Verklaring van de Commissie 2019/C 360/02

1.

Wettekst

24.10.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 360/23

 

Verklaring van de Commissie

(2019/C 360/02)

De Commissie wijst erop dat de Unie exclusieve externe bevoegdheid heeft over geografische aanduidingen en als zelfstandige partij toetreedt tot de Akte van Genève bij de Overeenkomst van Lissabon. Dit blijkt uit het arrest van het Europees Hof van Justitie van 25 oktober 2017 (zaak C-389/15, Commissie/Raad). Gezien de exclusieve externe bevoegdheid van de EU kunnen lidstaten geen zelfstandige partij worden bij de Akte van Genève en mogen zij geografische aanduidingen die nieuw zijn ingeschreven door derde landen die lid zijn van het systeem van Lissabon niet langer zelf beschermen. Rekening houdend met de buitengewone omstandigheden dat zeven lidstaten al lange tijd partij zijn bij de Overeenkomst van Lissabon, dat zij krachtens de overeenkomst een aanzienlijke hoeveelheid intellectuele eigendom hebben geregistreerd en dat een soepele overgang nodig is, zou de Commissie uitzonderlijk bereid zijn geweest ermee in te stemmen dat BG, CZ, SK, FR, HU, IT en PT in dit specifieke geval zouden worden gemachtigd om in het belang van de EU tot de Akte van Genève toe te treden.

De Commissie heeft er grote bezwaren tegen dat de Raad blijft aandringen op de mogelijkheid dat alle EU-lidstaten desgewenst kunnen worden gemachtigd om, naast de Unie, de Akte van Genève te ratificeren of ertoe toe te treden, en dat hij daarbij in plaats van de bovengenoemde omstandigheden, de regeling voor de stemrechten van de Unie in het licht van artikel 22, lid 4, onder b), ii), van de Akte van Genève, als reden opgeeft.

Voorts herinnert de Commissie eraan dat de EU-lidstaten, aangezien de Unie haar interne bevoegdheid op het gebied van geografische aanduidingen voor landbouwproducten heeft uitgeoefend, geen eigen nationale systemen ter bescherming van geografische aanduidingen voor landbouwproducten mogen hebben.

De Commissie behoudt zich derhalve haar rechten voor, met inbegrip van het recht om rechtsmiddelen aan te wenden tegen het besluit van de Raad, en is in ieder geval van oordeel dat deze zaak geen precedent mag vormen voor andere bestaande of toekomstige internationale of WIPO-overeenkomsten, in het bijzonder, maar niet uitsluitend, wanneer de EU op basis van haar exclusieve bevoegdheid reeds zelf internationale overeenkomsten heeft geratificeerd.

 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.