Verordening 2019/2234 - Maatregelen voor de uitvoering en de financiering van de algemene begroting van de Unie in 2020 in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie

1.

Wettekst

30.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/1

 

VERORDENING (EU, Euratom) 2019/2234 VAN DE RAAD

van 19 december 2019

houdende maatregelen voor de uitvoering en de financiering van de algemene begroting van de Unie in 2020 in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 352,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 203,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Het Verenigd Koninkrijk heeft op 29 maart 2017 kennisgegeven van zijn voornemen om zich uit de Unie terug te trekken op grond van artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). De Verdragen zullen niet meer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk met ingang van de datum van inwerkingtreding van het terugtrekkingsakkoord of, bij gebreke daarvan, na verloop van twee jaar na de kennisgeving, d.w.z. met ingang van 30 maart 2019, tenzij de Europese Raad met instemming van het Verenigd Koninkrijk met eenparigheid van stemmen tot verlenging van die termijn besluit. De termijn is tweemaal verlengd door de Europese Raad, laatstelijk bij Besluit (EU) 2019/584 van de Europese Raad (2), waarbij deze termijn is verlengd tot en met 31 oktober 2019. Zonder terugtrekkingsakkoord met het Verenigd Koninkrijk en een nieuwe verlenging van de in artikel 50, lid 3, VEU bedoelde termijn moet in verband met de financiële verplichtingen die voortvloeien uit het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Unie een financiële regeling worden vastgesteld in een toekomstige internationale overeenkomst tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk.

 

(2)

Deze verordening laat de respectieve verplichtingen van de Unie en het Verenigd Koninkrijk die voortvloeien uit de volledige periode van lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Unie, onverlet.

 

(3)

Bij Verordening (EU, Euratom) 2019/1197 van de Raad (3) zijn regels vastgesteld voor de betrekkingen tussen de Unie enerzijds en het Verenigd Koninkrijk en zijn begunstigden anderzijds inzake de financiering en de uitvoering van de algemene begroting van de Unie (“de begroting”) in 2019. Nu moeten er regels worden vastgesteld voor de betrekkingen tussen de Unie enerzijds en het Verenigd Koninkrijk en zijn begunstigden anderzijds, onder meer inzake de financiering en de uitvoering van de begroting in 2020.

 

(4)

Voor de vaststelling van de maatregelen inzake de financiering en de uitvoering van de begroting in 2020 in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie zonder terugtrekkingsakkoord voorzien de Verdragen uitsluitend in de bevoegdheden op grond van artikel 352 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en artikel 203 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

 

(5)

Het Verenigd Koninkrijk en personen en entiteiten die in het Verenigd Koninkrijk zijn gevestigd, nemen deel aan een aantal programma’s of acties van de Unie op grond van het EU-lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk. Die deelname is gebaseerd op overeenkomsten met het Verenigd Koninkrijk of personen of entiteiten die in het Verenigd Koninkrijk zijn gevestigd of op besluiten ten gunste van het Verenigd Koninkrijk of personen of entiteiten die in het Verenigd Koninkrijk zijn gevestigd, die juridische verbintenissen vormen.

 

(6)

Voor veel van die overeenkomsten en besluiten vereisen de subsidiabiliteitsregels dat de begunstigde een lidstaat of een in een lidstaat gevestigde persoon of entiteit is. De subsidiabiliteit van het Verenigd Koninkrijk of in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen of entiteiten is in die gevallen gekoppeld aan het feit dat het Verenigd Koninkrijk een lidstaat is. De terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie zonder terugtrekkingsakkoord heeft dus tot gevolg dat die ontvangers van Uniefinanciering op grond van deze overeenkomsten en besluiten niet langer subsidiabel zijn. Dit geldt echter niet voor gevallen waarin in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen of entiteiten deel zouden nemen aan een actie op grond van de desbetreffende Unieregels voor in een derde land gevestigde personen en entiteiten en met inachtneming van de voorwaarden die gelden in het kader daarvan.

