Besluit 2019/1709 - Standpunt EU in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie aangaande de vaststelling van een besluit tot verlenging van een WTO-ontheffing op grond waarvan ontwikkelingslanden die lid zijn van de WTO in een preferentiële tariefbehandeling mogen voorzien voor producten van minst ontwikkelde landen

1.

Wettekst

11.10.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 260/50

 

BESLUIT (EU) 2019/1709 VAN DE RAAD

van 7 oktober 2019

tot vaststelling van het namens de Europese Unie in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie in te nemen standpunt aangaande de vaststelling van een besluit tot verlenging van een WTO-ontheffing op grond waarvan ontwikkelingslanden die lid zijn van de WTO in een preferentiële tariefbehandeling mogen voorzien voor producten van minst ontwikkelde landen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

De Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (“WTO-overeenkomst”) is op 1 januari 1995 in werking getreden.

 

(2)

In artikel II, lid 2, van de WTO-overeenkomst wordt bepaald dat de overeenkomsten en bijbehorende juridische instrumenten opgenomen in de bijlagen 1, 2 en 3 bij de WTO-overeenkomst (hierna te noemen “Multilaterale Handelsovereenkomsten”) een integrerend onderdeel vormen van de WTO-overeenkomst, en bindend zijn voor alle leden.

 

(3)

Overeenkomstig artikel IX, lid 3, van de WTO-overeenkomst, kan de Ministeriële Conferentie in uitzonderlijke omstandigheden besluiten een lid van een door de WTO-overeenkomst of een multilaterale handelsovereenkomst opgelegde verplichting te ontheffen.

 

(4)

Bij artikel IX, leden 3 en 4, van de WTO-overeenkomst worden de procedures vastgelegd voor het verlenen van ontheffingen betreffende de multilaterale handelsovereenkomsten in de bijlagen 1A, 1B of 1C bij de WTO-overeenkomst en de bijlagen daarbij.

 

(5)

Krachtens artikel IV, lid 1, van de WTO-overeenkomst is de ministeriële conferentie bevoegd om besluiten te nemen inzake alle aangelegenheden vallend onder multilaterale handelsovereenkomsten.

 

(6)

Krachtens artikel IV, lid 2, van de WTO-overeenkomst worden in de periode tussen de bijeenkomsten van de Ministeriële Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (“WTO”) haar taken verricht door de Algemene Raad van de WTO. Krachtens artikel IX, lid 1, van de WTO-overeenkomst neemt de WTO gewoonlijk besluiten door middel van consensus.

 

(7)

Op 15 juni 1999 hebben de WTO-leden een ontheffing verleend van de verplichtingen uit hoofde van artikel I, lid 1, van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel 1994 (GATT 1994), zodanig dat ontwikkelingslanden die lid zijn van de WTO tot 30 juni 2009 in een preferentiële tariefbehandeling mochten voorzien voor producten van minst ontwikkelde landen die door de Verenigde Naties als zodanig zijn aangewezen, zonder dat zij verplicht waren dezelfde tarieven ook toe te passen op soortgelijke producten van andere leden. Op 27 mei 2009 hebben de WTO-leden de ontheffing verlengd van 1 juli 2009 tot en met 30 juni 2019.

 

(8)

Overeenkomstig artikel IX, leden 3 en 4, van de WTO-overeenkomst hebben Chili, China, India, Thailand en Turkije (“mede-indieners”) een verzoek ingediend bij de Algemene Raad om een besluit te nemen tot verlenging van de bestaande WTO-ontheffing teneinde ontwikkelingslanden die lid zijn van de WTO zijn, toe te staan vanaf 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2029 in een preferentiële tariefbehandeling te voorzien voor producten uit de minst ontwikkelde landen.

 

(9)

De mede-indieners rechtvaardigen het verzoek met de bijzondere kwetsbaarheid van de minst ontwikkelde landen en de bijzondere structurele moeilijkheden waarmee deze landen in de wereldeconomie te kampen hebben, alsmede het belang van het verbeteren van hun daadwerkelijke deelname aan het multilaterale handelssysteem door hun een adequate markttoegang te verlenen ter ondersteuning van de diversificatie van hun productie en uitvoerbasis.

 

(10)

De verlenging van die ontheffing zou geen negatieve invloed hebben op de economie van de Unie, noch op de handelsbetrekkingen van de Unie met de begunstigden van de ontheffing. Bovendien verstrekt de Unie een volledige rechten- en quotavrije toegang aan minst ontwikkelde landen via haar “alles-behalve-wapens”-regeling en ondersteunt zij de inspanningen van andere WTO-leden om ook een preferentiële tariefbehandeling te verlenen aan minst ontwikkelde landen.

 

(11)

Derhalve is het passend het namens de Europese Unie in de Algemene Raad van de WTO in te nemen standpunt te bepalen ter ondersteuning van het verzoek van de mede-indieners om verlenging van de ontheffing teneinde landen die lid zijn van de WTO toe te staan tot en met 30 juni 2029 in een preferentiële tariefbehandeling te voorzien voor producten uit de minst ontwikkelde landen, overeenkomstig artikel 218, lid 9, VWEU, aangezien de verlenging van de ontheffing bindend zal zijn voor de leden van de WTO,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Europese Unie in de Algemene Raad van de Wereldhandelsorganisatie in te nemen standpunt is dat de verlenging van een WTO-ontheffing op grond waarvan ontwikkelingslanden die lid zijn van de WTO van 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2029 in een preferentiële tariefbehandeling mogen voorzien voor producten uit minst ontwikkelde landen, wordt ondersteund.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Luxemburg, 7 oktober 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

A.-M. HENRIKSSON

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.