Besluit 2020/509 - Bestaan van een buitensporig tekort in Roemenië

1.

Wettekst

8.4.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 110/58

 

BESLUIT (EU) 2020/509 VAN DE RAAD

van 3 april 2020

betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in Roemenië

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 6,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de opmerkingen van Roemenië,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Overeenkomstig artikel 126 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) moeten de lidstaten buitensporige overheidstekorten vermijden.

 

(2)

Het stabiliteits- en groeipact (SGP) is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren.

 

(3)

De buitensporigtekortprocedure (btp) van artikel 126 VWEU, die wordt verduidelijkt in Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad (1) (die deel uitmaakt van het SGP), voorziet in het vaststellen van een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort. Protocol nr. 12 betreffende de procedure bij buitensporige tekorten, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het VWEU is gehecht, bevat nadere bepalingen betreffende de toepassing van de buitensporigtekortprocedure. In Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad (2) zijn nadere regels en definities voor de toepassing van die bepalingen vastgesteld.

 

(4)

Overeenkomstig artikel 126, lid 5, VWEU moet de Commissie, indien zij van oordeel is dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan, een advies tot de betrokken lidstaat richten en de Raad daarvan op de hoogte brengen. Rekening houdende met haar verslag krachtens artikel 126, lid 3, VWEU en gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité krachtens artikel 126, lid 4, VWEU is de Commissie tot de conclusie gekomen dat in Roemenië een buitensporig tekort bestaat. De Commissie heeft derhalve op 4 maart 2020 een daartoe strekkend advies tot Roemenië gericht en de Raad daarvan op de hoogte gebracht (3).

 

(5)

In artikel 126, lid 6, VWEU wordt bepaald dat de Raad rekening moet houden met de opmerkingen die de betrokken lidstaat eventueel wenst te maken alvorens, na een algemene evaluatie te hebben gemaakt, te besluiten of er al dan niet een buitensporig tekort bestaat. In het geval van Roemenië leidt die algemene evaluatie tot de volgende conclusies.

 

(6)

Volgens de gegevens die de Roemeense autoriteiten op 30 september 2019 hebben meegedeeld en die vervolgens door Eurostat zijn gevalideerd, bedroeg het overheidstekort in Roemenië in 2018 3 % van het bruto binnenlands product (bbp), terwijl de overheidsschuld 35 % van het bbp bedroeg. Rekening houdend met de herziene bbp-cijfers die het Roemeense nationale bureau voor de statistiek na de publicatie van het persbericht van Eurostat heeft aangekondigd, zijn deze percentages licht gewijzigd: het tekort bedraagt 2,9 % van het bbp en de schuld 34,7 % van het bbp in 2018. Voor 2019 werd in de kennisgeving een overheidstekort van 2,8 % van het bbp voorzien.

 

(7)

Op 10 december 2019 heeft de regering de begrotingsstrategie voor 2020-2022 (“de begrotingsstrategie”) aangenomen, met een doelstelling voor het overheidstekort van 3,8 % van het bbp in 2019. Dit is meer dan en niet in de buurt van de in het VWEU vastgelegde referentiewaarde van 3 % van het bbp. De overschrijding van de referentiewaarde van het VWEU in 2019 is niet uitzonderlijk, daar zij niet wordt veroorzaakt door een ongewone gebeurtenis en evenmin door een ernstige economische neergang in de zin van het VWEU en het SGP. In de winterprognoses 2020 van de Commissie wordt uitgegaan van een reële groei van het bbp van 3,9 % in 2019 en 3,8 % in 2020, terwijl de outputgap naar verwachting ongeveer nul zal bedragen. De eenmalige posten bedroegen 0,1 % van het bbp in 2019 en hadden te maken met een terugbetaling van de milieuheffing op auto’s. De voorziene overschrijding van de referentiewaarde van het VWEU is ook niet tijdelijk in de zin van het VWEU en het stabiliteits- en groeipact. In de winterprognoses 2020 van de Commissie, uitgebreid met begrotingsvariabelen, wordt uitgegaan van een overheidstekort van 4 % van het bbp in 2019, 4,9 % in 2020 en 6,9 % in 2021. De verwachte stijging van het tekort wordt vooral veroorzaakt door significante stijgingen van de pensioenen. In de begrotingsstrategie gaat de regering er ook van uit dat het overheidstekort in 2020 en 2021 boven de referentiewaarde van het VWEU zal blijven, met een voorspeld tekort van 3,6 % van het bbp in 2020 en 3,4 % in 2021. Aan het tekortcriterium van het VWEU is dus op het eerste gezicht niet voldaan.

 

(8)

De overheidsschuld van Roemenië bedroeg in 2018 34,7 % van het bbp. Zowel in de begrotingsstrategie als in de winterprognoses 2020 van de Commissie, die met begrotingsvariabelen zijn uitgebreid, wordt ervan uitgegaan dat de overheidsschuld tot 2021 zal toenemen, maar onder de referentiewaarde van het VWEU zal blijven. Volgens de begrotingsstrategie zal de overheidsschuld in 2021 naar verwachting toenemen tot 37,8 % van het bbp. De Commissie verwacht een steilere stijging, tot 41,9 % van het bbp in 2021. Bijgevolg is aan het schuldcriterium van het VWEU voldaan.

 

(9)

In overeenstemming met het bepaalde in artikel 126, lid 3, VWEU heeft de Commissie in haar verslag krachtens artikel 126, lid 3, VWEU alle relevante factoren onderzocht. Zoals bepaald in artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 moeten, telkens wanneer de schuldquote van de overheid de referentiewaarde niet overschrijdt, relevante factoren in aanmerking worden genomen bij de stappen die leiden tot het besluit over het bestaan van een buitensporig tekort. Bij de beoordeling of Roemenie aan het tekortcriterium heeft voldaan, is rekening gehouden met de relevante factoren, en met name met het feit dat sinds 2017 geen effectieve actie is ondernomen in antwoord op aanbevelingen van de Raad in het kader van de procedure inzake significante afwijkingen, met de beperkte vooruitgang die Roemenië heeft geboekt op het gebied van structurele hervormingen en met de hoge risico’s voor de houdbaarheid van de begroting op middellange en lange termijn. Deze factoren doen niets af aan de conclusie dat niet is voldaan aan het tekortcriterium van het VWEU,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Uit een algemene beoordeling volgt dat in Roemenië een buitensporig tekort bestaat wegens niet-naleving van het tekortcriterium.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot Roemenië.

Gedaan te Brussel, 3 april 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

  • G. 
    GRLIĆ RADMAN
 

  • (1) 
    Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6).
  • (2) 
    Verordening (EG) nr. 479/2009 van de Raad van 25 mei 2009 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 145 van 10.6.2009, blz. 1).
  • (3) 
    Alle documenten met betrekking tot de buitensporigtekortprocedure voor Roemenië zijn te vinden op: https://ec.europa.eu/info/business-economy-euro/economic-and-fiscal-policy-coordination/eu-economic-governance-monitoring-prevention-correction/stability-and-growth-pact/corrective-arm-excessive-deficit-procedure/ongoing-excessive-deficit-procedures/romania_nl
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.