die betrekking hebben op de meldingsverplichtingen van schepen die aankomen in en vertrekken uit een haven in de Unie.

Artikel 2

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1. 
    „Europees maritiem éénloketsysteem” („EMSWe”): een juridisch en technisch kader voor de elektronische verzending van gegevens met betrekking tot de meldingsverplichtingen voor havenaanlopen in de Unie, dat bestaat uit een netwerk van nationale maritieme éénloketsystemen met geharmoniseerde meldingsinterfaces en dat zowel gegevensuitwisseling via SafeSeaNet en andere relevante systemen als gemeenschappelijke diensten voor gebruikersregistratie en toegangsbeheer, adressering, scheepsidentificatie, locatiecodes en gegevens over gevaarlijke en verontreinigende stoffen en over gezondheid omvat;
  • 2. 
    „schip”: elk zeewaardig schip of vaartuig dat in het zeemilieu opereert en onderworpen is aan een specifieke meldingsverplichting als vermeld in de bijlage;
  • 3. 
    „Nationaal maritiem éénloketsysteem”: een op nationaal niveau ingesteld en aangestuurd technisch platform voor het elektronisch ontvangen, uitwisselen en doorsturen van informatie teneinde aan de meldingsverplichtingen te voldoen, dat een gemeenschappelijke definitie van beheer van toegangsrechten, een geharmoniseerde interfacemodule voor melding en een grafische gebruikersinterface voor communicatie met melders omvat, en gekoppeld is aan de systemen en databanken van de bevoegde instanties op nationaal en Unieniveau, dat het mogelijk maakt (ontvangst)berichten met betrekking tot de meest uiteenlopende, door alle deelnemende bevoegde autoriteiten genomen beslissingen aan de melders mee te delen, en dat in voorkomend geval ook de koppeling met andere meldingsmiddelen mogelijk kan maken;
  • 4. 
    „geharmoniseerde interfacemodule voor meldingen”: een middleware component van het nationaal maritiem éénloketsysteem waarmee informatie kan worden uitgewisseld tussen de informatiesystemen van de melder en het betrokken nationaal maritiem éénloketsysteem;
  • 5. 
    „meldingsverplichting”: de informatie die is vereist volgens de in de bijlage vermelde rechtshandelingen van de Unie, internationale rechtshandelingen en nationale wetgeving en voorschriften, en die moeten worden verstrekt met betrekking tot een havenaanloop;
  • 6. 
    „havenaanloop”: de aankomst van een schip in, het verblijf van een schip in, en het vertrek van een schip uit een zeehaven in een lidstaat;
  • 7. 
    „gegevenselement”: de kleinste informatie-eenheid met een unieke omschrijving en exacte technische kenmerken zoals formaat, lengte en lettertype;
  • 8. 
    „EMSWe-dataset”: de volledige lijst van data-elementen die voortvloeien uit meldingsverplichtingen;
  • 9. 
    „grafische gebruikersinterface”: een webinterface voor wederzijdse webgebaseerde user-to-system gegevensverstrekking aan een nationaal maritiem eenloketsysteem, dat de melders in staat stelt gegevens manueel in te voeren, onder meer door middel van geharmoniseerde elektronische spreadsheets en functies waarmee meldingsgegevens uit die spreadsheet kunnen worden gehaald, en dat ook gemeenschappelijke functionaliteiten en kenmerken bevat die ervoor zorgen dat de navigation flow en het uploaden van gegevens voor de melders op dezelfde manier werken;
  • 10. 
    „gemeenschappelijke digitale poort”: een aanvullende vrijwillige dienst voor melders voor het opzetten van directe system-to-system dataverbindingen tussen het systeem van de melder en de geharmoniseerde interfacemodule voor meldingen van de betrokken nationale maritieme éénloketdienst;
  • 11. 
    „melder”: iedere natuurlijke of rechtspersoon die is onderworpen aan meldingsverplichtingen of iedere daartoe gemachtigde natuurlijke of rechtspersoon die namens die persoon optreedt binnen de grenzen van de betrokken meldingsverplichting;
  • 12. 
    „douaneautoriteiten”: de autoriteiten zoals omschreven in artikel 5, punt 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013;
  • 13. 
    „aanbieder van datadiensten”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die aan melders informatie- en communicatietechnologiediensten verstrekt in verband met meldingsverplichtingen;
  • 14. 
    „elektronische gegevensverzending”: het verzenden van digitaal gecodeerde gegevens door gebruikmaking van een wijzigbaar gestructureerd format dat rechtstreeks kan worden gebruikt voor opslag en verwerking door computers;
  • 15. 
    „aanbieder van havendiensten”: iedere natuurlijke of rechtspersoon die een of meer van de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) 2017/352 van het Europees Parlement en de Raad opgesomde categorieën van havendiensten verstrekt (13).

HOOFDSTUK II

EMSWe-DATASET

Artikel 3

Vaststelling van de EMSWe-dataset

  • 1. 
    De Commissie stelt de EMSWe-dataset vast en wijzigt deze, overeenkomstig lid 3 van dit artikel.
  • 2. 
    Uiterlijk op 15 februari 2020 stellen de lidstaten de Commissie in kennis van alle meldingsverplichtingen die voortvloeien uit de nationale wetgeving en voorschriften en aangeven welke gegevenselementen in de EMSWe-dataset moeten worden opgenomen. Zij stellen die data-elementen nauwkeurig vast.
  • 3. 
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde de bijlage bij deze verordening te wijzigen met het oog op invoering, schrapping of aanpassing van vermeldingen van nationale wetgeving of vereisten, EU- of internationale rechtshandelingen, en teneinde de EMSWe-dataset vast te stellen en te wijzigen.