 

(7)

Bij terugtrekking zonder terugtrekkingsakkoord zou het in het voordeel van zowel de Unie en haar lidstaten als het Verenigd Koninkrijk en in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en entiteiten zijn indien wordt voorzien in subsidiabiliteit in 2020 van het Verenigd Koninkrijk en in het Verenigd Koninkrijk gevestigde begunstigden, zodat zij Uniemiddelen kunnen ontvangen, en in de deelname van het Verenigd Koninkrijk aan de financiering van de begroting voor 2020. Ook zou het voordelig zijn indien de vóór de datum van terugtrekking of in 2019 overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU, Euratom) 2019/1197 ondertekende en vastgestelde juridische verbintenissen in heel het jaar 2020 verder zouden kunnen worden uitgevoerd.

 

(8)

Daarom moeten de voorwaarden worden vastgesteld waaronder het Verenigd Koninkrijk en in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en entiteiten subsidiabel kunnen blijven in 2020 in verband met de overeenkomsten die met hen zijn ondertekend of de besluiten die ten aanzien van hen zijn vastgesteld tot de datum waarop de Verdragen niet meer op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing zijn (“datum van terugtrekking”) of, in voorkomend geval, in 2019 overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU, Euratom) 2019/1197. Voor de toepassing van deze verordening moeten de volgende voorwaarden vervuld zijn: i) het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie schriftelijk bevestigd dat het zich ertoe verbindt een bijdrage te blijven betalen die wordt berekend op basis van de geraamde eigen middelen van het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig de op 5 juli 2019 voorgestelde ontwerpbegroting voor 2020 en die wordt aangepast om rekening te houden met het totale bedrag aan betalingskredieten dat in de goedgekeurde begroting voor 2020 wordt opgenomen; ii) het Verenigd Koninkrijk heeft een eerste tranche betaald; iii) het Verenigd Koninkrijk heeft de Commissie schriftelijk bevestigd dat het zich ertoe verbindt volledige audits en controles door de Unie toe te staan overeenkomstig de toepasselijke regels; iv) de Commissie heeft een besluit overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2019/1197 vastgesteld en heeft geen besluit overeenkomstig artikel 3, lid 2, van die verordening vastgesteld. Laatstgenoemde voorwaarde geldt slechts indien Verordening (EU, Euratom) 2019/1197 vóór het einde van het begrotingsjaar 2019 van toepassing is geworden. Gelet op de behoefte aan zekerheid moet de termijn waarbinnen de voorwaarden vervuld moeten zijn, worden beperkt. De Commissie moet een besluit vaststellen inzake de vervulling van de voorwaarden.

 

(9)

De voorwaarde met betrekking tot de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk moet worden gebaseerd op de voor 28 lidstaten voorgestelde ontwerpbegroting voor 2020 en moet worden aangepast om rekening te houden met het totale bedrag van de betalingskredieten in de goedgekeurde begroting. Het is redelijk om er, wat de relatieve bijdragen betreft, voor te zorgen dat geen enkele lidstaat zich na vaststelling van deze verordening in een minder gunstige positie bevindt dan de positie die is voorgesteld in de begroting voor 2020. Opdat deze verordening dus voordelig is voor alle lidstaten, moet van de bijdrage van het Verenigd Koninkrijk die in de algemene begroting van de Unie moet worden opgenomen, een specifiek bedrag worden afgetrokken. Dat specifieke bedrag moet de lidstaten ten goede komen die anders benadeeld zouden zijn na vaststelling van deze verordening, zoals nader omschreven in speciale praktische regelingen waarin de verdeling van de verschuldigde betalingen is beschreven en waarin de Commissie wordt belast met het uitkeren van het specifieke bedrag.

