93/6/EEG: Op ramingen berustende balans van de Raad van 19 december 1992 betreffende voor de mesterij bestemde jonge mannelijke runderen met een gewicht van 300 kilogram of minder voor het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december 1993

Inhoudsopgave

  1. Wettekst
  2. 31993X0006

1.

Wettekst

Avis juridique important

|

2.

31993X0006

93/6/EEG: Op ramingen berustende balans van de Raad van 19 december 1992 betreffende voor de mesterij bestemde jonge mannelijke runderen met een gewicht van 300 kilogram of minder voor het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december 1993

Publicatieblad Nr. L 006 van 12/01/1993 blz. 0012 - 0013

OP RAMINGEN BERUSTENDE BALANS VAN DE RAAD van 19 december 1992 betreffende voor de mesterij bestemde jonge mannelijke runderen met een gewicht van 300 kilogram of minder voor het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december 1993

(93/6/EEG)DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 805/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (1), inzonderheid op artikel 13,

Gezien het voorstel van de Commissie,

NEEMT DE ONDERSTAANDE OP RAMINGEN BERUSTENDE BALANS AAN: Inleiding In artikel 13, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 805/68 is bepaald dat de Raad elk jaar vóór 1 december op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een op ramingen berustende balans opstelt betreffende jonge mannelijke runderen die in het kader van de regeling van dat artikel kunnen worden ingevoerd. In die balans wordt rekening gehouden met, enerzijds, het aantal voor de mesterij bestemde jonge runderen die naar verwachting in de Gemeenschap beschikbaar zullen zijn en, anderzijds, de behoeften van de veehouders in de Gemeenschap.

Met het oog op de vaststelling van het invoervolume in het kader van deze op ramingen berustende balans vanaf 1981 wordt, overeenkomstig de door de Gemeenschap in het kader van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (GATT) aangegane verplichtingen, de jaarlijkse indiening van de ontwerp-balans voorafgegaan door overleg tussen de Commissie en de vertegenwoordigers van bepaalde derde landen.

Alvorens deze op ramingen berustende balans op te stellen, heeft de Commissie voorgesteld de vertegenwoordigers van de volgende derde landen te raadplegen: Hongarije, Polen, de Tsjechische en Slowaakse Federatieve Republiek en Roemenië.

Bij het overleg is van gedachten gewisseld over de rundvleesmarkt in zijn geheel, over de vooruitzichten voor de produktie en het verbruik in de Gemeenschap, en over de uitvoermogelijkheden van de derde landen voor jonge mannelijke runderen.

Deze balans heeft betrekking op het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december 1993. Zij is opgesteld aan de hand van de gegevens waarover de Commissie beschikt en van de voor 1993 te verwachten ontwikkeling van het beschikbare aantal en van de behoeften aan voor de mesterij bestemde jonge mannelijke runderen in de Gemeenschap. Bovendien kan de bijzondere situatie in de betrokken derde landen eveneens in aanmerking worden genomen, waarbij niet uit het oog mag worden verloren dat het aantal in 1993 in te voeren stuks zal worden beperkt tot het traditionele niveau, dat wil zeggen 425 000 stuks. Hiertoe heeft de Commissie op grond van Verordening (EEG) nr. 1157/92 van de Raad (2) voor de invoer van jonge mannelijke runderen met een gewicht van niet meer dan 80 kg beheersmaatregelen vastgesteld, die in 1992 in de plaats zijn gekomen van de vrijwaringsclausule. Zij zal passende beheersmaatregelen blijven toepassen ingeval uit de ramingen zou blijken dat meer dan 425 000 stuks in de Gemeenschap zouden kunnen worden ingevoerd en dat de communautaire markt voor rundvlees daardoor ernstig zou kunnen worden verstoord.

  • 1. 
    Raming van het in 1993 in de Gemeenschap beschikbare aantal dieren

Rekening houdend met het voor 1993 voorziene aantal vrouwelijke fokrunderen (koeien en vaarzen), ongeveer 36 500 000 stuks, verwacht men dat in dat jaar ongeveer 29 200 000 kalveren zullen worden geboren. De produktie van mannelijke kalveren zal derhalve in 1993 ongeveer 14 600 000 stuks bedragen.

  • 2. 
    Raming van de behoeften in de Gemeenschap voor 1993

2.1. Volgens de bij de Lid-Staten ingewonnen gegevens zou het aantal slachtingen van mannelijke kalveren in 1993 ongeveer 4 000 000 stuks bedragen.

2.2. Het aantal mannelijke dieren bestemd voor de slacht, ossen, jonge meststieren of fokstieren, zou in totaal ongeveer 10 500 000 stuks bedragen.

2.3. Op grond van de door de Lid-Staten verstrekte gegevens en van de bovenvermelde schattingen kan derhalve worden verwacht dat in 1993 in de Gemeenschap de behoeften van de veehouders aan jonge mannelijke mestrunderen 10 500 000 stuks zullen bedragen.

2.4. Uit de in de punten 2.1 en 2.3 vermelde cijfers kan worden afgeleid dat in 1993 de totale behoefte van de Gemeenschap aan mannelijke kalveren 14 500 000 stuks zal bedragen.

Deze behoefte kan worden gedekt met het beschikbare aantal dieren in de Gemeenschap dat, zoals uit punt 1 blijkt, ongeveer 14 600 000 stuks bedraagt. Conclusie Op grond van bovenvermelde ramingen kan worden verwacht dat de in de Gemeenschap beschikbare hoeveelheden in 1993 groter zullen zijn dan de behoeften; de Raad heeft overigens zijn goedkeuring gehecht aan de invoering van een premie voor het uit produktie nemen van stierkalveren van melkveerassen, ten einde het aantal beschikbare jonge kalveren te beperken.

Om evenwel de harmonische handelsbetrekkingen die de Gemeenschap met de betrokken derde landen onderhoudt, niet te schaden, is het dienstig het aantal jonge mannelijke runderen dat in het kader van de op ramingen berustende balans voor 1993 mag worden ingevoerd, rekening houdend met de door de Commissie voor 1993 verwachte totale traditionele invoer, evenals voor 1992, vast te stellen op 198 000 stuks.Gedaan te Brussel, 19 december 1992.

Voor de Raad

De Voorzitter

  • J. 
    GUMMER
  • (01) 
    PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 24. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2066/92 (PB nr. L 215 van 30. 7. 1992, blz. 49).(02) PB nr. L 122 van 7. 5. 1992, blz. 4.

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.