De eerste van die gedelegeerde handelingen wordt uiterlijk op 15 augustus 2021 vastgesteld.

Een lidstaat kan de Commissie verzoeken om gegevenselementen in de EMSWe-dataset in te voeren of te wijzigen in overeenstemming met de meldingsverplichtingen die in de nationale wetgeving en voorschriften zijn vastgelegd. Bij de beoordeling of gegevenselementen in de EMSWe-dataset moeten worden opgenomen neemt de Commissie veiligheidsrisico’s en de beginselen van het FAL-Verdrag in aanmerking, te weten dat enkel essentiële meldingsgegevens mogen worden geëist en dat het aantal elementen tot een minimum moet worden beperkt.

De Commissie besluit uiterlijk drie maanden na het verzoek of de gegevens al dan niet in de EMSWe-dataset worden ingevoerd. De Commissie motiveert haar besluit.

In een gedelegeerde handeling waarbij een gegevenselement in de EMSWe-dataset wordt ingevoerd of gewijzigd, worden de nationale wetgeving en de in de derde alinea bedoelde voorschriften uitdrukkelijk vermeld.

Indien de Commissie besluit de gevraagde gegevenselementen niet in te voeren, geeft de Commissie gegronde redenen voor haar weigering, onder verwijzing naar de veiligheid van de scheepvaart en de beginselen van het FAL-Verdrag.

Artikel 4

Wijziging van de EMSWe-dataset

  • 1. 
    Indien een lidstaat voornemens is in zijn nationale wetgeving en voorschriften een meldingsverplichting te wijzigen waarvoor andere gegevens moeten worden verstrekt dan de gegevens die in de EMSWe-dataset zijn opgenomen, stelt die lidstaat de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis. In die kennisgeving stelt de lidstaat nauwkeurig vast welke gegevens niet tot de EMSWe-dataset behoren en vermeldt hij de beoogde duur van de toepassing van de meldingsverplichting.
  • 2. 
    Een lidstaat voert geen nieuwe meldingsverplichtingen in tenzij deze invoering door de Commissie volgens de in artikel 3 bedoelde procedure is goedgekeurd en tenzij de desbetreffende gegevens in de EMSWe-dataset zijn opgenomen en in de geharmoniseerde meldingsinterfaces zijn toegepast.
  • 3. 
    De Commissie beoordeelt de noodzaak tot wijziging van de EMSWe-dataset overeenkomstig artikel 3, lid 3. Wijzigingen van de EMSWe-dataset worden slechts eenmaal per jaar ingevoerd, behoudens in terdege gemotiveerde gevallen.
  • 4. 
    In uitzonderlijke omstandigheden kan een lidstaat melders zonder goedkeuring van de Commissie gedurende een periode van minder dan drie maanden om aanvullende gegevenselementen verzoeken. De betrokken lidstaat stelt de Commissie onverwijld van die gegevenselementen in kennis. Indien de uitzonderlijke omstandigheden aanhouden, kan de Commissie de lidstaten toestaan aanvullende gegevenselementen te blijven verzoeken gedurende twee perioden van drie maanden.

Uiterlijk één maand vóór het einde van de in de eerste alinea bedoelde laatste periode van drie maanden kan de lidstaat de Commissie overeenkomstig artikel 3, lid 3, verzoeken dat de aanvullende gegevenselementen deel uitmaken van de EMSWe-dataset. De lidstaat kan om aanvullende gegevenselementen van de melders verzoeken totdat de Commissie een besluit heeft genomen, en in geval van een positief besluit, totdat de gewijzigde EMSWe-dataset is opgezet.

HOOFDSTUK III

INFORMATIEVERSTREKKING

Artikel 5

Nationaal maritiem éénloketsysteem

  • 1. 
    Elke lidstaat stelt een nationaal maritiem éénloketsysteem in waar, overeenkomstig deze verordening en onverminderd de artikelen 7 en 11, alle nodige informatie voor de vervulling van de meldingsverplichtingen één keer wordt ingediend door middel van en in overeenstemming met de EMSWe-dataset, met gebruikmaking van de geharmoniseerde meldingsinterfacemodule en de grafische gebruikersinterface vermeld in artikel 6, en in voorkomend geval van andere meldingsmiddelen vermeld in artikel 7, zodat die informatie aan de betrokken instanties van de lidstaten ter beschikking wordt gesteld voor zover dat nodig is voor de uitvoering van hun respectieve taken.

De lidstaten zijn verantwoordelijk voor het functioneren van hun nationaal maritiem éénloketsysteem.

De lidstaten kunnen samen met een of meer andere lidstaten een maritiem éénloketsysteem instellen. De lidstaten wijzen dat maritieme éénloketsysteem aan als hun nationale maritieme éénloketsysteem en blijven verantwoordelijk voor het functioneren ervan in overeenstemming met deze verordening.