 

(10)

Zolang aan de voorwaarden van deze verordening inzake subsidiabiliteit van het Verenigd Koninkrijk en in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en entiteiten is voldaan, is het ook passend te voorzien in hun subsidiabiliteit in 2020, waar het gaat om de voorwaarden die zijn vastgesteld in het kader van de oproepen, aanbestedingen en wedstrijden of ongeacht welke andere procedure die kan leiden tot financiering uit de begroting van de Unie, tenzij het om specifieke gevallen gaat in verband met de veiligheid en met het verlies van het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Europese Investeringsbank, en hun Uniefinanciering te verstrekken. Die Uniefinanciering moet worden beperkt tot in 2020 gedane subsidiabele uitgaven, behalve voor overheidsopdrachten die vóór eind 2020 zijn ondertekend onder toepassing van titel VII van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (4) (“het Financieel Reglement”), en die verder worden uitgevoerd overeenkomstig de erin vervatte voorwaarden, en behalve voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het Verenigd Koninkrijk voor het aanvraagjaar 2020, die moeten worden uitgesloten van de subsidiabiliteit.

Ook moeten het Verenigd Koninkrijk of in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen of entiteiten worden uitgesloten van de subsidiabiliteit op grond van Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5), zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/1796 van het Europees Parlement en de Raad (6), voor acties in verband met werknemers die werkloos zijn geworden en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd als gevolg van een terugtrekking zonder akkoord, alsook op grond van Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad (7), zoals gewijzigd, voor acties in verband met ernstige financiële lasten voor lidstaten die rechtstreeks te wijten zijn aan een terugtrekking zonder terugtrekkingsakkoord. In overeenstemming met het Financieel Reglement moeten de voorwaarden voor subsidiabiliteit en voor de voortzetting daarvan in oproepen, aanbestedingen, wedstrijden of andere procedures, en in daaruit voortvloeiende overeenkomsten met, of besluiten ten gunste van, het Verenigd Koninkrijk of in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen of entiteiten, worden bepaald onder verwijzing naar deze verordening.

 

(11)

Ook moet worden bepaald dat het Verenigd Koninkrijk en in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en entiteiten subsidiabel blijven op voorwaarde dat het Verenigd Koninkrijk de bijdrage voor 2020 en, in voorkomend geval, voor 2019 overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2019/1197, blijft betalen en controles en audits doeltreffend kunnen worden uitgevoerd. Indien deze voorwaarden niet langer zijn vervuld, moet de Commissie een besluit nemen waarbij niet-vervulling wordt vastgesteld. In dat geval mogen het Verenigd Koninkrijk en in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en partijen niet langer in aanmerking komen voor financiering door de Unie.

 

(12)

Tevens moet worden bepaald dat acties in het kader waarvan lidstaten of in de lidstaten gevestigde personen of entiteiten Uniemiddelen ontvangen en die betrekking hebben op het Verenigd Koninkrijk, in 2020 subsidiabel blijven. De mogelijkheid dat het Verenigd Koninkrijk geen controles en audits aanvaardt, moet echter een aspect zijn waarmee met het oog op een goed financieel beheer rekening wordt gehouden bij de beoordeling van de uitvoering van dergelijke acties.

 

(13)

De acties moeten steeds worden uitgevoerd conform de regels voor die acties, waaronder het Financieel Reglement. Daarom moet het Verenigd Koninkrijk voor de toepassing van die regels als lidstaat worden behandeld.

 

(14)

Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt omdat zij de begroting van de Unie en door de Unie uitgevoerde programma’s en acties betreffen, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

 

(15)

Om een beperkte flexibiliteit mogelijk te maken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen wat betreft een eventuele verlenging van de termijnen die zijn vastgesteld in artikel 2, lid 1, eerste alinea, onder a), b) en c), en de wijzigingen van het betalingsschema. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven (8). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. Indien dit in geval van een risico van ernstige verstoring van de uitvoering en financiering van de begroting van de Unie in 2020 om dwingende redenen van urgentie vereist is, moet de gedelegeerde handeling onverwijld in werking treden en van toepassing zijn zolang door het Europees Parlement of de Raad geen bezwaar wordt gemaakt.

