Besluit 2020/681 - Standpunt EU in het Comité voor diensten en investeringen dat is ingesteld in het kader van de Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada en de EU met betrekking tot de voorgenomen vaststelling van regels voor bemiddeling bestemd voor de partijen bij investeringsgeschillen

1.

Wettekst

25.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 161/7

 

BESLUIT (EU) 2020/681 VAN DE RAAD

van 18 mei 2020

over het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Comité voor diensten en investeringen dat is ingesteld in het kader van de Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds, met betrekking tot de voorgenomen vaststelling van regels voor bemiddeling bestemd voor de partijen bij investeringsgeschillen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in combinatie met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

 

(1)

Besluit (EU) 2017/37 van de Raad (1) voorziet in de ondertekening namens de Europese Unie van de Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds (2) (“de overeenkomst”). De overeenkomst is op 30 oktober 2016 ondertekend.

 

(2)

Besluit (EU) 2017/38 van de Raad (3) voorziet in de voorlopige toepassing van delen van de overeenkomst, met inbegrip van de oprichting van het Comité voor diensten en investeringen. De overeenkomst wordt sinds 21 september 2017 voorlopig toegepast.

 

(3)

Overeenkomstig artikel 26.2, lid 4, kan het Comité voor diensten en investeringen besluiten nemen wanneer de overeenkomst daarin voorziet.

 

(4)

Overeenkomstig artikel 8.44, lid 3, onder c), van de overeenkomst moet het Comité voor diensten en investeringen een besluit vaststellen over de regels voor bemiddeling bestemd voor de partijen bij investeringsgeschillen.

 

(5)

Het is derhalve wenselijk het standpunt te bepalen dat namens de Unie op basis van het ontwerpbesluit van het Comité voor diensten en investeringen over regels voor bemiddeling moet worden ingenomen in het Comité voor diensten en investeringen met het oog op de doeltreffende uitvoering van de overeenkomst,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Europese Unie in het Comité voor diensten en investeringen in te nemen standpunt met betrekking tot de vaststelling van regels voor bemiddeling bestemd voor de partijen bij investeringsgeschillen, wordt gebaseerd op het ontwerpbesluit van het Comité voor diensten en investeringen (4).

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst.

Gedaan te Brussel, 18 mei 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

  • G. 
    GRLIĆ RADMAN
 

  • (1) 
    Besluit (EU) 2017/37 van de Raad van 28 oktober 2016 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van de Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds (PB L 11 van 14.1.2017, blz. 1).
  • (3) 
    Besluit (EU) 2017/38 van de Raad van 28 oktober 2016 betreffende de voorlopige toepassing van de Brede Economische en Handelsovereenkomst (CETA) tussen Canada, enerzijds, en de Europese Unie en haar lidstaten, anderzijds (PB L 11 van 14.1.2017, blz. 1080).
  • (4) 
    Zie document ST 6967/20 op http://register.consilium.europa.eu
 

Deze samenvatting is overgenomen van EUR-Lex.