  • 2. 
    Lidstaten die geen zeehavens hebben, zijn vrijgesteld van de verplichting tot het ontwikkelen, instellen, besturen en ter beschikking stellen van een nationaal maritiem éénloketsysteem als bedoeld in lid 1.
  • 3. 
    De lidstaten zorgen voor:
 

a)

de verenigbaarheid van het nationale maritieme éénloketsysteem met de geharmoniseerde interfacemodule voor meldingen en de aanpasbaarheid van de grafische gebruikersinterface van hun nationale maritieme éénloketsysteem aan de gemeenschappelijke functies overeenkomstig artikel 6, lid 2;

 

b)

de tijdige integratie van de geharmoniseerde meldingsinterfaces in overeenstemming met de invoeringstermijnen die zijn vastgesteld in de in artikel 6 bedoelde uitvoeringshandeling, en van latere updates in overeenstemming met de in het meerjarig uitvoeringsplan (MUP) overeengekomen data;

 

c)

de koppeling met de betrokken systemen van de bevoegde instanties zodat de overdracht van gegevens aan die instanties kan worden gemeld, via het nationaal maritiem éénloketsysteem en aan die systemen, overeenkomstig de Unierechtshandelingen en de nationale wetgeving en voorschriften, en in overeenstemming met de technische specificaties van die systemen;

 

d)

een helpdesk gedurende de eerste twaalf maanden vanaf 15 augustus 2025 en een website voor online ondersteuning voor hun nationaal maritiem éénloketsysteem met duidelijke instructies in de officiële taal of talen van die lidstaat en, in voorkomend geval, in een taal die internationaal wordt gebruikt;

 

e)

adequate en noodzakelijke opleiding voor personeel dat rechtstreeks betrokken is bij het besturen van het nationaal maritiem éénloketsysteem.

  • 4. 
    De lidstaten waarborgen dat de vereiste gegevens terechtkomen bij de instanties die belast zijn met de toepassing van de wetgeving in kwestie en dat zij beperkt blijven tot de behoeften van elk van die instanties. Daarbij waarborgen de lidstaten de naleving van de wettelijke vereisten met betrekking tot het verzenden van gegevens zoals bepaald in de in bijlage dezes vermelde rechtshandelingen van de Unie en gebruiken zij in voorkomend geval de elektronische gegevensverwerkingstechnieken bedoeld in artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013. De lidstaten waarborgen ook de interoperabiliteit met de informatiesystemen die door die instanties worden gebruikt.
  • 5. 
    Het nationaal maritiem éénloketsysteem biedt melders de technische mogelijkheid om een vooraf op nationaal niveau gedefinieerde subset van gegevens afzonderlijk ter beschikking te stellen aan dienstaanbieders in de bestemmingshaven.
  • 6. 
    Als een lidstaat voor het nakomen van meldingsverplichtingen niet alle elementen van de EMSWe-dataset verlangt, worden in het nationaal maritiem éénloketsysteem aangiften aanvaard die beperkt blijven tot de door die lidstaat verlangde gegevenselementen. Het nationaal maritiem éénloketsysteem aanvaardt ook meldingen van melders met aanvullende elementen van de EMSWe-dataset; het hoeft die aanvullende elementen echter niet te verwerken of op te slaan.
  • 7. 
    De lidstaten slaan de bij hun respectievelijk nationaal maritiem éénloketsysteem ingediende gegevens slechts op gedurende de periode die nodig is om aan de in deze verordening vastgestelde vereisten te voldoen en ter naleving van de in de bijlage genoemde EU-, internationale en nationale rechtshandelingen. Daarna verwijderen de lidstaten die gegevens meteen.
  • 8. 
    De lidstaten maken de geschatte en werkelijke aankomst- en vertrektijden van schepen openbaar in een op Unieniveau geharmoniseerd elektronisch formaat, op basis van de door melders bij het nationaal maritiem éénloketsysteem ingediende gegevens. Deze verplichting geldt niet voor schepen met een gevoelige lading indien de bekendmaking van deze informatie door het nationaal maritiem éénloketsysteem een bedreiging voor de veiligheid kan vormen.
  • 9. 
    De nationale maritieme éénloketsystemen hebben uniforme internetadressen.
  • 10. 
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarbij een geharmoniseerde structuur voor de ondersteuningswebsites als bedoeld in punt d), worden vastgesteld, technische specificaties voor het openbaar maken van aankomst- en vertrektijden als bedoeld in lid 8 en een uniform format voor internetadressen als bedoeld in lid 9. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

De eerste uitvoeringshandeling wordt uiterlijk op 15 augustus 2021 vastgesteld.

Artikel 6

Geharmoniseerde meldingsinterfaces

  • 1. 
    De Commissie stelt in nauwe samenwerking met de lidstaten uitvoeringshandelingen vast teneinde de functionele en technische specificaties voor de geharmoniseerde interfacemodule voor meldingen van het nationaal maritiem éénloketsysteem vast te stellen. De functionele en technische specificaties hebben tot doel de interoperabiliteit met verschillende technologieën en meldingssystemen van de gebruikers te bevorderen.

De eerste uitvoeringshandeling wordt uiterlijk op 15 augustus 2021 vastgesteld.

  • 2. 
    De Commissie ontwikkelt en actualiseert in nauwe samenwerking met de lidstaten uiterlijk op 15 augustus 2022 de geharmoniseerde interfacemodule voor meldingen voor het nationaal maritiem éénloketsysteem in overeenstemming met de in de leden 1 en 5 van dit artikel bedoelde specificaties.
  • 3. 
    De Commissie verstrekt de lidstaten de geharmoniseerde interfacemodule voor meldingen en alle relevante gegevens voor de integratie in hun nationaal maritiem éénloketsysteem.
  • 4. 
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot vastlegging van de gemeenschappelijke functies van de grafische gebruikersinterface en de modellen van de geharmoniseerde elektronische spreadsheets bedoeld in artikel 2, lid 9.

De eerste uitvoeringshandeling wordt uiterlijk op 15 augustus 2021 vastgesteld.