 

(16)

Om de meest significante verstoringen voor begunstigen van uitgavenprogramma’s van de Unie en andere acties op de datum van terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie te voorkomen, moet deze verordening met spoed in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie en van toepassing zijn met ingang van de dag volgende op die waarop de Verdragen niet meer van toepassing zijn op en in het Verenigd Koninkrijk, tenzij tegen die datum een met het Verenigd Koninkrijk gesloten terugtrekkingsakkoord in werking is getreden. Aangezien in deze verordening maatregelen worden vastgesteld met betrekking tot de uitvoering en financiering van de begroting van de Unie voor 2020, moet deze verordening alleen van toepassing zijn op de subsidiabiliteit voor het jaar 2020,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

Deze verordening stelt voorschriften vast voor de uitvoering en de financiering van de algemene begroting van de Unie (“de begroting”) in 2020 in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie zonder terugtrekkingsakkoord en voor acties in direct, indirect en gedeeld beheer waarvan de subsidiabiliteit op de datum waarop de Verdragen niet meer van toepassing zijn op en in het Verenigd Koninkrijk (“datum van terugtrekking”) is gebaseerd op het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Unie.

De programma’s voor territoriale samenwerking waarop Verordening (EU) 2019/491 van het Europees Parlement en de Raad (9) van toepassing is en de activiteiten op het gebied van leermobiliteit op grond van het Erasmus+-programma waarop Verordening (EU) 2019/499 van het Europees Parlement en de Raad (10) van toepassing is, worden door deze verordening onverlet gelaten.

Artikel 2

Subsidiabiliteitsvoorwaarden

  • 1. 
    Indien het Verenigd Koninkrijk of een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde persoon of entiteit Uniemiddelen ontvangt in het kader van een actie in direct, indirect of gedeeld beheer op grond van juridische verbintenissen die zijn ondertekend of vastgesteld vóór de datum van terugtrekking of, in voorkomend geval, in 2019 overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU, Euratom) 2019/1197 en de subsidiabiliteit in het kader van die actie afhangt van het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Unie, blijven zij na de datum van terugtrekking in aanmerking komen voor Uniefinanciering voor hun in 2020 gedane subsidiabele uitgaven, indien de volgende voorwaarden zijn vervuld, en zolang er geen besluit als bedoeld in artikel 3, lid 2, in werking is getreden:
 

a)

het Verenigd Koninkrijk heeft op 1 januari 2020 of binnen zeven kalenderdagen na de inwerkingtreding van deze verordening of, indien dit later is, na de datum van toepassing ervan, schriftelijk aan de Commissie bevestigd dat het overeenkomstig het in deze verordening vastgestelde betalingsschema het uit de volgende formule resulterende bedrag in euro zal bijdragen: UK EM OB2020 + BNI-SLEUTEL OB2020 x (BK B2020 — BK OB2020);

 

b)

het Verenigd Koninkrijk heeft op 20 januari 2020 of binnen twintig kalenderdagen na de inwerkingtreding van deze verordening of, indien dit later is, na de datum van toepassing ervan, op de door de Commissie aangewezen rekening de eerste betaling verricht die overeenkomt met 3,5 twaalfden van het in deze alinea, onder a), bedoelde bedrag;

 

c)

het Verenigd Koninkrijk heeft op 1 januari 2020 of binnen zeven kalenderdagen na de inwerkingtreding van deze verordening of, indien dit later is, na de datum van toepassing ervan, aan de Commissie schriftelijk bevestigd dat het zich ertoe verbindt de controles en audits over de hele looptijd van de programma’s en acties te blijven aanvaarden overeenkomstig de toepasselijke regels;

 

d)

de Commissie heeft een besluit overeenkomstig artikel 2, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2019/1197 vastgesteld en heeft geen besluit overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2019/1197 vastgesteld, en

 

e)

de Commissie heeft het in lid 4 bedoelde besluit vastgesteld waarbij wordt bevestigd dat de in dit lid, onder a), b) en c), genoemde voorwaarden zijn vervuld.

