Besluit 2019/1708 - Standpunt EU in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie aangaande de vaststelling van een besluit tot verlenging van een WTO-ontheffing op grond waarvan de VS in een preferentiële tariefbehandeling mogen voorzien krachtens de Caribbean Basin Economic Recovery Act (CBERA) van de VS - Hoofdinhoud
11.10.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 260/48 |
BESLUIT (EU) 2019/1708 VAN DE RAAD
van 7 oktober 2019
tot vaststelling van het namens de Europese Unie in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie in te nemen standpunt aangaande de vaststelling van een besluit tot verlenging van een WTO-ontheffing op grond waarvan de Verenigde Staten in een preferentiële tariefbehandeling mogen voorzien krachtens de Caribbean Basin Economic Recovery Act (CBERA) van de VS
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (“WTO-overeenkomst”) is op 1 januari 1995 in werking getreden. |
(2) |
In artikel II, lid 2, van de WTO-overeenkomst wordt bepaald dat de overeenkomsten en bijbehorende juridische instrumenten opgenomen in de bijlagen 1, 2 en 3 bij de WTO-overeenkomst (hierna te noemen “multilaterale handelsovereenkomsten”) een integrerend onderdeel vormen van de WTO-overeenkomst, en bindend zijn voor alle leden. |
(3) |
Overeenkomstig artikel IX, lid 3, van de WTO-overeenkomst, kan de Ministeriële Conferentie in uitzonderlijke omstandigheden besluiten een lid van een door de WTO-overeenkomst of een multilaterale handelsovereenkomst opgelegde verplichting te ontheffen. |
(4) |
Bij artikel IX, leden 3 en 4, van de WTO-overeenkomst worden de procedures vastgelegd voor het verlenen van ontheffingen betreffende de multilaterale handelsovereenkomsten in bijlage 1A, 1B of 1C bij de WTO-overeenkomst en de bijlagen daarbij. |
(5) |
Krachtens artikel IV, lid 1, van de WTO-overeenkomst is de Ministeriële Conferentie bevoegd om besluiten te nemen inzake alle aangelegenheden vallend onder multilaterale handelsovereenkomsten. |
(6) |
Krachtens artikel IV, lid 2, van de WTO-overeenkomst worden in de periode tussen de bijeenkomsten van de Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (“WTO”) haar taken verricht door de Algemene Raad van de WTO. |
(7) |
Krachtens artikel IX, lid 1, van de WTO-overeenkomst, neemt de WTO gewoonlijk besluiten door middel van consensus. |
(8) |
Op 15 februari 1985 werd aan de Verenigde Staten een ontheffing van verplichtingen uit hoofde van artikel I, lid 1, van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel 1994 (GATT 1994) verleend voor de periode van 1 januari 1984 tot en met 30 september 1995. Op 15 november 1995 hebben de leden de ontheffing verlengd tot en met 30 september 2005, en nog eens op 29 mei 2009 tot en met 31 december 2014. Op 5 mei 2015 hebben de leden de ontheffing verlengd ten aanzien van artikel I, lid 1, van de GATT 1994 tot en met 31 december 2019, en de ontheffing uitgebreid tot artikel XIII, leden 1 en 2, van de GATT 1994, zodanig dat de Verenigde Staten in rechtenvrije behandeling kunnen voorzien voor de invoer van in aanmerking komende producten van oorsprong uit begunstigde leden die zijn aangewezen overeenkomstig de bepalingen van de Carribbean Basin Economic Recovery Act (“CBERA”). |
(9) |
Overeenkomstig artikel IX, leden 3 en 4, van de WTO-overeenkomst hebben de Verenigde Staten de Algemene Raad verzocht een besluit te nemen tot verlenging van de bestaande WTO-ontheffing teneinde de Verenigde Staten toe te staan om vanaf 1 januari 2020 tot en met 30 september 2025 uit hoofde van de CBERA in rechtenvrije behandeling te voorzien voor in aanmerking komende producten van oorsprong uit Centraal-Amerikaanse en Caribische landen en gebieden. |
(10) |
De Verenigde Staten rechtvaardigen het verzoek met de wijdverspreide armoede en instabiliteit in de landen van het Caribisch gebied, en in het bijzonder in Haïti. De voordelen die uit de CBERA voortvloeien, zijn bedoeld om de economische kansen te vergroten en bij te dragen tot een stabieler en welvarender gebied. |
(11) |
De verlenging van die ontheffing zou geen negatieve invloed hebben op de economie van de Unie, noch op de handelsbetrekkingen van de Unie met de begunstigden van de ontheffing. Bovendien ondersteunt de Unie maatregelen tegen armoede en voor stabiliteit. |
(12) |
Het is passend het namens de Europese Unie in de Algemene Raad in te nemen standpunt te bepalen ter ondersteuning van het verzoek van de Verenigde Staten om verlenging van de ontheffing overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, aangezien de verlenging van de ontheffing bindend zal zijn voor de leden van de WTO, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Het namens de Europese Unie in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie in te nemen standpunt is dat de verlenging van een WTO-ontheffing op grond waarvan de Verenigde Staten van 1 januari 2020 tot en met 30 september 2025 in een preferentiële tariefbehandeling mogen voorzien voor in aanmerking komende producten van oorsprong uit Centraal-Amerikaanse en Caribische landen en gebieden krachtens de Caribbean Basin Economic Recovery Act, wordt ondersteund.
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Luxemburg, 7 oktober 2019.
Voor de Raad
De voorzitter
A.-M. HENRIKSSON
Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.