  • 5. 
    De Commissie stelt bij uitvoeringshandelingen vast tot wijziging van de technische specificaties, normen en procedures om zo verzekeren dat de interfaces geschikt zijn voor toekomstige technologieën.
  • 6. 
    De in dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Artikel 7

Andere meldingsmiddelen

  • 1. 
    De lidstaten staan toe dat melders vrijwillig informatie aan het maritieme nationale éénloketsysteem verstrekken via aanbieders van datadiensten die voldoen aan de vereisten van het geharmoniseerde interfacemodule voor meldingen.
  • 2. 
    De lidstaten kunnen toestaan dat melders de gegevens verstrekken via andere meldingskanalen, mits die kanalen vrijwillig door de melders kunnen worden gebruikt. In dergelijke gevallen waarborgen de lidstaten dat de desbetreffende gegevens door die andere kanalen aan het nationaal maritiem éénloketsysteem ter beschikking worden gesteld.
  • 3. 
    De lidstaten mogen alternatieve middelen voor gegevensverstrekking gebruiken indien de in de artikelen 5 en 6 en de artikelen 12 tot en met 17 bedoelde elektronische systemen tijdelijk buiten werking zijn.

Artikel 8

Once-only principe

  • 1. 
    Onverminderd artikel 11, lid 1, tenzij in het Unierecht anders is bepaald, waarborgen de lidstaten dat melders slechts eenmaal per havenaanloop worden verzocht de gegevens overeenkomstig deze verordening te verstrekken en dat de desbetreffende gegevenselementen van de EMSWe-dataset beschikbaar worden gesteld en worden hergebruikt overeenkomstig lid 3 van dit artikel.
  • 2. 
    De Commissie zorgt ervoor dat de via het nationaal maritiem éénloketsysteem verstrekte scheepsidentificatie-informatie, scheepsgegevens en vrijstellingen in de in artikel 14 bedoelde EMSWe-scheepsdatabank worden geregistreerd en dat deze beschikbaar gesteld worden voor eventuele volgende havenaanlopen in de Unie.
  • 3. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de gegevenselementen van de EMSWe-dataset die bij het vertrek uit een haven in de Unie worden verstrekt, aan melders ter beschikking worden gesteld voor het vervullen van de meldingsverplichtingen bij aankomst in de volgende haven in de Unie, mits het schip tijdens die reis geen haven buiten de Unie heeft aangedaan. Dit lid is niet van toepassing op gegevens die worden ontvangen krachtens Verordening (EU) nr. 952/2013, tenzij in die verordening in is voorzien in de mogelijkheid om gegevens voor dat doel ter beschikking te stellen.
  • 4. 
    Alle relevante gegevenselementen van de EMSWe-dataset die overeenkomstig deze verordening worden ontvangen, worden via SafeSeaNet aan andere nationale maritieme éénloketsystemen ter beschikking gesteld.
  • 5. 
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot opstelling van de lijst van de in de leden 3 en 4 van dit artikel bedoelde relevante data-elementen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Artikel 9

Verantwoordelijkheid voor de meegedeelde informatie

De melder is verantwoordelijk voor de indiening van gegevenselementen en neemt daarbij de toepasselijke wettelijke en technische eisen in acht. De melder blijft verantwoordelijk voor de gegevens en voor het actualiseren van alle informatie die na de indiening ervan bij het nationaal maritiem éénloketsysteem is veranderd.

Artikel 10

Gegevensbescherming en vertrouwelijkheid

  • 1. 
    De verwerking van persoonsgegevens door bevoegde instanties in het kader van deze verordening geschiedt overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679.
  • 2. 
    Bij het verwerken van persoonsgegevens krachtens deze verordening leeft de Commissie Verordening (EU) 2018/1725 na.
  • 3. 
    De lidstaten en de Commissie nemen de nodige maatregelen overeenkomstig het toepasselijke EU- of nationale recht om de vertrouwelijkheid van op grond van deze verordening uitgewisselde commerciële en andere gevoelige informatie te waarborgen.

Artikel 11

Aanvullende bepalingen inzake douane

  • 1. 
    Deze verordening vormt geen beletsel voor het uitwisselen van gegevens tussen de douaneautoriteiten van de lidstaten of tussen douaneautoriteiten en marktdeelnemers die gebruikmaken van de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013 bedoelde elektronische gegevensverwerkingstechnieken.
  • 2. 
    De relevante informatie in de summiere aangifte bij binnenbrengen bedoeld in artikel 127 van Verordening (EU) nr. 952/2013 wordt, voor zover verenigbaar met het douanerecht van de Unie, voor referentiedoeleinden ter beschikking gesteld aan de nationale maritieme éénloketsystemen en, indien nodig, hergebruikt voor andere in de bijlage vermelde meldingsverplichtingen.
  • 3. 
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot opstelling van de lijst van de in de lid 2 van dit artikel bedoelde relevante gegevens. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

De eerste uitvoeringshandeling wordt uiterlijk op 15 augustus 2021 vastgesteld.