De voorwaarde in de eerste alinea, onder d), geldt slechts indien Verordening (EU, Euratom) 2019/1197 vóór het einde van het begrotingsjaar 2019 van toepassing is geworden.

  • 2. 
    Voor de toepassing van de formule in lid 1, eerste alinea, onder a), geldt het volgende:
 

a)

“UK EM OB2020” is het bedrag dat wordt vermeld in de rij “Verenigd Koninkrijk” en de kolom “Totale eigen middelen” van tabel 7 van deel “A. Inleiding en financiering van de algemene begroting” van het deel ontvangsten van de begroting voor 2020 van de op 5 juli 2019 voorgestelde ontwerpbegroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2020;

 

b)

“UK BNI-SLEUTEL OB2020” is het bedrag dat wordt vermeld in de rij “Verenigd Koninkrijk” en de kolom “Eigen middelen bni” van tabel 7 van het deel “A. Inleiding en financiering van de algemene begroting” van het deel ontvangsten van de begroting voor 2020 van de op 5 juli 2019 voorgestelde ontwerpbegroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2020, gedeeld door het bedrag dat wordt vermeld in de rij “Totaal” van dezelfde kolom;

 

c)

“BK B2020 — BK OB2020” is het verschil tussen het bedrag dat wordt vermeld in de rij “Totaal uitgaven” en de kolom “Begroting 2020” van de tabel “Uitgaven” van deel “A. Inleiding en financiering van de algemene begroting” van het deel ontvangsten van de goedgekeurde begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2020, en het bedrag dat wordt vermeld in dezelfde rij en dezelfde kolom van dezelfde tabel van hetzelfde deel van de op 5 juli 2019 voorgestelde ontwerpbegroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2020.

Niettegenstaande de eerste alinea is “BK B2020 — BK OB2020” gelijk aan nul indien de begroting 2020 op de datum van inwerkingtreding van deze verordening of, indien dat later is, op de datum van toepassing ervan, niet definitief is vastgesteld.

  • 3. 
    Het in lid 1, eerste alinea, onder a), bedoelde bedrag wordt na aftrek van het bedrag van de eerste betaling als bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder b), uitgesplitst in gelijke tranches. Het aantal tranches komt overeen met het aantal volledige maanden tussen de datum van de eerste betaling als bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder b), en het einde van het jaar 2020.

Het in lid 1, eerste alinea, onder a), bedoelde bedrag wordt in de algemene begroting van de Unie vermeld als overige ontvangsten, na aftrek van een specifiek bedrag ter waarborging van de budgettaire verdeling vermeld in de kolom “Totaal eigen middelen” van de in lid 2, onder a), bedoelde tabel en onder voorbehoud van daartoe getroffen speciale regelingen.

De in lid 1, eerste alinea, onder c), bedoelde verbintenis omvat met name de samenwerking bij de bescherming van de financiële belangen van de Unie en de aanvaarding van het recht van de Commissie, de Rekenkamer en het Europees Bureau voor fraudebestrijding om gegevens en documenten in verband met bijdragen van de Unie te raadplegen, en om controles en audits uit te voeren.

  • 4. 
    De Commissie stelt een besluit vast waarbij wordt bepaald of de in lid 1, eerste alinea, onder a), b) en c), vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
  • 5. 
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 7 gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake de verlenging van de in dit artikel, lid 1, eerste alinea, onder a), b) en c), vermelde termijnen.

Indien dit in geval van een risico van ernstige verstoring van de uitvoering en financiering van de begroting van de Unie in 2020 om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel 8 neergelegde procedure van toepassing op gedelegeerde handelingen die op grond van dit lid zijn vastgesteld.