HOOFDSTUK IV

GEMEENSCHAPPELIJKE DIENSTEN

Artikel 12

Gebruikersregistratie- en toegangsbeheersysteem van het EMSWe

  • 1. 
    De Commissie zet een gemeenschappelijk gebruikersregistratie- en toegangsbeheersysteem op, en waarborgt de beschikbaarheid ervan, voor melders en aanbieders van datadiensten die gebruikmaken van het nationaal maritiem éénloketsysteem, alsmede voor nationale instanties die toegang hebben tot het nationaal maritiem éénloketsysteem, voor gevallen waarin authenticatie is vereist. Dat gebruikersregistratie- en toegangsbeheersysteem zorgt voor een unieke gebruikersregistratie, door middel van een bestaand register van de Unie, met herkenning op Unieniveau, gedecentraliseerd gebruikersbeheer en gebruikerstoezicht op Unieniveau.
  • 2. 
    Elke lidstaat wijst een nationale instantie aan die belast is met het identificeren en registreren van nieuwe gebruikers en met het wijzigen en beëindigen van bestaande accounts via het in lid 1 bedoelde systeem.
  • 3. 
    Om toegang te verkrijgen tot de nationale maritieme éénloketsystemen in verschillende lidstaten, wordt een melder of aanbieder van datadiensten die is geregistreerd in het gebruikersregistratie- en toegangsbeheersysteem van het EMSWe geacht te zijn geregistreerd in het nationale maritieme éénloketsysteem in alle lidstaten, en handelt hij binnen de grenzen van de toegangsrechten die door elke lidstaat overeenkomstig de nationale voorschriften zijn toegekend.
  • 4. 
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met de technische specificaties, normen en procedures voor het opzetten van het in lid 1 bedoelde gebruikersregistratie- en toegangsbeheersysteem, met inbegrip van de in lid 2 bedoelde functionaliteiten. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

De eerste van die uitvoeringshandelingen wordt uiterlijk op 15 augustus 2021 vastgesteld.

Artikel 13

Gemeenschappelijke digitale poort

  • 1. 
    De Commissie ontwikkelt, in nauwe samenwerking met de lidstaten, een aanvullende vrijwillige gemeenschappelijke digitale poort, op voorwaarde dat de geharmoniseerde interfacemodule voor meldingen volledig is geïmplementeerd in overeenstemming met artikel 6.
  • 2. 
    De Commissie stelt, in nauwe samenwerking met de lidstaten, uitvoeringshandelingen vast met de functionele en technische specificaties, kwaliteitscontrolemechanismen en procedures voor de uitrol, het onderhoud en het gebruik van de gemeenschappelijke digitale poort. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

De eerste van die uitvoeringshandelingen wordt uiterlijk op 15 augustus 2024 vastgesteld.

Artikel 14

Scheepsdatabank van het EMSWe

  • 1. 
    Overeenkomstig artikel 8, lid 2, zet de Commissie een EMSWe-scheepsdatabank op met een lijst van informatie en gegevens over de scheepsidentificatie, alsmede van gegevens over meldingsvrijstellingen voor schepen.
  • 2. 
    De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde gegevens aan de EMSWe-scheepsdatabank worden verstrekt op basis van de door melders bij het nationaal maritiem éénloketsysteem ingediende gegevens.
  • 3. 
    De Commissie zorgt ervoor dat de scheepsdatabank beschikbaar is voor het nationaal maritiem éénloketsysteem teneinde de melding van schepen te faciliteren.
  • 4. 
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met de technische specificaties, normen en procedures voor het opzetten van de in lid 1 bedoelde databank voor het verzamelen, opslaan, actualiseren en verstrekken van scheepsidentificatie-informatie, scheepsgegevens en gegevens over meldingsvrijstellingen voor schepen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

De eerste van die uitvoeringshandelingen wordt uiterlijk op 15 augustus 2021 vastgesteld.

Artikel 15

Gemeenschappelijke locatiedatabank

  • 1. 
    De Commissie zet een gemeenschappelijke locatiedatabank op met een referentielijst van locatiecodes (14) en havenfaciliteitscodes zoals geregistreerd in de GISIS-databank van de IMO.
  • 2. 
    De Commissie zorgt ervoor dat de locatiedatabank beschikbaar is voor het nationaal maritiem éénloketsysteem teneinde de melding van schepen te faciliteren.
  • 3. 
    De lidstaten stellen de gegevens van de locatiedatabank op nationaal niveau beschikbaar via de nationale maritieme éénloketsystemen.
  • 4. 
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met de technische specificaties, normen en procedures voor het opzetten van de in lid 1 bedoelde gemeenschappelijke locatiedatabank voor het verzamelen, opslaan, actualiseren en leveren van locatie- en havenfaciliteitscodes. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

De eerste van die uitvoeringshandelingen wordt uiterlijk op 15 augustus 2021 vastgesteld.

Artikel 16

Gemeenschappelijke Hazmat-databank

  • 1. 
    De Commissie zet een gemeenschappelijke Hazmat-databank op met een lijst van gevaarlijke en verontreinigende stoffen die moeten worden aangemeld overeenkomstig Richtlijn 2002/59/EG en FAL 7 van de IMO, rekening houdend met de relevante gegevenselementen van de IMO-verdragen en -codes.
  • 2. 
    De Commissie zorgt ervoor dat de Gemeenschappelijke Hazmat-databank beschikbaar is voor het nationaal maritiem éénloketsysteem teneinde de melding van schepen te faciliteren.
  • 3. 
    De databank wordt gekoppeld aan de relevante vermeldingen in de door het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) ontwikkelde MAR-CIS-databank betreffende informatie over de gevaren en risico’s van gevaarlijke en verontreinigende stoffen.
  • 4. 
    De databank wordt op nationaal en Unieniveau als referentie- en verificatie-instrument gebruikt gedurende het meldingsproces via de nationale maritieme éénloketsystemen.
  • 5. 
    De lidstaten stellen de gegevens van de gemeenschappelijke Hazmat-databank beschikbaar via de nationale maritieme éénloketsystemen.
  • 6. 
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met de technische specificaties, normen en procedures voor het opzetten van de in lid 1 bedoelde gemeenschappelijke HAZMAT-databank met betrekking tot het verzamelen, opslaan en leveren van HAZMAT-referentie-informatie. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

De eerste van die uitvoeringshandelingen wordt uiterlijk op 15 augustus 2021 vastgesteld.

Artikel 17

Gemeenschappelijke databank scheepshygiëne

  • 1. 
    De Commissie stelt een gemeenschappelijke databank scheepshygiëne beschikbaar die gegevens kan ontvangen en opslaan met betrekking tot de maritieme gezondheidsverklaringen krachtens artikel 37 van de Internationale Gezondheidsregeling 2005 (IGR). Persoonsgegevens van zieke personen aan boord worden niet in deze databank opgeslagen.

De voor de volksgezondheid bevoegde autoriteiten van de lidstaten hebben toegang tot de databank voor het ontvangen en uitwisselen van gegevens.

  • 2. 
    Lidstaten die gebruikmaken van de databank scheepshygiëne stellen de Commissie in kennis van hun nationale instantie die verantwoordelijk is voor het beheer van databankgebruikers, met inbegrip van de registratie van nieuwe gebruikers en de wijziging en beëindiging van accounts.
  • 3. 
    De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast tot vaststelling van de technische specificaties, normen en procedures voor het opzetten van de in lid 1 bedoelde databank. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK V

COÖRDINATIE VAN DE EMSWe-ACTIVITEITEN

Artikel 18

Nationale coördinatoren

Elke lidstaat wijst een bevoegde nationale instantie met een duidelijk wettelijk mandaat aan die optreedt als nationale coördinator voor het EMSWe. De nationale coördinator:

 

a)

fungeert als het nationaal contactpunt voor gebruikers en de Commissie voor alle aangelegenheden met betrekking tot de uitvoering van deze verordening;

 

b)

coördineert de toepassing van deze verordening door de nationale bevoegde instanties in een lidstaat, alsmede de samenwerking tussen deze instanties;

 

c)

coördineert de activiteiten die gericht zijn op het waarborgen van de distributie van gegevens en de koppeling met de betrokken systemen van de bevoegde instanties, bedoeld in artikel 5, lid 3, onder c).

Artikel 19

Meerjarig uitvoeringsplan

Om de tijdige uitvoering van deze verordening te vergemakkelijken en te voorzien in kwaliteitscontrolemechanismen en de procedures voor het uitrollen, onderhouden en actualiseren van de geharmoniseerde interfacemodule en de daarmee verband houdende geharmoniseerde elementen van het EMSWe, stelt de Commissie, na de nodige raadplegingen van deskundigen van de lidstaten, een meerjarig uitvoeringsplan op dat jaarlijks wordt herzien en het volgende bevat:

 

a)

een plan voor het ontwikkelen en actualiseren van de geharmoniseerde meldingsinterfaces en de daarmee verband houdende geharmoniseerde elementen van het EMSWe, gepland in de volgende 18 maanden;

 

b)

een plan voor de ontwikkeling van de gemeenschappelijke digitale poort uiterlijk op 15 augustus 2024;

 

c)

de indicatieve data voor het overleg met de betrokken belanghebbenden;

 

d)

indicatieve termijnen voor de lidstaten voor de daaropvolgende integratie van de geharmoniseerde meldingsinterfaces met de nationale maritieme éénloketsystemen;

 

e)

indicatieve termijnen voor de ontwikkeling van een gemeenschappelijke digitale poort door de Commissie na de invoering van de geharmoniseerde interfacemodule voor meldingen;

 

f)

testperiodes voor lidstaten en melders om hun verbindingen met nieuwe versies van de geharmoniseerde meldingsinterfaces te testen;

 

g)

testperioden voor de gemeenschappelijke digitale poort;

 

h)

indicatieve termijnen voor het uitfaseren van oudere versies van de geharmoniseerde meldingsinterfaces voor de lidstaten en melders.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 20

Kosten

De algemene begroting van de Europese Unie dekt de kosten van:

 

a)

de ontwikkeling en het onderhoud, door de Commissie en het EMSA, van de ICT-instrumenten die de uitvoering van deze verordening op het niveau van de Unie ondersteunen;

 

b)

de bekendmaking van het EMSWe op Unieniveau, onder meer tussen de betrokken belanghebbenden, en op het niveau van de bevoegde internationale organisaties.

Artikel 21

Samenwerking met andere systemen of diensten om de handel en het vervoer te vergemakkelijken

Als bij andere rechtshandelingen van de Unie systemen of diensten zijn gecreëerd om de handel en het vervoer te vergemakkelijken, coördineert de Commissie de werkzaamheden in verband met die systemen of diensten met het oog op het verwezenlijken van synergie en het vermijden van dubbel werk.

Artikel 22

Beoordeling en verslaglegging

De lidstaten monitoren de toepassing van het EMSWe en brengen aan de Commissie verslag uit over hun bevindingen. Het verslag moet de volgende indicatoren bevatten:

 

a)

gebruik van de geharmoniseerde interfacemodule voor meldingen;

 

b)

gebruik van de grafische gebruikersinterface;

 

c)

gebruik van andere meldingsmiddelen als bedoeld in artikel 7.

De lidstaten verstrekken dat verslag jaarlijks aan de Commissie op basis van een door de Commissie te verschaffen model.

Uiterlijk op 15 augustus 2027 beoordeelt de Commissie de toepassing van deze verordening en dient zij bij het Europees Parlement en de Raad een evaluatieverslag over de werking van het EMSWe in op basis van de verzamelde gegevens en statistieken. Het evaluatieverslag omvat indien nodig een evaluatie van nieuwe technologieën die kunnen leiden tot een wijziging of de vervanging van de geharmoniseerde meldingsinterfacemodule.

Artikel 23

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

  • 1. 
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
  • 2. 
    De in artikel 3 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vier jaar vanaf 14 augustus 2019. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vier jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met dezelfde termijnen verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.
  • 3. 
    Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
  • 4. 
    Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door de lidstaten aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
  • 5. 
    Als de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
  • 6. 
    Een overeenkomstig artikel 3 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 24

Comitéprocedure

  • 1. 
    De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor een digitale facilitering van vervoer en handel. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
  • 2. 
    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 25

Intrekking van Richtlijn 2010/65/EU

Richtlijn 2010/65/EU wordt ingetrokken met ingang van 15 augustus 2025.