Artikel 3

Behoud van subsidiabiliteit van het Verenigd Koninkrijk en van in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en entiteiten

  • 1. 
    De overeenkomstig artikel 2 vastgestelde subsidiabiliteit van het Verenigd Koninkrijk en van in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en entiteiten blijft behouden in het jaar 2020, zolang aan de volgende voorwaarden is voldaan:
 

a)

het Verenigd Koninkrijk heeft, nadat de eerste betaling is verricht overeenkomstig artikel 2, lid 1, eerste alinea, onder b), op de eerste werkdag van elke maand tot en met augustus 2020 de maandelijkse tranche bedoeld in artikel 2, lid 3, betaald op de door de Commissie aangewezen rekening;

 

b)

het Verenigd Koninkrijk heeft op de eerste werkdag van september 2020 de resterende maandelijkse tranches bedoeld in artikel 2, lid 3, betaald op de door de Commissie aangewezen rekening, tenzij de Commissie op uiterlijk 31 augustus 2020 aan het Verenigd Koninkrijk een afwijkend betalingsschema voor deze betaling meedeelt, en

 

c)

bij de uitvoering van de controles en audits bedoeld in artikel 2, lid 1, eerste alinea, onder c), zijn geen substantiële tekortkomingen geconstateerd.

  • 2. 
    Indien een of meer van de in lid 1 vastgestelde voorwaarden niet zijn vervuld, neemt de Commissie een besluit met die strekking. Dat besluit wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Vanaf de dag van inwerkingtreding van het in dit lid, eerste alinea, bedoelde besluit zijn het Verenigd Koninkrijk en in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en entiteiten niet meer subsidiabel op grond van lid 1 van dit artikel, zijn acties overeenkomstig de artikelen 2 en 4 niet meer subsidiabel op grond van artikel 6, lid 2, en is artikel 5 niet meer van toepassing.

  • 3. 
    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 7 gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake een afwijkend betalingsschema voor de in dit artikel, lid 1, onder a) en b), bedoelde betalingen.

Indien dit in geval van een risico van ernstige verstoring van de uitvoering en financiering van de begroting van de Unie in 2020 om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel 8 neergelegde procedure van toepassing op op grond van dit lid vastgestelde gedelegeerde handelingen.

Artikel 4

Deelname aan oproepen en subsidiabiliteit van daaruit voortvloeiende uitgaven

  • 1. 
    Vanaf de datum van inwerkingtreding van het in artikel 2, lid 1, eerste alinea, onder e), bedoelde besluit, en zolang er geen besluit als bedoeld in artikel 3, lid 2, in werking is getreden, zijn het Verenigd Koninkrijk of in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen en entiteiten in 2020 in dezelfde mate subsidiabel als de lidstaten en in de lidstaten gevestigde personen of entiteiten waar het gaat om de voorwaarden die zijn vastgesteld in het kader van de oproepen, aanbestedingen en wedstrijden of ongeacht welke andere procedure die kan leiden tot financiering uit de begroting van de Unie, en komen zij in aanmerking voor Uniefinanciering voor in 2020 gedane subsidiabele uitgaven.

Niettegenstaande de eerste alinea:

 

a)

worden overeenkomsten die tot eind 2020 onder toepassing van titel VII van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 (“het Financieel Reglement”) worden ondertekend, uitgevoerd overeenkomstig de daarin vervatte voorwaarden en tot de einddatum ervan;

 

b)

komen uitgaven voor rechtstreekse betalingen aan het Verenigd Koninkrijk voor het aanvraagjaar 2020 op grond van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11) niet in aanmerking voor Uniefinanciering.