Verwijzingen naar Richtlijn 2010/65/EU worden gelezen als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 26

Inwerkingtreding

  • 1. 
    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
  • 2. 
    Zij is van toepassing met ingang van 15 augustus 2025.
  • 3. 
    De in artikel 11, lid 2, bedoelde functies en de in de bijlage, deel A, punt 7, bedoelde functies in verband met douanemeldingsverplichtingen worden van kracht wanneer de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013 bedoelde elektronische systemen, die noodzakelijk zijn voor de toepassing van die meldingsverplichtingen, operationeel zijn, overeenkomstig het werkprogramma dat door de Commissie is opgesteld krachtens de artikelen 280 en 281 van Verordening (EU) nr. 952/2013. De Commissie maakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie bekend op welke datum aan de voorwaarden van dit lid is voldaan.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 juni 2019.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

  • A. 
    TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

  • G. 
    CIAMBA
 

  • (2) 
    Standpunt van het Europees Parlement van 18 april 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en Besluit van de Raad van 13 juni 2019.
  • (3) 
    Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten en tot intrekking van Richtlijn 2002/6/EG (PB L 283 van 29.10.2010, blz. 1).
  • (4) 
    Verdrag inzake het vergemakkelijken van het internationale verkeer ter zee (FAL-Verdrag) van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) van 9 april 1965, als gewijzigd op 8 april 2016, norm 1.1.
  • (5) 
    Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
  • (6) 
    Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10).
  • (7) 
    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
  • (8) 
    Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
  • Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
  • Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).
  • Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
  • Verordening (EU) 2017/352 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2017 tot vaststelling van een kader voor het verrichten van havendiensten en gemeenschappelijke regels inzake de financiële transparantie van havens (PB L 57 van 3.3.2017, blz. 1).
  • „Code voor handels- en vervoerslocaties van de Verenigde Naties”.
 

BIJLAGE

MELDINGSVERPLICHTINGEN

  • A. 
    Uit rechtshandelingen van de Unie voortvloeiende meldingsverplichtingen

Deze categorie meldingsverplichtingen betreft de informatie die overeenkomstig onderstaande bepalingen moet worden verstrekt:

 

1.

Aanmelding voor schepen die in havens van de lidstaten aankomen en die havens verlaten

Artikel 4 van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10).

 

2.

Grenscontrole op personen

Artikel 8 van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1).

 

3.

Aanmelding van gevaarlijke of verontreinigende stoffen aan boord

Artikel 13 van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10).

 

4.

Aanmelding van afval en residuen

Artikel 6 van Richtlijn 2000/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2000 betreffende havenontvangstvoorzieningen voor scheepsafval en ladingresiduen (PB L 332 van 28.12.2000, blz. 81).

 

5.

Verschaffing van veiligheidsinlichtingen

Artikel 6 van Verordening (EG) nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (PB L 129 van 29.4.2004, blz. 6).

Op het formulier in het aanhangsel van deze bijlage moeten de krachtens artikel 6 van Verordening (EG) nr. 725/2004 vereiste gegevenselementen worden ingevuld.

 

6.

Informatie betreffende opvarenden

Artikel 4, lid 2, en artikel 5, lid 2, van Richtlijn 98/41/EG van de Raad van 18 juni 1998 inzake de registratie van de opvarenden van passagiersschepen die vanuit of naar havens in de lidstaten van de Gemeenschap varen (PB L 188 van 2.7.1998, blz. 35).

 

7.

Douaneformaliteiten

 

a)

formaliteiten bij aankomst:

 

kennisgeving van aankomst (artikel 133 van Verordening (EU) nr. 952/2013);

 

aanbrengen van goederen bij de douane (artikel 139 van Verordening (EU) nr. 952/2013);

 

aangifte tot tijdelijke opslag van goederen (artikel 145 van Verordening (EU) nr. 952/2013);

 

douanestatus van goederen (artikelen 153, 154 en 155 van Verordening (EU) nr. 952/2013);

 

elektronische vervoersdocumenten voor douanevervoer (artikel 233, lid 4, punt e), van Verordening (EU) nr. 952/2013).

 

b)

formaliteiten bij vertrek:

 

douanestatus van goederen (artikelen 153, 154 en 155 van Verordening (EU) nr. 952/2013);

 

elektronische vervoersdocumenten voor douanevervoer (artikel 233, lid 4, punt e), van Verordening (EU) nr. 952/2013);

 

kennisgeving van uitgang (artikel 267 van Verordening (EU) nr. 952/2013);

 

summiere aangifte bij uitgaan (artikelen 271 en 272 van Verordening (EU) nr. 952/2013);

 

kennisgeving van wederuitvoer (artikelen 274 en 275 van Verordening (EU) nr. 952/2013).

 

8.

Veilig laden en lossen van bulkschepen

Artikel 7 van Richtlijn 2001/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2001 tot vaststelling van geharmoniseerde voorschriften en procedures voor veilig laden en lossen van bulkschepen (PB L 13 van 16.1.2002, blz. 9);

 

9.

Havenstaatcontrole

Artikel 9 en artikel 24, lid 2, van Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57).

 

10.

Statistieken over zeevervoer

Artikel 3 van Richtlijn 2009/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de statistiek van het zeevervoer van goederen en personen (PB L 141 van 6.6.2009, blz. 29).