  • 2. 
    Niettegenstaande lid 1 zijn het Verenigd Koninkrijk of in het Verenigd Koninkrijk gevestigde personen of entiteiten noch subsidiabel op grond van Verordening (EU) nr. 1309/2013, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2019/1796, voor acties in verband met werknemers die werkloos zijn geworden en zelfstandigen die hun werkzaamheden hebben beëindigd als gevolg van een terugtrekking zonder akkoord, noch op grond van Verordening (EG) nr. 2012/2002, zoals gewijzigd, voor acties in verband met een ernstige financiële last voor lidstaten die rechtstreeks te wijten is aan een terugtrekking zonder terugtrekkingsakkoord.
  • 3. 
    Lid 1, eerste alinea, is niet van toepassing:
 

a)

indien de deelname om veiligheidsredenen beperkt is tot de lidstaten en de in de lidstaten gevestigde personen of entiteiten;

 

b)

op financiële verrichtingen in het kader van financieringsinstrumenten die in direct of indirect beheer worden uitgevoerd op grond van titel X van het Financieel Reglement of financiële verrichtingen die door de Uniebegroting worden gewaarborgd in het kader van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI), ingesteld bij Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad (12), of in het kader van het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO), ingesteld bij Verordening (EU) 2017/1601 van het Europees Parlement en de Raad (13).

Artikel 5

Andere noodzakelijke aanpassingen

Indien aan de in artikel 2, lid 1, vastgestelde voorwaarden is voldaan, en zolang er geen besluit als bedoeld in artikel 3, lid 2, in werking is getreden, wordt het Verenigd Koninkrijk voor de toepassing van regels betreffende de acties uitgevoerd op grond van de in artikel 2, lid 1, eerste alinea, bedoelde juridische verbintenissen, de oproepen bedoeld in artikel 4 en de acties uitgevoerd op grond van de juridische verbintenissen ondertekend of vastgesteld na de in artikel 4 bedoelde oproepen, die nodig zijn om uitvoering te geven aan artikel 2, lid 1, en artikel 4, lid 1, behandeld als een lidstaat, met inachtneming van de verordening.

Het Verenigd Koninkrijk of vertegenwoordigers van het Verenigd Koninkrijk mogen echter niet deelnemen aan comités die assisteren bij het beheer krachtens de regels van de betrokken basishandeling, noch aan deskundigengroepen of andere organen die advies geven over de programma’s of de acties, met uitzondering van specifieke toezicht- of soortgelijke comités voor de specifieke operationele, nationale of vergelijkbare programma’s in gedeeld beheer.

Artikel 6

Subsidiabiliteit van acties die betrekking hebben op het Verenigd Koninkrijk en waarbij de lidstaten of in de lidstaten gevestigde personen of entiteiten de Uniemiddelen ontvangen

  • 1. 
    Acties in direct, indirect en gedeeld beheer waarbij de lidstaten of in de lidstaten gevestigde personen of entiteiten Uniemiddelen ontvangen op grond van juridische verbintenissen die zijn ondertekend of vastgesteld vóór de datum van terugtrekking of, in voorkomend geval, in 2019 overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU, Euratom) 2019/1197 en waarvan de subsidiabiliteit op de datum van terugtrekking is gebaseerd op het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Unie of, in voorkomend geval, door de subsidiabiliteit van het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU, Euratom) 2019/1197, komen vanaf de datum van terugtrekking in aanmerking voor Uniefinanciering voor in 2020 gedane subsidiabele uitgaven.
  • 2. 
    Acties waarvoor op de datum van terugtrekking aan de subsidiabiliteitsvoorwaarde van een minimumaantal deelnemers uit verschillende lidstaten aan een consortium is voldaan doordat een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde persoon of entiteit deelneemt aan het consortium, komen in aanmerking voor Uniefinanciering voor in 2020 gedane subsidiabele uitgaven, mits aan de voorwaarden van artikel 2, lid 1, is voldaan en zolang er geen besluit als bedoeld in artikel 3, lid 2, in werking is getreden.
  • 3. 
    De niet-vervulling van de voorwaarde bedoeld in artikel 2, lid 1, eerste alinea, onder c), of een besluit van de Commissie als bedoeld in artikel 3, lid 2, inzake de niet-vervulling van voorwaarden bedoeld in artikel 3, lid 1, onder c), wordt door de bevoegde ordonnateur in aanmerking genomen bij de beoordeling van een eventuele ernstige tekortkoming inzake de nakoming van de belangrijkste verplichtingen bij de uitvoering van de in lid 1 van dit artikel bedoelde juridische verbintenis.