  • B. 
    FAL-documenten en uit internationale rechtsinstrumenten voortvloeiende meldingsverplichtingen

Deze categorie meldingsverplichtingen betreft de informatie die overeenkomstig het FAL-Verdrag en andere toepasselijke internationale rechtsinstrumenten moet worden verstrekt.

 

1.

FAL 1: algemene melding

 

2.

FAL 2: melding van de lading

 

3.

FAL 3: melding van de scheepsvoorraden

 

4.

FAL 4: melding van de bezittingen en goederen van de bemanningsleden

 

5.

FAL 5: bemanningslijst

 

6.

FAL 6: passagierslijst

 

7.

FAL 7: gevaarlijke goederen

 

8.

Maritieme gezondheidsverklaring

  • C. 
    Uit nationale wetgeving en voorschriften voortvloeiende meldingsverplichtingen

AANHANGSEL

FORMULIER BEVEILIGINGSINFORMATIE VOOR SCHEPEN VOORDAT ZIJ DE HAVEN VAN EEN EU-LIDSTAAT BINNENVAREN

(Voorschrift 9 van hoofdstuk XI-2 van het Internationaal Verdrag voor de Beveiliging van Mensenlevens op Zee van 1974 (SOLAS) en Artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 725/2004)

Tekst van het beeld

Gegevens van het schip en contactgegevens

IMO-nummer

Naam van het schip

Haven van registratie

Vlaggenstaat

Scheepstype

Radioroepnummer

Brutotonnage

Inmarsat-oproepnummers (indien beschikbaar)

Naam en identificatienummer van de maatschappij

Naam en 24-uurscontactgegevens van de BBF

Aankomsthaven

Aankomsthavenfaciliteit (indien gekend)

Haven- en havenfaciliteitinformatie

Verwachte datum en tijd van aankomst van het schip in de haven (ETA)

Voornaamste doel van de aanloop

Volgens SOLAS-voorschrift 9.2.1 van hoofdstuk XI-2 vereiste informatie

Heeft het schip een geldig internationaal scheepsbeveiligingscertificaat (ISSC)?

JA

ISSC

NEE — waarom niet?

Afgegeven door (naam instantie of EBB)

Vervaldatum (dd/mm/jjjj)

Heeft het schip een goedgekeurd scheepsbeveiligingsplan aan boord?

JA

NEE

Huidig beveiligingsniveau van het schip?

Beveiliging Niveau 1

Beveiliging Niveau 2

Beveiliging Niveau 3

Locatie van het schip op het tijdstip waarop het verslag wordt opgemaakt

Vermeld de laatste tien aanlopen in havenfaciliteiten in chronologische volgorde (meest recente aanloop eerst):

Nr.

Van (dd/mm/jjjj)

Tot (dd/mm/jjjj)

Haven

Land

UN/LOCODE (indien voorhanden)

Haven-faciliteit

Beveiligingsniveau

1

BN =

2

BN =

3

BN =

4

BN =

5

BN =

Tekst van het beeld

Nr.

Van (dd/mm/jjjj)

Tot (dd/mm/jjjj)

Haven

Land

UN/LOCODE (indien voorhanden)

Haven-faciliteit

Beveiligingsniveau

6

BN =

7

BN =

8

BN =

9

BN =

10

BN =

Zijn er voor het schip speciale of aanvullende beveiligingsmaatregelen genomen, behalve die van het goedgekeurde scheepsbeveiligingsplan?

Zo JA, vermeld hieronder de speciale of aanvullende beveiligingsmaatregelen voor het schip.

JA

NEE

Nr. (zoals hierboven)

Speciale of aanvullende beveiligingsmaatregelen voor het schip

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

Vermeld de schip-tot-schipactiviteiten, in chronologische volgorde (meest recente eerst), die tijdens de laatste tien aanlopen in de bovenvermelde havenfaciliteiten zijn uitgevoerd. Breid de tabel hieronder zo nodig verder uit op een afzonderlijke pagina — vermeld het totale aantal schip-tot-schipactiviteiten:

Tekst van het beeld

Werden de in het goedgekeurde beveiligingsplan bepaalde beveiligingsprocedures gehandhaafd tijdens elk van deze schip-tot-schipactiviteiten?

Zo NEE, verstrek in de laatste kolom details van de ter plaatse toegepaste beveiligingsmaatregelen.

JA

NEE

Nr.

Van (dd/mm/jjjj)

Tot (dd/mm/jjjj)

Locatie of lengte- en breedtegraad

Schip-tot-schipactiviteit

Ter plaatse toegepaste beveiligingsmaatregelen

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

Algemene omschrijving van de lading aan boord van het schip

Bevat het schip gevaarlijke stoffen die behoren tot de klassen 1, 2.1, 2.3, 3, 4.1, 5.1, 6.1, 6.2, 7 of 8 van de IMDG-code?

JA

NEE

Zo JA, bevestig dat het Dangerous Goods Manifest (of het relevante uittreksel) als bijlage is toegevoegd

Bevestig dat een exemplaar van de bemanningslijst van het schip als bijlage is toegevoegd

JA

Bevestig dat een exemplaar van de passagierslijst van het schip als bijlage is toegevoegd

JA

Andere veiligheidsinformatie

Wenst u enige andere veiligheidskwesties te melden?

JA

Verstrek details:

NEE

Agent van het schip in de beoogde aankomsthaven

Naam:

Contactgegevens (telefoonnr.):

Identificatie van de persoon die de informatie verstrekt

Titel of functie (schrappen wat niet past):

Kapitein/SBF/BBF/agent van het schip (als bovenvermeld)

Naam:

Handtekening:

Datum/tijdstip/plaats waar het verslag is opgemaakt

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.