Artikel 7

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

  • 1. 
    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
  • 2. 
    De in de artikelen 2 en 3 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
  • 3. 
    Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 2 en 3 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
  • 4. 
    Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
  • 5. 
    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
  • 6. 
    Een op grond van de artikelen 2 en 3 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van een maand na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met een maand verlengd.

Artikel 8

Spoedprocedure

  • 1. 
    Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen wordt gebruikgemaakt van de spoedprocedure.
  • 2. 
    Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 7, lid 6, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onmiddellijk in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.

Artikel 9

Overgangsbepaling

In afwijking van artikel 4, lid 1, tweede alinea, onder b), van Verordening (EU, Euratom) 2019/1197 komen uitgaven met betrekking tot de regeling voor rechtstreekse betalingen voor het Verenigd Koninkrijk voor het aanvraagjaar 2019 overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1307/2013 in aanmerking voor Uniefinanciering nadat de Commissie het in artikel 2, lid 4, van deze verordening bedoelde besluit heeft vastgesteld, tenzij zij een besluit neemt als bedoeld in artikel 3, lid 2, van deze verordening.

Artikel 10

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf de dag volgende op die waarop de Verdragen niet meer van toepassing zijn op en in het Verenigd Koninkrijk op grond van artikel 50, lid 3, VEU.

Deze verordening is evenwel niet van toepassing indien uiterlijk op de in de tweede alinea van dit artikel bedoelde datum een in overeenstemming met artikel 50, lid 2, VEU met het Verenigd Koninkrijk gesloten terugtrekkingsakkoord in werking is getreden.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 december 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

  • K. 
    MIKKONEN
 

  • (1) 
    Goedkeuring verleend op 22 oktober 2019 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
  • (2) 
    Besluit (EU) 2019/584 van de Europese Raad vastgesteld in overeenstemming met het Verenigd Koninkrijk van 11 april 2019 tot verlenging van de in artikel 50, lid 3, VEU bedoelde termijn (PB L 101 van 11.4.2019, blz. 1).
  • (3) 
    Verordening (EU, Euratom) 2019/1197 van de Raad van 9 juli 2019 houdende maatregelen voor de uitvoering en de financiering van de algemene begroting van de Unie in 2019 in verband met de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie (PB L 189 van 15.7.2019, blz. 1).
  • (4) 
    Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
  • (5) 
    Verordening (EU) nr. 1309/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1927/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 855).
  • (6) 
    Verordening (EU) 2019/1796 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1309/2013 betreffende het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) (PB L 279 I van 31.10.2019, blz. 4).
  • (9) 
    Verordening (EU) 2019/491 van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2019 om de voortzetting van de territoriale samenwerkingsprogramma’s Peace IV (Ierland-Verenigd Koninkrijk) en Verenigd Koninkrijk-Ierland (Ierland/Noord-Ierland/Schotland) mogelijk te maken in de context van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie (PB L 85I van 27.3.2019, blz. 1).
  • Verordening (EU) 2019/499 van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2019 tot vaststelling van bepalingen voor de voortzetting van de lopende leermobiliteitsactiviteiten uit hoofde van het Erasmus+-programma vastgelegd door Verordening (EU) nr. 1288/2013, in het kader van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie (PB L 85I van 27.3.2019, blz. 32).
  • Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).
  • Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 — het Europees Fonds voor strategische investeringen (PB L 169 van 1.7.2015, blz. 1).
  • Verordening (EU) 2017/1601 van het Europees Parlement en de Raad van 26 september 2017 tot instelling van het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO), de EFDO-garantie en het EFDO-garantiefonds (PB L 249 van 27.9.2017, blz. 1).
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.